tvangfn nieuwe abonnés alle tan 15 dezer tot het einde van ^it jaar verschijnende nummers. De Administratie.
De locomotief
- 20-08-1883
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- De locomotief
- Datum
- 20-08-1883
- Editie
- Dag
- Uitgever
- De Groot, Kolff & Co
- Plaats van uitgave
- Samarang
- PPN
- 400383802
- Verschijningsperiode
- 1863-1956?
- Periode gedigitaliseerd
- 27-2-1869 - 30-6-1903
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 195
- Jaargang
- 32
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Voor f 13 50
Iets over de vooruitzichten van de Kinaplanters en over een Aswenteling.
D« Kinacultuur in Azië 1854 t;ra 1882 door J. C. B. Moens, Directeur der GouVememfnts kinaonderaeTning op Java Batavia. — Ernst en Co. — 1882. Algemeen beschrijvende catalogtis. IV. Kina, door K. W, van Gorkom. Haarlem, Erven Loosjes, 1883. fien gelukkige beschikking van het jot," zegt de heer Moens, „heeft gewild, Jat de kinacultuur, zoowel op Java als in Britsch -Indië, tot een goed einde is gebracht onder de regeering van denzelfden Vorst en van dezelfde Vorstin die den last tot het beproeven der acclimatatie hebben gegeven. De omstandigheden hebben er toe geleid, dat in hetzelfde tijdsverloop het grondgebied der Aziatische bezittingen van de staten, waarover zij regeeren, is uitgebreid, maar geen annexatie kan in haar gevolgen een schooner aanwinst geacht worden, dan de overbrenging van den kinaboom van Zuid-Amerika naar de Nederlandsche en Britsche koloniën in Azië." Dat zijn schoone woorden, maar planters zijn in den regel te weinig poëtisch van nature om zich daarmede tevreden te stellen, en vragen : Wat geeft het ? Is die kinacultuur, die uit een humanitair oogpuut zooveel lof verdient, ook uit een financieel oogpunt aanbevelenswaard ? De heer Moens heeft van de productiviteit een er kina-onderneming zeer hooge ideeën. Hij rekent uit, dat men bij een dagloon van 25 cent, en jaarlijks zestig bouffs met C. Ledgeriana beplantende, voor een onderneming van drie honderd bouws in het eerste jaar 20, en het tweede 21, in het derde 28, in het vierde 22, In het vijfde 24, in het zesde en elk der volgende jaren 28 mille noodig heeft, maar ook in het zesde jaar van het bestaan der onderneming een waarde van 8, in het zevende een van 16$, in het achtste een van 46^, in het negende een van 99, in bet tiende een van 180, in het elfde een van 258, in het twaalfde een van 325, in het dertiende een van 876^- en in het veertiende en elk der volgende jaren een •«arde van 405 mille oogst! En nu moet nen niet denken, dat de heer Moens de z»ak van de allerschoonste zijde heeft voorgesteld: neen, bij de berekening van de uitgaven is de actuele toestand in de Preker aangenomen, en bij de berekening v »n den oogst is ondersteld, dat de booiich normaal ontwikkeld hebben, en » voor den prijs van zwavelzure kinine slechts ƒ 100 per kilogram in rekening gebracht, hoewel die kinine tegenwoordig / 140 kost. Dus minstens 380 duizend gulden winst p e r j a a r ! Zou Poot, toen hij het genoegelijk leven van den land"ün bezong, niet in een visioen een Javanen kinaplanter hebben aanschouwd P Ook gelooft de heer Moens dat de kifultnur winstgevend zal blijven. „Tk "en,' zegt hij, „ten volle overtuigd dat
het eenigsains gewaagd is, een blik in de toekomst te slaan; de kinahaudei verkeert nog in isijn kindsheid, vooral wegens de groote wijzigingen die de zich sterk uit breidende cultuur daarin brengt, eu het is best mogelijk dat ons in dien handel nog een aantal verrassingen wachten, waaraan men nu nog niet denkt, en die de nauwkeurigste berekeningen te schande maken Maar hoe aarzelend ook wat den bedoelden blik betreft, de heer Moens waagt er toch een oog aan, en treedt daarna met ingenomenheid als waarzegger op. Zijn advies luidt; 1°. dat de betrekkelijk geringe hoeveelheden, die Indië in de eerste drie cl vier jaren zal leveren, weinig invloed op de prijzen zullen hebben, daar de consumptie zich niet alleen in de laatste tien jaren gestadig heeft uitgebreid niettegenstaande de hooge kinineprijzen, maar blijkbaar nog steeds voor uitbreiding vatbaar is; 2°. dat, in geval die hoeveelheden na ongeveer vier jaren zóó belangrijk worden, dat de prijzen moeten dalen omdat de consumptie niet even snel toeneemt, het onmiddellijk gevolg daarvan zal zijn, dat Zuid-Amerika, wegens de hooge transportkosten, de concurrentie niet zal kunnen volhouden, en hebben de Indische planters niet meer de mededinging van Zuid-Amerika op de kinainarkt te vreezen, dan behoeven zij zich niet bijzonder ongerust te maken over de daling der prijzen; „zeer snel" kkn deze dan niet zijn; 3°. dat wanneer over twaalf it zestien jaren de productie in Indië dermate gestegen is, dat zij alléén de wereld van de noodige alcoloïden kan voorzien, de uitvoer uit de oorspronkelijke wouden van Zuid-Amerika gaandeweg geheel opgehouden moet hebben, aangezien dan, bij daling van de prijzen, Zuid-Amerika de transportkosten, van f 1.80 k f 2.50 per kilo, zeer zeker niet betalen kan. 4°. dat wanneer eenmaal in Indië en andere landen waar kina gecultiveerd wordt, de productie geregeld de behoeften der consumptie overschrijdt, er een strijd zal ontstaan tusschen de ondernemingen onderling: een strijd waarin hij overwinnaar zal blijven die de meest kinine houdende soorten gekweekt heeft, en wiens plantsoenen met de meeste zuinigheid aangelegd en het best beheerd zijn. De heer Moens zal ons, hopen wij, ten goede houden, dat wij dit advies hoogst onbeduidend vinden. De gegevens daarvoor zijn door twee personen geleverd, maar wie er het minst toe bijdroeg was de kinaloog Moens, en de andere medewerker was de wel bekende Monsieur de la Palisse. „Zoolang de productie niet belangrijk grooter en de consumptie niet minder wordt, zullen de prijzen niet belangrijk dalen." Inderaad, Palisse, dat is zeer aanneemlijk. Een belangrijke daling der prijzen zou ten gevolge hebben, dat menige onderneming ophield, winst af te werpen." Zeker Palisse, zonder ééuigen twijfel. „Het langst blijven die ondernemingen staande en de beste kansen hebben zij, die het goedkoopst de meeste kinine leveren." Gij wordt onuitstaanbaar, Palisse ! A d'antres ! — Maar behalve waarheden, waaraan niemand twijfelt en behalve eenige onderstellingen, welke iedereen maken kan, bevat het advies slechts de mededeeling, dat de kosten voor het vervoer van kina uit de bossclien naar de afscheepplaats in Zuid- Amerika f 1.80 a ƒ 2.50 per kilo beloopen. Elders echter voert de heer Moens tot staving van zijn goede verwachtingen nog andere bijzonderheden aan. De Zuid-Amerikaansche bosschen, waarin
de kinaboomen gevonden worden, staan, volgens de beweringen van den heer Moens, aan een roekelooze exploitatie bloot. Sommige regeeringen, b. v. die van Bolivia, hebben nu en dan getracht, de vernieling binnen zekere grenzen te houden, maar de middelen, hoe dikwijls ook gewijzigd, hebben weinig doel getroffen. Gedurige omwentelingen, burger- en andere oorlogen ontnamen aan de elkander snel opvolgende regeeringeu de kracht, om haar voorschriften te handhaven. Hier staat evenwel o. i. tegenover, dat wij met den toestand der cultuur in ZuidAmerika nog slechts onvolledig bekend zijn. Men is onder anderen eerst in 1880 te weten gekomen, dat Nieuw Grenada uitgestrekte terröiilen met kina cuprea bezat, en men deed die verrassende ontdekking niet, voordat Nieuw Grenada begonnen was op zeer groote schaal de genoemde bastsoort uit te voeren! De heer Moens zelf constateert dit feit. (') Zal hij het ons kwalijk kunnen nemen, dat wij er de les uit trekken, om met oordeelvellingen over de rol welke Zuid-Amerika in de toekomst op de kina-markt zal spelen, uiterst behoedzaam te zijn, en om aan de verklaringen dat Java Zuid-Amerika's mededinging in den vervolge weinig te duchten heeft, nog niet de waarde van een evangelie te hechten ?— De consumptie van kinine zal zich waarschijnlijk nog aanzienlijk uitbreiden, merkt de heer Moens op. Bij lagere prijzen kan het artikel ook voor de veterinaire practijk van groot gewicht worden, en hoe is het verbruik niet toegenomen onder de menschen! Terwijl men nog niet lang geleden in Europa de kinine als een zeer gevaarlijk middel beschouwde dat slechts in den hoogsten nood werd toegediend, is men nu van haar uitmuntende geneeskracht ten volle overtuigd. „Uit mijn eigen leven," voegt de heer Moens er bij, „herinner ik mij, dat men mij, toen ik nog een schooljongen was, nu omstreeks 32 jaar geleden, bijna had laten bezwijken aan de intermitteerende koorts, die op de kust van Friesland zoo gewoon is. Eerst toen men dacht, dat er toch niets meer te verliezen was, gaf men mij kinine, maar hoogstens écn gram; mijn geneesheer beschouwde dat alcaloïd nog als een gevaarlijk vergift. En toen ik ruim 8 jaar later, te Batavia, met zoogenaamde pernicieuse koorts in het hospitaal was opgenomen, gaf men mij, dagen achtereen, vier gram kinine per dag." Dat argument van den heer Moens maakt stellig indruk. De consumptie van kinine neemt enorm toe, zij is volgens de raming van sommigen thans reeds tot negen millioen kilo gestegen, en openen zich de reusachtige binnenlanden van het Chineesche rijk, van Afrika en andere wereldstreken nu ook nog voor de kinine als koortswerend middel, dan zal het ontzaggelijke getal kilo's dat het tegenwoordige verbruik aanwijst, nog vele malen vermenigvuldigd moeten worden, om in de behoefte te voorzien, en wint dus de cultuur een onmetelijk en onschatbaar débouché. Doch ook hier is een keerzijde. De heer Moens acht de planters vooreerst nog volkomen veilig voor het gevaar, dat de wetenschap er in slaagt, kinine kunstmatig te bereiden of een surrogaat te vinden, waardoor de kinine vervangen kan worden. Want, teekent hij aan, van de wijze waarop de bestanddeelen (') l)e heer van Gorkom verhaalt nog de treffende bijzonderheid, dat Nieuw Grenada met de exploitatie van de nieuwe kinaBooit in 1880 leeds drieëntwintig jaar bezig bleek te zijn. Eu daarvan was men in Europa onkundig gebleven !
der kinine onderling verbonden zijn, van de eigenlijke moleculaire constitutie der kinire weet men nog weinig, en wat de quaeitie der surrogaten betreft, „men heeft er al zoo dikwijls meenen te vinden; wij hebben allerlei onder dien naam zien verschijien: carbolzuur was gedurende eenigen tijd het middel dat de kinine reeds geheel overbodig gemaakt had; eucalvptol een «nder dat niet minder zeker de kinine had verdrongen, en wie hoort nu nog sprei&n^ku 4 carbolzuur of eucalvptol als koortswerende middelen ?" De heer Moens hebbe met de eenvoudigenvan geest mededoogen! Werkelijk zijn er nog, die aan den eucalyptus het herstel van hun gezondheid meenen te moeten danken, en anderen die aan het salicvlzuur de heilzame werking toeschrijven, welke de kinine hun halsstarrig weigerde. Maai ook al was dat niet het geval, wij zouden ons over de redelteefing van den heer Moens verbazen. Men kent de moleculaire constitutie der kinine nog niet, en daarom zou men het middel tot kunstmatige bereiding van kinine vooreerst niet vinden ! Men is reeds zoo dikwijls, wanneer men zich vleide een surrogaat gevonden te hebben, bedrogen uitgekomen, en daarom zou men er verder maar niet over moeten denketi? Is dat de taal, passend voor een wetenschappelijk man? Zulke denkbeelden zijn de dood voor de Wetenschap. En kan daaruit één enkele planter die de geschiedenis der beschaving raadpleegt en gezond verstand bezit, eenige geruststelling putten voor de toekomst van zijn cultuur? Het is ondenkbaar. Kans tegen kans: wie nu een kina-aanplant begint is misschien over twintig jaar een zeer gefortuneerd man, maar mogelijk is het ook, dat de scheikundigen die het ge heim van de kunstmatige bereiding trachten op te sporen, dien planter in het blagen vóór zijn.— Het werk van den heer Moens over de kinacultuur is, naar het gevoelen van verschillende personen wier gezag als deskundigen niet betwist kan worden, een standaardwerk, hoogst belangrijk voor den man van studie en volstrekt onmisbaar voor den planter en koopman. Al wat tot nu toe op dat gebied verscheen, staat bij dit, ook typographisch eenige, voortbrengsel der Indische pers in de schaduw. Maar het boek heeft één gebrek: het waagt zich aan profetien, waarin de wetenschappelijke ernst, die het overigens tot een modelboek stempelt, nagenoeg geen woord meêspreken kan: het lijdt aau een optimisme dat den gewezen directeur* van de gouvernoinents-kinacultuur op .Tava tot eer strekt, in zoover het een uitvloeisel is van de toewijding, van het idealisme dat hem in die betrekking bezielde, maar zeer bedenkelijk geacht moet worden in den schrijver, die raadsman en wegwijk r voor anderen zal zijn. Met twee gewichtige omstandigheden— en ziehier de nog niet aangewezen donkere deelen der bovenbedoelde keerzijde— heeft de heer Moens onvoldoende rekening gehouden, ofschoon hij van beide gewag maakt. De eene is, dat wanneer de kinaplanters langzamerhand veel rijkere basten produceeren — „en dit doet men ongetwijfeld" — de hoeveelheid bast, noodig om in de behoefte aan zwavelzure kinine te voorzien, veel geringer wordt. Men zal dus uit dezelfde hoeveelheid bast langzamerhand meer kinine bereiden, zoodat het volstrekt niet aangaat, om uit de waarschijnlijkheid dat de consumptie van kinine na ettelijke jaren met honderd piocent toegenomen zal zijn, tot het vermoeden te concludeeren,
dat dau ook tegen dien tijd de productie van bast honderd procent meer kan bedragen zonder de prijzen te doen dalen. De tweede omstandigheid is, dat niet alleen de consumptie, maar ook de productie zich belangrijk uitgebreid heeft, en dat vau de productie met veel meer grond dan van de consumptie voorspeld kan worden, dat zij in de eerstvolgende jaren een hooge vlucht zal b 1 ij v e n nemen; immers voor een oordeel over de consumptie heeft men geen anderen basis dan de ervaring van den laatsten tijd, voor eeu gissing betreffende de productie daarentegen leveren behalve diezelfde ervaring, de ontzaglijke nieuwe kina-aanplantingen gegevens op. Hoe de productie reeds toenam, is e eniger ma te af te leiden uit de aanvoeren op de drie-hoofdmarkten: Londen, Parijs en Nieuw York in de jongste zes jaar; ze bedroegen in colli's van circa 65 kilo: Londen Parijs Nieuw lork 1876 20785 7900 32400 1877 31320 7900 23400 1878 45250 11940 41000 187 9 58670 15990 46700 18S0 78250 20166 32800 18x1 115360 26465 31400 Op Nieuw York na, werden de hoofdmarkten alzoo zeer belangrijk uitgebreid, en dat Nieuw York een uitzondering maakte, was wellicht hiervan het gevolg, dat in de laatste jaren Hamburg direct uit Porte Cabello en Maracaïbo kina aanvoerde: o. a. in 1878 18197, in 1879 24643 centenaars! Doch wat daarvan ook zij, neem Nieuw York met Parijs en Louden samen, en voor het totaal van den invoer op die drie hoofdmarkten vindt gij dan toch altijd nog een stijging in zes jaar tijds van 59 385 tot 173225 colli's! Met die cijfers voor ons en met de gedachte aan den ontzaggelijken nieuwen aanplant op Ceylon, in Britsch Indië, op Java, in Zuid-Amerika ook, op Jamaica verder, vinden wij de kinacultuur uitmuntend als bijzaak, maar kunnen wij voor speciale kina-ondernemingen die nog een vier, vijf jaar geduld moeten oefenen eer er te oogsten valt, bij lange na niet zóó schitterende resultaten verwachten als de heer Moens zijn lezers voorspiegelt. Die meening hebben wij sinds 1879 herhaaldelijk verdedigd, en wij gaan voort ernstig te waarschuwen tegen een drijven, dat van de kinacultuur een mode-artikel heeft gemaakt, en langzamerhand onder planters en geldschieters een koorts dreigt te toen ontstaan, die voor de geldmarkt en industrie even gevaarlijk is als de ziekte waartegen het product van de kina-ondernemingen aangewend moet worden voor het lichaam ooit was, en waarvoor ook alleen in zeer bittere medicijnen genezing te vinden zal zijn. Na vrij lang alleen gestaan te hebben, verheugen wij ons nu in het bezit van een bondgenoot. De lezer verguune ons, dat wij hem dien voorstellen: 't is niemand minder dan de heer K. W. van Gorkom, Oud Hoofdinspecteur der cultures in N. L, Eerelid der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, enz. enz. Twijfelt men? Laten wij hem dan even het woord geven! „De wetenschap," dus waarschuwt hij, „heeft zich machtig getoond, en het is volstrekt niet onmogelijk, veeleer zeer waarschijnlijk, dat het haar eenmaal gelukken zal, langs kunstmatigen weg de kinaalcaloïden te voorschijn te roepen".... „Ook is de vrees die men reeds vijftig jaar geleden toonde voor eventueel e extirpatie van
de oorspronkelijke bronnen ( 2 ) in ZuidAmerika tot heden niet gesteund door feiten. Zuid-Amerika blijft de markt geregeld voorzien: daar is nog geen uitzicht op gebrek, en meu heeft er zelfs de geregelde voortkweeking van kina met kracht en ernst aanvaard. De cultuur treft er natuurlijk de uitnemendste voorwaarden van bodem en klimaat, die goedmaken wat de kweekers er mogelijk aan zorgen zouden kunnen tekortschieten." — — „En dan die millioeneti en nogmaals millioenen kinaplanten in Hengalen en Madras, op Ceylon, Java en Jamaica : slechts van het tegenwoordig standpunt uitgaande, moeten die alle te zamen binnen een achttal jaren zooveel product kunnen afwerpen, dat de markt daardoor dreigt overvoerd te worden. Het moge onmiskenbaar zijn, dat de consumptie van kinabast steeds toeneemt, het gestadig toenemend verbruik kan o n in o g e l ij k in verhouding staan totde voortdurend toenemende uitbreiding van plantsoenen. De kinaplanters hebben hun berekening niet gegrond op actueele prijzen, maar gemeend voorzichtig te handelen, door die prijzen voor de toekomst met vijftig cn meer ten honderd te verminderen. Il^t is echter te vóórzien dat de daling veel sterker zich zal toonen, en dan zal niet onmogelijk zijn, dut de producten van menige onderneming ternauwernood de kosten van beheer, onderhoud, oogsten, emballeeren, verzenden en verkoop dekken." „De blinde ijver waarmede sinds eenige jaren de teelt van kina uitgebreid wordt " Maar de verbaasde lezer valt den spreker in de rede, en vraagt ons of die mijnheer van Gorkom, de gewezen hoofdinspecteur, dan niet tevens de gewezen directeur van de gouvernements-kinaeultuur is. Inderdaad precies dezelfde ! „En die man die meer dan-eenig ander de kinakoorts heeft aangewakkerd, die man praat nu van „„blinden ijver""? Het kan verkeeren, waarde lezer! Niet altijd werkelijk hebben wij het genoegen gehad, dat ons nu beschoren i*, om hand in hand met den heer van Gorkom te gaan; jaren lang stond hij niet naast, maar tegenover ons; de ommekeer kwam eerst enkele maanden geleden tot stand. Ook rekenen wij er niet op, dat de eenstemmigheid lang zal duren : de heer van Gorkom houdt van aswentelingen, en volbrengt die op volstrekt ongezette tijden. Wij ziju geen uur vau hem zeker. Voor 't öogenblik intusschen -vei heugen wij ons over zijn bekeering, en doen bescheiden de vraag, of velen zich zei ven en anderen geen grievende teleurstelling zouden besparen, door de zienswijze,- welke de heer van Gorkom nu, voor hoe lang of' hoe kort dau ook, volgt, tot de hunne te maken, en den „blinden ijver' kinacu'luur te beheerscben.— voor t}e ( 2 ) „Extirpatie * ru bronnen" is een beeld door den heer van Gorkom belacht. Wij ciloerea lette» lijk.
Ingezonden Stuk. EEN BRIEFJE VAN DEN HEER VOORNEMAN.
Aan de Redactie van het Dagblad „De Locomotief" Seinararg, Geachte Redacteur ! Mijn diuk zij u betuigd voor de critiek op mijn Maleissh leesboek „Tj.nnpoeran".
Wat betreft het Maleiseh. in mijn hoek gebelgd, zulks heb ik gemeei.d te moeten gebruiken ten einde een ieder in de gelegenheid te stellen het te lezen en te verstaan-, want, geloof me, geachte Eedacteur, dat u misschien er maar slechts een onder de duizend personen aantreft die het hoog Maleiseh spreekt en schrijft. En waarvoor een boek uit te geven in een taal, waarvan slechts weinigen kunnen profiteeren? Ik heb het boekje uitgegeven niet voor . die weinigen, maar voor die groote menigte die in de dagelijksche samenleving van deze taal gebruik maakt. Is het waar, dat ik de cultuurdien stplichtigheid bij een gouvernements-suikerfabriek wil gewaardeerd zien als een zegenrijk voorrecht voor den Inlander? Ik ben steeds voor de vrijheid van het volk, opdat een ieder ruim ademhale, en het stuit mij tegen de borst dwang boven vrijheid te zien stellen. — Hoe is het den criticus dus mogelijk, mij te willen beschuldigen als zoude ik den gedwongen dienst boven den vrijen verkiezen! U, geachte Eedacteur, voor het opnemen van deze regelen in uwe kolommen dank zeggende, teeken ik mij, onder verzekering mijner hoogachting: UEdGs. dw. dienaar, S, 13 Agustus A. M. Voorneman.
Feuilleton. Het huis in het moeras. Voor de lezers van de Locomotief uit het Engelsch vertaald door Mevrouw C...
i.En gij laat mij springen — voor een nieu* 6 ' ze ide de vrouw hartstochtelijk. «Ik kan er niet aan denken om eenig lid Jier huishouding weg te zenden, ten genoe, Tan een an( ler, van hoevee! dienst die mij Seweest moge zijn." «Moge geweest zijn! — Moge geweest zijn! ' a , a k is nog niet ten einde, en als ik , 6 vóór u werk, dan zal ik het tegen u doen;" M8 tte zij i n WO ede uit. „Ik zal" .... bed 11 niet ; niet zoo haastig!" zeide hij vh'vi zu '' ervaren, dat het moeiclijk Oooeh" * B ' ^ tegenover mij staat, Sara Ze ^ e ^ °P ^ien harden toou, dien ik «ey 66118 tweetna al had hooren bezigen, — ,j er toon > die mij over al mijn leden deed sidn«» eD '. ^ aa rop ging zijn stem over ia eeu p U . ln> den, bijna teederen klank. » elooft gij nu even goed zonder mij te kunnen aiB »k zonder u?" „j t L r ° n tstond een pauze, waarna Sara in tranen #te ar8 " e ' eu me t zachte, hartstochtelijke ® orn medelijden en vergiffenis smeekte. ]j aartlru zijt gij ook zoo hardvochtig? Hoe die ^ hebben, om zóó over mtju & ]i Ilst , eri L 'e spreken, alsof ik te oud was voor ChriV * Te T00r K e ldzakeij? Die kat, die 8 le . zal u immers niet van zooveel nut
zijn als ik, al trekt gij haar vóór boven mij". „1'e diensten eener gouvernante zijn niet dezelfde als die eener dienstbode en kunnen daarmede dus niet gelijk gesteld worden, Sara. En nu genoeg over Miss Cliristit!" „Genoeg! Ik gun u die kleine coquette, een schepsel, dat diamanten van den eenen man in haar lessenaartje bewaart, terwijl zij van een anderen een briefje om den hals draagt, dat zij tersluiks telkens kust! Ik heb het gezien, hoe zij " „Nonsens," zeide Mr. Rayner, op scherpen toon. „En wat zoude het nog? Dat gaat mij immers niet aan!" Ik hoorde hem driftig van zijn stoel opstaan en in de kamer heen en weer wandeleü; ik vloog weg als een haas. Bevend en rillend gelukte bet mij de tafel in de vestibule te vinden, van waar ik eenige lucifers nam, om met een ongelukkig gevoel en drukkend schuldbesef, de trap weêr op te klimmen. Als aan de plaats zelve geketend, had ik naar hun gesprek geluisterd, en nu pas, nu ik uit vrees voor ontdekkiig de vlucht genomen bad, begon ik er over ra te denken, hoe leelijk mijn handelwijze geweest was. Als hij naar de deur gegaan was, die bad open gemaakt, en mij met open mond luisterende had gevonden, hoe zou Sara dan met recht getriomfeerd hebben over een meisje, dat zij haatte, en dat zich aan dergelijke laagheden schuldig maakte! En wat zou Mr. R.yner'a opuie omtrent mij veranderd zijnl Hij zou immers zijn dwaling hebben moeten inzien, toen hij de luisterende gouvernante plaatste boven de aan hem verknochte dienstbode. Ik weende van schaamte en berouw, deed mijn kamerdeur achter mij dicht eu stak mijn licht op. Mijn vrees was geheel geweken, zóó zelfs, dat ik mijn deur niet eens afsloot; de
herinnering aan het laatste voorval had die van het voorgaande totaal verdrongen. Toen ik eindelijk geregeld kon denken, bleef er na hetgeen Sara van den aard en de uitgebreidheid harer diensten gezegd had, voor mij geen twijfel meer over, dat zij inderdaad de verantwoordelijke bewaakster van Mrs. Rtyner was; en dat, toen zij gewaagde van tegen haar meester te zullen werken, als hij haar wegzond, zij voor nemens was, om wijd en zijd publiek te maken, wat zoo lang zorgvuldig geheim was gehouden — n. 1. het feit, dat hij een vrouw had die aan vlagen van waanzin leed. Ik verwonderde mij nu niet meer zoo als vroeger over hare grenzenlooze jalousie. Haar hartstochten waren zoo sterk, en de toewijdii.g aan haar meester zoo groot, dat ik begon te begrijpen, dat het voor haar een hard gelag moest zijn, om een nieuwelirg zoovele attentien te zien bewijzen, die zij, niettegenstaande haar langdurige diensten, niet verwachten kon. Ik trachtte haar dus te vergeven op die gronden, heimelijk hopende, dat zij toch weg zou gaaD. Bij het opstaan van mijn stoel, viel mijn oog op mijn lessenaartje; ik zag aanstonds, dat het niet stond, zooals het gestaan had. Ik kon hetzelve wel, met mijn zoeken naar de lucifers verschoven hebben, maar eensklaps schoot het mij te binnen hoe Sara aan Mr. Rnyner verteld had dat ik diamanten iu mijn lessenaartje bewaarde. Maar het was goed gesloten, en de sleutels zaten in mijn zak, zooals altijd. Toch maakte ik het even open, om in het bovenste laadje naar Mr. Ravuers cadeau te zien. Daar lag het ongeschonden. Daarop trok ik een ander laadje opoi>, om nog eens, vóór het naar bed gaan, die beide briefjes van Mr. Reade over te lezen; ik miste er een, en wel datgene, hetwelk in het sigarenkistje met rozen gezeten had. Een
vermoeden, dat mijn pols deed jagen; het vermoeden, dat Sara het weggenomen had, kwam mij als bij ingeving iu de gedachten. Het was dus wel degelijk Sara geweest, die ik betrapt had! Door een of ander middel had zij mijn Ussenaartje weten open te krijgen, miju medaillon gezien, en gegriefd door de wetenschap dat ik briefjes van een heer oi tving, had zij dat eene kattebelletje er uit genomen, en het ouder voorwendsel van het „ergens gevouden te hebben" aan Mr. Bayuer Juten zien, om hem le bewijzen, dat in geheime briefwisseling met Mr. Reade hield. Ik herinnerde mij daarenboven, dat zij mijn eerste briefje van hem ook aan Mr. Rayner gebracht had. Welnu, als zij beiden gelezen had — zou zij moeten erkenneu, dat zij van zeeronscbuldigen inhoud waren; maar hoe kon Mr. Rayner, die waarschijnlijk alleen de adressen gelezen had, zulks weten? Het verdroot eu hinderde mij in hooge mate, ik zou haar alles hebben kunnen vergeven, zelfs de laagheid, van mij te spionneeren, terwijl ik het briefje, dal ik om den halsdroig, lus, maar wij mijn kostbaar epistel te oijBteJcjj! 1 k beweende mijn verlies met heete tranen. Zou zij het weder op iijn plaats leggen, bezoedeld door den blik, die haar onvriendelijke cogen er in geworpen hadden. Zeir vermoeid en verdrietig legde ik mij ter ruste; en het gelukte mij deu slaap te vatten met mijn schat in de hand geklemd, opdat Sara hem niet zou aanraken. Misschien was, door de agitatie en de spanning waarin ik des avonds verkeerd had, mijn slaap lichter dan gewoonlijk. Hoe het ook zij, ik ontwaakte door een bjji a onhoorbaar gediuis, dat zoo licht \\i >, dat ik het ceist voor een spel mijner veilieldii g hield en miju zware oogleden weder sloot, toen ik tot de bewustheid kwam dat de kamer door een
ander schijnsel Torlicut werd dau dat der opgaande zon. Ten volle bij bewustzijn, en koud van schrik, zag ik aan de flikkering tegen den zolder, dat het licht dat van een kaars achter het scherm, moest zijn want ik zasr dat het in de kamer heen en weder gedragen werd, waarna ik miju oogen dicht deed en mij hield cf ik bliep. Miju vinger» hielden het eenvoudige medaillon om miju hals nog stevig omklemd, hoewel ze klam waren van angst; Was het Sara? Wat wilde zij nu doen? Miju brief weder op ziju plaats leggen? Ik durfde üet opzien, maar bleef zoo roerloos liggen, dat )k eiken stap, die de indringster deed, meende te kuunen hooren, zij naderde mijn bed, en naar de uitwerking van het flikketen van het licht op mijn oogleden te oordeelen, moett ik vermoeden, dat ik met aai.dacht bespied werd. Gelukkig had ik genoeg zelfbeheersching, om doodstil te blijven liggen, en even diep adem te halen als iemand, die gerust sliep, 't Was evenwel, alsof miju bloed stil stond e,u mijn hart ophield te kloppen, toeu ik voelde, dat het licht naderbij kwam, en ik duidelijker het zwakke gediu s van een naderende persoon vernam. Half verlamd van angst, was het mij ormegelijk mij te bewegen. Daarop rook ik iets zoets, dat mij nog onbekend was, on werd er zachtjes een hand op het dek gelegd. Ik lield mij nog stil. In die twee miuu'en van doodelijke ai gst, die mij even zoovele uren teescheiien, terwijl het licht al nader en nadeibij kwam, had ik een soort plan gevormd. De hand kroop zachtjes onder het dek tot mijn kin op, tn beproefde het lederen foedraaltje van mijn vasten greep te bevrijden; maar ik hield het zoo stevig vast, als de grimmige dood ziin prooi. Toen werd de hand voorzichtig teruggetrokken, en hoorde ik de kurk van een
Üeschje afdraaien; waarna mij een doekje, gedrenkt in een bedwelmend vocht, op mijn neus en mond werd gelegd. Daarop vloög ik met een luiden eu doordringenden kreet overeind; rukte den zakdoek van miju gezicht weg, en stond tegenover Sara, die bleek van woede maar zouder een woord uit te brengen achteruit ging. Ik spreng op haar toe, oui haar het lleschje, hetwelk zij nog in de hand hield, te ontwringen. Maar zij was mij tc vlug af; want do?>r een snelle achterwaartsche beweging bracht zij het buiten mijn bereik, maar wierp hierdoor miju schutsel omver, dat met eeu krakend geraas omviel. Dat leidde miju attentie voor het moment van de vrouw af; hiervan trok zij partij, en greep als een furie weder naar miju hals. Maar op datzelfde oogenblik klonk er eeu sttm buiten de kamer, die haar evenveel vrees aanjoeg, als de hare dit mij deed eu die haar op scherpen en strengen toon toeriep: „Sara, kom daar uit!" Zij ontstelde eerst; doch weldra nam haar gelaat weder een wtcrbarslige en uitdagende uitdrukking aan, en bleif ze onverzettelijk als een rots voor mij slaan; totdat Mr. Rayner nogmaals riep: „Hoort gij mij niet, Sara? Kom terstond hiei!" eu als gebiologeerd ging ze dc kamer uit, en ik bleef alleen. Ik deed de deur op s!ot, cn viel er in de duisternis en de koude tegen aan, in een zenuwachtig snikken uitbarstende, dat ik niet kon bedwingen: daarop voelde ik mijn ledematen verdooven en verstijven, zouder in staat le ziju, mij te bewegen, cn meende ik te moeten sterven. Daarna hoorde ik iets van de trap vallen, en het schreeuwen van een vrouw, en onmiddellijk daarop een stern die mij tot mijn bewustzijn terugriep. (Jfordt vervolgd.)