Voorstelling: Doctor Nero, muziektheater van Lodewijk de Boer en Louis Andriessen. Toneelbeeld: Frank Raven; regie: Lodewijk de Boer; spelers: Eric Schneider, Aus Greidanus, Hugo Maerten, Peter van der Linden, Sacha Bulthuis, Will van Kralingen en anderen; muziek uitgevoerd door het Gamba Consort. Gezien op 13/4 Appeltheater Den Haag. Door JAC HEIJER Docter Nero (Peter van der Linden) is een plastisch chirurg, die zijn zoon tot vrouw en zijn dochter tot man heeft omgebouwd. Trouwens, niemand in zijn entourage, decadent op z'n Hollands, is nog wie hij/zij vroeger was. Van rijkdom en seksuele bandeloosheid kan dit gezelschap niet meer genieten, laat staan van kunst. Lodewijk de Boer heeft voor toneelgroep De Appel Petronius' Satyricon herschreven tot een gelijkenis over het failliet van kunst en samenleving. Alleen de muziek komt er genadig af, maar die is dan ook van Louis Andriessen. Voor de personages van de zedenschetsen uit keizer Nero's epoque, door Fellini gebruikt voor een film en door Maderna voor een opera, heeft De Boer hedendaagse varianten gevonden. Petronius' centrale figuren, de jongelingen Encolpius en Ascyltos, zijn hier een verlept vriendenpaar: Eric Schneider en Aus Greidanus. De één is schrijver, de ander componist. Misschien zijn ze te zamen De Boer-Andriessen. Het tweetal werft om de gunsten van Nero's dochterzoon, Hugo Maerten, een hoerige muze zonder
inspiratie, (symbool van het toneel?). Van het tweetal is de schrijver er het ergste aan toe. In het bed van de mode, vertegenwoordigd door een ontwerpster (Will van Kralingen), blijkt hij impotent en bezwijkt hij onder zijn eigen verzameld werk. De Boer paart de mode aan de kunstkritiek; zijn kwakende critica (Sacha Bulthuis) heeft een verhouding met de ontwerpster. De ordinaire rijkaard Trimal'chio (Henk Votèl) richt niet alleen een morbide maaltijd aan, maar blijkt hier ook te zitten achter de verering van Priapus. Het vrouwvolk omzwermt diens gouden penis. Liefde en kunst, ze bestaan uit machteloosheid en commercie. De Boer heeft Petronius' epicurisme vervangen door spotziek cynisme. Het stuk bevestigt de mythe dat wij in een ellendige periode verkeren van maatschappelijke en artistieke lethargie. De Boer heeft daar helaas geen weerwoord op; zijn schrijversfiguur geeft het dan ook op. Hooguit is voelbaar hoe De Boer zich als een schooljongen heeft zitten verkneukelen over zijn hatelijkheden en soms ga ik daarin met hem mee. De grinnikgraad is hoog. Doctor Nero is een dolgedraaide allegorie, waarin niet alleen alle toespelingen wordt uitgelegd, maar bovendien kritiek op de vorm wordt voorkomen. Mankeert het de figuren aan karakter, welnu, ze zijn immers behandeld door de plastisch chirurg. Bestaat de tekst niet te veel uit losse kreten, maar natuurlijk, want wat zouden deze holle types nog aan dialoog te voeren hebben. Kan Doctor Nero wel een goed stuk zijn, als juist wordt aangetoond dat schrijvers niets meer te melden
hebben? Op die manier wordt het stuk een slang, die zichzelf in de staart heeft gebeten en nu op punt staat zijn eigen kop op te vreten. Tegenover het failliet van de schrijver staat de triomf van de componist. Het is of De Boer zich met opzet buigt voor de artisticiteit van zijn kompaan, Louis Andriessen. Hij verwerkt zelfs in de tekst commentaar op diens muziek: "hoofs en toch hedendaags", laat hij zeggen en meldt terloops dat in de muziek verwezen wordt naar Gesualdo en Monteverdi. Dat klinkt spottend en koket, maar dat is een slim masker van De Boer. Kleinburgers Als regisseur laat hij de figuren spelen alsof het bestaanbare mensen zijn en geen verzonnen constructies. Het zijn verkrampte kleinburgers, of ze nu artiesten of kunstvlooien zijn. Hun onderlinge verschillen vallen weg, zodra de muziek hen dwingt tot eendere bewegingen, tot parlando of samenzang. Het is deze elegante en evenwichtige muziek, gaaf vertolkt door gamba-speelsters en een klaveciniste in rokkostuum, die als het ware het naargeestige gezelschap bedreigt, helaas niet verlost. Wat mij betreft had Andriessen van Doctor Nero meteen een opera mogen maken. De Appel heeft een nieuw artistiek beleid aangekondigd. De onderhavige, naar mijn smaak nogal geforceerd gespeelde voorstelling lijkt nog te veel op de kruising tussen Baal en Globe, terwijl De Appel het politiek bewustzijn van de eerste en de frivole decadentie van de tweede mist. Moge De Appel een meer onspannen ontwikkeling beschoren zijn.
"Doctor Nero, variant op Satyricon bij De Appel Een dolgedraaide allegorie". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 11-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027759:mpeg21:p006
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 11-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027759:mpeg21:p006
Concert: Naum Grubert (piano). Programma: Mozart, Fantasie in d KV 397; Schubert, Sonate in Bes D 960, Chopin, Ballade nr 4 in f op. 52 en Nocturne in Des op. 27,2; Liszt, Funérailles en Rhapsodie nr 12. Gehoord 15/4 in Concertgebouw, Amsterdam. Radio-uitzending door de Vara 14/5 om 20.00 uur. Door THEO MULIER Nadat de afgelopen acht jaar al een aantal grote Russische musici zoals Dubinski, Lubotski, Edlina, Egorov, Kondrasjin, Ferschtman, Geiler, Vinnikov, Liberman en Warenberg voor langere of kortere tijd in Nederland zijn neergestreken, heeft sinds vorig jaar september ook de uit Sovjet-Unie afkomstige pianist Naum Grubert (33) zich in ons land gevestigd. Om Wim Kan aan te halen: de Russen komen, maar ze komen één voor één. Grubert slaat in bovengenoemd illuster gezelschapje een uitstekend figuur, zoals concertgangers in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht al in 1982 hebben kunnen constateren toen hij, vier jaar na zijn prijs op het Tsjaikofski Concours, zijn eerste buitenlandse toernee maakte. Destijds kon het Naum Grubert nog overkomen dat hij, tot schrik vooral van de temidden van het publiek geposteerde Russische begeleidster bij het afgaan de verkeerde deur koos en minutenlang door de gangen en ruimtes achter het podium van de Doelen dwaalde. Tijdens zijn debuut in de Kleine Zaal van het Concertgebouw was echter van enige onzekerheid of desorientatie geen sprake meer. Grubert liet zich kennen als een raspianist, zowel een sportief
virtuoos als ook een echte graver, bij wie het allemaal heel diep gaat. Hij houdt van rustige tempi om, bijvoorbeeld in de eerste twee delen van de grote Schubert-sonate in Bes alles naar waarde te kunnen peilen, je van alle modulaties, tegenstemmen en zelfs onopvallende wisselnoten in de linkerhand te laten genieten. De kabbelende begeleidingsfiguren geeft hij zoveel klank en relief dat ze de eindeloze stroom aan melodieën voortdurend ondersteunen en op gang houden, ondanks de gedragen tempi. Grubert maakt het zichzelf en zijn luisteraars niet gemakkelijk. Achter alles wat hij doet steekt een overtuiging, een idee. En al is die meestal niet nader te omschrijven dan als gevoel voor articulaties, lijnen, muzikale opbouw, hij dwingt je wel, je in het gebodene in te leven. In de Schubertsonate weet hij, een enkel moment in de finale uitgezonderd, de concentratie vijfenveertig minuten lang vast te houden. Een schitterend uitgebalanceerde en geestkrachtige vertoking, waaraan de zachtste, meer omfloerste tinten ontbraken — maar dat is ook al gauw afdeling trucendoos en ijdeltuiterij, en dus Grubert ten enen male vreemd. De eerste Ballade en de Nocturne op. 27,2 van Chopin kregen de diepgang en het virtuoze éclat die ze behoeven. Momenten waar je op zit te wachten — die smartelijke dalende sequens in de Ballade bijvoorbeeld, voorspelbaar in zijn verloop en binnen luttele seconden verstreken maar toch elke keer een belevenis — geeft Grubert het volle pond aan expressiviteit. Dan mogen wat mij betreft andere passages gerust iets te zwaar en te pedalerig uitvallen.
Grubert de klavierleeuw kwam volledig aan zijn trekken in de Funérailles en Rapsodie nr. 12 van Liszt. In beide stukken kon hij zijn gebeitelde techniek -— een grote 'Russische' toon, snelheid en egaliteit in de aanslag en een formidabel akkoordspel — nog eens demonsteren. Maar wat is zelfs zo'n aanspraak op diepzinnig-heid makende Funérailles vervelende muziek! Banaal pianistisch machtsvertoon, armzalige melodieën in salonjargon, aangeplempt met dreunende bassen of quasi-gevoelige arpeggio's. Bah! In zijn Hongaarse rapsodieën is Liszt gelukkig minder pretentieus en minder humorloos. Kennelijk niet door dit soort bezwaren gehinderd stortte Grubert zich op de noten en sleepte het publiek mee in zijn overdonderende vaart. Even vreesde ik het ergste voor de wankele fundamenten van het Concertgebouw. Zou die scheur links naast het vignet Saint-Saëns het houden? Ja, gelukkig. In twee tóegiften, een Etude en de Prelude voor de linkerhand op. 8 van Skriabin, kwam de pianist weer geleidelijk tot bedaren. Een indrukwekkend Kleine Zaal-debuut. Ballet. Op 10 mei gaat bij het Nationaal Ballet, in het Circustheater in Scheveningen, 'Slow, heavy and blue' in première, een choreografie van de Amerikaanse Carolyn Carlson op muziek van René Aubry. Shakespearemarathon. Een amateurtheatergroep in Glasgow speelt deze week alle 37 toneelstukken van William Shakespeare achter elkaar. De zeven acteurs van de groep, die een enorm aantal dubbelrollen vervullen, doen vier dagen over het project.
"Uitgeweken Russische pianist vol overtuiging Grubert: echte diepgraver". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 11-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027759:mpeg21:p006
BESTEEN GOED IDEE OM GISPEN EEN STOEL MN TE BIEDEN. Over een nieuw kantoorinterieur beslist u niet lichtvaardig. U wilt voorbeelden, veel informatie, een sprekend idee. Gispen komt luisteren met alle plezier, inventariseren, goede suggesties ter tafel brengen, zonder enige verplichting uwerzijds. De meubelprogramma's van Gispen kent u waarschJjnlijk al van de nieuwe catalogus. Maar wordt 't geen tijd om met de mensen kennis te maken? Gispen + Staalmeubel bv, Culemborg, telefoon: 03450-12941 Gispen WERKT
"Advertentie". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 11-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027759:mpeg21:p006
ASSEN, april — Gedeputeerde Staten van Drenthe hebben Provinciale Staten voorgesteld de popmuziek in Drenthe te stimuleren door de financiële ondersteuning van een popmuziekwerkplaats. Het gaat hierbij om een subsidie van in totaal 265-duizend gulden over de jaren 1984, 1985 en 1986. De provincie Drenthe verleent al zo'n 45-duizend gulden per jaar aan ondersteuning van de popmuziek via de stichting Kunstzinnige Vorming en daarenboven nog zo'n 25-duizend gulden per subsidiëring van activiteiten op het gebied van de popmuziek. (ANP)
"Drenthe wil pop met bijna drie ton steunen". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 11-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027759:mpeg21:p006
Door PIETER KOTTMAN Omdat de Rotterdamse Schouwburg deze zomer wordt afgebroken, is de verleiding groot om de titel van de laatste produktie die het Ro-theater er uitbrengt, symbolisch te duiden. De Geboorte Van De Dichter klinkt dan als een uitdagende belofte voor straks, als de nieuwe schouwburg er staat. Maar of de produktie nu wel of niet een episode in het bestaan van het Ro-theater afsluit of inluidt, de opzet ervan is hoe dan ook bijzonder. De verschillende elementen van De Geboorte Van de Dichter kwamen in volledige autonomie en zonder vantevoren gemaakte afspraken tot stand. De produktie is het resultaat van een samenwerking tussen vier New Yorkse kunstenaars: Kathy Acker schreef de tekst, Peter Gordon de muziek, David Salie ontwierp de decors en de kostuums en Richard Foreman voerde de regie. Kate Manheim, van oudsher Foreman's belangrijkste hoofdrolspeelster, vervult ook in deze produktie de Engels-gesproken hoofdrol, naast o.a. Theu Boermans en Evert de Jager. Het stuk beleeft zijn wereldpremière in Rotterdam als gevolg van het verzoek van Friso Haverkamp, dramaturg bij het Ro-theater, aan Richard Foreman om in de havenstad een produktie tot stand te komen brengen. Pieter Kottman sprak met de vier kunstenaars. Richard Foreman Richard Foreman is, hoewel zijn Café Amérique drie jaar geleden in het Amsterdamse Mickery-theater speelde, in ons land vrijwel onbekend. In 1968 vestigde hij in New York het Ontological Hysterie Theatre, waar hij niet alleen regisseerde, maar ook décors ontwierp; daarnaast schreef hij essays over het theater, die binnenkort in vertaling bij de Internationale Theaterboekwinkel zullen verschijnen. Foreman, wiens werk naar eigen zeggen onder invloed staat van Gertrude Stein, Marcel Duchamp, Robert Musil en Philip Glass, besloot vier jaar geleden, op zoek naar nieuwe wegen en zich herinneren hoe hijzelf in de vroege jaren zestig was opgevangen door oudere vakgenoten, te gaan samenwerken met jonge artiesten. Kathy Acker, met wie hij door Peter Gordon in contact werd gebracht, schreef De Geboorte Van De Dichter dan ook op zijn verzoek. Foreman: "Ik wist zo langzamerhand precies hoe mijn eigen theater in elkaar stak. Hoewel zij dat zeker niet zijn, leken mijn eigen produkties mij na vijftien jaar conventioneel geworden — je regie wordt voor jezelf onvermijdelijk voorspelbaar als je niet steeds je grenzen probeert te verleggen. Omdat ik altijd alle touwtjes in handen heb gehad, kreeg ik behoefte aan de inbreng van door mij gerespecteerde artiesten; hun inbreng zou het grootst zijn en zo puur mogelijk als zij allen volledig vrijheid van handelen kregen". "Theater is voor mij een aaneenschakeling van esthetische momenten vol kleuren en geluiden, die zichzelf ter discussie stellen. Ik dring het publiek niet één overheersende emotie op, ik varieer als een jazz-musicus op een thema en bied daardoor de
mogelijkheid zelf keuzen te maken". Te oordelen naar wat ik van de repetities heb gezien, vertoont uw theater overeenkomsten met dat van Bob Wilson. "Ja en nee. Wij beiden zijn geïnteresseerd in de integratie van muziek, literatuur en andere disciplines in het theater en wij beiden komen voort uit de anti-beweging van de jaren zestig tegen het toen gangbare theater. Wilson is echter veel romantischer dan ik, hij schept zijn eigen droomwerelden. Ik beschouw mijzelf als realistisch, ik wil onrust zaaien en, als het even kan, schokken". Was het moeilijk om de afzonderlijk gemaakte elementen — tekst, muziek en décors — op elkaar af te stemmen en tot een voorstelling samen te voegen? "De tekst van Kathy Acker vormde het uitgangspunt en stelde mij niet voor moeilijkeden, omdat haar werk zeer dicht bij mijzelf ligt. Zij heeft een zeer provocerend stuk geschreven en ik heb het gevoel de esthetiek van haar rauwe taalgebruik goed te begrijpen. "De décors van David Salie zijn prachtig, maar staan verder van mij af. Zijn beelden zijn geen letterlijke vertalingen van de lokaties in het stuk — van de kerncentrale in de eerste actie heeft hij een Soho-loft (grote atelierverdieping in de Newyorkse wijk Soho. P.K.) gemaakt — en ik heb dus moeten leren werken met
beelden, die bij mijzelf nooit waren opgekomen. Met Peter Gordons muziek is iets soortgelijks aan de hand. Bij de overgang van scène naar scène gebruik ik vaak verschillende muzieksoorten door elkaar en dat kon nu niet, omdat Gordon veel consistenter is dan ik, veel minder radicaal. Je kunt dus zeggen, dat het experiment in die zin geslaagd is. Ik heb impulsen gekregen, die ikzelf nooit had kunnen bewerkstelligen. Hoe het resultaat ook zijn mag, zeker is dat een andere manier van werken dit resultaat nooit had opgeleverd". Kathy Acker Kathy Acker was tot voor kort een tyisch Newyorks cult- fenomeen. Haar werk wordt nu in steeds bredere kring en met name in Engeland gewaardeerd. Acker, die tot nu toe een vijftal romans publiceerde waarvan Great Expectations de bekendste is, beschouwt haar romans vanwege de vele dialogen als halve theaterstukken. Zij verwoordt in rauwe taal het 'directe levensgevoel' in de traditie van Burroughs, Genet en Céline. Acker: "De geboorte van de dichter houdt voor mij in de teruggave van haar betekenis aan de taal. Taal is verworden tot een
middel van manipulatie, van retoriek. Mijn streven is de taal wederom tot het medium van de waarheid te maken. Die behoefte heeft veel te maken met mijn leven in New York. Die stad is voor mij het symbool van desintegratie, van hopeloosheid, van het volstrekte, decadente gebrek aan idealen. Toen de 'oplossingen' van de jaren zestig niet bleken te werken, heeft men het bijltje erbij neergegooid". "Mijn teksten zijn politiek, omdat ik de mens zijn menselijkheid tracht terug te geven, althans ik probeer de mijne terug te vinden. De eenzaamheid in een stad als New York is een gigantisch probleem; dat klinkt triviaal, maar dat is het niet. De mens is, naar mijn gevoel, niet gemaakt om in zo'n helse machinerie te leven. Dat alles wil ik laten zien". "Ik laat de apocalyps plaats vinden in de eerste acte. De tekst werkt in steeds snellere cirkels naar dat fatale eindpunt toe. De tweede acte, die over seksuele obsessies gaat, vertoont dezelfde circulaire herhalingen, maar minder strikt doorgevoerd, omdat het wetenschappelijke karakter van vóór de klap verloren is gegaan. De derde acte ten slotte heeft een sensuele, dromerige toon, omdat ik ondanks alles optimistisch blijf. 'De mogelijkheid van taal' bestaat nog steeds". "Ik ervaar mijn eigen verhalen niet als buitenissig, omdat ik ze zelf beleef. Mijn aanpak is heel
documentair: voor mij is de scheidingswand tussen fictie en journalistiek allang weggevallen. Daarom ook leef ik naar mijn eigen boodschap. Ik heb New York verlaten en woon nu in Engeland, in Europa, waar de ontmoeting tussen mensen nog steeds mogelijk is. De vraag is alleen: hoelang nog." Peter Gordon De componist Peter Gordon is in Nederland geen onbekende meer. Hij heeft de laatste jaren verschillende concerten gegeven in het Mickery-theater, in Paradiso en in De Lantaren in Rotterdam. Vorig jaar werkte hij ook mee aan de Ro-theaterproduktie Proper Operation van Jurg Laederach. Gordons muziek vertoont overeenkomsten met de minimal art (hij werkte o.a. samen met Laurie Anderson) en met de hardrock. Zijn aandeel in De Geboorte Van De Dichter was voor hem geen experiment, omdat hij 'als musicus gewend is samen te werken'. Gordon: „Ik beschouw deze produktie als een opera en heb daarom sterk dramatische, sensuele muziek geschreven, waarbij ik mij zo veel mogelijk heb laten leiden door de stemmingen van Ackers
taal. Voor de eersie acte, die zich in een kerncentrale afspeelt, heb ik een strikt, mathematisch patroon gehandhaafd, dat tegen het slot, als de centrale ontploft, desintegreert. De tekst van de tweede acte ervoer ik als zeer introvert, als een soort moeras. Omdat ik dan gebruik maak van synthesizers, lijkt mijn muziek op computertaal, alleen decodeerbaar voor ingewijden. Voor de laatste acte. als 'de dichter geboren wordt' heb ik gebruik gemaakt van hetzelfde patroon als dat van de eerste acte. maar het materiaal is tonaal met lyrische akkoorden. De muziek is dan zeer melodisch en, tegen het slot, dromerig.' Omdat de registratie van de stemmen via de 'lijfmicrofoons' problemen opleverden, is Gordon teruggekeerd naar zijn oorspronkelijke idee en wordt er gebruik gemaakt van play-back. Van zowel de muziek apart als van de soundtrack van het stuk zullen langspeelplaten in de handel verschijnen. David Salie Wellicht is David Salie in ons land de bekendste van de vier samenwerkende kunstenaars. Zijn werk was te zien op de laatste Documenta en, in '82 en '83, in Museum Boymans van Beuningen. Salles werk is hier met gemengde gevoelens ontvangen maar wordt in New York als minstens even belangrijk bschouwd als dat van Julian Schnabel. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat Foreman geaarzeld heeft tussen hem en Schnabel. Voor de Ro-theaterproduktie heeft Salie, naast lokaties die in het stuk strikt genomen niet voorkomen, grote gestileerde, vrouwelijke lichaamsdelen ontworpen, die door de technische staf van het Ro-theater op zijn aanwijzingen in zwaar materiaal zijn uitgevoerd. Salie: „Afgezien van mijn bijdragen aan performances in de jaren zeventig, heb ik nog nooit iets ontworpen voor het theater. Schilderen is over het algemeen een volstrekt solitaire bezigheid en ik heb het dan ook moeilijk gevonden rekening te moeten houden met de mogelijkheden van het theater. Ik had, ter illustratie van de ontploffing van de kerncentrale, stukken hout naar beneden willen laten vallen, maar dat was bij nader inzien te gevaarlijk voor de acteurs. "Omdat ik altijd volstrekt intuïtief te werk ga, heb ik nauwelijks nagedacht over de overgangen tussen de scènes en veel van de mise-en-scène wordt naar mijn gevoel dan ook gedicteerd door décors. In de kostuums, die ik ontworpen heb, voelen sommige acteurs zich niet op hun gemak, maar zij vormen een wezenlijk onderdeel van het totale beeld dat ik voor ogen had. Ik vind het overigens fantastisch om met theatermakers te werken: ik houd van de energie van het theaterbedrijf, van het gebrek aan beheersing omdat je met zovelen bent. Bovendien kan men in het museum zonder ernaar te kijken aan je werk voorbijgaan; het idee, dat het publiek nu gedwongen wordt er een bepaalde tijd naar te kijken, vind ik ook zeer opwindend". Salles werk brengt inmiddels behoorlijk veel geld op, maar omdat de décors volgens hem geen 'autonome kunstwerken' zijn, ligt het niet in zijn bedoeling ze straks te verkopen.
Evert de Jager (midden) met medespelers in De Geboorte van de Dichter, dat morgen in première gaat bij het RO-theater in Rotterdam. Foto's: Leo van Velzen.
Richard Foreman
Kathy Acker
"Vier Amerikanen bij De Geboorte van de Dichter van RO-theater Het theater van Richard Foreman wil schokken". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 11-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027759:mpeg21:p006
Door FRANK VAN DlXHOORN LONDEN, 17 april — Machito, de jazzbandleider die de salsamuziek uitvond, is gisteren in een Londens ziekenhuis overleden. Machito, wiens werkelijke naam Frank Grillo was, werd naar men aanneemt, 72 jaar en stierf aan trombose. De band van Machito, die twee weken in de Londense Ronnie Scotts Club speelt, zal daar blijven optreden "omdat Machito het zo zou hebben gewild." Machito is in het harnas gestorven. Met een orkest vol jonge talenten maakte hij sinds 1982 een jaarlijkse tournee door ons land en hij zorgde voor drie schitterende grammofoonplaten op het Timeless-label, waarvande eerste ("Machito and his Salsa Big Band 1982") een Grammy Award kreeg. Die platen vormen de kroon op een omvangrijk oeuvre waarin de geschiedenis van de Afro-Cubaanse muziek, vol up en downs, grotendeels is samengevat. Het orkest van Machito was veertig jaar geleden dé smeltkroes van Cubaanse volksmuziek en Amerikaanse swing, een fusie die zulke vitale muziek opleverde dat hele generaties musici en orkestleiders er hun voordeel mee konden doen. Machito zelf maakte historische opnamen met Charlie Parker en Dizzy Gillespie (nog steeds verkrijgbaar op Verve), hij had in de jaren vijftig een aantal hits toen het grote publiek de Caraïbische dansmuziek ontdekte (men vindt die bijvoorbeeld op oude Roulette-platen) en hij nam nog niet zo heel lang geleden de suite Oro, lncenso Y Mira van Chico O'Farrill op (voor Pablo). Daarmee leverde hij zelf een paar van de mooiste voorbeelden van salsa-muziek, daarnaast was er zijn verstrekkende invloed op de meest uiteenlopende collega's. Dizzy Gillespie bijvoorbeeld nam onder invloed
van Machito's muziek de legendarische congaïst Chano Pozo op in zijn Big Band, wat prachtige momenten opleverde in Cubano Be, Cubano Bop en Manteca uit 1947. Ook Stan Kenton raakte geïnteresseerd in de mogelijkheden van de AfroCubaanse muziek: op de oerversie van zijn hit Peanut Vendor speelt Machito's ritmesectie mee met de Kenton-band. Gaandeweg begon men voor de muziek van Machito en alles wat daarvan afgeleid was de term "salsa" te hanteren, een brede paraplu waaronder men veel kan vangen, vooral nu die muziek sinds de tweede helft van de jaren zeventig een geweldige bloeiperiode doormaakt. Machito bleef echter altijd trouw aan zijn verleden, dat bleek nog eens toen hij op 8 april zijn laatste Nederlandse concert gaf in Amsterdam. Schitterende bolero's, waarin geen noot geïmproviseerd werd, wisselde hij af met stukken waarin zijn solisten gloedvolle bebop-chorussen bliezen. Een onnavolgbare ritmesectie en felle mambo's deden de rest en het valt dan ook te verwachten dat de muziek haar uitvinder ruimschoots zal overleven.
"MACHITO Uitvinder der salsa". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 11-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027759:mpeg21:p006
Schouwburg complex Boelekade Antiekbeurs 21 22 23 Gouda april 11-10 uur april pasen 11-18 uur april pasen 11-18 uur
"Advertentie". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 11-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027759:mpeg21:p006
DEN HAAG, 17 april — De VVD-fractie in de Tweede Kamer vindt dat het mogelijk moet worden om kunstwerken die de overheid als gevolg van de Beeldende Kunstenaars Regeling in zijn bezit heeft, te verkopen aan buitenlandse gegadigden. Momenteel is de verkoop van BKR-kunstwerken niet mogelijk. „Kunst is er om bekeken te worden en niet om van overheidswege te worden opgeslagen", zo stellen de VVD-kamerleden Pillis, Dijkstal en Kamp in schriftelijke vragen aan minister Brinkman (WVC) en staatssecretaris Bolkestein (Economische Zaken). De VVD-ers zijn tot hun gedachte gekomen door de reacties die er in de Verenigde Staten zijn geweest op een televisie-documentaire van CBS over Nederland. Daarin werd nogal wat nadruk gelegd op het grote aantal kunstwerken dat in Nederland ligt opgeslagen als gevolg van de BKR. Veel Amerikanen zouden na het zien van de documentaire de Nederlandse ambassade in Washington
hebben benaderd met de vraag of het mogelijk is kunstwerken uit de opslag te kopen. (ANP)
"'Verkoop BKR in buitenland'". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 11-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027759:mpeg21:p006