Door drs. M. v.d. Meij Beleidsmedewerker op het ministerie van landbouw en visserij
Bijna alle politieke partijen belijden met de mond hun liefde voor het milieu. De praktijk is helaas anders en dat merken we dagelijks. Bossen sterven, rivieren en zeeën vervuilen, diersoorten sterven uit en binnenkort is gezonde lucht, veilige bodem en drinkbaar water een dure luxe geworden. In de praktijk van alle dag is het milieu het kind van de rekening. De Tweede Kamer heeft onlangs voorgesteld meer aandacht te geven aan bestrijding van de zure regen. Dit lijkt ingegeven door de grote bezorgdheid voor het milieu. Op de achtergrond speelt evenwel een belangenfactor mee: dat deel van de milieu-industrie dat in staat is apparatuur te leveren voor de bestijding van luchtverontreiniging.
Geen van de huidige politieke partijen stelt het milieu centraal in zijn beslissingen. De onlangs ingediende nota milieu en technologie illustreert dit. In deze nota, die een inzicht geeft in vraag, aanbod en knelpunten van de milieu-industrie, wordt opgemerkt dat die milieu-industrie niet tot ontwikkeling kan komen omdat onvoldoende duidelijk is aan welke milieu-eisen de producerende bedrijven moeten voldoen. Zonder eisen en normeringen is geen bijstelling van produktieprocessen mogelijk en zonder bijstelling geen nieuwe schone technologie. De cirkel is rond. Dagelijks bereiken ons waarschuwingen: -— Professor De Haan wijst erop dat bij ongewijzigd beleid kwetsbare groepen in Gelderland straks geen leidingwater kunnen drinken (NRC Handelsblad 4 april 1984); — Langs snelwegen geplante groenten vertonen — bij regelmatig gebruik — onaanvaardbaar hoge concentraties lood; — De Consumentenbond bepleit een halt toe te roepen aan verdergaande vervuiling (Consumentenbond mei 1984); — Lozingen van titaandioxide in de Noordzee leiden tot sterfte van vissen; — De consequenties van lozingen van chemisch afval zijn nog nauwelijks bekend; — Planten- en diersoorten sterven uit en ons landschap wordt steeds verder aangetast; — Zure regen tast gebouwen en monumenten aan en bedreigt in toenemende mate de vruchtbaarheid van de bodem; — Al in 1978 heeft de Oeso verklaard dat het voorkomen van zure regen goedkoper is dan het achteraf saneren van de gevolgen. Toch is deze waarschuwing maatschappelijk noch politiek opgepakt. Op de binnenkort te houden conferentie over "Economics and Environment" bepleit de Oeso het milieu centraal te stellen bij beslissingen. Gevreesd moet worden dat dit opnieuw bij een aanbeveling zal blijven. Er worden te veel politieke succesjes op korte termijn nagestreefd die ten koste gaan van het milieu zolang de zetelwinst maar is veiliggesteld. Weliswaar vertonen de verkiezingsaffiches een bleek randje groen. Dit is evenwel misbruik maken van problemen, die konden ontstaan doordat de politiek deze niet tijdig heeft aangepakt. Nu is
het te laat. Het verlies aan bodemvruchtbaarheid is in gang gezet. Ons cultuurbezit gaat jaarlijks verder achteruit. Nog steeds worden maatregelen genomen die een saneringsbeleid vormen en geen preventiebeleid. Er is een groot aantal redenen om het milieu politiek en maatschappelijk centraal te stellen bij de besluitvorming. Lucht, water en bodem vormen onze primaire levensbehoeften. Hun aantasting vormt een bedreiging voor het leven. Waar nog herstel mogelijk is leidt dit tot inmense kosten. Geen economie zal die kosten kunnen opbrengen. De enige oplossing is dus tijdig voorkomen dat ecosystemen ontregeld raken en dat flora en fauna verder worden vernietigd. Juist voor het behoud van dat laatste moeten alle zeilen worden bijgezet. Zij vertegenwoordigen een gigantisch en grotendeels onbekend genenreservoir. Ook de na ons komende generaties hebben recht op een leefbare omgeving. Aan verouderde betonmonumenten hebben zij niets. Milieunormering Wat we nodig hebben is een scherpere milieunormering die er toe leidt dat schoner wordt geproduceerd dan thans het geval is. Scherpere milieunormering hoeft niet te leiden tot verlies aan werkgelegenheid. Zij zal integendeel leiden tot aanpassing van produktieprocessen en de ontwikkeling van nieuwe schone produkten. Dat betekent tevens export en dus nieuwe werkgelegenheid. De milieuproblemen van Europa zijn die van de hele wereld. Zij kunnen worden opgelost. Japan is een voorbeeld dat scherpere milieunormen geen nadelige concurrentiepositie tot gevolg hoeven te hebben. Illustratief voor de achterstand van Europa is dat automotoren hier veel meer vuil uitstoten dan in Japan of de VS. Tegenstanders hanteren nogal eens het argument dat milieumaatregelen de inkomenspositie zouden aantasten. Dat is onjuist. Een preventief beleid voorkomt latere kosten om de schade te herstellen. Er liggen wel degelijk al oplossingen en alternatieven op tafel. Een voorbeeld is het CE-scenario, doorgerekend door Prof. Driehuis, die verklaarde het scenario realistisch te vinden. Helaas is het scenario door de politieke partijen niet opgepakt: de zoveelste milieumisser in een reeks van velen. De tijd is rijp voor een politiek die het milieu centraal stelt. Met behulpvvan heffingen op milieubelastenden produktie zou onderzoek naar en stimulering van schonere produktiemethoden gefinancierd kunnen worden. De invoering van een milieukeur kan de consument een betere keuze bieden bij zijn aanschaffingen. Daarnaast moet in de EG worden gezorgd voor de snelle totstandkoming van een milieufonds. Zo'n fonds zou internationaal belangrijke natuurgebieden kunnen aankopen en beheren. Het zou moeten zorgen voor een betere voorlichting. Het zou onderzoek naar effecten van en alternatieven voor de huidige produktiemethoden kunnen bekostigen. Op die manier zou een ontwikkeling in de richting van een schoner milieu op gang kunnen worden gebracht. Drs. M. v.d. Meij schreef dit artikel op persoonlijke titel.
"Sanering onbetaalbaar als milieu in politiek niet prioriteit krijgt". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/06/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027857:mpeg21:p007
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/06/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027857:mpeg21:p007
NRC HANDELSBLAD Hoofdredacteur: W. Woltz; hoofdredactie: M. J. M. van Rooy, J. H. Sampiemon en drs. J. R Soetenhorst; commentatoren: J. M Bik, H J. A. Hofland, mr. F. Kuitenbrouwer, drs. A S. Spoor (New York) en A. F. van Zweeden.
"Advertentie". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/06/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027857:mpeg21:p007
De opiniepagina is een podium voor discussie. Hoofdartikelen geven de mening van de krant weer. De overige artikelen en tekeningen zijn voor verantwoordelijkheid van de auteurs. De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden bijdragen en brieven te weigeren of in te korten. Maximum lengte ingezonden artikelen duizend woorden; uiterste lengte brieven 250 woorden.
"De opiniepagina is een podium voor discussie. Hoofdartikelen geven". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/06/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027857:mpeg21:p007
Door Andrc Spoor
ln elk geval in de Verenigde Staten is het gelukt iedereen met het Nederlandse rakettenbesluit in verwarring te brengen. Sinds de voorpagina's van de dagbladen en de televisienieuwsprogramma's uitvoerig hebben gemeld dat Nederland de plaatsingsbeslissing tot eind 1985 heeft uitgesteld is het kloppen op een in Amerika verdwaalde Nederlandse schouder of bezorgd hoofdschudden niet te stuiten. De schouderklopjes komen van de vooral in intellectuele kring talrijke tegenstanders van de bewapeningswedloop en van wat gezien wordt als het streven naar herstel van militaire superioriteit door de regering van president Reagan. Het hoofd schudden diegenen, die geregeld naar de Rus onder hun bed zoeken en zich dagelijks ergeren aan de slappe Europeanen, die hun raketje niet willen bijdragen aan de verdediging tegen de rode agenten van het kwaad. Ik heb het opgegeven om de
kloppers en schudders uit te leggen dat zij op het verkeerde spoor zitten. Daarvoor is het besluit ook te Nederlands, te veel het theologische produkt van christen-democratische politiek, te onlogisch, te Lubberiaans, in veel opzichten ook te knap. Dit laatste vooral omdat het kabinetsbesluit de coalitie heeft gered, de geloofwaardigheid van Nederlands lidmaatschap binnen de Navo overeind heeft gehouden, de betrekkingen met Washington heeft verbeterd, de zwarte Piet aan Moskou heeft toebedeeld en desondanks sommige christenen het warme gevoel heeft gegeven iets te hebben gedaan voor vrede, ontspanning en vaderland. Dat het premier Lubbers gelukt is een dergelijke slotscène aan het variantenballet te verbinden is een wonder. Wonderen zijn zelden logisch en het hoeft dan ook niet te verbazen dat de logica van het besluit wringt. Nederland plaatst geen kruisraketten (uitleg-Lubbers)
als de Sovjet-Unie geen SS 20's meer opstelt en het aantal van deze driekoppige raketten bevriest op 378. Maar als de Russen in onderhandelingen met de Amerikanen tot een wapenbeheersingsakkoord komen (waarbij men mag aannemen dat daarbij ook aan Russische kant een reductie overeen wordt gekomen) dan plaatst Nederland wel, maar dan een lager aantal dan de oorspronkelijke 48. Lubbers noemt dit een duidelijk signaal aan de Sovjet-Unie zich beperkingen op te leggen. Misschien. Maar onderhandelingen stimuleren doet het Nederlandse besluit niet. Met bevriezen zou Moskou in Nederland immers de maximale buit binnenhalen (nul kruisraketten); na onderhandelingen gaat Nederland evenwel plaatsen, ook al wordt het dan een geringer aantal dan 48. Natuurlijk heeft dit allemaal weinig relatie met de werkelijkheid. De Russen plaatsen al sinds jaar en dag SS 20's (en de laatste
tijd ook SS 22's) en ze zullen er zeker mee doorgaan, wat Nederland ook doet. Tegenover Moskou kon Nederland eigenlijk maar één ding doen: laten blijken dat het niet uit de Navo zal vallen als de huidige Oost-West-stagnatie voortduurt. Het kon Russische illusies over de wondere werking van wat in Moskou heet "de sociale krachten in het Westen" doorprikken. Het kabinetsbesluit heeft dat gedaan. Den Uyl had gelijk toen hij zei dat de beslissing politiek gesproken het karakter heeft van een plaatsingsbesluit. Zo is het ook opgevat in Washington. Officieel uitte men daar natuurlijk teleurstelling omdat het betonstorten in Woensdrecht stagneert en Nederland zich niet houdt aan het plaatsingsschema. Maar in feite deden de zuchten van verlichting in Pentagon, State Department en Witte Huis een onverwachte frisse bries waaien door het juist in die dagen smoorwarme Washington. In Amerikaanse regeringskringen had men bijna niet meer durven hopen op zo'n goede wending in het Nederlandse drama. Velen hadden gedacht dat het slechter zou Elflopen: dat Nederland de hele beslissing zou uitstellen, in een kabinetscrisis zou vervallen of nee zou zeggen. Voor de besmettelijke werking van deze laatste mogelijkheid was men begin van dit jaar (na een periode van onverschilligheid tegenover het Nederlandse
gemier omdat Duitsers, Italianen en Britten plaatsten) weer zeer benauwd geworden. Zo benauwd dat er in ministeries alsook op de parlementaire heuvel in Washington (onder andere door de in Nederland geboren stafdirecteur Binnendijk van senator Percy's Commissie voor buitenlandse betrekkingen) druk aan varianten werd gevijld en gesleuteld. Hoe dan ook, het is zeker een goed ding voor de Nederlandse binnenlandse politiek dat de kogel door de dorpskerk is. Maar internationaal heeft het jarenlange gemodder niets opgeleverd. Men kon ook niets bijdragen aan de relevante veiligheids-problematiek, omdat alle energie gestoken werd in het in evenwicht blijven op de dunne draad die de Nederlandse politiek voor het kabinet gespannen had. Maar het blijft jammer dat alle diplomatie naar binnen moest worden gericht en niet toegespitst kon worden op het hoofdprobleem: hoe het gesprek met de Russen te hervatten en een koppeling tot stand te brengen tussen de strategische onderhandelingen (Start) en het overleg over de Euro-raketten (INF). Een diplomatie met haar handen vrij zou, zoals eerste Kamerlid Van Mierlo betoogd heeft, dit doel samen met de Europese bondgenoten in Washington moeten nastreven. De Europeanen zouden bovendien moeten afdwingen
dat zij een directe rol achter de schermen van dergelijke OostWest-onderhandelingen krijgen zodat het niet meer kan gebeuren dat een kans als het zogenaamde boswandelingsakkoord buiten de Europeanen om teniet wordt gedaan. (Terecht heeft de Westduitse oud-kanselier Schmidt dit een tragedie genoemd). Zo'n Europese diplomatie zou alsnog kunnen ijveren voor het laten vallen van de Pershing U's uit het Euro-rakettenpakket om weer beweging in de zaak te krijgen, zoals in Nederland Godfried van Benthem van den Bergh en in de meest recente publicatie van de Council on Foreign Relations de Britse expert Lawrence Freedman hebben betoogd. Hebben kabinet en parlement in Nederland door omhelzing van het besluit de diplomatieke hefboom uit handen gegeven? Of hebben zij door de kronkeligheid van de beslissing de twijfels aan Nederland gecontinueerd, waardoor van de bondgenoten alleen maar een koude behandeling te verwachten is? Beide is heel goed mogelijk. Maar nu de Nederlandse politiek haar ei gelegd heeft is er in elk geval een basis ontstaan voor een verhoogde diplomatieke activiteit ten bate van een onderhandelingsstandpunt van de Navo, dat erop gericht is doordenderen van de bewapeningswedloop en het ontsteken van het wereldkruitvat te voorkomen.
"Hefboom verloren of initiatief herwonnen?". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/06/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027857:mpeg21:p007
Door Rob Meines Correspondent NRC Handelsblad
Hoewel verscheidene opiniepeilingen de afgelopen tijd het resultaat van de Europese verkiezingen in de Bondsrepubliek hadden voorspeld, is de schok toch nog opmerkelijk hard aangekomen. De belangrijkste regerings- én de belangrijkste oppositiepartij, respectievelijk CDU/ CSU en SPD, hebben beide duidelijk terrein verloren, de liberale FDP verdwijnt onder de kiesdrempel en bestaat in het Westduitse systeem dus eigenlijk niet meer, en de Groenen schieten omhoog naar 8,2 procent van de stemmen. Uiteraard is door het resultaat van de Europese verkiezingen de feitelijke politieke verhouding in de Bondsdag ongewijzigd gebleven. Maar de politieke barometer wijst niet meer „bestendig" aan, maar is naar „veranderlijk" teruggelopen. Als deze trend zich doorzet, zou het wel eens afgelopen kunnen zijn met de rustige golfbewegingen in de Westduitse politiek van na de oorlog, waarbij coalities over een langere periode de kans krijgen hun beleid uit te werken. Aan de horizon doemen Nederlandse toestanden op. Op korte termijn is de regering van Helmut Kohl niet in gevaar. Wanneer evenwel in mei bij de deelstaatverkiezingen in Noordrijn-Westfalen de FDP opnieuw onder de vijf procent kiesdrempel blijft, is de kans niet gering dat de liberalen in een wilde profileringsdrang zich zo sterk tegen hun coalitiepartners CDU en CSU gaan afzetten dat er een crisis ontstaat. SPD-voorzitter Silly Brandt trof de FDP direct al op haar gevoelige plaats met de opmerking dat de „economie-liberalen" bezig zijn „zich aan de zijde van de christen-democraten overbodig te maken". Conflictstof is er genoeg voorhanden. Het zijn onderwerpen, waarin de liberalen het binnen het kabinet dreigen af te leggen tegen de grotere macht van CDU en vooral CSU. Een herziening van de echtscheiding is daarvan een voorbeeld. Tijdens de sociaal-liberale coalitie is het echtscheidingsrecht in de Bondsrepubliek aanzienlijk geliberaliseerd. Daar willen de christendemocraten nu iets aan doen. Met de voorgestelde herzieningen wordt via de achterdeur het schuld-beginsel weer ingevoerd. Dat is nadelig voor de vrouw, omdat bij de bepaling van de hoogte en de duur van de alimentatie rekening zal worden gehouden met „schuld" aan de ontwrichting van het huwelijk. De liberale minister Engelhard heeft zich de afgelopen maanden geweerd tegen voorstellen van confessionele zijde. Het compromis dat uiteindelijk is gevonden draait in de ogen van de meeste FDP'ers de zaak nog veel te sterk terug. Niet goed opgelet In dit soort onderwerpen heeft de FDP toch al het idee de afgelopen tijd niet goed opgelet te hebben, als gevolg waarvan de kiezers nu zijn weggelopen. De eerste fout werd gemaakt in de affaire Wörner-Kiessling. CDUminister van defensie Wörner stuurde de Duitse Navo-generaal Kiessling met vervroegd pensioen, nadat zijn veiligheidsdienst meende over waterdichte bewijzen te beschikken dat de generaal geregeld in Keulse homofielenbars vertoefde. Als gevolg daarvan zou hij chanteerbaar zijn geworden. Een nadei onderzoek toonde aan dat de zogenaamde bewijzen van de veiligheidsdienst volledig zonder grond waren. Kiessling werd dus in ere hersteld. Geen moment hebben de liberale leiders tijdens die affaire geprotesteerd tegen het feit dat de vermeende sexuele andersgeaardheid van de hoge militair
zo'n sterke rol kon spelen in het besluit van een minister. FDPleider Hans-Dietrich Gensher had het op dat moment veel te druk met het in het kabinet houden van zijn partijgenoot Otto Lambsdorff, die er door het openbaar ministerie in Bonn van kil werd beschuldigd "corrupt" te zijn. De indruk kon niet worden weggenomen dat in het kabinet de ene hand hier de andere waste: Lambsdorff mocht voorlopig blijven als Wörner ook niet weghoefde. De tweede affaire waarin het liberaal gehalte van de FDP onder verdenking kwam te staan, was de recentere affaire rondom het wetsontwerp dat amnestie verleende aan geldschieters van politieke partijen. Deze hadden dat geld via Liechtenstein-constructies of met partijen gelieerde stichtingen overgemaakt, zodat het voor de belasting aftrekbaar was. Onder druk van hun eigen achterban werden de FDPBondsdagleden en ministers gedwongen hun steun aan het ontwerp in te trekken. Eigen politiek De nieuwe secretaris-generaal van de partij, Halmut Haussmann, heeft gisteravond gezegd dat de FDP haar verlies zo snel mogelijk moet wegwerken. Daarvoor moet de partij duidelijk maken dat zij een eigen politiek vertegenwoordigt. Gisteren eisten de FDP-voorzitters uit Hamburg en Sleeswijk-Holstein onmiddellijk al het hoofd van partijvoorzitter Genscher. De partij wordt voor bondskanselier Kohl
nu al een onzekere factor, en nog sterker als Genscher het veld moet ruimen. Het tweede grote effect van de nieuwe trend is dat bij komende deelstaatverkiezingen en ook bij de Bondsdagverkiezingen de factor FDP zou kunnen wegvallen en als coalitiegenoot alleen nog de Groenen voorhanden zijn. Er zijn dan steeds twee mogelijkheden: óf de christen-democraten behalen de absolute meerderheid en vormen vanzelfsprekend dan ook de regering, óf de SPD vormt een coalitie met de Groenen. Een christen-democratische meerderheid is in de Bondsrepubliek in een aantal deelstaten en in het land als geheel mogelijk. Op landelijk niveau lijkt een meerderheid van de SPD uitgesloten. In de deelstaat Hessen bestaat de situatie al dat SPD-minister president Holger Börner zijn herverkiezing een half jaar lang met de Groenen heeft moeten onderhandelen. Deze zijn niet toegetreden tot een coalitie, maar steunen de sociaal-democraten volgens een schriftelijk verdrag. De volgende plaats waar de SPD voor dezelfde keus komt te staan is Noordrijn-Westfalen, met 17 miljoen inwoners de bevolkingsrijkste deelstaat. De SPD verloor daar zondag de eerste positie aan de christen-democraten, de FDP haalde de kiesdrempel niet. SPD-minister Johannes Rau kan alvast advies gaan inwinnen bij zijn Hessische collega. Tenslotte zou zich op landelijk niveau in 1987 eenzelfde situatie kunnen voordoen. Tot welke politieke
veranderingen alles zal leiden, valt nauwelijks te overzien. Een paar eisen van groene zijde zijn echter wel te raden: sluiting van kerncentrales, sluiting van milieu-onvriendelijke fabrieken, geen raketten, wel atoomwapenvrijezones, erkenning van de DDR, enzovoorts. Groter beloop De enige hoop waaraan de andere partijen zich kunnen vastklampen, is dat bij een grotere toeloop van mensen naar de Groene Partij het aantal meningsverschillen daar ook toeneemt. Bovendien kan de partij dan niet meer volstaan met tegen milieuvervuiling en tegen oorlog te zijn. Zij zal dan bijvoorbeeld ook met een economisch beleid moeten komen en de eerste schreden moeten zetten die haar tot een meer gevestigde partij maken. De sociaal-democraten hebben het afgelopen jaar geen moment voorbij laten gaan de liberalen naar de maan te wensen voor hun coalitiewisseling eind 1982, als gevolg waarvan Helmut Schmidt ten val kwam. De SPD zal misschien nog eens vurig wensen dat de FDP naar de aarde terugkeert, opdat er tenmiste weer een coalitiegenoot voorhanden is die niet met gedurig wisselende partijcongressen en Bondsdagen werkt. "De SPD zal op haar weg terug naar regeringsverantwoordelijkheid in Bonn zware hindernissen moeten overwinnen", zei voorzitter Willy Brandt deze week. Tot die hindernissen behoren zeker de Groenen. Als gewichtige factor in de Westduitse' ■politiek zijn zij voorlopig niet weg te denken. "Hoe ziet een Bondsrepubliek er met alternatieven uit"? vroeg Franz Josef Staruss. Dat is inderdaad de centrale vraag.
Conflictstof genoeg .... FDP-leider Hans-Dietrich Genscher (Foto NRC Handelsblad / Vincent Mentzel)
"Met groenen en zonder liberalen krijgt Duitsland nieuw gezicht". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/06/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027857:mpeg21:p007
HET IS TEKENEND dat pleeggezinnen, dagverblijven, begeleid wonen en andere zozeer gewenste vormen van ambulante hulpverlening op het gebied van de kinderbescherming door staatssecretaris Korte-van Hemel (justitie) hardnekkig blijven worden afgedaan als "aanvullend beleid". Hoofdzaak is voor haar het bezuinigen op de internaten. Maar dat is de omgekeerde wereld. De Tweede Kamer sprak vorig jaar reeds in een motieHaas-Berger uit dat de vervangende voorzieningen vóóraf behoren te gaan aan verdere sanering van de tehuizen. Hoe lang moet het duren voordat mevrouw Korte-van Hemel zich deze elementaire regel van behoorlijke hulpverlening ter harte neemt? Een jaar na dato gaf zij vorige week tijdens Kameroverleg bitter weinig blijk van verbeterd inzicht. Maar hopelijk houdt een brede en kritische Kamermeerderheid deze week in het vervolgoverleg voet bij stuk. Het creëren van hulpfaciliteiten zo dicht mogelijk bij het kind in nood. Dat is de echte hoofdzaak. Reductie van de tehuiscapaciteit behoort daar een gevolg van te zijn. De sanering, die trouwens bijna vijftien jaar aan de gang is en reeds heeft geleid tot halvering van het aantal internaatsbedden, moet zeker worden doorgezet. Maar niet ten koste van de kinderbeschermingskinderen. HET IS EEN TESTIMONIUM PAUPERTATIS dat staatssecretaris Korte-van Hemel en haar collega Van der Reijden (WVC) na een jaar van overleg de Tweede Kamer eigenlijk niet meer hebben te bieden dan dezelfde kale rekensom: 148 miljoen gulden aan reducties, 1700 bedden in drie jaar. Hoogstens wil de eerst verantwoordelijke bewindsvrouw zich er om bekommeren of die bedden niet toch al "koud" zijn, (leeg staan). Kwalitatieve bezuinigingsdoeleinden van wat meer kaliber zijn kennelijk te veel gevraagd. Zo gaat het al vijftien jaar en zo kan het werkelijk niet langer. Zelfs een ogenschijnlijk vanzelfsprekend doel als de kleinschaligheid — de geborgenheid — van kindertehuizen blijkt te moeilijk voor de beleidmakers. Zij hebben continu meer kleine dan grote tehuizen gesloten. L,aat staan dat zij toekomen aan de waarschuwing van de orthopedagoog prof. Van der Ploeg dat tehuizen nog teveel worden gedreven vanuit het perspectief van de volwassen hulpverlener in plaats van uit de behoefte van de jeugdige in nood. Bezuiniging hoeft niet per se tot kwaliteitsverlies te leiden, zo heeft dezelfde deskundige er eerlijk bij gezegd. De kinderbescherming steekt hier en daar in een te ruim vel. Maar de manier waarop de correcties worden aangebracht vormt wel degelijk een aanslag op de kwaliteit, zo signaleerde het vakblad Sjow vorig jaar in zijn lustrumnummer: "De snelheid van het ambtelijk en politiek proces is alles behalve gesynchroniseerd met de harteklop van de praktijk van het werk". Een van de bedenkelijke gevolgen is dat de werkers in de jeugdhulpverlening en prooi worden van vermoeidheid en wantrouwen. Zelfs zeer evidente hervormingen duren vaak zo lang en telkens weer blijken er addertjes onder het gras. Het wordt de.^jnensen van de praktijk nodeloos moeilijk gemaakt de moed te houden in werk dat van zichzelf waarachtig al veeleisend genoeg is. OOK IN MEER DIRECTE ZIN missen de beleidsmakers de harteklop waar Sjow het over had. Er dreigen gaten te vallen in de hulpverlening wanneer tehuizen bedden afstoten, terwijl geen ambulante voorziening beschikbaar is. Deze gaten zijn niet te dichten met een rituele verwijzing naar "aanvullend beleid" en een fraai klinkend beroep op "solidariteit" zoals de staatssecretaris doet. Zeker voor "moeilijke" leeftijdscategorieën groeien de pleeggezinnen niet aan de boom. Alternatieven als begeleid kamerwonen zijn nog slechts met mondjesmaat voor handen. De bescheiden bedragen die de staatssecretarissen beschikbaar hebben voor dergelijke vervangende voorzieningen zijn ook al niet direct overtuigend. Bovendien vallen bepaalde (ramp)groepen jongeren toch al tussen wal en schip, zo waarschuwde de onderzoeker Junger-Tas een jaar of wat geleden. De veranderingen binnen de kinderbescherming die nu al meer dan tien jaar onafgebroken aan de gang zijn, hebben "onvoorziene gevolgen" gehad. "Er wordt een grote wissel getrokken op de veranderingsbereidheid en gemotiveerdheid van de cliënt." Een té grote wissel: bepaalde groepen haken af en worden "onbereikbaar". IN DERGELIJKE OMSTANDIGHEDEN is het gevaar dat tehuiskinderen bij de voorgenomen sanering inderdaad uit de boot vallen levensgroot. Zeker, bij de tehuizen is er ook een sterke "zorg voor het eigen hachje", zoals de CDA-afgevaardigde mevr. Cornelissen het bij gelegenheid heeft genoemd. De institutionele loopgravenoorlog tegen de noodzakelijke inkrimpingen is irritant. Temeer reden om nu werkelijk de alternatieve voorzieningen te verheffen tot het eerste beleidsdoel. Kinderbeschermingskinderen zijn toch al vaak het kind van de rekening. Met reden past een grote Kamermeerderheid ervoor hen ook nog eens de rekening van de sanering te presenteren.
"Meer dan een rekensom". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/06/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027857:mpeg21:p007
Graag betuigen mijn vrouw en ik onze instemming met de opmerkingen van dr. Van Hoorn in NRC Handelsblad van 26 mei. De jarenlange abonnee heeft trouwens in de loop van de tijd wel geleerd dat de Achterpagina niet zelden leesvoer verstrekt, dat voor veel lezers moeilijk te verteren is. Komrij's literaire uitwerpselen zijn vaak in een zó absurde (scheld)vorm gegoten dat niet meer valt uit te maken wat hij wel en niet meent. Dit neemt overigens niet weg dat zijn ontboezemingen meermalen verwerpelijk zijn. Maar wat te denken van het "Gedicht" van J. Wolkers dat onlangs werd opgedist. Het ging over het stoffelijk overschot van zijn moeder. Vergeleken bij dit rioolprodukt verspreidde de "geestelijke rotheid" van Komrij,
waarvan dr. Van Hoorn gewaagt, een weldadig parfum. Een naifwe'lijks te overtreffen dieptepunt! Wat bezielt een auteur zoiets walgelijks a. te schrijven, b. ter publikatie aan te bieden en wat»beweegt een redactie het nog te plaatsen ook. Intussen slikt een blijkBaar zwijgende meerderheid van <• de abonnees dit soort uitwassen ^blaten. Men is onderdehand op dit gebied aan zoveel gewend geraakt. Toch vermoeden wij dat publikaties, zoals de genoemde, bij velen een groeiende ergernis zullen oproepen, mede omdat er geen enkel zinnig doel mee is gediend. Voor een kwaliteitskrant — zoals NRC Handelsblad zich voor het overige terecht mag noemen — zijn zij in feite volstrekt onaanvaardbaar. J. B. Visser Brummen
"BRIEVEN Komrij". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/06/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 13-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027857:mpeg21:p007