Knijpstra's eenmansoorlog: Frapper toujours
Als het aan Jisk Knijpstra had gelegen dan was het Groot Woordenboek Frans-Nederlands van Van Dale deze week niet verschenen. Ten onrechte is volgens hem zijn naam vermeld in het voorwoord van dit omvangrijke, twaalf miljoen tekens tellende werk, waarvan hij zich reeds bij voorbaat distantieerde. Er kwam zelfs een kort geding aan te pas, maar de rechter, die zich volgende week over deze kwestie zal uitspreken, zag in de klacht van Knijpstra geen aanleiding om de verschijning van het woordenboek tegen te houden. Inmiddels heeft Knijpstra een venijnig zwartboek over de kwaliteit van de in Nederland verschenen Franse woordenboeken gestuurd naar de Kamerfracties, onderwijsinstellingen, consumentenorganisaties en de Franse ambassadeur. Piet Niekerk Dinsdag is een geheel nieuw Frans-Nederlands woordenboek verschenen, uitgebracht door Van Dale Lexicografie. De 1600 pagina's dikke turf moet een antwoord zijn op de matige tot zeer slechte Franse woordenboeken, die tot dusver in omloop zijn in het Nederlands taalgebied. Tevens is verschenen een inleiding tot het "Zwartboek betreffende woordenboeken Frans/Nederlands-Nederlands/Frans", samengesteld door Jisk Knijpstra, uitgegeven in eigen beheer. De 16 dichtbedrukte pagina's tellende brochure is een bepaald onvriendelijk bedoeld geschrift, tegen de bestaande Franse woordenboeken in het algemeen en in het bijzonder tegen het nieuwe F-N Van Dale woordenboek. Al een reeks van jaren is Knijpstra bezig met zijn kruistocht tegen de zijns inziens erbarmelijke Franse woordenboeken in Nederland en België. In de loop van de tijd heeft hij pakken vol lijsten ("rapporten") met vele duizenden woorden en uitdrukkingen, rijkelijk voorzien van kritische kanttekeningen en toelichtingen, het land in gestuurd, bedoeld om de circulerende Franse woordenboeken belachelijk en de uitgevers te schande te maken. Het heeft hem daarbij niet aan kleine en grotere successen ontbroken, want Knijpstra heeft inmiddels de erkenning van taalwetenschappers en uitgevershuizen, zij het dat de laatste hem in toenemende mate als "enfant terrible" zijn gaan beschouwen. Zijn befaamde rapporten en woordensalvo's kwamen niet zelden zó duidelijk aan, dat enkele uitgevers zich genoodzaakt zagen van zijn leveranties gebruik te maken. Een jaar of vijf geleden, toen hij met zijn "grote aanval" begon op de Franse woordenboeken, kwam
Nederlands ter zake waarschijnlijk grootste kriticaster in het nieuws. Dag- en weekbladen besteedden er aandacht aan waarbij de vraag werd gesteld of Knijpstra eigenlijk alleen maar in zijn element kon zijn in de oppositie, als een moderne Robin Hood. Inderdaad heeft Knijpstra — nog — niet het genoegen mogen smaken van zelf een Frans woordenboek (mee) te construeren. Hij zegt dat ook niet ten koste van alles te willen. Samengevat zijn de bezwaren van hem tegen de circulerende woordenboeken, dat zij onaanvaardbaar onvolledig, fout vertaald en "opgeblazen" zijn. Met dat laatste bedoelt hij onnodige uitweidingen, dubbel- en driedubbelvermeldingen, nummering van kolommen, teneinde het aantal "pagina's" op te voeren, enz. "Zo komt de Gallas van Thieme op 2784 pagina's en de rest is ook voor een groot deel bladvulling", aldus Knijpstra en hij pakt de P van de Gallas om na te bauwen: "Perkaal, perkamentmakerij, perkara, perkenier, perpetueel, persboom, persgeld, perskar, perzikbladklokje, perzikkruid enz. Maar geen persattaché, perscentrum of persclub. Wel bijvoorbeeld alle zeilvaarttermen uit de tijd van de Oost-Indische Compagnie". Het behoeft geen betoog dat Knijpstra bij zo'n woordenboek dik aan zijn trekken komt. Kramer, Van Goor's Frans woordenboek kreeg vegen uit de pan, omdat er geen woorden in stonden als agressie, animeermeisje, arrestatiebevel, autoband en nog zo veel meer niet, maar wel armezondaarsbankje en azijnhandelaar. Ook de Herckenrath van Wolters Noordhoff moest het ontgelden en kreeg het verwijt, dat er in het Franse woordenboek wel anti-semitische woorden stonden als jodenstreek, jodenfooi en smous, maar geen "vieze" woorden. Na de Nederlands-Franse uitgave van 1979 bevat de Herckenrath schuttingwoorden als kont, lui en pik. En Knijpstra heeft de satisfactie, dat in 1981 ook Kramer "om" is gegaan in dit opzicht, naast het feit, dat hij Van Goors Franse woordenboek van veel materiaal heeft voorzien. Hij zegt hierover: "Woorden, die in de Grote Van Dale staan moeten ook kunnen in een vertaalwoordenboek. Ze horen er ook in, want mensen die Sartre en Céline in het origineel lezen — schrijvers die kwistig zijn met schuttingwoorden — en een woordenboek raadplegen, zouden er anders steeds naast grijpen". En inderdaad, Van Goor heeft nu ook zeiken, klootzak, ouwehoer enz. in zijn kolommen toegelaten, zoals vele andere schuttingwoorden, krachttermen en verwensingen. 30.000 missers Maar het is Knijpstra er niet om te doen choquerende of ongebruikelijke woorden in Franse woordenboeken geïntroduceerd te krijgen. Nee, hij zaait juist onrust in de linguïstieke gelederen, omdat hij massa's gangbare woorden en uitdrukkingen aandraagt en op hinderlijke wijze attendeert op onjuiste vertalingen en omissies. Knijpstra claimt nu, dat hij een arsenaal heeft van 30.000 woorden, uitdrukkingen en vertalingen, die niet in de in Nederland en België
verschijnende Franse woordenooeken voorkomen. Dertigduizend missers dus... "Ja, minstens hoor en het ligt allemaal vast, ik beweer het niet zo maar", vult hij aan, "en uit de levende taal. Want wie maakt nu eigenlijk een taal, de woorden, het volk of een stelletje droge taalgeleerden, die vaak het contact met de werkelijkheid missen?" In uitgeverskringen wordt hem wel eens verweten dat hij geen lexicograaf is en daarom te veel met zijn ongetwijfeld grote woordenrijkdom in het luchtledige jongleert. Maar Knijpstra pretendeert niet meer en niet minder dan dat hij weet hoe een woordenboek in elkaar moet zitten en wat er in moet. De dagelijkse praktijk houdt hij bij via kranten, vooral Le Monde. Destijds reageerde een desbetreffende woordvoerder van Van Goor: "Ja, Knijpstra heeft inderdaad een fenomenale woordkennis van het Frans, uniek in Nederland. Hij zit fanatiek met zijn neus op de praktijk en daar kunnen maar weinig officiële taalgeleerden tegenop". De uitgever is dan ook enkele malen met hem in onderhandeling geweest om Kramers opnieuw te gaan bewerken. Knijpstra nu: "Ja, ze wilden me zo hebben, maar op echt onmogelijke voorwaarden. Ik had het alleen
moeten doen en dat gaat beslist niet. Je moet aan het werk met een team van minstens vijf mensen, onder wie een of meer Franstaligen, anders krijg je nooit een goed Frans woordenboek. Bovendien mochten er geen woorden in die niet netjes waren, dat was niet in de geest van de oorspronkelijke samensteller, dr. Prick van Wely". Adhesie Waaraan ontleent de in Den Haag wonende en uit Friesland geboortige francofiel zijn autoriteit? Jisk Knijpstra is tijdens de oorlog in zijn (avond)studie staatsexamen blijven steken, omdat hij wegens verzetsactiviteiten door de Duitsers werd opgepakt. Hij bracht vier jaar door in kampen, tuchthuizen en gevangenissen en was veel met Fransen samen, van wie hij de Franse spreektaal vlot leerde. Zijn dorst naar meer kennis van het Frans was zo groot, dat hij de zeer schaarse levensmiddelen soms ruilde voor woordenboekjes, leer- en leesboeken, wat hij maar te pakken kon krijgen. Na de bevrijding heeft Knijpstra jarenlang in Frankrijk en in Franssprekende gebieden (Algerije, Marokko, Tunesië) doorgebracht. Hij perfectioneerde zijn kennis door zelfstudie. In Nederland heeft hij later gewerkt als tolk-vertaler. De afgelopen jaren verbleef deze
autodidact regelmatig in Frankrijk. Door zijn contacten met mensen uit alle lagen van de Franse bevolking deed hij een bijna onwaarschijnlijke woordkennis op. In de loop der jaren heeft Knijpstra van verschillende kanten adhesiebetuigingen ontvangen (vakbladen, taalwetenschappers, Franse ambassade, lid Europese Commissie enz.) en zelfs aanmoedigingen om zelf een goed Frans woordenboek op te zetten. Wat is de reden van Knijpstra's engagement en waarom attaqueert hij periodiek de uitgevers? Hij zegt daarover: "Veruit de meeste Nederlanders zijn onbeholpen in het Frans. Engels en Duits, daar redden zij zich altijd nog wel aardig mee. Maar Frans? Als er op een kantoor een telefoontje uit Frankrijk komt, duiken de meesten onder hun bureau. En scholieren en studenten zitten te schutteren met onjuiste vertalingen. Als je dan met slechte woordenboeken op de markt komt, dan lever je toch slechte waar, ondergewicht, dat is toch een vorm van bedrog?" Hij stelt het nog scherper: "Geen enkele instantie bemoeit zich met de kwaliteit van de Franse woordenboeken. Er is wel een wet betreffende de eieren van scharrelkippen. Er er is ook een boekje over scheikunde uit de handel genomen
omdat er iets in stond dat ongelukken zou kunnen veroorzaken. Maar een woordenboek met duizenden fouten mag rustig verkocht worden, alsof een verkeerde vertaling niet tot ongelukken of misverstanden zou kunnen leiden!" Als het aan Knijpstra lag zouden slechte Franse woordenboeken uit de handel moeten worden genomen. Hij is er ook van overtuigd, dat het bedrijfsleven kansen mist en schade ondervindt door onduidelijkheid en misverstanden in correspondentie en gesprek. Zijn "Zwartboek" staat er vol van. En nu heeft het er de schijn van dat hij dit gallige geschrift het licht heeft laten zien om zijn tweede lustrum te "vieren' met een nieuwe aanval, dit keer op het nieuwe Van Dale Franse woordenboek. Toen Jisk Knijpstra zijn "grote aanval" op de Franse woordenboeken lanceerde, was er juist — onder supervisie van prof. dr. B. P. F. Al — een team gevormd voor de samenstelling van een geheel nieuw Frans woordenboek. Knijpstra en Al kwamen met elkaar in contact en er was even sprake van, dat de eerste aan het nieuwe woordenboek zou gaan meewerken. De vraag was alleen op welke basis en in welke functie — Knijpstra stelde in een desbetreffend schrijven "dat zijn inbreng wel de grootste zou zijn". Eigenlijk was hij niet voor een vijfde Frans woordenboek (het vierde is „Prisma" van Spectrum, dat door de criticus opvallend mild beoordeeld wordt) maar voor één goed. Maar hij vroeg professor Al vast om inzage van een stuk letter om te kijken of hij zich zou kunnen vinden in werkwijze en opzet van het nieuwe woordenboek. Dit nu bleek „om technische redenen" nog niet mogelijk en van medewerking in het team op enigerlei wijze kwam verder niets. Grootinquisiteur Over één ding was professor Al het met Knijpstra helemaal eens: "De bestaande woordenboeken zijn slecht. Anders was ik zelf nooit begonnen aan de redactie van een nieuw woordenboek". En in een brief (22 maart 1978): "Uw kruistocht tegen de bestaande woordenboeken is geheel gerechtvaardigd". En ter verdediging van een nieuw woordenboek schreef Al: "Ik zie namelijk geen kans om de mentaliteit van de door U genoemde uitgevershuizen te veranderen, maar vind wel dat er een goed woordenboek moet komen. Dus ga ik liever in zee met een uitgever die (a) nog geen belangen in de sector van de tweetalige woordenboeken heeft en (b) daardoor tot een forse investering bereid is". In hetzelfde schrijven nog: "Ik vind het te meer jammer, dat U niet op mijn verzoek bent ingegaan, omdat mijn team geheel voldoet aan de eisen die U er, blijkens Uw brieven, aan stelt: van de mensen die hun medewerking hebben toegezegd, zijn er 5 Franstalig". Ten slotte: "Sommige mensen schijnen Uw werk eerder lastig dan nuttig te vinden. Zelf behoor ik in elk geval tot degenen die er ondubbelzinnig positief tegenover staan". Knijpstra is wel verder gegaan
met het aanleveren van woorden en uitdrukkingen ten behoeve van de uitgave, die het beste, grootste en uitgebreidste Franse woordenboek in het Nederlandse taalgebied moest worden. Tot mei 1981 is hij dat blijven doen, waarna hij ér de brui aan gaf. Maar daar was iets aan voorafgegaan. In april vond in het Maison Descartes in Amsterdam een colloquium plaats over wat de taalkundige uitgangspunten zouden moeten zijn van de makers van één- en tweetalige woorden. De professor ontnam bij die gelegenheid Knijpstra meermalen het woord toen deze telkens de slechte kwaliteit van de woordenboeken te berde bracht. "Zijn op zichzelf terechte opmerkingen sloegen als een tang op een varken. Sindsdien lijdt Knijpstra tot mijn spijt aan een soort vervolgingswaanzin, waarbij ik kennelijk de rol van grootinquisiteur vervul", aldus Al. Waar is dat Jisk Knijpstra sinds het colloquium geen goed woord meer heeft voor professor Al en zijn woordenboek en in het "Zwartboek" geen gelegenheid voorbij laat gaan om de hooggeleerde te bestoken. Kwaad bloed Over hetgeen Knijpstra van professor Al te horen had gekregen had hij al geen hoge dunk van het nieuwe Franse woordenboek in wording. Ook schijnt het kwaad bloed bij Knijpstra gezet te hebben, dat de heer Al nooit eens geweest is op een van des criticus lezingen, zoals die op de Vrije Leergangen aan de universiteit van Antwerpen. Inmiddels is Van Dales Groot woordenboek Frans-Nederlands een feit en al langere tijd lagen de dummies in de boekhandel. Knijpstra heeft zo'n dummy te pakken gekregen met een deel van de letter F, zijnde niet de definitieve tekst, en in één kolom 25 fouten en onvolkomenheden ontdekt. In zijn "Zwartboek", dat opent met de kop: "Enkele kenmerkende trekjes van professor Al's woordenboek Frans-Nederlands", valt Knijpstra meteen met de deur in huis: "Bij Force vindt men o.m. de volgende uitdrukkingen: tour de force, travail de force, épreuve de force, idées-forces, ligne de force, maison de force, mesure de force, camisole de force, situation de force en position de force". "Men zal zo goed als zeker dit alles elders nog eens terugvinden: Tour de force bij Tour enz. "Twintig overbodige woorden staan erin, maar gangbare woorden als force de volonté (wilskracht) en force de travail (arbeidskracht) niet. Op zo'n woordenboek zitten we toch niet te wachten? Het is het oog van de meester dat het paard vet maakt. Al mist dat oog. Hij weet er gewoon niet meer van dan die andere woordenboekenbedervers". Professor Al bezweert: "Wacht de definitieve tekst af. Het stukje F dat Knijpstra onder ogen heeft gehad was 37 bladzijden groot. In de definitieve versie beslaat hetzelfde traject 51 bladzijden. En een laatste principieel bezwaar tegen de werkwijze van Knijpstra: hij vertaalt veel te letterlijk. Als hij oprecht van mening is dat de hoofdvertaling van "force de frappe" "slagkracht" moet zijn, dan ben ik maar blij dat hij geen supervisor in ons redactieteam geworden is".
Jisk Knijpstra, die vooral de uitgevers van Franse woordenboeken de afgelopen tien jaar met woordsalvo's heeft bestookt, (foto Piet Niekerk)