Wil HET IS IN DEZE DAGEN geen gewoonte ambtenaren of militairen op complimenten te tracteren. Toch kan, al was het maar bij wijze van uitzondering, aan hun adres best een woord van respect worden uitgesproken voor het lijvige werkstuk dat in een weekeinde door de reproduktie-apparatuur van het ministerie van defensie ging en gisteren als nieuwe defensienota werd gepubliceerd. Continuïteit en vernieuwing is de titel van de nota, een titel die op een zekere spanning wijst. Spanningen dus. Het door het kabinet gepubliceerde Navo-oordeel over de Nederlandse defensieplannen is niet mals. Daarbij twee kanttekeningen. De eerste is dat minister Van den Broek (buitenlandse zaken) zich afgelopen zomer kennelijk niet zo maar zorgen maakte, toen hij -=■ vreesde dat de beoogde conventionele beperkingen de Navo-partners niet in een opgewekte stemming zouden brengen voor hun oordeel straks over Nederlandse nucleaire plannen. Een tweede kanttekening is dat een vergelijking van het recente verwijtende Navo-oordeel met de kritiek die de vorige defensie-nota (Om de veiligheid van het bestaan) op 9 juli 1974 kreeg uit Brussel, tot de conclusie voert dat aldaar nog steeds dezelfde sombere penvoerder de communicatie verzorgt. OPNIEUW IS ER SPRAKE van grote bezorgdheid over een slecht Nederlands voorbeeld voor de Navo-partners en over een aanmerkelijke beperking van de gevechtskracht van de Nederlandse krijgsmacht. Gegeven de toch niet geringe materieelplannen voor de komende tien jaar, de sterke economische tegenwind en een voorzien gemiddeld investeringspercentage van 35 voor de Nederlandse krijgsmacht lijkt deze kritiek wel heel zwaar aangezet. Kan het zijn dat op het nationaal politieke toneel deze kritiek van deze secretaris-generaal van de Navo het kabinet wellicht niet eens zo slecht uitkomt, zelfs al is de heer Luns natuurlijk in deze kwestie niet meer dan communi-'j,;, cator? Hoe dat zij, het kabinet heeft naast verwijten uit oiiw Brussel instemming van de regeringsfracties in Den Haag kunnen noteren en daarop is de kritische Navo-partner allereerst aangewezen. Spanning is er, nog voor er definitieve kernwapenstandpunten zijn, ook in het nog voorlopige nucleaire gedeelte van de nota; dat voorlopig is omdat de coalitiepartners het tot nu toe onvoldoende eens waren om besluiten te nemen die aan de Navo kunnen worden voorgelegd. IN DIT BESCHOUWENDE deel van de nota staat een heldere uiteenzetting over het niet weg te denken of weg te demonstreren bestaan van kernwapens, hun oorlogsvoorkomende rol in de afschrikkingsstrategie en hun vooral politieke betekenis. Meer geld voor alternatieven voor kernwapens, voor zover die er zijn, ontbreekt. Het valt op dat het kabinet nu al schrijft verder te wilden gaan met "aanpassingen" op tactisch nucleair gebied, terwijl een recente — ook door Nederland geprezen — Navostudie om eenzijdig 1400 kernkoppen uit Westi Europa te verwijderen zelfs nog niet operationeel vertaald is. De wensen van een Kamermeerderheid (van onder an\ dere PvdA en CDA) en de opvattingen van de bondgenoten zullen hier straks haaks op elkaar staan. Het komende Nederlandse besluit over plaatsing van kruisraketten zal ook wat dit betreft in Den Haag en Brussel zwaar wegen. DE DEFENSIENOTA '74 trok destijds vooral de aandacht doordat de eerste socialistische minister op Defensie, de heer Vredeling, een broodnodige poging had ondernomen om kwaliteit voor kwantiteit te laten gaan én een realistischer verhouding tussen middelen en mogelijkhe,den tot stand te brengen. Dat is, deels door onvoorziene omstandigheden nadien (budgettaire tegenvallers), niet geheel gelukt. In tegendeel, critici van de gekozen financiële opzet voor de tweede planperiode (78 tot '83) kregen gelijk. Het is goed er aan te herinneren dat minister Ruding* (financiën) afgelopen zomer al een aanslag op de nieuwe nota ondernam nog voor zij geschreven was, namelijk met zijn mislukte poging in het kabinet om de jaarlijkse budgetverhoging met twee procent alsnog te halveren. Gezien 's lands economische vooruitzichten is het de vraag of dr. Ruding tot '87 van een herhaling van dergelijke pogingen zal willen afzien. Ook is het de vraag of de in de defensienota aangenomen jaarlijkse groei met drie procent voor de periode '87—'93 werkelijkheid zal worden. Wegens de nu al bestaande spanningen binnen het defensiebudget, zoals de door minister De Ruiter als "uit het lood geraakt" gekwalificeerde verhouding tussen investeringen en exploitatieuitgaven, is hierover stevige scepsis gepast.
NRC Handelsblad
- 29-11-1983
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- NRC Handelsblad
- Datum
- 29-11-1983
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Nieuwe Rotterdamse Courant
- Plaats van uitgave
- Rotterdam
- PPN
- 400367629
- Verschijningsperiode
- 1970-...
- Periode gedigitaliseerd
- oktober 1970-1994
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 51
- Jaargang
- 14
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Spanningen
Studierendement als financieringsbasis Simpel Deetmanagement
Door A. Rijksbaron
n e president-directeur van een r0 ot auto-concern, met fabrieken n allf'ei plaatsen, wordt geconfronteerd met teruglopende verlopen. en de noodzaak dient zich i om het personeelsbestand in krimpen. Maar waar en hoe? )veral in gelijke mate? Proportioee l naar de personeelsomvang? oeten die twee nieuwe fabrieen niet ontzien worden? Hij njgt een ingeving: efficiency en endement, dat zijn betrouwbare naatstaven! Hij belt de bedrijfstatisticus en vraagt hoeveel ut0 's van de modellen p, q en r . j n één week geassembleerd 0 rden in de fabrieken A, D v L, en (j. Hij heeft geluk, de statisticus heeft de gevraagde gegevens laar voor de 16e week van 1970, n waarachtig, in de ene fabriek jopt de band veel sneller dan in andere! Vervelend is wel dat „ fabriek in L toen nog niet betond, daar moet iets op gevonden morden. Fluks wordt een persoeelsplan opgesteld, de onderneïingsraad komt bijeen en trots resenteert de directeur zijn op>ssing: invoering van het Produkle Gemiddelden Model. En daarna? Het laat zich raden ra t de afloop van deze uit het edrijfsleven gegrepen affaire zou ijn. Bele ; d baseren op de gegeens van één week? Hoongelach, inbegrip en verwijten, en onze Vrgieke directeur zou zijn laat,e jaren hebben gesleten ais comlissaris van Dinky Toys. Maar iemand za. toch in ernst met z'n rstel konen. In het bedrijfslen misschien niet, maar bij het linisterie \an Onderwijs & Wetenschappen
ligt dat wat anders. Zonder blikken of blozen wordt in de concept-nota Middelenverdeling 1984-1988 voor de verschillende instellingen van hoger onderwijs een herberekening van de personeelslasten uitgevoerd op basis van, voornamelijk, de rendementscijfers van één enkele jaargang studenten, die van 1970. Gerekend wordt met het numeriek rendement na 10 jaar, d.w.z. het aantal van de in 1970 voor het eerst ingeschreven dat in 1980 zijn doctoraaldiploma had behaald. Is de beperking tot de studieresultaten van één studentenlichting ten principale al aanvechtbaar, echt kwalijk wordt de zaak als men let op de financiële gevolgen voor een aantal universiteiten en hogescholen. Zo moeten de TH Delft, de Rijksuniversiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam resp. 15,5, 14,1 en 17,3 miljoen inleveren, bovenop de al opgelegde bezuinigingen in het kader van de taakverdelingsoperatie (resp. 23,2 49,6 en 43,1 miljoen). Het behoeft geen betoog dat uitvoering van beide operaties tegelijk in de betrokken instellingen tot ernstige ontwrichting van hele faculteiten tegelijk zal leiden. Het aldus vrijkomende geld wordt gebruikt ter verdere stimulering van enkele, ook bij de taakverdelingsoperatie
al gespaarde, kleinere instellingen. Zo houden de Rijksuniversiteit Limburg en de Technische Hogeschool Twente aan de gecombineerde bezuinigingsplannen van de komende jaren resp. 28,6 en 15 miljoen over. Verrassend is daarbij dat volgens de door de minister verstrekte gegevens het afstudeerrendement van de TH Twente lager ligt dan dat van de TH Delft, en dat voor Limburg eenvoudigweg wordt uitgegaan van een geheel verzonnen zgn. taakstellend rendement van 90% — echte gegevens waren er uiteraard niet, want in 1970 bestond de RL nog niet. Dat het ministerie bij het gladstrijken van de inderdaad bestaande onevenwichtigheden in de personeelsformaties gebruik wil maken van 'produktiviteitsverschillen' tussen de instellingen van h.o. is niet onredelijk. Dat de kleinere instellingen in kwetsbare regio's enigszins bevoordeeld worden valt te billijken. Maar dan niet op de voorgestelde manier. Van tweeën één: ofwel er wordt op een serieuze manier op basis van de rendementscijfers van een aantal jaren een herberekening uitgevoerd, waarbij de minister onbevooroordeeld het resultaat afwacht, ofwel het geld wordt eenvoudig weggehaald bij de ene instelling en toebedeeld aan een andere, maar dan zonder poespas over de prestaties van de instellingen in het verleden. Dr. A. Rijksbaron is secretaris van het bestuur van de faculteit der letteren, Universiteit van Amsterdam.
De ontwikkelingsbegroting: flauw gepraat vervangt serieus debat
Door Marjanke Spanjer Redacteur NRC Handelsblad
een euforie dit keer bij de be;rotingsbehindeling ontwikkengssamenwerking 1984, zoals in februari j.1. De toejuichingen aan iet adres vai de eerste VVD-miister betroffen destijds vooral de iresentatie
debat gisteren geweldig teleur. Dat was te voorzien omdat het produceren van beleidsnota's grote vertraging heeft opgelopen en er niet teveel te debatteren overbleef. De nota humanitaire hulp — doorgaan met Vietnamhulp of niet — staat op de agenda voor 8 december aanstaande en dat feit ontnam de kans op een politiek interessante discussie. Wat resteerde was het kruimelwerk waarmee fractie-woord voerders de afgelopen tien jaar lang elektorale sier proberen te maken. De NCO en de medefinancieringsorganisaties. Alsof er geen impasse in het ontwikkelingsvraagstuk bestaat. Terwijl deze dag voor de fracties een goede gelegenheid had kunnen zijn vooruitlopend op de nota hun ideeën voor nieuw beleid
duidelijk te formuleren en voorwaarden en grenzen te stellen, waren er in feite pietluttige detailvragen aan de orde. We kregen bovendien een treurig en platvloers staaltje te zien van de werking van een deel van het parlementaire stelsel. De Vaste Kamercommissie is, na de minister, deze maand op bezoek geweest bij het International Institute for Aerial Survey and Eart Sciences (ITC), in Enschede. De daar opgedane indrukken resulteerden in maar liefst drie 'bedelwijzigingsvoorstellen' voor anderhalf miljoen guldens ten behoeve van dit instituut. Het ligt voor de hand dat dit eclatante succes menig instituut zou verleiden volgend jaar de Vaste Kamercommissie in de maand van de begrotingsbehandeling als gast te ontvangen. Een fundamentele discussie over de spanning tussen armoedebestrijding en exportbevordering moet om die reden voorlopig even wachten.
BRIEVEN Taiwar
In NRC Handelsblad van 21 avember jl. op de Opiniepagina eargumeiteert drs. H. H. G. Iost dat le zaak (van Taiwan) nigszins aiders ligt dan door mij i deze krint van 8 oktober werd 'toogd. Hij doet dit aan de hand an een ciaat uit de Handelingen in de Tveede Kamer van 29 jauari 1981, waarin de minister in buiteilandse zaken het Neerlandse itandpunt als volgt veroordt: ''Wij erkennen één h ina, dat ook het eiland Taiwan vat en waarvan de regering in [eking zetelt. Dat betekent dat er ■en contjcten zijn met de autoriten in Taipeh". Levering van PJlogsmaerieel aan Taiwan zou 'Jgevolg volkenrechtelijk onchtmatij zijn als inmenging in ' binnenandse aangelegenheden i Chinaen de Chinese soevereiteit schenden, tenzij China zich . feite nét zou blijken te verzet:n tegen levering van duikboten, ouden we alléén moeten afgaan P de prina facie betekenis van e geciteerde uitlating van de mi■ster vai buitenlandse zaken, an heeft Post volkomen gelijk. . echter mijn betoog baseert I lC " °P Nederland Taiwan niet als een apart (tweede) China zal behandelen. Zolang de autoriteiten in Taipeh zich als regering van China beschouwen, zal Nederland Taiwan, gezien de 1972-verklaring niet kunnen erkennen. Dr. H. A. Wassenbergh Den Haag Les van Napoleon Terwijl ik deze regels neerschrijf zijn juist onderhandelingen gaande tussen regering en ambtenarenbonden. Hierbij moet ik onwillekeurig denken aan een oude geschiedenis waarin wordt verhaald dat destijds Napoleon de stad Genua had bezet. Hij wendde zich tot het stadsbestuur en eiste voor het uitbetalen van zijn leger de somma van 10.000 gouden ducaten. Het stadsbestuur protesteerde vergeefs en Napoleon dreigde de stad door zijn leger te laten plunderen waarbij ieder huis afzonderlijk doorzocht zou worden. Zodoende kwam het geld snel op tafel. Ziezo, hier was men vanaf, dacht het stadsbestuur, maar neen, na verloop van tijd meldde Napoleon zich weer en eiste nu 20.000 gouden ducaten. Protesten en het dreigen met acties waren niet van de lucht, tot Napoleon besliste het stadsbestuur en enige prominenten te gijzelen, op water en brood te zetten voor zover dit aanwezig zou zijn, en de heren vrij te laten nadat de verschuldige som was voldaan. Achteraf bleek dit niet nodig, het geld was reeds beschikbaar. Toen echter enige tijd later Napoleon zich weer meldde en de somma van 40.000 gouden ducaten eiste, barstte het stadsbestuur in schaterlachen uit, en enige bestuurders moesten met een lachstuip worden afgevoerd. Toen deze gang van zaken aan Napoleon werd geboodschapt, wist hij dat er ditmaal inderdaad niets te halen was, en liet hij de stad verder met rust. Nu bevinden zich onder deze landsregeerders ook wijze mensen die weten dat daar, waar niet meer wordt geprotesteerd, niets meer te halen valt. Hierbij denk ik aan sectoren van het middenen kleinbedrijf, die reeds geheel zijn uitgemolken. Doch daar, waar de protesten het luidst klinken, aangevuurd door bepaalde actievoerders, dar is nog wel wat te halen, als wij bovenstaande geschiedenis mogen geloven. Door nu uitgebreid te gaan onderhandelen, waarbij cijfers op tafel komen, krijgen onze landsregeerders een nauwkeurig beeld waar precies wat te halen valt en hoeveel. Soms kan men van een geschiedenis veel leren. W. van Ast Jr. Zutphen Acties (3) Uw redacteur Leijendekker meldde op 22 november dat twee oppositionele politici uit Chili in Den Haag waren geweest, onder meer om toe te lichten dat de oppositie in Chili thans streeft naar het scheppen van "een klimaat van permanente sociale agitatie". Zij zullen bij de Nederlanders met wie zij in contact kwamen zeker veel begrip hebben gevonden. Iedereen weet dat in Chili mensenrechten worden geschonden, dat politiek onwelgevallige personen worden gevangen genomen, verdonkeremaand; dat er mensonterende armoede en verwaarlozing is in de krottenwijken enz. Het zal de Chileense politici misschien moeilijk gevallen zijn, te begrijpen waarom in een land met zo ongeveer de beste sociale en medische verzorging ter wereld, een land dat een rechtsstaat is, de vakbonden óók "een klimaat van permanente sociale agitatie" hebben gecreëerd. Waarom? Omdat de democratisch gekozen regering, na rijp beraad en eensgezind een aantal onpopulaire maatregelen heeft aangekondigd. In overleg met het parlement bleek een meerderheid van de volksvertegenwoordigers het met de regering eens te zijn, dat deze maatregelen nodig zijn om uit het dal van een economische crisis te komen. Met onverholen steun van de oppositiepartijen verklaren de agitatoren dat zij zullen doorgaan tot de regering hun wensen heeft ingewilligd. Zij zetten zeer zware actiemiddelen in (poststaking, verkeersontregeling, staken van vuilnis-ophalen, en er is nog meer op komst) van een kaliber waarmee men een tyranniek bewind als in Chili (of Polen indertijd) terecht probeert omver te werpen. Dit te doen in het Nederland van najaar 1983 is een blijk van politieke zelfoverschatting. Hoe lang nog zullen zij misbruik maken van het incasseringsvermogen en het geduld van het Nederlands publiek? J. M. Bremer Castricum
Aanvulling
De auteurs van het artikel over Japan (28 nov.) Aldershoff en Knoch schreven nadrukkelijk op persoonlijke titel.
De Surinaamse revolutie: bezuinigen op idealen
Door Peter Schumacher; Redacteur NRC Handelsblad
Het optimisme van de huidige Surinaamse leiders over de mogelijkheden aan geld te komen voor de verdere ontwikkeling van het land lijkt niet te zijn gebaseerd op de realiteit. Het gaat te ver te beweren dat Suriname nagenoeg bankroet is, maar de eerste tekenen dat het met de betrekkelijke welvaart spoedig kan zijn afgelopen zijn er wel degelijk. Als leider Desi Bouterse in zijn toespraken tot het volk, zoals afgelopen donderdag bij de officiële oprichting van de eenheidsbeweging Stanvaste — ook wel de 25 februaribeweging genoemd — en tijdens de daaropvolgende persconferentie verklaart, dat er landen en internationale organisaties genoeg zijn die Suriname het benodigde geld willen lenen, schetst hij, vermoedelijk tegen beter weten in, een te rooskleurig beeld. Alles blijft draaien om de condities die moeten leiden tot het herstel van de Nederlandse ontwikkelingshulp. De belangrijkste voorwaarde blijft, dat er volledige opheldering komt rond de vraag wie verantwoordelijk is voor de gewelddadige dood van 15 vooraanstaande Surinamers, nu bijna een jaar geleden. Nadat deze zomer door het bewind in Paramaribo de suggestie was gewekt dat tegen een onafhankelijk onderzoek geen bezwaar bestond, is Bouterse daar onlangs weer op teruggekomen. Dat betekent onherroepelijk dat de geldkraan uit Nederland dicht blijft, of men dat nu rechtvaardig vindt of niet. Politieke prijs Argumenten dat Nederland met verschillende maten zou meten bij de beoordeling over schending van mensenrechten in verband met het stopzetten van ontwikkelingshulp, waarbij niet zelden wordt verwezen naar Indonesië en het internationale bedrijfsleven, zijn zeker niet van grond ontbloot. Maar zij brengen geen wezenlijke verandering
in de situatie. Ook de redenering dat het geld dat Nederland Suriname acht jaar geleden bij haar onafhankelijkheid had toegezegd dit land financieel veel te sterk afhankelijk heeft gemaakt van de voormalige kolonisator, is juist. Bouterse refereerde er deze week aan. Hoe graag de Surinaamse leiders ook in een positie zouden willen verkeren zonder het geld uit Nederland te kunnen — en zij suggereren dit nogal eens — de harde wereld van de internationale politieke leert anders. Natuurlijk is het niet onmogelijk om grote sommen geld te lenen van het Sovjetblok of van het Westen, maar de politieke prijs die daarvoor moet worden betaald is omgekeerd evenredig met de eigen, onafhankelijke koers, waarbij, om Bouterse te citeren, slechts op grond van gelijkwaardigheid vriendschappelijke betrekkingen met andere landen worden onderhouden. Facade nodig In diplomatieke kringen in Paramaribo heerst de mening dat Suriname, wil het kunnen rekenen op fondsen en hulp van de Verenigde Staten, nog wel wat verder zou ' moeten gaan dan wegsturen van Cubanen. Op zijn minst zou er, volgens cynici, een fafade van parlementaire democratie en vrije verkiezingen moeten komen en een, althans in theorie, functionerende grondwet. Washington eist niet, zoals Den Haag, dat de omstandigheden rond de dood van de 15 Surinamers primair boven tafel moet komen. Hier zit voor Suriname, kijkend in de richting van Washington, een wat grotere opening dan ten aanzien van Nederland.
De bewering van de Surinaamse minister van financiën Winston Caldeira dat zijn land in de wereld geld kan lenen, met als onderpand het bedrag dat men in het kader van de ontwikkelingssamenwerkingsovereen komst van Nederland nog te goed heeft, moet nog worden getoetst aan de realiteit van het internationale kredietverleningsverkeer. Een teleurstelling lijkt niet uitgesloten. Concessies Zeker, in recente verklaringen van Surinaamse leiders klinken geluiden door die gaan in de richting van versobering en teringmaar de nering zetten. Dus bezuinigen en versoberen. Dat soort maatregelen, we zien dat overal ter wereld, ook in Nederland, bevorderen de populariteit van de betrokken regeringen en nationale leiders zelden. Het is daar om een verre van eenvoudige taak van bevelhebber Bouterse om zijn volk massaal te winnen voor zijn revolutie, hoeveeik goede dingen men daarin ook kan aantreffen voor in het bijzonder de gewone mensen, zo lang de materiële vruchten van dit proces voor diezelfde gewone man, niet snel genoeg willen rijpen of zelfs verschrompelen. Het kan waar zijn wat Bouterse deze week in vele toonaarden heeft uitgeroepen: "De eenheid van het volk is een hele belangrijke voorwaarde voor het succes 'van de revolutie." Het lenen van geld in het buitenland is dat ook. Het is echter niet zo leuk het luidkeels te moeten toegeven als je weet dat dit vrijwel zeker betekent dat je ten aanzien van de grondbeginselen van je revolutionaire proces daartoe misschien pijnlijke concessies zal moeten doen. Deze vaststelling behoort in Paramaribo, zo lijkt het, tot de categorie "wrange vruchten van het kolonialisme" waarover Bouterse deze week sprak.
Europahausse: uit hoop of wanhoop?
Dezer dagen door J. L. Heldring
Het paradoxale verschijnsel doet zich voor dat, terwijl het pronkstuk van het Europese eenheidsstreven, de Europese Gemeenschap, er slechter voor staat dan ooit — van de aanstaande topconferentie in Athene verwacht niemand iets —, er links en rechts geroepen wordt dat "Europa" een eigen beleid, ja zelfs een eigen veiligheidsbeleid, moet voeren. Moeten we in deze paradox een teken van hoop of van wanhoop' zien? Zeker is in elk geval dat hij te maken heeft met vrees — vrees dat de Amerikaanse beschermer West-Europa hetzij in een ongewenste oorlog zal slepen, hetzij in de steek zal laten; vrees ook dat, in het laatste geval, de Sovjet-Unie op z'n minst politiek gebruik zal maken van het machtsvacuüm dat dan zou ontstaan. De verwarring onder de roepers is groot. Ver te zoeken is eenheid van opvatting omtrent het soort Europa dat men wil: Europa tot de Russische grens of tot Helmstedt;
een federaal Europa of een Europa der staten; een Europa onder Frans-Duits directoraat of een Europa van gelijkwaardige deelgenoten; een Europa dat desnoods de Amerikanen (en hun paraplu) laat gaan of een Europa als tweede pijler van het Atlantisch bondgenootschap; een nucleair of juist een gedenucleariseerd Europa. Sommige modellen ontstijgen nauwelijks het stadium der kreten; andere zijn iets meer uitgewerkt, maar blauwdrukken zoals de jaren '40 en '50 er zovele hebben geproduceerd zijn er niet. De vraag naar de haalbaarheid wordt amper gesteld, evenmin als de vraag naar de oorzaken van de stagnatie in het bestaande Europese proces. Europa wordt nog steeds een kwestie van politieke wil geacht, terwijl het veeleer een kwestie van politiek kunnen is. Te oordelen naar het koor der politici die roepen om een Europa met meer zelfstandigheid en meer macht, ontbreekt het niet aan wil. De vraag is echter of de kiezers, van wie het politieke bestaan van
die politici afhangt, bereid zijn om, in een tijd van economische crisis, de offers te brengen die nodig zijn om dat Europa tot stand te brengen. Kunnen de politici hun kiezers daartoe krijgen? De laatste die zich in de rei van roepers heeft geschaard, is oudminister-president Den Uyl. De Volkskrant heeft hem in de wandelgangen van de vergadering van de Socialistische Internationale te Brussel de verklaring ontlokt dat het, vooral in het licht van de politiek van de regering-Reagan, onvermijdelijk is dat Europa meer zijn eigen verantwoordelijkheid inzake veiligheidsvraagstukken gaat beklemtonen. „Den Uyl is het", aldus de Volkskrant van zaterdag jl., "eens met SPD-voorzitter Willy Brandt, die thans sterk bepleit dat Europa op het gebied van de veiligheid zijn lot meer in eigen handen gaat nemen." Maar ook hier blijft het bij een intentieverklaring,
die niets meer doet dan een richting aangeven. Als die niet spoedig gevolgd wordt door een plan, dat niet alleen uitgangspunten maar ook perken heeft, ontstaat er kans op een drift die niet meer in de hand te houden is. Zowel Den Uyl als Brandt heeft zich al een heel eind door de "vredesbeweging" op sleeptouw laten nemen, en deze toont niet veel meer geestdrift voor een versterking van de Westeuropese politieke samenwerking, laat staan voor een sterkere rol van WestEuropa op veiligheidsgebied, dan zij voor de Navo aan den dag legt. Als beide heren dus niet spoedig uitleggen wat ze precies bedoelen met een Europa dat op het gebied van de veiligheid zijn lot meer in eigen handen neemt — en ook precies uitleggen wat ze er niet mee bedoelen — dan is de kans groot dat hun partij zich opnieuw gedwongen ziet op het laatste ogenblik op het achterbalcon van een tram te springen waarvan het einddoel onzeker is. Zullen de Verenigde Staten meer bereid zijn een Europa dat, als gevolg van zijn grotere onafhankelijkheid, in moeilijkheden is geraakt, te hulp te snellen dan nu? Zo niet, moet dat onafhankelijker Europa zijn veiligheid dan afhankelijker maken van de Franse en Britse kernmachten? Of moet het zijn veiligheid zoeken in een aanzienlijke opvoering van zijn conventionele bewapening? Dat zijn slechts enkele van de vragen die onder ogen moeten worden gezien wanneer we spreken
over een, ook op veiligheidsgebied, onafhankelijker Europa. Bewegingen als de "vredesbeweging" kunnen volstaan met het oproepen van een bepaalde stemming. Maar van verantwoordelijke politici mag verwacht worden dat ze zich nader over het hoe en wat uitspreken. Anders worden ze de geesten niet meer meester die ze zelf hebben opgeroepen of waarbij ze zich, om welke reden dan ook, aangesloten hebben. Natuurlijk is voor de toekomst van Europa het antwoord dat de SPD op deze en dergelijke vragen gaat geven, van oneindig grotere betekenis dan de keus van de PvdA. De wereld bekreunt zich weinig om een zwalkend beleid van Nederlands grootste partij, ook als zij weer aan de regering zou zijn; maar de rol die Duitsland speelt, is al zo vaak beslissend geweest voor het lot van Europa, dat het de wereld niet onverschillig kan zijn welke koers de SPD, die over enige jaren weer regeringspartij kan zijn, vaart. Maar dat ontslaat Nederlanders niet van de plicht na te denken • over een onafhankelijk(er) Euro-, pees veiligheidsbeleid — de wenselijkheid, maar ook de mogelijkheid en de consequenties ervan. Zo'n dertig jaar geleden hebben Nederlanders belangrijke bijdragen geleverd aan het denkwerk over de Europese integratie. En dat waren bepaald geen vage intentieverklaringen. Waarom zou dat nu anders zijn? Omdat er toen hoop aan de einder gloorde, en nu —r dertig jaar later — scepsis en ontgoocheling de overhand hebben?