Philip Larkin: Required Writing, Miscellaneous Pieces 1955 - 1982. Uitg. Faber, 315 blz. Prijs ƒ 27,95.
Na twee vroege romans in de jaren veertig heeft Philip Larkin voornamelijk de gedichten geschreven die zijn naam hebben gevestigd. Wat hij verder gepubliceerd heeft in de afgelopen zevenentwintig jaar is nu gebundeld in een compacte paperback met zijn portret erop: een paar interviews, enkele inleidingen, heel wat boekbesprekingen en fragmenten uit de artikelen over jazz die hij aan de Daily Telegraph heeft bijgedragen, acht jaar lang. Ze waren omstreden, want zijn smaak was te ouderwets. Het eerste talent dat van hem opvalt is het verhalende. Wie de inleiding voor zijn roman Jill leest, en de herinneringen aan de eerste bibliotheek waar hij gewerkt heeft, en aan zijn ontdekking van de jazzmuziek, beseft dat wij veel missen aan zijn ongeschreven roman. Een kunststuk als de beschrijving van Kingsley Amis wanneer hij een mens of een jeep die niet wilde starten imiteerde, bewijst het op nieuw: het zouden boeken geworden zijn waarop de meest verstrooide lezer zich zou concentreren. Maar in plaats van een uniform edition van een stuk of vijftien delen hebben wij alleen de twee ! jeugdwerken (Waarvan A Girl in Winter dit jaar in een Nederlandse vertaling van Jan Eijkelboom uitkomt), vier slanke bundels poëzie en nu deze aanvulling. Larkin heeft zich niet laten meeslepen door de literatuur. Hij is universiteitsbibliothecaris in Huil gebleven en heeft zich beperkt tot een portable oeuvre. Het is een van zijn karakteristieken dat hij weinig meer zegt of schrijft dan nodig is om uit te drukken wat er in zijn verbeelding omgaat. Hij is het tegendeel van de mensen die schrijven om te leven, en die weten dat onder het werken de verbeelding zich verruimt zodat er meer uitkomt dan er in leek te zitten. Er is geen minder enthousiaste titel denkbaar dan die van deze bundel — een variant van required reading, verplichte lectuur. Gelukkig geeft Larkin het gevoel van verplichting niet aan zijn lezer door. De minst opvallende van zijn stukken zijn nog altijd aangenaam leesbaar; de beste zijn onverbeterlijk in hun rustige spottende onafhankelijkheid. Zou Jorge Luis Borges de enige andere bekende dichter zijn die bibliothecaris is? vroeg de interviewer van de Paris Review in 1982, en kreeg ten antwoord "Who's Jorge Luis Borges?", waar hij geen weerwoord op hoefde te bedenken want Larkin ging door over een andere bibliothecaris, McLeish. De twee interviews, dat van de Paris Review en dat van de Observer drie jaar eerder, vormen het hart van het boek, hoewel het verplichte schrijfwerk ervan door anderen gedaan is. Leest iemand uw gedichten voordat ze gepubliceerd worden? vroeg de man van de Paris Review, en kreeg een anekdote te horen over Tennyson en Jowett, het hoofd van Balliol College in Oxford. Tennyson las een nieuw gedicht voor; Jowett zei: "Dat zou ik maar niet publiceren", en Tennyson antwoordde: "Als wij zo beginnen, die sherry die wij voor de lunch van je kregen was niet te drinken". Zoiets, zei Larkin, "is about all that can happen" als je mensen je gedichten laat voorproeven. Deze opvatting staat niet geïsoleerd in Larkins filosofie. Ik betwijfel of het voor een dichter, als hij eenmaal zijn vak kent, de moeite waard is om zich nog met de
literatuur bezig te houden, schreef hij in een artikel over poëziesubsidies in 1976. "Poetry is not like surgery, a technique that can be copied: every operation the poet performs is unique, and need never be done again." Iedere operatie die de dichter uitvoert is uniek: vandaar dat het voor Jowett geen zin had om Tennyson op zijn vingers te tikken, met een beroep op een code waaraan de dichter hoorde te voldoen. Of Jowett begreep waar Tennyson het over had, of het ontging hem: meer was er niet te zeggen. Gezag Zulk subjectivisme blijkt in de praktijk altijd moeilijk vol te houden. Er moet een objectieve beoordeling mogelijk zijn — maar misschien alleen in theorie? Wie is er zoveel wijzer dan Jowett dat iedereen hem graag de beoordeling toevertrouwt zowel van de techniek als van de betekenis van een gedicht? Niemand is wijs genoeg, hoewel sommige critici het zover brengen dat zij nog maar zelden worden tegengesproken.
Zij vertegenwoordigen het gezag, en lopen het gevaar van schoolsheid, tegenover de subjectivisten die de intuïtie vertegenwoordigen en dilettanten worden als ze niet oppassen. De oplossing is niet om de ene of de andere richting principieel in het gelijk te stellen. Iedereen moet er zijn eigen mengvorm van vinden, en die bij voorkeur zo beoefenen dat de literatuur er begrijpelijker van wordt in plaats van, zoals vaak gebeurt, alleen ingewikkelder. Bij Larkin werkt de subjectivistische theorie in ieder geval goed als bescherming voor eigen poëzie. Wanneer hij het over anderen heeft, over Marveil of Auden of Barbara Pym, is hij in goed gezelschap, maar dat komt niet voornamelijk van het kritische licht dat er gaat schijnen. Het komt doordat hij zo onverstoorbaar zelfstandig zijn eigen klare tonen aanslaat. Hoe verspreid deze stukken ook zijn, geleidelijk aan tekent zich voor de lezer de literaire persoonlijkheid van de schrijver af, tot in het laatste, het jazzgedeelte toe. Toen hij in de jaren zestig begon zijn artikelen te schrijven merkte hij dat hij niet van de nieuwe jazz hield, maar pas na enige tijd begreep hij wat hem tegenstond in de manier waarop erover gesproken werd (ook in dit geval beschrijft hij zijn herinneringen als een verteller): het waren dezelfde formules die het modernisme in de literatuur en de schilderkunst begeleidden, en die het sterkten in zijn concentratie op vormen en technieken en op het overdonderen van de consument. Hij werd bevestigd in zijn theorie over het verloren evenwicht, die verkondigt dat de kunst voortkomt uit twee spanningen, die tussen de kunstenaar en zijn materiaal en de kunstenaar en zijn gehoor, en dat in de laatste vijfenzeventig jaar de tweede van die spanningen verslapt of zelfs vergaan is. Dat is • niet gebeurd bij Larkin. Zijn lezers, van de gedichten of van het verplichte schrijfwerk, worden niet overdonderd maar benaderd en aangesproken. Hoewel hij hen misschien niet meer op prijs stelt dan de rest van de mensheid ("I didn't know enough about other people, I didn't like them enough"), is hij als weinig anderen in staat ze te animeren voor de literatuur. J. J. PEEREBOOM
Philip Larkin
"Required writing van Philip Larkin Het verloren evenwicht". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/02/03 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027878:mpeg21:p019
MEULENHOFF AMSTERDAM in de boekhandel verkrijgbaar Over recht en rechtspraak Kijk, recht. De macht van recht en het recht van macht. Alle facetten van het functioneren van het recht in het dagelijks leven in onze moderne rechts- en sociale verzorgingsstaat. Heldere uiteenzettingen door een van Nederlands meest gelouterde juristen, professor mr Ch. J. Enschedé. 144 blz., ruim geïllustreerd, f 34,50 /bfr 660. Meulenhoff Informatief Theun de Vries Voetsporen door de tijd. 'Document Humain' van Theun de Vries waarin de vele aspecten over zijn leven en werk aan de orde komen. Gebaseerd op interviews en opgetekend door Hans van Waarsenburg. 176 blz., ruim geïllustreerd, f 32,50/bfr 620. Verschenen in de serie Portret van een kunstenaar. Gao Xbosfeng Een allereenvoudigst verhaal. Verrassende bundel moderne Chinese verhalen over het conflictrijke leven in de Chinese communes. Vertaling en nawoord Koos Kuiper. 160 blz., f 24,50 / bfr 470 GABRIEL GARCIA MARQUEZ De verhalen van Gabriel Garcia Mórquez. Voor alle liefhebbers van het korte verhaal van Mórquez en van de Zuidamerikaanse literatuur: een aantrekkelijk geprijsde uitgave van de verhalen van de auteur van Honderd jaar eenzaamheid - nu in éért band. 376 blz., f 29,50 / bfr 590 Hermine de Graaf Een kaart, niet het gebied. Botsing van twee werelden: meisjes raken het spoor bijster in de (mannen)wereld der volwassenen en zoeken eigenzinnige, vaak onvoorspelbare oplossingen voor hun angsten en problemen. Een verhalendebuut waarin ironie en ernst de toon aangeven. 164 blz., f 26,50 / bfr 505 Schilderkunst van 151951 De doorbraak van de moderne kunst in Nederland. Een handboek over de schilderkunst van de jaren 1945-1951, die door de Cobrabeweging op de achtergrond raakte: De Realisten. Onder redactie van dr. Willemijn Stokvis. 240 blz., ca 154 illustraties in kleur en zwart/wit, f 30,- / bfr 600. Meulenhoff Aandshoff. Günter Grass Ach Bot, je sprookje loopt slecht af. Gedichten en grafiek. Het botthema uit de grote roman De bof in gedichten en grafiek op een sublieme manier weergegeven. Vertaald door Nijhöffprijs-winnaar Peter Kaaij. 112 blz., 30 etsen, f 24,50 / bfr 470 Trefpunt Telgte. Een dichtersontmoeting in het laatste jaar van de Dertigjarige Oorlog, die veel wegheeft van de legendarische bijeenkomsten van de 'Gruppe 47' van na de Tweede Wereldoorlog. Briljant en onderhoudend, een smeuïg-ironische kijk op het literaire bedrijf. Vertaald door Nijhoffprijs-winnaar Peter Kaaij. 168 blz., f 24,50 /bfr 470 MEULENHOFF AMSTERDAM =M
"Advertentie". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/02/03 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027878:mpeg21:p019
De brieven van E. M. Forster
Selected Letters of E. M. Forster, deel 1, 1879—1920, Mary Lago en P. N. Furbank, redactie. Uitg. Collins, Londen. Prijs ƒ 80,70.
Met de publikatie van het eerste deel Selected Letters begint het beeld dat E. M. Forster (1879 - 1970) ons als schrijver en persoonlijkheid heeft nagelaten, langzamerhand volledig te worden, ongetwijfeld tot zijn postuum genoegen. 'Als ik dood ben en mijn leven wordt beschreven, dan mag alles worden gezegd', schreef hij in 1928 aan T. E. Lawrence, een uitspraak die als motto is meegegeven aan de biografie die P. N. Furbank aan hem wijdde. E. M. Forster — A Life verscheen in 1978, en er staat inderdaad wel bijna alles in wat zich over een mens laat zeggen, en wat Forster tijdens zijn leven zo zelden kon prijsgeven aan de talloze mensen die hij kende. Zijn terughoudendheid over zijn gevoelsleven was in een tijd waarin homoseksualiteit taboe was, niet alleen een persoonlijke keuze, maar maatschappelijke noodzaak. Er waren maar weinigen aan wie hij Maurice, de in 1914 geschreven roman over de liefdes van een homoseksuele man, kon laten lezen. Een jaar na zijn dood lag het boek in de winkel. Wie de nu verschenen brieven leest, voorlopig 207 van de 15.000 die bewaard zijn gebleven, zal het niet kunnen laten de biografie en vooral de romans van deze bijzondere, spirituele, bescheiden, ontvankelijke man te lezen of te herlezen. Hij had de gave, het beste in anderen wakker te roepen, zoals W. H. Auden in zijn aan Forster opgedragen sonnet schrijft: "As we dash down the slope oj hate with gladness, You trip us up like an unnoticed stone'. Dearest mother De verzamelde brieven bestrijken de periode van 1879—1920. Zijn eerste brief dicteerde Forster als driejarige aan een tante bij wie hij logeerde — de eerste van talloze brieven die zijn moeder van hem zou ontvangen. Zij was geboren als Lily Wichelo, en als jong meisje van eenvoudige afkomst had zich over haar een welgestelde dame ontfermd, uit het filantropische milieu van de Clapham Sect. Zij heette Marianne Thornton; Forster heeft aan haar een biografie gewijd. Lily trouwde met een neef van Marianne, Edward Morgan Llewelyn Forster, die twee jaar na de geboorte van Edward Morgan aan tuberculose stierf. Vanaf dat moment wijdde ze al haar liefde en zorg aan haar enige zoon, en er ontstond een innige, levenslange, vaak drukkende band tussen hen die pas werd verbroken toen Lily m 1945 stierf; Forster was toen 66. Tot aan zijn elfde jaar was zijn jeugd een idylle. Hij woonde met zijn moeder op het landhuis Rooksnes t, waaraan hij dierbare herinneringen behield, vereeuwigd in Howards End (1910). Zijn moeder en vele tantes en vriendinnen koesterden hem als een broos prinsje, "aarna werd hij naar een kostschool gestuurd, en de brieven die j)'j dan aan zijn moeder schrijft, hebben iets zorgelijk-volwassens: Ik word alleen maar moe en zenuwachtig als ik niet vroeg kan kome n (....) denk erom dat je er bent, °P het Victoriastation, want ik zou ellendig aan toe zijn als ik aankom en je staat niet op het perron V-) Je zult het wel vreemd vinden dat ik zo uitgebreid schrijf over ee n afspraak, maar ik voel me gespannen. Ik ben de laatste tijd zo z waar op de hand. Ik heb me nog
nooit eerder zo gevoeld, en het is niet prettig. Het is een soort wanhoop; ik ben bang dat ik de trein zal missen (....)'. Als hij al haast veertig is schrijft hij aan zijn vriendin Florence Barger, die in de jaren rond de Eerste Wereldoorlog zijn belangrijkste confidante is: 'Ze wil altijd dat ik weer een jongetje van 5 ben, dus geluk is voor haar uitgesloten.' De kostschool is een misère voor hem, en na een schokkende ervaring met een oudere man die hem seksueel benadert, verhuist zijn moeder naar het plaatsje Tonbridge, waar hij als externe leerling de school afmaakt. Zijn bitterste grief tegen het schoolleven bleef altijd dat het wereldje van pesterij, gezag en vieze woorden hem door de leraren werd voorgespiegeld als 'de grote wereld in miniatuur'. In The Longest Journey (1907) maakt de kreupele Rickie Elliot de reis terug van Cambridge naar kostschool, om uiteindelijk met vallen en opstaan aan het begin van alles te komen — broederliefde. In Cambridge, werd hij een van de Apostelen, een intellectueel gezelschap dat vele namen uit de latere Bloomsbury-kring telde. De brieven die hij als student naar huis schrijft gaan voornamelijk over de kennissen en vrienden die hij maakt, vaak voor het leven. Hij was er ook verliefd, op de cynische romanticus Hugh Meredith, dooi Forster later geportretteerd als Clive in Maurice. Deze opende hem de ogen voor het feit dat het Christus aan humor ontbrak; later zou hem in het Hindoeïsme zozeer aanspreken, dat grappen en grollen onmisbaar zijn voor een heilige sfeer. Pan Na zijn studie maakte Forster met zijn moeder een lange reis naar Italië. Hij wist vagelijk dat hij wilde schrijven, maar had verder weinig plannen met zijn leven. Op een wandeling bij Ravello, in 1902, vloog hem in een soort openbaring de inspiratie aan voor een verhaal, The story of a panic, over de jongen Eustace die de god Pan ontmoet en daardoor zijn eigen scheppingskracht ontdekt. Het was een moment van innerlijke ontpopping dat van hem een schrijver maakte. De ervaring herhaalde zich een jaar later in Griekenland, waar 'een compleet verhaal voor hem klaarhing in een holle boom'. Tussen 1905 en 1910 schreef hij vijf romans, die hem beroemd maakten. In zijn brieven rept hij zo goed als nooit over zijn 'work in progress'; terloops meldt hij in 1910 aan zijn vriend Malcolm Darling: 'I'm bringing out a stodgy novel this autumn. It's called Howards End, and dealeth dully with many interesting matters.' Wel gaat hij uitgebreid in op commentaar dat vrienden achteraf leveren. Pas als het schrijven hem niet meer lukt,
twaalf jaar lang (althans van publiceerbare romans), brengt hij het vaker ter sprake, vooral in zijn brieven aan de Ierse schrijver Forrest Reid. Op zijn reis naar India in 1912 kwelt het hem, dat hij zoveel indrukken en gevoelens opdoet die hij niet coherent kan maken: 'Ik ben opgedroogd. Niet in gevoelens, maar in de uitdrukking ervan. Ik kan geen letter schrijven. (...) Zoveel moois gaat aan me voorbij, en ik kan het nergens in vangen. Ik wil iets dat verder reikt dan handeling en gedrag; de wateren van de rivier die opwelt uit het middelpunt van de aarde, en samenstroomt met de Ganges en de Jumna, waar die samenkomen. India is vol van zulke wonderen, maar ze kan ze mij niet in handen leggen.' Pas in 1922 Jukt het hem, A passage to India te voltooien, waar de Indiase wonderen door elk woord heen schemeren. De brieven die hij op die eerste reis schrijft, zijn desondanks verrukkelijk, en het zijn er des te meer, omdat ze ook dienen als reisjournaal; zelf vond hij het later jammer dat ze te veel waren geschreven ter vermaak van de familie, en daardoor te grappig. Voor al zijn brieven geldt, dat toon en onderwerpen altijd heel speciaal waren afgestemd op de persoonlijkheid en interesse van degenen aan wie hij schreef, dat hij zich aan elk van zijn vele vrienden probeerde te tonen zoals de ander het meest aansprak, uit een behoefte om te behagen, maar ook omdat zijn geest, stijl en vocabulaire zo'n groot, haast onbegrensd gebied konden bestrijken. Het maakt dit boek spannend om te lezen, want bijna alle brieven klinken even natuurlijk en oprecht, hoe uiteenlopend ze ook zijn, en altijd is er een soort zachtmoedige, terloopse geestigheid in. "Iemand heeft me eens verteld, lang geleden, dat ik leuk was, en daar ben ik nooit helemaal overheen gekomen," geeft hij toe, in een brief aan Robert Trevelyan (1904). Ook de omvang van zijn correspondentie getuigt ervan, hoe immens belangrijk vriendschap in zijn leven was. Er blijkt ook iets uit van een onverwoestbare neiging om in weerwil van het weinige liefdesgeluk dat hem was vergund, zoveel mogelijk in sympathie met zoveel mogelijk mensen te leven, en zich niet terug te trekken in excentriciteit of verbittering. In 1905 schreef hij in zijn dagboek, over Keats, en zijn eigen idealen: 'als belangrijkste te zien het hele kleine beetje goeds in de mens, en het onschatbaar belang van dat kleine beetje'. Niet voor niets is het motto van Howards End: 'only connect...', en dat van The Longest Journey het gedicht van Shelley: ƒ never was attached to that great sect
Whose doctrine is that each one should select Out of the world a mistress or a friend, And all the rest, though fair and wise, commend To cold oblivion.. Liefde De terugkeer uit Alexandrië markeert het slot van deel 1 van de Selected Letters. Forster is dan 41, en heeft met de jonge Egyptische tramconducteur Mohammed el Adl voor het eerst van zijn leven 'het fatsoen laten varen', zoals hij in 1917 aan Florence Barger schrijft: 'R has been parted with'. 'R' staat voor respectability. De brieven uit Alexandrië nemen het grootste en meest ontroerende deel van het boek in beslag — geleidelijk aan, heel beschroomd en oprecht, wordt het verhaal verteld van een liefde die niet kan duren en waarvan in Forsters directe omgeving niemand weet. De verhouding was van een eenvoud die geen desillusie toelaat. Hun vrijheid om felkaar te ontmoeten, als Egyptenaar en Engelsman in een nog koloniaal land, was zo beperkt dat het heel weinige al heel veel was, en onechtheid geen kans kreeg. Bovendien was desillusie al levensgroot aanwezig in de vorm van de weerzinwekkende Eerste Wereldoorlog. Het standsverschil, dat in Maurice zo'n grote rol speelt, stoorde Forster even weinig als het feit dat Mohammed trouwde met de weduwe van een van zijn broers, i naar oud gebruik. Wel vertelt hijj hoe Mohammed hem de vraag stelt: "Bedenk je weieens dat je verlangen je ertoe heeft gebracht,! met een T.C. om te gaan? Vind je dat niet zonde van jezelf, vind je dat geen schande?" Forster schrijft | dat 'te worden vertrouwd, over dei barrières van inkomen, ras en klas -I se heen, de grootste beloning is die een mens kan verwerven' (...) 'het is één van al die overwinningen die door zovelen wordt bevochten, maar waar we nooit van horen, omdat ze overstemd worden door de hoempapa van de zogenaamde beschaving.'(1917) Oorlog Forster was naar Alexandrië gegaan als vrijwilliger voor het Rode Kruis, en werkte in een militair ziekenhuis als 'searcher', wat inhield dat hij bij gewonde soldaten navraag deed naar vermisten, hen gezelschap hield en kleine diensten verrichtte. Het was zijn oplossing voor het probleem wat hij met deze oorlog aanmoest, die in hem, zoals duidelijk uit de brieven blijkt, alleen maar walging en niet de minste vechtlust opriep. Maar hij kon de oorlog niet negeren, en het leek hem het beste, 'voor de lichamen te zorgen, zodat er een volgende generatie kan komen die misschien het recht heeft om voor de ziel te zorgen' (aan Goldsworthy Lowes Dickinson, 1917). 'Deze oorlog is als de Bijbel — we halen er allemaal uit wat we er hebben ingelegd. Ik, die nooit zo erg een bedoeling in het universum heb gezien, zie die nu nog minder, terwijl voor jou, als geboren optimist!, dit de oorlog is die een eind aan alle oorlogen zal maken.' (aan Malcolm Darling, 1914) Dit, en het bloedbad van Amritsar in 1919, waarbij de Engelsen op een afgesloten binnenplaats het vuur openden op honderden weerloze Indiërs, en de nationalistische ongeregeldheden in Egypte van dat jaar, maakten hem niet politiek aktiever: 'Hoe het afloopt moeten de politici uitmaken; wij, die de waarheid zoeken, bekommeren ons alleen om de politiek wanneer die ons daarbij in de weg staat.' ( Salute to the Oriënt, 1923). Wel is voelbaar in A passage to India, Forsters laatste roman, uit 1922, dat de personages en hun menselijk strijdgewoel kleiner zijn geworden, en de hen omringende wereld groter. Aan het eind van de roman wordt vriendschap tussen twee mensen onmogelijk gemaakt door de paarden waarop ze rijden, door de rotsen op hun weg; de tempels, de gevangenis, het paleis, de vogels, het aas, het gastenhuis, al wat ze zien als ze uit de kloof komen rijden, zegt met honderd stemmen: 'Nee, nog niet,' en de lucht zegt 'Nee, daar niet.' Wat in de vroegere romans zozeer de humor en dramatiek bepaalde, de botsing van zekere emoties in het individu met de sociale conventies, de strijd tussen de verleiding van de god Pan en de veilige lafheid van de upper middle class, is gegroeid naar een schildering van de botsingen tussen culturen en mensen waarin er geen helden meer zijn, en iedereen een 'shit' kan zijn. De wereld van hemel en aarde is een onverschillige of misschien soms wel vijandige macht die niet grijpbaar is. De god die sommigen roepen wil niet komen: 'Ik zeg tot hem, Kom, kom, kom, kom, kom, kom. Hij neemt niet de moeite.' Hij kan hoogstens geboren worden, onder veel lawaai en extase, zoals in het derde deel van A passage tot India, maar meer ook niet. De supreme onverschilligheid van de wereld trekt zich samen in de onveranderlijke echo 'oebaoem' die huist in de Marabarheuvels, in een ronde, glad gepolijste, pikdonkere grot. ANNEKE BRASSINGA
"Onschatbaar is het beetje goeds in de mens". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/02/03 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027878:mpeg21:p019
"Advertentie". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1984/02/03 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000027878:mpeg21:p019