Door Marcel Haenen Redacteur NRC Handelsblad
"We willen niet bij de neus genomen worden", zei de Westduitse regeringswoordvoerder Peter Boenisch vorige week toen er twijfels rezen over de ware inhoud van de Russische vrachtwagen waarin zich volgens Sovjetopgave diplomatieke bagage bevond. Nu het diplomatieke touwtrekken echter voorbij is, rijst de vraag of de Duitsers niet alsnog in het ootje zijn genomen. Op 11 juli is de bewuste vrachtwagen vanuit Oost-Duitsland voor het eerst de grens met West-Duitsland gepasseerd op weg naar Genève. Voor de Duitsers was er toen klaarblijkelijk nog geen aanleiding sceptisch te zijn ten aanzien van de inhoud van de vrachtwagen want deze mocht ongehinderd naar Zwitserland rijden. De opmerking afgelopen zondag van Boenisch dat: "als wij dit toestaan dan komen de Russen de volgende keer met een Zeppelin vol diplomatieke bagage" klinkt dan ook merkwaardig. De bewering is bovendien een ontkenning van de realiteit, aangezien het niet ongebruikelijk is dat diplomatieke bagage zo'n grote omvang aanneemt. Naast het instituut van het door een koerier begeleide diplomatieke koffertje (waarin meestal alleen documenten
en rapporten van de ambassadeur zitten) is er namelijk de diplomatieke vracht-r Met name 'deze vrachtkoerier wordt onder andere gebruikt voor het transporteren van inventaris of zendapparatuur voor een diplomatieke missie. De ophef van de Zwitsers lijkt dan ook niet te zijn ingegeven door de omvang van de bagage, maar veeleer door een vermoeden over de ware inhoud van de diplomatieke vracht. Vooral in een stad als Genève een bolwerk van verscheidene internationale organisaties en diplomatieke posten — moet het verschijnsel diplomatieke vrachtwagen geen onalledaags gezicht zijn. Aannemelijker is dat de Russische vrachtwagen inderdaad gesignaleerd is bij de Zwitserse mi-litaire luchthaven Dübendorf. Informatie die Boenisch, zo zei hij, ontvangen had uit onofficiële Zwitserse bron waarmee hij waarschijnlijk doelde op de Zwitserse geheime dienst. Bevreesd voor spionage besloten de Zwitsers de vrachtwagen uit te wijzen. Het neutrale land koos daarbij voor een risicoloze optie waarmee het een diplomatiek incident wist te voorkomen. Twijfel Volgens de Weense Converitie inzake diplomatieke voorrechten en immuniteiten uit 1961 is de
diplomatieke bagage onschendbaar. In de praktijk is echter geaccepteerd dat een land de bevoegdheid heeft bij twijfel over de status van de diplomatieke bagage opheldering te vragen. Wordt dit door de zendstaat geweigerd dan is deze verplicht de diplomatieke zending terug te nemen. Deze regel die nu door de Zwitsers, maar ook door Nederland wordt toegepast, staat wel in het Consulaire verdrag van 1963. Op de Weense conventie twee jaar daarvoor werd dit voorstel — ingediend door Engeland — verworpen omdat de meeste landen vreesden dat hierdoor het beginsel van de absolute onschendbaarheid te zeer zou worden aangetast. Halfslachtig Volgens Boenisch heeft de Westduitse regering bij de — door vier douanebeambten en een ambtenaar van het ministerie van financiën — uitgevoerde inspectie de regels van de Weense conventie niet overtreden. Een bewering die, gelet op de manier waarop de controle nu heeft plaatsgevonden, te betwijfelen is. Weliswaar is de inhoud van de aangetroffen 207 kisten ongemoeid gelaten, maar door het openen van de vrachtwagen en fotograferen van de lading is op zijn minst het principe van onschendbaarheid gebroken. Op zich is dit bij een ernstig gegrond vermoeden van de aanwezigheid van goederen niet bestemd voor officieel gebruik, zoals artikel 27 van de conventie eist, te rechtvaardigen. Zo zal iedere niet-Nigeriaan er begrip voor hebben dat de kist met oudminister Dikko is geopend. De handelwijze van de Westduitsers is in dit verband halfslachtig. Zij wantrouwden het waarheidsgehalte van de Russische vrachtbrief maar waren wél bereid de opschriften op de dozen voor zoete koek te aanvaarden. In dit geval hadden de Duitsers er dan ook verstandiger aan gedaan het kostbare begrip van diplomatieke immuniteit ten volle te respecteren. Waarschijnlijk waren de Duitsers ervan overtuigd dat er — op grond van de informatie van de Zwitserse geheime dienst — afluisterapparatuur zou worden aangetroffen. Het is mogelijk dat dergelijke materialen aanvankelijk ook in de vrachtwagen hebben gezeten maar dat de Russen onderweg van Zwitserland naar WestDuitsland van het gebrek aan begeleiding geprofiteerd hebben om illegale bestanddelen van de bagage over te plaatsen in een minder verdacht voertuig. Dat verklaart dan ook de Russische bereidwilligheid om in tegenstelling tot de Zwitsers, de Westduitser wél toe te staan het zware middel van gedeeltelijke inspectie uit te voeren. Rest overigens nog de vraag waarom de bagage nu toch terug gaat naar de Sovjet-Unie.
"West-Duitsland deed diplomatiek verkeer onnodig geweld aan". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/07/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027724:mpeg21:p007
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/07/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027724:mpeg21:p007
Naar aanleiding van het bericht "Plannen van Kappeijne marxistisch drogbeeld" in NRC Handelsblad van 23 juni het volgende: In het blad "de Werkgever" staat volgens dit stuk: In haar conceptbeleidsplan presenteert Kappeijne economische zelfstandigheid voor mannen en vrouwen als hoofddoelstelling van het Kabinetsbeleid op emancipatiegebied. Gelijke deelname aan betaalde arbeid, arbeidstijdverkorting per dag of per week en gelijke verdeling van inkomen over mannen en vrouwen zijn programmapunten. Deze doelstelling is volgens het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond, gezien ook de toekomstige werkgelegenheid, "onhaalbaar en onbetaalbaar". De zo gewenste economische onafhankelijkheid (individueel) kan echter ook bereikt worden door de huishoudelijke arbeid, verricht in de privésfeer te erkennen en te honoreren. Heel wat wetsontwerpen waar men nu mee tobt omdat ze onrechtvaardig en onuitvoerbaar zijn zouden dan overbodig worden. De wet verschaft elke man vanat -3 jaar het recht op een vierPersoonsinkomen om een gezin te kunnen stichten (kostwinnersbeginsel). Zijn vrouw is verplicht gratis zijn huishouding te voeren zijn kinderen op te voeden en ,e v erzorgen. (zij krijgt geen ei gen belasting aanslag). Volgens
het rapport van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Konsumenten Aangelegenheden is met deze arbeid gemiddeld 40 uren per week gemoeid. Het gezinsinkomen zou het juridisch eigendom moeten worden van beide partners op basis van gelijke delen. Mevrouw Kappeijne stelt "dat in de toekomst een zekere mate van arbeidsplicht voor verzorgende partners zal bestaan, als gevolg van beleidskeuzen van het kabinet. Dit betekent dat huisvrouwen (-mannen) gedwongen kunnen worden buitenshuis te gaan werken. Vrouwen let op uw zaak! Onder het mom van emancipatie komt men terecht in het eerste tijdperk van de industriële revolutie, waarin mannen en vrouwen (en kinderen) gedwongen werden in de fabrieken te gaan werken. Straks mogen vrouwen niet meer kiezen voor een huwelijk met als voornaamste doel het verzorgen van man, kinderen en huis. Als men een huisvrouw betere arbeidsvoorwaarden wil geven wordt men al gauw afgedaan met de term "terug naar het aanrecht". Dit slaat echter nergens op. De keuze hoort vrij te zijn voor arbeid binnens- of buitenshuis, maar wel op voorwaarden die voldoen aan de eisen die in het algemeen aan betaalde arbeid worden gesteld. M. Nielsen-Muller Egmond aan Zee
"BRIEVEN Vrouwen, opletten!". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/07/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027724:mpeg21:p007
Dezer dagen door J. L. Heldring
Als een bedrijf er zeker van is ' althans: er zeker van meent te Ku nnen zijn - dat het altijd, als Puntje bij paaltje komt, kan rekeen op steun van de overheid, dan , an het bijna niet anders of zoiets , n Jgt invloed op de zorgvuldige 'd van het beleid. In laatste aanleg draait een ander voor de Sevolgen op. Dat is in wezen een 0r rumperende relatie."
Dat was de kern van het betoog dat ik hier op 10 juli jl. hield naar aanleiding van RSV. Een betoog dat tot misverstanden kon leiden, en gezien enkele reacties die ik kreeg, ook leidde. Ik had de indruk gevestigd te menen a) dat overheidssteun aan een bedrijf corrumperend moet werken; b) dat alleen overheidssteun corrumperend werkt - kortom, een goed
oud-liberaal standpunt in te nemen. Ik zal me, ter verdediging, niet beroepen op wat ik ook schreef, nl.: "In de kiem ligt deze rotheid in elke afhankelijkheidsrelatie. Alleen is een overheid minder goed geëquipeerd dan bijv. een ander bedrijf om snel inzicht te krijgen en dan ook nog, zo nodig, snel naar dit inzicht te handelen."
Omdat ik het verder alleen maar over de afhankelijkheid ten opzichte van de overheid had, kon die indruk ontstaan. Dat bij de overheid de kennis van zaken en managementkwaliteiten meestal ontbreken om de nodige controle uit te oefenen op een van haar afhankelijk bedrijf, wordt ook erkend door de PvdA, een partij die principieel minder opziet tegen overheidsinmenging in het economische leven dan CDA en VVD. "Dat - nl. gebrek aan expertise bij de overheid - is inderdaad een probleem", zegt Arie van der Hek, zegsman van de PvdA voor economische zaken in de Tweede Kamer, in Trouw van 20 juli jl. Om die reden "mogen er best wat hogere salarissen aan topambtenaren worden betaald", vindt
hij, want "de overheid moet kunnen beschikken over de best gekwalificeerde mensen. (...) Het is slecht voor de parlementaire democratie als de overheid geen goed personeel kan krijgen." Dat is juist, maar raakt de kern van de zaak nog niet. Die betreft de zeggenschap in het beleid. Wie geld fourneert, krijgt doorgaans ook een deel in die zeggenschap. Maar dat was bij RSV, wat de overheid betreft, niet het geval. Welnu, zolang de geld fournerende overheid geen zeggenschap heeft in het geld ontvangende bedrijf, kan zelfs de best geëquipeerde overheid niet veel anders reageren op mismanagement dan door de kraan dicht te draaien - iets wat zij misschien om andere dan puur zakelijke redenen soms liever niet zal doen.
De conclusie is dus: öf helemaal geen overheidssteun - maar dat kan soms niet, in verband met het nationale belang dat bij instandhouding van het desbetreffende bedrijf betrokken is - öf wel overheidssteun, maar dan ook zeggenschap evenredig met die steun. In het laatste geval moet het dogma van het vrije ondernemerschap wijken voor de werkelijke machtsverhoudingen. Voor Van der Hek, als socialist, is de keuze in dit dilemma misschien minder moeilijk dan voor anderen, maar in wezen heeft hij gelijk wanneer hij (in hetzelfde interview) zegt: "Ik vind: claim (als overheid) je aandeelhouderschap en maak een goede regeling voor je medezeggenschap. Je kunt dan, als minister, gebruik makend van je aandeelhouderschap, ook zeggen dat een concern niet goed wordt geleid, dat er iets anders
moet gebeuren." Maar loopt dat niet uit op koude nationalisatie? Ook hier is dogmatiek uit den boze en heeft Van der Hek weer gelijk: "Nationalisatie, dat moet je niet ideologisch, maar pragmatisch benaderen. Commerciële overwegingen moeten de doorslag geven. "Trouwens: "RSV was in feite genationaliseerd. Het mocht alleen niet zo heten, en je mocht er de consequenties niet uit trekken." Het laatste was erger dan het eerste. De consequenties werden niet getrokken uit de feitelijke machtsverhoudingen, en dat is een fout die eerder aan regering en parlement dan aan bestuurderen en commissarissen - wat die overigens op hun kerfstok mogen hebben - geweten kan worden. Dat het heel goed mogelijk is
de feitelijke machtsverhoudingen bij een van de overheid afhankelijk bedrijf tot hun recht te laten, komen in de zeggenschap, blijkt bij een bedrijf als DSM, dat Van der Hek een "lichtend voorbeeld" noemt. De staat heeft hierin alle aandelen. Niettemin wordt het bedrijf gerund als een gewone commerciele onderneming, de directie heeft de nodige vrijheid. Alleen cruciale beslissingen moeten aan de minister van economische zaken ter goedkeuring worden voorgelegd. Hier geen linkse of rechtse dogmatiek. Overheidssteun hoeft dus niet corrumperend te werken. Als de werkelijke machtsverhoudingen, en de daarmee verbonden verantwoordelijkheden, maar terug te vinden zijn in de zeggenschap - zoals dat elders in het bedrijfsleven het geval is.
"Dogmatiek is uit den boze". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/07/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027724:mpeg21:p007
Door Frans van Klaveren Redacteur NRC Handelsblad
Er is geen kijk op een spoedig herstel van de ontwikkelingssamenwerking tussen Nederland en Suriname. Kortom, legerleider Bouterse, de feitelijke machthebber in Suriname, hoeft voorlopig niet te rekenen op geld uit Nederland. Met een opvallende duidelijkheid heeft de Nederlandse minister van buitenlandse zaken Van den Broek in antwoord op Kamervragen deze week nog eens herhaald dat van een volledige normalisatie van de betrekkingen met Suriname slechts sprake kan zijn als in Suriname ernst wordt gemaakt met het herstel van de rechtszekerheid en de democratische verhoudingen. In alle gesprekken, die op verzoek van Suriname geheim zouden blijven, is "klip en klaar duidelijk gemaakt dat hervatting van de Nederlandse ontwikkelingshulp onder de huidige omstandigheden onmogelijk is", aldus Van den Broek. Van nadere afspraken over onderhandelingen op ambtelijk niveau — zoals bevelhebber Bouterse twee weken geleden bij zijn onthullingen over het geheime topoverleg voorspiegelde — is volgens hem geen sprake. Wel, zo heeft Van den Broek gezegd, zal Nederland op voorzichtige wijze langs de geëigende diplomatieke kanalen contacten blijven houden met Suriname. Ook dat is niets nieuws, want met uitzondering wellicht van de periode vlak na de decembermoorden hebben er altijd op de een of andere manier contacten tussen Nederland en Suriname bestaan. Snapshot Het belang van het antwoord van Van den Broek schuilt in het snapshot-effect; er is een momentopname van de verhoudingen in Suriname gemaakt en het beeld stemt de Nederlandse regering niet milder, althans zij ziet geen argumenten de na de moorden ingeslagen weg te verlaten. Met dit standpunt van de regering blijft de Tweede Kamer en met name de Suriname-deskundigen van de drie grootste fracties, die in verschillende toonzetting Bouterse als onderhandelingspartner onaanvaardbaar hebben genoemd, een dillema bespaard. Het staken van de ontwikkelingshulp als antwoord op de decembermoorden is een inmeniging genoemd in de interne aangelegenheden van Suriname. Onlangs nog heeft de nieuwe ambassadeur van Suriname Henk Heidweiller, die het als zijn voornaamste taak mag rekenen de steken op te halen die zijn voorganger Henk Herrenberg heeft laten vallen, met beminnelijk klinkende redelijkheid gezegd dat Nederland met twee maten meet. In andere landen gebeuren ook verschrikkelijke dingen en die krijgen wel geld, aldus — parafraserend — de ambassadeur.
Uit die opmerking blijken twee dingen. Ten eerste de impliciete bekentenis dat er veel schort in Suriname op het gebied van de mensenrechten; ten tweede dat Suriname het geld dringend nodig heeft. De constatering van de ambassadeur lijkt op beide punten juist. Zij gaat echter voorbij aan het feit dat Suriname in 1975 weliswaar formeel onafhankelijk werd, maar niet praktisch. Het — zeker relatief bezien — gigantische bedrag aan ontwikkelingshulp (3,5 miljard in het beste geval) plaatste de economie van het land — dus het land zelf — in een afhankelijke relatie. Brandweerauto Suriname werd in 1975 niet onafhankelijk, maar op een andere manier afhankelijk. Van Nederlandse kant kan het hoge bedrag — het naast Suriname gelegen voormalige Brits Guyana kreeg van Groot-Brittannië bij zijn onafhankelijkheid een tweedehands brandweerauto cadeau — gezien worden als een poging om na het debacle met Indonesië eindelijk een dekolonisatieproces goed te regelen. De betrokkenheid met dat proces verklaart veel over de bevlogenheid waarmee de Suriname-deskundigen in de Tweede Kamer reageren op de toestanden in Suriname. De ontwikkelingssamenwerking berust op een bilaterale afspraak. Twee landen sloten in 1975 een verdrag waarin heel duidelijke voorwaarden werden gesteld. Een daarvan was dat de ontwikkelingshulp ten goede moest komen aan het hele Surinaamse volk. Een rekbaar begrip, maar wel met een van Nederlandse zijde begrensde elasticiteit. Of de Nederlandse beslissing om de ontwikkelingshulp op te schorten in strikt juridische zin tot in laatste instantie valt te verdedigen, heeft slechts academische waarde, zolang Suriname internationaal geen stappen tegen Nederland onderneemt. Volk Het staken van de financfële hulp na de moordpartij in Fort Zeelandia was een politieke daad. Evenzo geldt dat het hervatten van de hulp op dit moment een politieke daad zou zijn, namelijk het scheppen van de mogelijkheid voor het regime Bouterse zich comfortabeler te handhaven en wel op een wijze waarover het Surinaamse volk zich niet heeft kunnen uitspreken. Of, zoals een woordvoerder van het ministerie van buitenlandse zaken het uitdrukte — "het Nederlandse beleid is er niet op gericht regimeondersteunend te werken". Deze gedragsregel is rechtstreeks
ontleend aan de mensenrechtennota, een werkstuk, daterend van 3 mei 1979, samengesteld door de ministers Van der Klaauw en De Koning. Een ander belangrijk uitgangspunt in die nota is de afwijzing van de gedachte dat Nederland "hulp zou moeten aanwenden als beloning voor de eerbiediging van de mensenrechten en dat men omgekeerd veronachtzaming van mensenrechten zou moeten afstraffen door het onthouden van hulp". Ook in deze zinsneden tekent het al eerder genoemde dilemma in welk stadium de hulp te hervatten zich af. Cruciaal daarbij is de afweging van de situatie in Suriname van dit rhoment. Opschorten van financiële hulp een opzegging van het verdrag uit 1975 is voor zover bekend nooit ter sprake geweest — heeft qualitate qua een tijdelijk karakter. Het breekpunt voor Nederland is indertijd de moordpartij in fort Zeelandia geweest. Met name oud-premier Van Agt heeft een aantal malen waarschuwende geluiden laten horen dat de rechtszekerheid en de democratische verhoudingen in Suriname aan ernstige "erosie" leden. Kennelijk kan de Nederlandse regering op grond van informatie van haar ambassade de moordpartij niet als een uit de hand gelopen incident zien, maar is er volgens haar in de Surinaamse maatschappij structureel iets scheef gegroeid waaraan zij door het verstrekken van geld geen deel wil hebben. Verdwijningen Berichten uit Suriname lijken de Nederlandse regering gelijk te geven. Niets wijst erop dat in de afgelopen twee jaar de Surinaamse burger beter is beschermd tegen willekeur. Het militaire apparaat breidt zich nog steeds uit en trekt taken naar zich toe die voorheen door de burgerpolitie werden verricht (Vreemdelingenzaken) teneinde de greep op de samenleving te vergroten. Op gezette tijden worden mensen zonder opgaaf van redenen uit hun functie gezet (Erwin Kanhai, directeur van de stichting Volkshuisvesting onlangs) of moeten burgers zich melden bij fort Zeelandia (Bottse twee weken geleden) waarna zij zonder mededeling aan familie of burgerpolitie voor kortere of langere tijd verdwijnen. Ook zijn er getuigenissen die spreken over mishandeling van gevangenen achter de muren van het oude fort. De door de huidige regeringUdenhout voorgespiegelde plannen tot democratisering zijn nauwelijks van de grond gekomen. Sterker: Bouterse zelf heeft een aantal ideeën tot democratisering op voorhand overboden door zich sterk te maken voor een discussiestuk
opgesteld door Stanvaste, een door de militairen beheerste "eenheidsbeweging", die gemeten naar de opkomst bij de oprichtingsvergadering een te verwaarlozen aantal leden telt. Volgens dat discussiestuk dient de macht in militaire handen te blijven. Inmiddels staat Suriname op de rand van het bankroet. Volgens de Surinaamse Bank is de staatsschuld opgelopen tot SF 557,6 miljoen en is de dekking van de Surinaamse gulden vrijwel nihil. Een lening van het Internationaal Monetair Fonds van 100 miljoen dollar gaat niet door omdat daarvoor maatregelen zijn geëist die Bouterse niet durft uit te voeren uit angst voor interne onrust. Tunnel Veel is er de laatste tijd gespeculeerd over de oogmerken van Bouterse om de Nederlandse regering in verlegenheid te brengen door ruchtbaarheid te geven aan enkele gesprekken die tussen Nederlandse en Surinaamse topfunctionarissen zijn gehouden. De beweegredenen zouden wel eens heel dicht bij Paramaribo kunnen liggen; het bieden van een lichtpuntje aan het eind van een tunnel uitzichtsloze armlastigheid plus het etaleren van zijn eigen persoon als een voor Nederland acceptabele partner. Na vier jaar militaire dictatuur in Suriname — hoe verlicht ook —• is het land achterop geraakt. Het aanvankelijk zo nobele streven van een groepje onervaren militairen om Suriname een eigen identiteit te verschaffen op te stuwen tot een waarachtige onafhankelijkheid is uitgemond in een grote toekomstige afhankelijkheid. De in Paramaribo ten toon gespreide incompetentie om een coherent leiderschap op te bouwen valt niet met een financiële injectie uit Nederland ongedaan te maken. De Suriname-deskundige van de VVD, Frans Weisglas, constateerde onlangs dat herstel van de ontwikkelingshulp gedragen wordt door de Nederlandse belastingbetaler. Impliciet gaf hij hiermee aan dat Nederlands geld niet aan de andere kant van de oceaan in een bodemloos gat kan verdwijnen. De wens van Bouterse naar financiële steun dient slechts een doel: het handhaven van de macht van het leger dat in Suriname niet aanwezig is voor de verdediging van de onverdedigbare landsgrenzen tegen een gevaar van buitenaf maar voor het regelen van zaken intern. Het dilemma voor Nederland is daarmee door Suriname zelf tot een kleine proportie teruggebracht. Het anwoord van Van den Broek bewijst dat de Nederlandse houding zich de komende tijd niet zal wijzigen, ondanks de — marginale — overeenstemming op het gebied van de burgerluchtvaart, waardoor vanaf begin deze week weer rechtstreekse vliegverbindingen bestaan tussen Paramaribo en Amsterdam.
Het Suriname van voor de revolutie. (Foto NRC Handelsblad Vincent Mentzel)
"Situatie in Suriname maakt hervatten hulp nog niet mogelijk". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/07/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027724:mpeg21:p007
De opiniepagina is een podium voor discussie. Hoofdartikelen geven de mening van de krant weer. De overige artikelen en tekeningen zijn voor verantwoordelijkheid van de auteurs. De redactie behoudt zich hel recht voor ingezonden bijdragen en brieven te weigeren of in te korten. Maximum lengte ingezonden artikelen duizend woorden; uiterste lengte brieven 250 woorden.
"De opiniepagina is een podium voor discussie. Hoofdartikelen geven". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/07/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027724:mpeg21:p007
ISRAËL KENT EVENALS NEDERLAND een parlementair systeem van evenredige vertegenwoordiging. Evenals Nederland is het land aangewezen op de vorming van coalitieregeringen. Maar anders dan in ons land de afgelopen tien jaar geven in Israël de kleine partijen de doorslag. De twee grote machtsblokken, Likud en de Arbeiderspartij, zijn bij lange na niet in staat op zichzelf in de buurt van een meerderheid te komen. Het gevolg daarvan is weer een onevenredige invloed voor de kleine partijen, die zuiverheid van doelstellingen nastreven en in onze ogen vaak extreme standpunten huldigen. In dat licht moet helaas ook de uitslag van de verkiezingen van gisteren worden gezien. In wezen gaat het vooral om een votum van wantrouwen in de oppositie van de Arbeiderspartij van oud-minister Peres, oud-premier Rabin en oud-president Navon. De voorzichtige Peres is er niet in geslaagd zeer brede lagen kiezers ervan te overtuigen dat van zijn partij het werkelijk heil moet worden verwacht en het begin van een oplossing van de problemen waarmee Israël worstelt. En die problemen zijn groot. Er moet veel gebeuren om de economie in het spoor te krijgen en de hollende inflatie terug te dringen. Daarnaast is er het kwellende vraagstuk van de militaire aanwezigheid in Libanon. Verder blijft de Palestijnse kwestie, vormen van zelfbestuur en onafhankelijkheid voor het Palestijnse volk, een grote rol spelen. Maar gezien de uitslag van de verkiezingen lijkt een oplossing van dit probleem dat sinds 1967 met de bezetting van de westelijke Jordaanoever een rol speelt, verder af dan ooit tevoren. DE SOCIALISTISCHE LEIDER PERES heeft vannacht wel verklaard alles in het werk te zullen stellen om een regering te vormen, maar omdat hij nog een kwart van de benodigde stemmen bijeen zou moeten bedelen bij kleine partijen, lijkt een eventuele regering-Peres bij voorbaat verlamd. Peres zou niet alleen afhankelijk zijn van linkse partijen, waarop zichzelf heel redelijke en realistische elementen in vertegenwoordigd zijn, maar ook van verschillende religieuze groeperingen. En aangezien juist in deze sector de meer extreme partijen hebben gewonnen, zou Peres tot een speelbal en gevangene van hen kunnen worden. Onder die omstandigheden valt nog eerder te verwachten dat de huidige Likudpremier Sjamir kans ziet om een levensvatbare regering te vormen. Zijn partij heeft een wat natuurlijker bindmiddel met de rechts-religieuze groeperingen. In de praktijk zou dat kunnen betekenen, dat de religieuze invloed op het dagelijks leven in Israël nog groter wordt dat nu al het geval is en dat er zeker geen oplossing komt voor het Palestijnse vraagstuk. Juist die religieuze partijen die er van overtuigd zijn dat de bezette westelijke Jordaanoever de kern vormt van Israël, zijn versterkt uit de verkiezingen gekomen en zij zullen hun stem luide doen horen. IN DE NU ONTSTANE IMPASSE wordt de roep} om een grote coalitie vernomen. Zuiver rekenkundig is» dat misschien een aantrekkelijke oplossing. Sjamir meent! de Arbeiderspartij nodig te hebben om Israël te dwingen de broekriem aan te halen. Maar de grote partijen verschillen op andere gebieden, met name op het punt van het Palestijnse vraagstuk en het daarachter liggende probleem van welke staat men voor ogen heeft — een klein Israël met joden en geïntegreerde Arabieren, of een grootIsrael met een nog steeds te beheersen Palestijnse minderheid — te zeer van mening om samen een beleid te ontwikkelen. Evenmin biedt de roep om nieuwe verkiezingen veel hoop in de Israelische samenleving. VASTGESTELD MOET DERHALVE WORDEN dat het systeem van evenredige vertegenwoordiging in Israël is vastgelopen en ten onder dreigt te gaan in verbrokkeling, waarbij de strijdlust van de kleinere partijen alleen maar aangewakkerd kan zijn door hun successen. Al met al wacht Israël nu een periode van moeizame kabinetsformatie. Voorlopig lijkt de huidige premier Sjamir, ondanks het verlies van het Likudblok, de meest kansrijke kandidaat als het om een vorming van een regering gaat. Maar evenzeer moet worden geconstateerd dat zo'n coalitieregering de Israelische staat weinig zicht biedt op een nieuw begin.
"Democratie loopt vast in Israel". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/07/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027724:mpeg21:p007
NRC HANDELSBLAD Hoofdredacteur: W. Woltz; hoofdredactie: M. J. M. van Rooy, J. H. Sampiemon en drs. J. R. Soetenhorst; commentatoren: J. M. Bik, H. J. A. Hofland, mr. F. Kuitenbrouwer, drs. A. S. Spoor (New York) en A. F. van Zweeden; chef redactie: drs. B. Knapen.
"Advertentie". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/07/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027724:mpeg21:p007