Door Kees Caljé
De rotatiepers bij Vlasveld <£ Co is in vol bedrijf. De rollen papier schieten in sneltreinvaart de pers in, waarna het papier wordt bedrukt en in stukken gesneden. De vellen van het kerstnummer van de Haagse Post worden netjes opgestapeld en tot tijdschrift samengesteld. De snijmachine zorgt voor een keurig profiel. Hier wordt dag en nacht gewerkt, in een drieploegendienst. De machines denderen en stampen dat het horen je vergaat. De precisie is verbazingwekkend. Tot 31 december is Vlasveld, gevestigd aan de Rotterdamse Waalhaven, een drukkerij van het uitgeversconcern Elsevier-NDU. Vanaf die datum is het weer een zelfstandig bedrijf, net als zeven jaar geleden. Vlasveld (180 werknemers) is niet de enige drukkerij van
Elsevier-NDU, uitgever van o.a. NRC Handelsblad, die wordt verzelfstandigd. Boom-Ruygrok in Haarlem (100 man) werd eerder dit jaar, op 1 juni, zelfstandig, en Henkes Senefelder in Purmerend (265 werknemers) volgt in de loop van 1985. Er blijven dan nog vier grafische bedrijven over: Van Boekhoven-Bosch in Utrecht (450 man), Krips Repro in Meppel (150 man), Misset in Doetinchem (440 man) en Van Poll in Roosendaal. Overcapaciteit Dat Elsevier-NDU de drukkerijen afstoot is niet zo verbazingwekkend. Al sinds de fusie tussen de Uitgeversmaatschappij Elsevier in Amsterdam en de Nederlandse Dagblad Unie in Rotterdam, in 1979, wordt in de jaarverslagen
gesproken over 'technische overcapaciteit'. Maar er is meer. De man die in de raad van bestuur van het nieuwe concern de drukkerijen 'doet', L. van Vollenhoven, stelt: 'Je moet als concern kiezen. Het winvermogen van drukkerijen is laag. Iemand die een drukkerij bezit kan best genoegen nemen met een rendement op het geïnvesteerde vermogen van 3 of 5 procent. Maar een concern als Elsevier-NDU moet hoger mikken.' Elsevier-NDU richt de blik met name op wetenschappelijke uitgaven en databanken, zoals de Congressional Information Service en Exerpta Medica in de VS. Eenmaal verlost van toekomstige investeringsverplichtingen in de Nederlandse drukkerijen heeft men de handen vrij. Van Vollenhoven
rept over een 'felle concurrentiestrijd' met andere uitgevers in de VS, zoals McGraw-Hill. 'Daarvoor moet ons rendement omhoog', zegt hij. Bij de verzelfstandiging van de drie drukkerijen wordt dezelfde procedure gevolgd. Er wordt een nieuwe b.v. gecreëerd, waarna Elsevier-NDU alle activa en passiva (dus zowel de bezittingen en de vorderingen als de schulden) 'om niet' van de oude dochter-b.v. overhevelt naar de nieuwe b.v. De
aandelen van die nieuwe b.v. komen, geheel of gedeeltelijk, in bezit van een onafhankelijke stichting, met een bestuur dat door de leiding van de desbetreffende drukkerij wordt aangezocht. Elsevier-NDU doet dus afstand van het geïnvesteerde vermogen hoewel soms nog vlak voor de verzelfstandiging aanzienlijke sommen zijn geïnvesteerd. De stichting neemt in ruil daarvoor het liquidatierisico over. Bovendien zegt Elsevier-NDU de drukkerijen toe lopende orders voorlopig te zullen handhaven. Spelen de rekenmeesters aan de Amsterdamse Jan van Galenstraat, die het voor het elkaar boksten om de beurskoers in één jaar (1983) te laten stijgen van 198 tot 520, voor Sinterklaas? Allerminst. Het sommetje is simpel: behoud van de drukkerijen kost meer dan het oplevert. Zonder
nieuwe investeringen wordt liquidatie onvermijdelijk, en zoiets kost pas écht handenvol geld. Daarom geeft Elsevier-NDU de drukkerijen, waarvan er twee (Boom-Ruygrok en Henkes Senefelder) al jaren verlieslijdend zijn, weg. Van Vollenhoven formuleert het technisch: 'Wij verkopen het ondernemersrisico aan de stichting in ruil voor een negatief belang'. Anders gezegd: Elsevier-NDU geeft de grond, de gebouwen en de machines weg in ruil voor ontheffing van de verantwoordelijkheid. Fiscus Of de fiscus akkoord gaat met deze vorm van afschrijving is overigens nog niet zeker. Van Vollenhoven ontkent in ieder geval dat mogelijke fiscale voordelen de doorslag hebben gegeven bij de
keuze van de stichtingsfiguur. Hij zegt: 'Daarom is die figuur niet gekozen. Wij moesten een nieuwe aandeelhouder hebben. Dat werd de stichting.' Overigens zijn er naast overeenkomsten ook verschillen tussen de manier waarop de drie drukkerijen op eigen kracht verder gaan. Bij Boom-Ruygrok kreeg de stichting alle aandelen, bij Vlasveld nemen ook de twee directeuren deel, voor ieder 20 procent. Daar komt dus 60 procent in handen van de stichting. Die laatste constructie, met deelneming van de directie, heeft Elsevier-NDU het liefst, met het oog op de daadkracht van de nu zelfstandige directeur(en). Dit is het vierde deel in de serie Ondernemen op eigen kracht. De eerste drie artikelen stonden in de krant van 28 november, 12 december en 19 december.
"ONDERNEMEN OP EIGEN KRACHT 4". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027719:mpeg21:p014
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027719:mpeg21:p014
Waar de verzelfstandiging van Boom-Ruygrok uitermate moeizaam verliep, werd bij de operatie met Vlasveld in Rotterdam van meet af aan een duidelijke koers gevaren. Er zijn méér belangrijke verschillen: in tegenstelling tot Boom-Ruygrok maakt Vlasveld wel winst, en bij Vlasveld nemen de twee directeuren ieder voor 20 procent deel in het aandelenkapitaal. Die deelneming staat natuurlijk niet los van de winstgevendheid. De twee directeuren die per 31 december 1984 mede-eigenaar worden, W. Kamp en C. van Oeveren, zijn zonen van de oprichters. Zij begonnen, met medeoprichter Vlasveld, de drukkerij Vlasveld in 1935. Op 1 september 1977 werd de zaak verkocht aan de NRC BV. De NDU-krantendrukkerij aan de Rotterdamse Westblaak was sterk verouderd en gaf problemen met de arbeidsinspectie. N DU-directeur Pluygers was van mening dat het Vlasveldgebouw aan de Waalhaven een ideaal alternatief vormde. Vlasveld huisvestte de krantenpersen. Het pand werd verbouwd maar al snel rezen er ruimteproblemen. In maart 1984 verhuisde de eigenlijke drukkerij Vlasveld daarom naar een nieuw pand in de buurt. Maar toen was het proces van de verzelfstandiging al gaande. Voor het kranten- en drukkersbedrijf NDU was Vlasveld nog een pracht van een investering, maar naar de internationale uitgeversmaatstaven van ElsevierNDU was het rendement onvoldoende. Diepste geheim In het najaar van 1983 begonnen de eerste besprekingen, op initiatief van het moederconcern. Dat gebeurde in het diepste geheim: in de stukken werd over 'v.z.' gesproken als 'verzelfstandiging' werd bedoeld. In mei 1984 werd men het eens over de vorm. Daarna werd de ondernemingsraad ingelicht. Die reageerde eerst terughoudend (directeur Kamp: 'ze zeiden: hoho, wat gebeurt er? We zijn de laatste jaren al als een jojo gebruikt') maar liet zich toch snel overtuigen. Begin november 1984 kwam een positief advies los. Net als bij Boom-Ruygrok wordt bij Vlasveld een stichting in het leven geroepen. Die zal 60 procent van de aandelen bezitten en worden beheerd door drie personen: iemand uit de uitgeverswereld, iemand uit de bankwereld en een jurist. De resterende 40 procent wordt opgedeeld tussen Kamp en Van Oeveren. Waarom neemt de directie bij Vlasveld wel deel? Kamp: 'Bij Elsevier-NDU redeneerde men dat, als je de directie erin betrekt, dat een enorme prikkel is, die de gedrevenheid bevordert.' Vlasveld heeft geen prettige tijd achter de rug. In 1982 viel de drukorder voor de Gouden Gids weg toen Publi-Media, een dochter
van ITT, aan een Westduitse drukker de voorkeur gaf. Zegt directeur C. van Oeveren: 'Die 'drukker moest een grote order van ITT uitvoeren en eiste toen ook de Gouden Gids voor zich op.' Bovendien waren, door het intrekken van de krantendrukkerij, nogal wat dubbelfuncties ontstaan. Het personeelsbestand werd daarom teruggebracht, van 250 tot 180 man. Per 6 januari 1984 werden 55 mensen gedwongen ontslagen, de rest vloeide af via natuurlijk verloop. Het aandelenkapitaal van Vlasveld bedraagt slechts ƒ 50.000,-, het wettelijke minimum. Indertijd verkochten de families Kamp en Van Oeveren Vlasveld voor ettelijke miljoenen guldens aan de NDU. De (gedeeltelijke) terugkoop lijkt daarom voor de beide directeuren een uiterst lucratieve transactie. Zij weigeren echter op de getallen in te gaan. Directeur Kamp: 'Wij doen mee uit een soort gedrevenheid. Het financiële plaatje speelt een ondergeschikte rol.' Óp dividend hoeven de directeuren-eigenaren niet te rekenen: de winst blijft in het bedrijf, ook omdat dividenden in Nederland nu eenmaal dubbel worden belast. De winst voor de aandeelhouders bestaat dus uit vermogenswinst.
Als gevolg van de recente reorganisatie daalde de omzet van Vlasveld in 1984 van ƒ 48 tot ƒ 40 miljoen. De winst voor belasting ging omlaag van ƒ 1,2 miljoen tot 'een ton of wat'. Voor 1985 wordt ■ een omzetstijging tot ƒ 42 miljoen verwacht. Binnen enkele maanden wordt een nieuwe offset-rotatiepers voor handelsdrukwerk (kosten ƒ 7,5 miljoen) in gebruik genomen. Binnen een jaar of 5 kan het aantal werknemers weer zijn gestegen tot 195 (nu 180). Directeur Kamp: 'We hebben geleerd dat inkrimpen veel moeilijker is dan groeien. Daarom streven we nu naar geleidelijke groei. Geen hink-stap-sprongen die de organisatie niet kan bijbenen.' Onder dwang Veertig procent van de omzet van Vlasveld bestaat uit export. Dat grote percentage kwam onder dwang tot stand. Directeur Kamp: 'Dat werd geforceerd door de beperkingen die de NDU ons oplegde. We mochten de ^ndere concerndrukkerijen niet beconcurreren. Er was een verkeersregeling, een marktopdeling. Dus richtten we ons op het buitenland.' Hoe kijkt Kamp terug op zijn zevenjarige (Elsevier-)NDU-periode? Kamp: 'We hebben in de
keuken van zo'n groot concern kunnen kijken. Maar de strenge rapportage-eisen vormden wel een belemmering voor direct impulsief handelen. Bovendien stegen de 'overhead'-kosten nogal fors — de administratie moest worden uitgebreid, er kwam een personeelschef. De oorspronkelijke gedachten, de integratie van de handelsdrukkerij met de krantendrukkerij, is anders uitgepakt. Vlasveld zou direct worden betrokken bij het krantendrukken. Daar is niets van terecht gekomen.' Kamp is over de NDU beter te spreken dan over Elsevier-NDU. Hij zegt: 'NDU-topman Pluygers was een Rotterdamse doe-man. Ik ook. Bij hem waren de regels niet zo streng. De contacten met Elsevier-NDU lopen veel moeilijker. Elsevier-NDU beziet de drukkerijen duidelijk met een andere optiek dan de NDU. De winstgevendheid geeft bij hen de doorslag.' Wat vindt Kamp persoonlijk van de verzelfstandiging? Hij aarzelt, maar zegt dan: 'Dit is voor mij de verwezenlijking van een beeld waar ik van heb gedroomd. Ik ben er erg gelukkig mee.' Boom-Ruygrok was de eerste drukkerij die eraan moest geloven. Die keus was niet verwonder~
Een rotatiepers bij Vlasveld in Rotterdam in vol bedrijf: het papier rolt in vliegende vaart de pers
"Elsevier-NDU stoot drie drukkerijen 'om niet' af Twee directeuren nemen deel in Rotterdamse drukkerij Vlasveld". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027719:mpeg21:p014
De afslankingsoperatie met betrekking tot de drukkerijen komt niet uit de lucht vallen. Al op 23 januari 1979, toen de Nederlandse Dagblad Unie in Rotterdam, uitgever van o.a. NRC Handelsblad en het Algemeen Dagblad, fuseerde met de Uitgeversmaatschappij Elsevier in Amsterdam, was duidelijk dat het nieuwe concern ElsevierNDU over meer drukcapaciteit beschikte dan nodig was. In het pro-forma-jaarverslag over 1978, dat op 1 mei 1979 verscheen, werd reeds gesproken over 'technische overcapaciteit' en over 'herstructurering'. Voor de Nederlandse Dagblad Unie waren de drukkerijen — Van Boekhoven in Utrecht, Henkes Senefelder in Purmerend en Vlasveld in Rotterdam — heel belangrijk: van de omzet aan derden van de NDU in 1978, ƒ 447 miljoen groot, namen ze bijna 44 procent voor hun rekening. Bij Elsevier lagen de verhoudingen heel anders: daar leverden de drukkerijen — in Nederland Boom-Ruygrok in Haarlem, Krips Repro in Meppel en Misset in Doetinchem — in 1978 nog geen 6 procent van de omzet, die toen ƒ 654 miljoen bedroeg. Pluygers Voor de NDU was het drukken een doel op zich, voor Elsevier niet meer'dan een activiteit
die bij het uitgeven hoort. Finanjcieel directeur F.P.A. Kieboom van Henkes Senefelder formuleert het verschil als volgt: 'Het verhaal ging, bij wijze van spreken, dat als NDU-topman W. Pluygers een drukkerij zag, dan kocht-ie hem. Voor ElsevierNDU zijn de drukkerijen een 'cash trap': je moet er voortdurend geld instoppen dat elders aanzienlijk meer rendement zou opleveren.' Pluygers zelf, die tot 1981 samen met ptof. dr. J. Vinken president van de raad van bestuur van het nieuwe concern was en tot 1984 commissaris was, spreekt over 'twee filosofieën'. Hij constateert dat de divisiestructuur van ElsevierNDU voor de drukkerijen nadelig is. De drukkerijen zitten in de divisie Grafische Groep, terwijl de kranten een aparte divisie Dagbladen vormen. Pluygers: 'Binnen de NDU kon je grote drukorders combineren met de krant. De krant zorgde voor relaties en maakte je in de ogen van cliënten betrouwbaar. Zoiets helpt bij de acquisitie van grote drukorders. Maar nu zijn de kranten en de drukkerijen gesplitst. Op de Rotterdamse Westblaak (waar de kranten zijn gehuisvest, K.C.) is nu nog nauwelijks belangstelling voor de drukkerijen.' Als directeur (en straks medeeigenaar) W. Kamp van Vlasveld
spreekt over het 'verschil in filosofie' wordt hij bijna weemoedig: "Pluygers was een industrieel figuur en een koopman. De rendementspercentages waren voor hem met onbelangrijk, maar zeker minder dominerend dan nu bij Elsevier-NDU. De NDU was en is een kapitaal-intensief bedrijf, Elsevier niet. Elsevier richt zich vooral op het publiceren van wetenschappelijke uitgaven en dergelijke. "De NDU is nu een ondergeschoven kind! De fusie tussen de NDU en Elsevier kwam voor de NDU op een moment van grote bloei. Tussen 1976 en 1978 ging de omzet omhoog van ƒ 330,9 miljoen
tot ƒ 467 miljoen, terwijl de netto winst bijna verdriedubbelde van ƒ7,1 tot ƒ20,1 miljoen. Ook Elsevier zat in de lift, zodat de verwachting werd uitgesproken dat de netto-winst jaarlijks met 15 procent zou kunnen groeien. De werkelijkheid pakte anders uit: het netto resultaat was in 1983 even groot als in 1979. In het jaarverslag over 1983 wijt Elsevier-NDU-topman Vinken deze tegenvaller onder meer aan de wereldwijde economische crisis vanaf 1980, waardoor niet alleen de dagbladadvertenties sterk terugliepen (bij de NDU), maar ook de boekenmarkt ineenstortte
(Elsevier). Ook het saneren van buitenlandse boekuitgeverijen van Elsevier en van Duitse deelnemingen plus het dagblad Het Vaderland van NDU-zijde kostten handenvol geld. Maar inmiddels is het tij gekeerd. Voor 1984 verwacht Elsevier-NDU een netto winst van ƒ75 miljoen, liefst 40 procent hoger dan in 1983. Het concern heeft vaste voet gekregen op de Amerikaanse informatiemarkt en wil die positie verstevigen. Europa te verdeeld Hoe Elsevier-NDU over de Nederlandse en de Europese informatiemarkt denkt bracht topman Vinken op 30 november jongstleden kort en bondig naar voren. Nederland is te klein en Europa te verdeeld, aldus Vinken. De culturele diversiteit in Europa mag dan aardig zijn, een Europese informatieindustrie is daardoor onmogelijk. Er is geen gemeenschappelijke taal, geen gemeenschappelijke cultuur, er is een enorm wirwar van wetten en regels en de nationale PTT's staan de integratie van de telecommunicatie met de rest van de informatiemarkt in de weg. Nederland moet zich volgens hem meer richten op de Angelsaksische wereld, ook in het onderwijs dat beter moet aansluiten bij de behoefte van de informatie-industfje.
Wat is de Europese, met name de Nederlandse toekomst van Elsevier-NDU? L. van Vollenhoven, lid van de raad van bestuur, geeft aan het eind van het gesprek over de drukkerijen het antwoord: 'Wij zouden niet weten waar we in Nederland zouden moeten uitbreiden. De kaarten zijn hier geschud.' Vindt hij het ondernemingsklimaat in Nederland slecht? Van Vollenhoven: 'Nee. Het investeringsklimaat is sterk verbeterd. Maar we doen al veel in de VS en je zou dom zijn als je dat niet versterkt.' Is het denkbaar dat ElsevierNDU, nu Noord-Amerika relatief steeds belangrijker wordt, vroeg of laat het hoofdkantoor van Amsterdam naar de VS verhuist? Tenslotte zit het financiële centrum nu al in Zwitserland en zijn de Amerikaanse belangen in een aparte trust ondergebracht. Van Vollenhoven reageert zonder aarzeling en zegt volmondig: 'Ja hoor. Zoiets hangt af van de financiële belangen. We zijn een Nederlands be drijf en dat blijven we voorlopig ook. Nederland heeft een gunstig klimaat voor houdstermaatschappijen. Maar de volgende bestuursgeneratie kan best in de VS gevestigd zijn.' Of zelfs uit Amerikanen bestaan? Van Vollenhoven: 'Wie weet? Er is in ieder geval geen gevoelsmatige band met Nederland die dat zou blokkerelï.'
W. Pluygers, de 'grote man' van de NDU
L. van Vollenhoven, lid van de raad van bestuur van ElsevierNDU
"Drukkerijen voor NDU veel belangrijker dan voor Elsevier". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027719:mpeg21:p014
lijk: de relatief kleine Haarlemse voormalige Elsevier-dochter heeft jarenlang verlies geleden. Eerst werd geprobeerd Boom-Ruygrok te laten fuseren met Henkes-Senefelder. Dat was in 1981. 'Maar', zegt directeur H. Houtman, 'dat lukte niet. Wij zijn een oud bedrijf en veel medewerkers werken hier al vele jaren. Zij voelden niets voor zo'n fusie.' Vervolgens meldde zich, in 1982, een koper. Maar ook dat liep op niets uit. Houtman: 'Die had de indruk dat Boom-Ruygrok op de rand van het faillissement balanceerde en wilde ons voor een appel en een ei hebben. Dat ging dus niet door.' Tenslotte kwam de raad van bestuur van Elsevier-NDU met het idee het bedrijf te verzelfstandigen. We schrijven inmiddels 1983. Maar ook die operatie verliep moeizaam. De ondernemingsraad trok als extern adviseur Tim Lakeman aan, die onafhankelijk van zijn broer Pieter (Sobi) Lakeman een adviesbureau voor ondernemingsraden bestiert. Vervolgens werd langdurig geredetwist met Elsevier-NDU over wie het verzelfstandigde bedrijf moest leiden en welk bedrag ElsevierNDU als 'startsubsidie' mee zou geven. Volgens Elsevier-NDU zou Boom-Ruygrok op basis van
de gebouwen en de grond, gemakkelijk bankkrediet kunnen krijgen. De ondernemingsraad zette daar, gelet op het negatieve rendement tot dusver, vraagtekens bij. Uiteindelijk ging de kogel toch door de kerk. Per 1 juni 1984 werd Boom-Ruygrok een zelfstandig bedrijf. De grond (tienduizend vierkante meter), de gebouwen en de machines werden door Elsevier-NDU 'om niet' overgedaan, vergezeld van ƒ 4 miljoen aan kasmiddelen. Bovendien is Boom-Ruygrok voortaan verschoond van de betaling van 350.000 gulden aan huur. Houtman: 'Achter die ƒ 4 miljoen gaat een heel vervelende geschiedenis schuil. Wij konden indertijd de drukorder voor het tijdschrift Elegance, een uitgave van Elsevier-NDU's dochter Bonaventura, alleen behouden als we met onze vellendrukkerij tegen rotatiedrukprijzen wilden werken. Ter compensatie kregen we van de holding een bepaald bedrag. Omdat we Elegance blijven drukken is nu die ƒ 4 miljoen toegezegd.' Boom-Ruygrok ontstond in 1898 als drukkerij Boom, fuseerde in 1941 tot Boom-Ruygrok en 'ging in 1965 naar Elsevier. Hoe kijkt Houtman terug op de bijna 20 jaar onder de Elsevier-paraplu?
Houtman: 'We zijn door de holding professioneler gaan werken op het vlak van rapportering en computerisering. Maar alle vergaderingen en regelingen vergden wel erg veel tijd. We kregen flink wat orders van de holding, maar de prijsstelling was minimaal. De holding heeft wel behoorlijk geïnvesteerd in Boom-Ruygrok, circa één miljoen gulden per jaar.' Afspraken Met twee nieuwe vellenpersen en een gezonde financiële uitgangspositie, plus een bezettingsgraad die op dit moment niet ver van de 100 procent ligt, gaat Boom-Ruygrok de toekomst tegemoet. Met Elevier-NDU zijn voor de komende jaren afspraken gemaakt voor continuering van bestaande orders, zodat 30 procent van de omzet is veilig gesteld. Alle aandelen zijn ondergebracht bij een aparte, onafhankelijke stichting, met 5 bestuursleden. In tegenstelling tot wat bij Vlasveld gebeurt neemt directeur Houtman niet deel in het aandelenkapitaal. Houtman: 'De mensen hebben zich daartegen verzet. Moet je je daar dan niks van aantrekken? Zo ben ik niet opgevoed. Ik ben in 1971 bij dit bedrijf gekomen als personeelschef en
hoofd sociale zaken. Trouwens, waarom zou een directeur aandelen moeten hebben? Is de inzet groter als de directeur mede-eigenaar is? Daar geloof ik niet in. Anderzijds: ik zie de komende jaren geen duidelijke revenuen. Ik ben tevreden als over 9 jaar, als ik met de vut ga, iedereen hier nog met plezier kan werken'. De nominale waarde van het aandelenkapitaal van Boom-Ruygrok bedraagt ƒ 1 miljoen en de waarde van de activa ƒ 13 miljoen. Boom-Ruygrok leed in 1983 een verlies van ƒ 2 miljoen op een omzet van een kleine ƒ 18 miljoen. Voor 1984 wordt een verlies van ƒ 1 miljoen verwacht, bij een iets verhoogde omzet. De stichtingsvorm werd bij Boom-Ruygrok als second-bestoplossing gekozen, aldus Houtman. Eerst was het de bedoeling dat de werknemers een coöperatie zouden vormen. Dat ging niet door, om allerlei redenen. Eén reden was dat Elsevier-NDU er weinig voor voelde. L. van Vollenhoven, het lid van de raad van bestuur van Elsevier-NDU dat o.m. de drukkerijen 'doet', steekt zijn afkeer niet onder stoelen of banken: 'Die figuur hebben wij nooit voorgesteld. Als je voortdurend als collectief besluiten moet nemen, dan komt er geen fluit van terecht. Ik zag hoe het overleg bij Boom-Ruygrok verliep.'
De nieuwe vierkleuren offset-vellenpers van Boom-Ruygrok in Haarlem (foto Maurice Boyer)
"Verzelfstandiging van Boom-Ruygrok in Haarlem kwam moeizaam tot stand". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027719:mpeg21:p014
Henkes Senefelder is de derde drukkerij die Elsevier-NDU wil afstoten. In de loop van 1985 moet deze operatie worden afgerond. Algemeen directeur P. A. M. Hemels verwacht dat dezelfde procedure als bij Boom-Ruygrok en Vlasveld zal worden gevolgd: de aandelen van de af te stoten dochters worden ondergebrcht in een stichting. Elsevier-NDU hevelt de activa en de passiva 'om niet' over. Henkes-Senefelder behaalde in 1983 een omzet van ƒ 60 miljoen maar leed in dat jaar verlies. Dat verlies wordt in 1984, bij een gelijkblijvende omzet, gehalveerd. Hoeveel mensen werken bij Henkes Senefelder? Hemels: 'Er zijn circa 265 man. Althans, die betalen we. Of ze werken is een tweede.' Ook bij Henkes-Senefelder is de laatste jaren fors gesneden. Het aantal werknemers liep terug van 380 tot 265. In 1982 werd een verlies geleden van liefst ƒ 6,5 miljoen. In 1983 zat men voor' ƒ 5,5 miljoen in de rode cijfers, en dit jaar bedraagt het verlies waarschijnlijk ƒ 3,5 miljoen. Kortom, de lijn is opwaarts maar het hostel verloopt moeizaam. J
"HenkesSenefelder is in 1985 aan de beurt". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027719:mpeg21:p014