Door José Toirkens Redacteur NRC Handelsblad
Hoewel al sinds dc eenprocentsoperatie van Duisenberg (kabinet-Den Uyl) gesproken wordt over forse ingrepen in de sociale zekerheid is er nog niet zoveel gewijzigd op dit terrein als onder het kabinet-Lubbers. Dat kabinet zit nu ruim twee jaar. In die periode zijn de uitkeringspercentages van WAO (was 80 procent), WW (was 80 procent) en WWV (was 75 procent) verlaagd naar 70 procent. Met deze verlaging werden eerdere kortingen op de bruto-uitkeringen in 1984 verrekend. De WWV-uitkering voor jongeren werd vervangen door een RWWuitkering. De sociale minima en de minimumlonen zijn sinds 1 januari 1983 bevroren. De kinderbijslagen zijn bevroren sinds 1983 en gaan in 1985 slechts beperkt omhoog. De minimum jeugdlonen en de daaraan gekoppelde sociale uitkeringen voor jongeren werden in 1983 met 10 procent verlaagd. De minimumdagloonbepalingen in WAO, WW en WWV zijn zo ver beperkt dat ze alleen nog gelden voor kostwinners. Die beslissingen zijn genomen zonder grote problemen in de coalitie van CDA en VVD. Partijen hadden zich ook gebonden aan forse bezuinigingen. In het regeerakkoord van het kabinetLubbers waren al bezuinigingen overeengekomen in een jaarlijkse omvang die vorige kabinetten gewend waren te spreiden over vier jaar. Bestek '81, het beleidsprogramma van het kabinet-Van Agt I, had als uitgangspunt bijvoorbeeld 10 miljard in vier jaar. Het regeerakkoord van het kabinet-Lubbers legde de prioriteit van het economisch herstelprogram bij verlaging van het financieringstekort naar 7,5 procent van het nationaal inkomen in 1986. Om die tekortreductie te bereiken zou jaarlijks 7 miljard gulden moeten worden omgebogen op de collectieve uitgaven, waarvan twee miljard op de sociale zekerheid. Daarbij gingen de partijen ervan uit dat gerekend mocht worden op een loonmatiging van 2 procent per jaar die automatisch zou worden doorvertaald naar de sociale uitkeringen. Bovenop deze bevriezing van uitkeringen zouden dan nog eens andere bezuinigingsmaatregelen ter grootte van 2 miljard per jaar komen op de sociale zekerheid. Ondanks de loonmatiging die vooral als gevolg van arbeidstijdverkorting werd gerealiseerd, moest er de afgelopen jaren nog meer bezuinigd worden. In plaats van 2 miljard per jaar op sociale zekerheid ging het in 1983 om 3,2 miljard en in 1984 om 3,4 miljard. Voor 1985 is 2,5 miljard aan ombuigingen op de sociale zekerheid voorgesteld. Bijstellen Overigens is de bezuinigingstaakstelling voor 1984 wel gehaald voor dat jaar maar in gewijzigde vorm. Onder druk van parlement en vakbeweging moest
het kabinet per 1 juli 1984 zijn plannen bijstellen. De geplande verlaging van de daglonen in WAO en WW met 3 procent ging wel door maar die voor de WWV moest onder druk van het parlement worden uitgesteld, naar 1 januari 1985. De voor 1 juli geplande bezuiniging werd gedeeltelijk vervangen door tijdelijke maatregelen. De bedoeling was dat die per 1 januari 1985 structureel gemaakt zouden worden maar dat is niet gebeurd. Daardoor is er een structureel gat blijven zitten van rond een half miljard gulden. Per 1 juli 1984 had het kabinet voor het eerst op het punt van de sociale zekerheid in belangrijke mate gas moeten terugnemen. Het kabinet was van start gegaan met een no-nonsense houding. Die uitte zich in een hard programma en harde maatregelen die ook hard werden gebracht. Dit wil zeggen zonder mooie beloften er omheen. De bezuinigingen op de sociale zekerheid staan in het regeerakkoord vooral in het kader van een herziening van het stelsel van sociale zekerheid. Die term doet meer vermoeden dan er gebeurt want feitelijk gaat het bij die stelselherziening om de verwerking
van de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen in AOW en WWV, om een verlaging van het uitkeringspercentage van de WAO naar 70 procent, de verdiscontering van de werkloosheidcomponent in de WAO, en een integratie van de werkloosheidsverzekeringen WW en WWV. Daarbij komt dan nog een aanpassing in de ziektewet. Er waren drie fundamentele redenen om wijzigingen aan te brengen in de sociale zekerheid. Het huidige stelsel is te verbrokkeld. De derde EEG-richtlijn verplicht ons land te zorgen voor gelijkberechtiging van man en vrouw zowel bij uitkeringen als bij premiebetaling en de uitgaven voor sociale zekerheid zijn in de jaren zeventig en begin tachtig explosief gestegen. Die ontwikkeling is nu mede onder invloed van de bezuinigingen tot staan gebracht voor wat betreft de sociale verzekeringen. Daar staat tegenover dat er een verschuiving in de kosten heeft
plaatsgehad. Door de stijging van het aantal langdurig werklozen moesten uit de schatkist steeds meer WWV-uitkeringen worden gefinancierd. Bij de wijzigingsvoorstellen die het kabinet heeft ingediend om het sociale zekerheidsstelsel te herzien staat bezuinigen voorop. Dat blijkt uit de korte periode waarin volgens die plannen voor uitkeringstrekkers toch zeer belangrijke beslissingen zouden moeten worden doorgevoerd. Concessie Die snelheid begint het kabinet nu parten te spelen. Na de „tegenvaller" per 1 juli 1984 moest het kabinet ook per 1 januari 1985 weer een concessie doen aan de regeringsfracties in de Tweede Kamer. Voor WAO'ers die al verschillende jaren een uitkering krijgen wordt de korting per 1 januari op het uitkeringspercentage tijdelijk verzacht. Zij dalen pas per 1 juli van dit jaar naar een uitkeringspercentage
van 70 procent. De bevriezing van de kinderbijslag die het kabinet per 1 januari had willen doorvoeren moest worden uitgesteld naar 1 juli. Een kleine tegenvaller levert de invoering op van de verlaging van het uitkeringspercentage van de WW. Volgens de Sociale Verzekeringsraad is het onmogelijk om de hiervoor noodzakelijke wijzigingen in de uitvoeringsbesluiten tijdig te nemen. Die besluiten moeten dan met terugwerkende kracht worden ingevoerd. Jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep maakt het echter onmogelijk om dan ook met terugwerkende kracht de uitkeringen alsnog te verlagen. Grotere tegenvallers in 1985 waarmee het kabinet al geconfronteerd is hebben te maken met de gelijkberechtiging van man en vrouw. Zowel ten aanzien van de WWV als de AOW heeft de Tweede Kamer gekozen voor de in haar ogen meest rechtvaardige oplossingen. Die zijn vele honderden miljoenen guldens duurder dan de plannen van het kabinet. Daar komt voor dit jaar nog bij dat de voorgenomen wijzigingen in de ziektewet (verlaging van het uitkeringspercentage
naar 75 procent en betaling van sociale premies over de uitkeringen) pas op zijn vroegst per 1 april kunnen ingaan. Alles tezamen wordt daardoor van de bezuiniging van 2,5 miljard op sociale zekerheid in 1985 al ruim 800 miljoen gulden niet gehaald. Premieverhoging Minister Ruding (financiën) is van mening dat het nadeel voor de sociale fondsen dan gedeeltelijk moet worden opgevangen door premieverhoging. Dat is op zichzelf opmerkelijk omdat het kabinet tot nu toe premieverhoging als alternatief voor bezuinigingen steeds heeft afgewezen. Ruding zelf kan dit jaar nog met een forse tegenvaller voor de schatkist te maken krijgen wanneer de integratie van de werkloosheidswetten die per 1 juli dit jaar zou moeten ingaan vertraagd wordt. Die integratie bevat een verschuiving in de financiering van de uitkeringen aan langdurig werklozen van de schatkist naar werkgevers en werknemers. De kans op vertraging is groot gezien de ingewikkelde voornemens die het kabinet heeft. Er komt een nieuwe werkloosheidswet waarin de duur van de uitkering afhankelijk is van de leeftijd. Tijdens deze periode zakt de uitkering geleidelijk naar een minimumniveau. In 1986 wil het kabinet het uitkeringspercentage lager vaststellen naarmate het inkomen hoger is. Bovendien moeten er gezinstoeslagen komen en gedurende een overgangsperiode van een jaar voor man en vrouw zelfstandige uitkeringen op het minimumniveau voor het gezin naar de bijstand zakt. De voorbereiding van de wetgeving is nog in de fase van de zogenaamde hangpuntennota. Dat betekent dat de meeste keuzes nog gemaakt moeten worden. Dan pas kan aan de feitelijke wetgeving worden gewerkt. Dat het kabinet op de bezuinigingen in de sociale zekerheid zoveel gas moet terugnemen heeft dus twee belangrijke oorzaken. Wijzigingen die de Tweede Kamer erin heeft aangebracht of die onder druk van de Kamer door het kabinet moesten worden geslikt. En vertraging in zowel de wetgeving als de uitvoering van een aantal voorstellen. Voor een deel kan dat worden toegeschreven aan te snelle besluitvorming binnen departementen en kabinet om maar aan de geplande bezuinigingstaakstelling te voldoen. Het blijkt dat ingrijpende wijzigingen in het stelsel van sociale zekerheid een voorbereiding eisen die niet uitsluitend gedomineerd wordt door bezuinigingswoede. Dat het kabinet belangrijke wijzigingen die het kreeg opgedrongen gemakkelijker blijkt te accepteren dan in de eerste anderhalf jaar maakt ook duidelijk dat de no-nonsense houding enige flinke barsten begint te vertonen.
Barsten in het no-nonsense beleid? (Foto NRC Handelsblad/Ton Poortvliet)
"Haast om te bezuinigen in sociale zekerheid begint kabinet-Lubbers op te breken". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027737:mpeg21:p007
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027737:mpeg21:p007
"Geweldsmisdrijven waarbij racistische motieven een rol spelen moeten zwaarder worden bestraft dan geweldsdelicten waarin dergelijke motieven geen rol spelen; de fracties van rechts en klein links verzetten zich tegen het voorgenomen schrappen van het verbod op porno uit het Wetboek van Strafrecht; aan daders van sexuele geweldsdelicten dienen forse straffen te worden opgelegd; hogere strafmaxima voor milieuverontreiniging". Door G iancarlo Fornaro Adjunct-secretaris van de Centrale raad van advies voor het gevangeniswezen, de psychopatenzorg en d e reclassering in Den Haag Ziehier een bloemlezing van krantekoppen van de laatste maanden. Koppen die een vertrouwen uitdrukken in de werking van het strafrecht. Op zichzelf is dat niet bijzonder. Wat wel opvalt, is dat de bepleite strafbaarstellingen met name uit progressieve hoek afkomstig zijn. Vooral feministische groeperingen belijden nadrukkelijk hun geloof in net strafrecht. De publiciste Jeanne Doornen constateert in een beschouwing over de overheid en sexueel geweld dat n.a.v. de zaak van de "aanrander met de hond" net accent binnen feministische groepen niet meer lijkt te liggen °P een goede opvang van en hulpverlening aan slachtoffers van sexueel geweld, maar is verschoven naar de eis dat de daders worden aangepakt (maandblad Proces nr. 5, 1984). De bepleite strafverzwaringen doen een ommekeer in het denken van links over het strafrecht vermoeden. Tot voor kort immers 'rok links niet alleen sterk de doelstellingen en het functioneren van het strafrecht in twijfel, maar nam men het ook steevast op voor de dader. Gelooft men (weer) in de repressieve krachten van de overheid, of is er een andere verklaring voor de roep om meer en
zwaardere straffen? Het bevorde ren van het welzijn van de burger is de hoeksteen van het progressieve denken. Veiligheid van de burger vormt, samen met diens vrijheid een wezenlijk onderdeel, zo niet een voorwaarde voor welzijn. Het streven naar optimale vrijheid staat echter op gespannen voet met de behoefte aan veiligheid. Wat de een wil, kan een bedreiging voor de ander zijn. Dat is dan ook een belangrijke reden waarom een rechtsstaat straf-1 rechtelijke normeringen aanlegt. Boeten deze normeringen aan kracht in, bijv. omdat zij slecht worden gehandhaafd, dan neemt het gevoel van onveiligheid toe. Het linkse denken over veiligheid wordt in beginsel overheerst door sociologische verklaringen voor criminaliteit. Vanuit de overtuiging dat vooral maatschappelijke misstanden de bron van het criminaliteitsvraagstuk vormen maakte men zich sterk voor structurele oplossingen van dit vraagstuk. Oplossingen die niet alleen de individuele verwijtbaarheid sterk reduceerden, en dus het vrijheidsideaal tegemoet kwamen, maar tevens de noodzaak van maatschappelijke veranderingen onderstreepten. Het niet langer handhaven van het verbod op de handel in en het gebruik van soft drugs is een product van dit denken. Zo ook de gedachte dat veiligheid beter is gediend met werkgelegenheidsprogramma's voor jongeren, dan met crmininalisering van vandalisme. Het toepassen van het strafrecht staat haaks op deze redeneringen. Het strafrecht is, zeker in linkse ogen, immers niet meer dan een "symptoombestrijder"; een repressief instrument dat dient ter handhaving van de bestaande normen. Het geldt voor vele, op maatschappelijke veranderingen uit zijnde groeperingen als anti-emancipatoir, als instrument van de machthebbers om maatschappelijke bewegingen te neutraliseren door hen te criminaliseren. En toch suggereren feministen
dat zware straffen voor aanranders en verkrachters een antwoord zijn op het sexuele geweld; menen anti-racisten en -fascisten dat strafbaarstelling van racisme en discriminatie deze verschijnselen zal doen afnemen; verwachten milieubeschermers dat zware straffen het milieu een schoner aanzien zullen geven. Kortom, men probeert emancipatie door te voeren en machtsongelijkheid op te heffen met behulp van een instrument dat naar eigen mening nogal eens wordt gebruikt om bestaande verhoudingen te continueren. Emancipatie door strafrecht? Het lijkt een tegenstrijdigheid die duidt op inconsistent denken over het strafrecht. Geëngageerde groeperingen doen primair een beroep op het strafrecht, ten behoeve van het belang waar zij ieder voor zich voor staan. Het strafrecht dient ter verwezenlijking van de eigen doelstelling. Men opteert voor het opleggen van gevangenisstraf aan verkrachters omdat die de veiligheid van de eigen doelgroep bedreigen, maar eist tegelijkertijd een door de overheid te bieden menswaardig bestaan voor heroïnehoertjes en junkies, ook al veroorzaken die enorm veel onrust en onveiligheid. Het strafrecht als zodanig wordt verfoeit als middel om maatschappelijke problemen te reguleren, maar het kan wel dienen de eigen deelbelangen te accentueren en voor het voetlicht te halen. Inderdaad een inconsistentie in het denken, maar wel één ter onderstreping van de eigen doeleinden. De politiek honoreert de afzonderlijke appèllen op het strafrecht nogal eens. Het is politiek gezien kennelijk interessant om belangengroeperingen tegemoet te treden, ook al weet men dat een extra strafbaarstelling van geweldsdelicten met bijv. een racistische achtergrond het racisme niet uit de wereld zal helpen. De samenleving voelt zich onveilig. De onveiligheid kan slechts verminderen wanneer de overheid een evenwichtige criminele politiek
voert. Een politiek gebaseerd 'op twee pijlers. Enerzijds op de preventie van crimineel gedrag: sociale controle moet worden bevorderd, de burger moet op zijn eigen verantwoordelijkheid worden gewezen; in stedebouwkundige plannen moeten onveilige plaatsen zo min mogelijk voorkomen; milieuverontreinigende produktieprocessen dienen aan milieuvoorwaarden te voldoen, anderzijds moet bij wetsovertreding de overheid sanctionerend optreden. Het strafrecht is daartoe het belangrijkste instrument. Dit betekent niet dat elke wetsovertreder in de gevangenis moet belanden. Waar het om gaat, is dat de overheid reageert op de ongewenste wetsovertreding (zo ook: Brand-Koolen NRC Handelsblad 22 juni 1984) en de wetsovertreder met zijn daad confronteert. Wetsovertredingen doen de rechtsstaat een deuk oplopen. De reactie van de overheid op deze deuk kan naar de ernst van de inbreuk bestaan uit een schadevergoeding, een alternatieve sanctie, een geldboete of een gevangenisstraf. Er dient wel te worden aangegeven welke wetsovertredingen men als een inbreuk op de rechtsorde ervaart. Niet alleen worden sommige strafbare feiten niet langer meer als zodanig beschouwd; er dient, mede gelet op capaciteitsproblemen bij politie, justitie en rechterlijke macht, een zekere prioriteitenstelling plaats te vinden ten einde de handhaving te garanderen. Toegepast als een onderdeel in een samenhangend pakket van maatregelen vormt het strafrecht een wezenlijk element in een criminele politiek. Indien vanuit de samenleving wordt aangedrongen op strafbaarstelling van bepaalde gedragingen dienen de politici deze verlangens niet uitsluitend te vertalen in wetten of in opsporings- en vervolgingsprioriteiten, maar dienen deze verlangens ook te worden getoetst aan de mogelijkheden die er zijn om preventief op te treden.
"Overheid moet wetsovertreders met hun daad confronteren". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027737:mpeg21:p007
Naar aanleiding van het hoofdartikel van maandag 17 december, waarin van de wetgever "flinkheid gevraagd" wordt in verband met het wetsontwerp gelijke behandeling, zou ik twee vragen willen stellen: 1) Moet het de bedoeling van de wetgever zijn de overtuiging tegen te gaan volgens welke de intieme sexuele omgang exclusief thuishoort in het huwelijk, althans uit te spreken, dat deze overtuiging niet daadwerkelijk mag functioneren in het (benoemings)beleid van bijzondere instellingen, omdat andere mensen die er anders over denken (en dienovereenkomstig handelen) gediscrimineerd worden? Een dergelijke wettelijke bepaling lijkt mij absurd als bedacht wordt welke ruimte de grondwet garandeert voor o.a. de orthodoxchristelijke geloofsovertuiging om als grondslag van instellingen van bijvoorbeeld bijzonder onderwijs te fungeren. Een dergelijke grondslag heeft immers noodzakelijkerwijs een "discriminerend" karakter. Welke rechtvaardiging kan er zijn voor de wetgever om de bovengenoemde overtuiging van een dergelijke grondslag uit te sluiten? 2) Zou het voor de zuiverheid van de discussie — voorzover er al van een echte discussie sprake is — niet beter zijn het onderscheid te maken tussen sexuele geaardheid en sexueel handelen, juist omdat het gaat om mensen? Hoezeer de meningen ook mogen verschillen over wat geoorloofd is en wat niet, over wat normaal en wat abnormnaal, daarom hoeft toch niet genegeerd te worden dat mensen een keuze hebben ten aanzien van hun sexuele gedrag en dat bij die keuze morele opvattingen een legitieme, zelfs een noodzakelijke rol spelen? Ik voeg hieraan nog een opmerking toe: om duidelijk te maken waar het eigenlijke verschil ligt zouden besturen van bijzondere instellingen, indien zij vanuit bovengenoemde overtuiging hun beleid willen voeren, niet het eventuele homosexuele handelen, maar de overtuiging ten aanzien van het al of niet geoorloofd zijn daarvan tot criterium bij hun benoemingsbeleid
moeten maken. Dit criterium selecteert niet op sexuele geaardheid, maar op overtuiging, bij homofiele èn heterofiele mensen. Prof. dr. H. G. Geertsema Eek en Wiel. 19 dec. 1984. Decentrale energie In NCR Handelsblad van 17 december verklaart de heer Kees Zijlstra, Tweede kamerlid, tegenstander te zijn van de bouw van nieuwe kernenergiecentrales. Het valt op zich zelf te loven, dat er in Nederland zo veel oppositie is tegen iets, wat met name door de onopgeloste problematiek van het radioactieve afval voorlopig slechts in het wetenschappelijke stadium behoort te blijven, dus met niet meer dan 1 of 2 centrales. Echter, wat me van de tegenstanders-met-invloed tegenvalt, is dat deze niet iets "aan de andere zijde" bereiken. Als in dit geval de PvdA zegt zich te conformeren aan de resultaten van de BMD, waarin met name wordt gevraagd om decentrale elektriciteitsopwekking als alternatief voor alle grote centrales, inclusief steenkool en olie, waar blijft dan na de langdurige discussie de praktische realisering hiervan? Concreet: heeft de Tweede Kamer zo weinig invloed, dat ze niet kan bewerkstelligen, dat alle gemeenten en provincies nu eens simpele lijstjes maken van de plaatselijke zwembaden, ziekenhuizen, bejaardenflats, bepaalde industrieën, en dergelijke, die met warmtekrachtkoppeling, en eventueel warmtepomp, kunnen worden toegerust?! De vele voordelen zoals minder brandstofbehoefte, goedkopere energie, minder zure regen, gemakkelijker planning, minder overcapaciteit, minder schade aan landschap en vogels, zijn al vaak naar voren gebracht, maar waar blijft de realisering? Is de Tweede Kamer dan zo gehandicapt, staat ze zo ver van de "praktijk" af, dat ze alleen maar over de planning van grote centrales kan praten? En als er zo veel aan decentralisatie van taken wordt gedaan, waarom kan dit wat betreft onze elektricteitsvoorziening dan niet of nauwelijks, terwijl dit toch zo voor de hand ligt? D. Prins Rhenen
"BRIEVEN Discriminatie". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027737:mpeg21:p007
DE VERKOOP VAN 1984 zal in 1985 teruglopen, zo voorspellen de heren De Bie en Van Kooten op het eerste blad van hun bescheurkalender voor het nieuwe jaar. De titel van Orwell's boek maakt de voorspelling van de heren nogal solide. Wie de rest van het jaar aan hen wil laten, kan achteruitkijken - dat is een voudiger - naar 1984. Dat jaar, het is bijna af, gaf eigenaardige en belangrijke politieke gebeurtenissen te zien. Eigenaardig was het bijvoorbeeld om te zien dat naarmate iets van verwezenlijking van de doelstellingen van het kabinet-Lubbers te bespeuren viel, de steun van de kiezers voor de coalitiepartijen die het kabinet dragen verminderde, althans in de opiniepeilingen. De conclusie dat het kabinet dus op hoofdzaken een fout beleid voert, zal dan voor menigeen voor de hand liggen. Juister zou echter de conclusie zijn dat de saneringsoperatie die het kabinet zichzelf ten doel heeft gesteld en die hoogstnoodzakelijk was en is, naast eerste gunstige uitkomsten ook stevige maatschappelijke pijn te zien geeft. Pijn die voor zeer velen kennelijk (nog?) het zicht doet vervagen op succesjes inzake het nog steeds hoge overheidsfinancieringstekort, rendementen, werkgelegenheid en lastenbeperking. Hopelijk zal het beleid het van de pijn winnen, en niet omgekeerd. Al zal dat met het dichterbijkomen van de verkiezingen van mei 1986 niet gemakkelijk zijn, zeker niet voor het CDA dat zich al merkbaar zorgen maakt om zijn sociale profiel en zijn relatie tot de christelijke vakbeweging. Eigenaardig was het in 1984 te zien dat de VVD zich af en toe nerveus toonde over de vaardigheid die de CDA'er Lubbers in zijn functie als premier vertoonde. Het is voor het kabinetsbeleid te hopen dat de VVD geduld oefent met de premier, en hem niet al te zeer of al te spoedig het stempel opdrukt van eerste politicus van het CDA met wie geconcurreerd moet worden. En eigenaardig, onaangenaam, was het dat de indrukwekkende prestatie die de parlementaire enquêtecommissie RSV leverde, vrijwel onmiddellijk dreigde te worden overscha-' duwd door weinig verheffend gedoe rondom de positie van de VVD'er Van Aardenne. Die wilde zelf als minister niet weg, hij mocht van zijn partij niet weg,hij moest van de oppositie weg en hij zit wat het CDA betreft tot nader order voorwaardelijk in de stoel van vice-premier. Dat laatste is een onmogelijkheid die sterk herinnert aan een brief die de toenmalige minister Van Agt de Tweede Kamer ooit schreef: ik weet niet zeker of ik wel minister blijf, U hoort nog nader van me. Ministers zijn altijd voor honderd procent aanwezig zolang zijzelf en een meerderheid van het parlement dat willen, anders niet. Daartussen bestaan geen mogelijkheden, zelfs niet in moeilijke CDAuren. Wellicht zullen de komende discussies in het parlement gelegenheid geven om de katerstemming weg te nemen die nu onverdiend over de tweede naoorlogse enquête is ontstaan. Te wensen ware wel dat de enquête als belangrijk instrument dan niet wordt geabstraheerd van de politieke werkelijkheden van dit veel-partijenland met zijn eigensoortige coalitieverplichtingen en kiesstelsel. Want aan vertogen over de wenselijkheid van een ander Nederland, hoe aantrekkelijk dat sommigen ook moge lijken, is in die discussie geen behoefte. HET JAAR 1984 bracht eindelijk zoiets als een Nederlands kruisrakettenbesluit, bijna vijf jaar na het Navodubbelbesluit van december 1979. De helderste beslissing die te bedenken viel - ja of neen bijvoorbeeld - is het niet geworden maar daarop mocht dan ook niemand hopen na de misere van de afgelopen vijf jaar op dit gebied. Bij alle gebreken die het vertoont is er toch wel waardering op te brengen voor het compromis dat het maandenlange touwtrekken van CDA en VVD besloot. Voorkomen is gelukkig dat Den Haag de ene of de andere crisisvariant tot veiligheidspolitiek exportartikel verhief, want daarmee zou internationaal alleen een prijs in de sector hypocrisie te verdienen zijn geweest. Dezelfde creatieve geest die eens, in '79, de CDA-fractie haar vertrekpunten voor het kernwapenbeleid hielp componeren heeft - nu als premier - in het gevonden compromis van juni jl. ook een groot aandeel gehad, al heeft de VVD dan stevig moeten trekken om hem uiteindelijk zo ver te krijgen, want eerder was hij met andere (mindere) oplossingen al zover. Belangrijk besluit, verstrekkende betekenis, politiek en veiligheidspolitiek, dat zal de komende jaren blijken, te beginnen op 1 november aanstaande.
"Terugblik". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027737:mpeg21:p007
NOG JUIST voor het verstrijken van de maand, heeft de RSV-enquête een nieuw scenario gekregen. Ditmaal staat de Amsterdamse reparatiewerf ADM model.Het kabinet voelt er niets meer voor om de werf overeind te houden. De werf ziet zelf nog tal van kansen om met de orderportefeuille achter de hand te overleven. De vakbeweging is verbijsterd over de kortzichtigheid van de landsbestuurders in Den Haag, de Ondernemingsraad simt zich daarbij aan. De politieke oppositie in de Tweede Kamer reageert eveneens voorspelbaar. De woordvoerder van de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer, Van der Hek, vindt dat overlevingsplannen serieus moeten worden bekeken, maar de regeringspartijen sluiten de rij aarzelend achter minister Ruding, die de hand op de beurs houdt. Maar, hoewel veel gedrag voorspelbaar is en woorden als overlevingsplannen opgeld doen is het onmiskenbaar dat de enquête naar het reilen, zeilen en ondergaan van de RSV wel degelijk heeft plaats gevonden.Het is duidelijk dat de betrekkelijke windstilte na de beslissing van het kabinet veel , zo niet alles te maken heeft met het veeldelige eindrapport van de commissie uit de Tweede Kamer onder leiding van de CDA-er Van Dijk. ADM heeft de conjunctuur en het rapport van die commissie tegen. De menories in de politiek mogen kortstondig van duur zijn, het werk van de commissie -Van Dijk ligt velen nog te zwaar op de maag en te dicht in het geheugen. Vandaar dat het kabinet niet werkelijk bang behoeft te zijn dat zijn besluit om geen geld te fourneren, echt zal worden aangevochten in de Tweede Kamer.
"Scenario's". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027737:mpeg21:p007
De opiniepagina is een podium voor discussie. Hoofdartikelen geven de mening van de krant weer. De overige artikelen en de tekeningen zijn voor verantwoordelijkheid van de auteurs. De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden bijdragen en brieven te weigeren of in te korten. Maximum lengte ingezonden artikelen duizend woorden, uiterste lengte brieven 250 woorden, beide te adresseren aan: redactie opiniepagina NRC Handelsblad, Postbus 824, 3000 DL Rotterdam.
"De opiniepagina is een podium voor discussie. Hoofdartikelen". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/12/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027737:mpeg21:p007