Tunesië. De Tunesische president, Habib Bourguiba, heeft gisteren de noodtoestand opgeheven die was ingesteld na de voedselrellen die vorige maand uitbraken na de bekendmaking dat de broodprijs verdubbeld zou worden. De rellen hebben aan 75 mensen het leven gekost. Protocol. Pakistan en Jososlavië hebben een protocol ondertekend voor samenwerking op economisch gebied en vergroting van de onderlinge handel. Een groep deskundigen zal de mogelijkheden gaan bestuderen voor gezamenlijke ondernemingen in de agrarische sector.
NRC Handelsblad
- 04-02-1984
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- NRC Handelsblad
- Datum
- 04-02-1984
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Nieuwe Rotterdamse Courant
- Plaats van uitgave
- Rotterdam
- PPN
- 400367629
- Verschijningsperiode
- 1970-...
- Periode gedigitaliseerd
- oktober 1970-1994
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 108
- Jaargang
- 14
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Tunesië. De Tunesische president,
Advertentie
Internationale § r- EN ANTIEKBEURS 'De Grote Kerk' in de Grote Kerk, Groenmarkt, Den Haag. Met o.a. grote afdeling schilderijen. za. 4 t/m zo. 12 febr. Dag. 12-22 u., zo. 11-18 u.
Economische crisis verhindert Israel niet druk te bouwen in bezet gebied Tweede golf
Door onze correspondent SALOMON BOUMAN WESTELIJKE JORDAANOEVER, 4 feb. — Voorlopig wordt er in de schaduw van de ernstige economische crisis die Israël treft, alleen nog maar gesproken over het terugdraaien van de nederzettingenpolitiek in bezet gebied. Maar in feite wordt de Israëlische greep op de Westelijke Jordaanoever met de dag steviger. Dat wijst een rondreis uit langs tientallen in ontwikkeling zijnde nederzettingen in Samaria, het westelijke deel van dit in 1967 op Jordanië veroverde gebied. In vrijwel alle nederzettingen wordt driftig gebouwd. De krach van de Tel Avivse beurs heeft slechts hier en daar de bouw van een villa vertraagd of de koper genoodzaakt van zijn bezit af te zien. Kolonisten die om idealistische redenen een jaar of zeven geleden genoegen namen met tenten en barakken trekken nu met zeer royale overheidssteun in villa's waarvan de meeste Israëliërs watertanden. „Het is een misdaad dit luxe imperium in Samaria te bouwen", zegt Josef Gani, een loodgieter uit een voorstad bij Tel Aviv die zojuist een zonnecollector op een van de villa's in Elkana heeft geplaatst. „Ik ben voor behoud van Judea en Samaria. Dit is ons land. Maar deze luxe gaat ten koste van het andere Israël". Huizen en flats in dit „nieuwe Israël" zijn ten minste de helft goedkoper dan gelijkwaardige onderkomens in het „oude Israël. In de als kool groeiende stad Ariel, de hoofdstad van de na 2000 jaar hernieuwde joodse aanwezigheid in Samaria, komt een schitterende vijf-kamervilla die in de voorsteden rond Tel Aviv tegen de 500.000 gulden kost op 250.000 gulden.
In het voetspoor van de idealisten, die zich uit liefde voor het land van Israël, „Eretz-Israel", in „bevrijd" gebied nestelden, komt de gewone Israëliër naar Ariel en andere nederzettingen. Vrijwel het enige dat deze tweede golf joodse bewoners van Samaria interesseert is de prijs van de woningen en werkgelegenheid. Om in een „droomvilla" te wonen die in de dure voorsteden van Tel Aviv niet voor hen is weggelegd, hebben ze het er graag voor over per dag een uur heen en weer te rijden naar hun werk in Israël. Ariel telt nu slechts rond de 600 inwoners. „Dit jaar komen er duizend gezinnen bij", vertelt een van de eerste inwoners van dit stadje in de rommelige kruidenierswinkel. „Onze industrieën hier zitten om werkkrachten te springen. In dit tempo hopen we de ontwikkeling voort te zetten. Steeds meer Israëliërs willen in Ariel hun toekomst opbouwen." Hoogwaardige elektronische
industrieën zijn in gToednieuwe barakken op het grote industrieterrein van Ariel ondergebracht. Het centrum van de in ecologisch opzicht „schone" industrieën in Samaria wordt echter opgetrokken bij de nederzetting Barkan, een kilometer of tien ten westen van Ariel, dus nog dichter bij de metropool Tel Aviv. Het is de bedoeling dat daar 19 grote Israelische ondernemingen, onder andere luchtvaartindustrieën, groot zullen uitpakken. De basis voor deze industrialisering is al gelegd. De silhouetten van de industriële barakken staan al in het rotsachtige, vrijwel onbewoonde landschap. Gematigd Een kolonist, als je de toeristengids Yogev Shai uit Elkana tenminste zo nog kan noemen, is er zeker van dat althans het westelijke deel van Samaria langs de bestandslijn van 1967 nooit meer zal worden opgegeven. Een jaar of vijf geleden trok hij met zijn gezin in een kleine noodwoning in Elkana. Nu staat hij te kijken naar de afbouw van zijn prachtige villa in het bijna gereedgekomen mooie villastadje Elkana aan de weg die van Tel Aviv naar Jeruzalem door Samaria slingert. Bij zijn „droomhuis" dat iets minder luxueus wordt uitgevoerd dan was voorgenomen omdat zijn verdiensten wat zijn teruggelopen, klinkt hij opvilend gematigd. Yogev Shai is voor vrede op basis van een territoriaal compromis. Daarom is hij nogal fel gekant tegen het stichten van nederzettingen in en bij grote Arabische bevolkingscentra in Judea en Samaria. Zijn politieke opvattingen — „Ik ben in Elkana een minderheidsstem" — staan dicht bij die van de oppositionele Arbeiderspartij. Arabische arbeiders noemt hij „mijn vrienden".
Yogev Shai bezoekt met zijn gezin Arabische families in de kleine dorpjes in de nabijheid van Elkana. „Elkana", legt hij ut, „is niet op onteigende Arabische grond gebouwd. Dit is door Israël overgenomen Jordaanse staatsgrond, vanwaar het Jordaanse leger in 1967 Tel Aviv bestookte." Urbanisatie Het door mij deze week doorkruiste deel van Samaria heeft een kleine Arabische bevolking. Het is doorgaans heuvelachtig onvruchtbaar rotsgebied, waar de Arabier weinig te zoeken had en nu met de modernste methodes door eveneens de landbouw in dit gebied schuwende Israëliërs wordt volgebouwd. Deze urbanisatie ten oosten van Tel Aviv in bezet gebied is in volle gang. Tot zo'n 30 kilometer voorbij de Israelisch-Arabische grensplaats Kfar Kassem staan links en rechts van de weg felgekleurde borden die de weg naar nieuwe villadorpen wijzen. Allerlei soorten huizen verrijzen er tot vanuit Zweden en de Verenigde Staten geïmporteerde houten villa's toe. Nofiem, Tsavta, Sharei PetachTikwah heeten deze nieuwe woonwijken aan de periferie van Tel Aviv waar vooral de gegoede Israelische middenklasse zich nestelt. Nog vijf jaar, en Kfar Kassem ligt tussen het "nieuwe en oude Israël" beklemd. Ook de Goesh-Emoniem-nederzettingen (Blok der Getrouwen) zijn in volle ontplooiing. In Shilo, in de richting van de grote Palestijnse stad Ramallah, staan schitterende villa's. Goesh-Emoniemers in hun eenvoudige kleding, die beter past bij het pioniersbestaan dan het nieuwe villaleven, trekken erin en koken er in de modernste Amerikaanse keukens. In Beth El, nabij Ramallah en daardoor vaak het centrum van onlusten tussen Israëliërs
en Palestijnen, hetzelfde indrukwekkende villabeeld. Naast de grote Israelische kazerne voelen de kolonisten zich hier veilig. Palestijnen In een kiosk tegenover de kazerne pretenderen de Palestijnse eigenaren dat "alles rustig is". Even doorpraten, en de echte gevoelens komen boven. "Ja, het is waar, er worden geen stenen gegooid deze dagen naar Israelische voertuigen. Maar het vuur gloeit onder het as", zegt Zoher. "Zolang wij geen abba (Hebreeuws woord voor vader) hebben blijft dat vuur branden. Je kan zeggen," vervolgt hij, "dat de persoonlijke betrekkingen met de Israelische soldaten die hier drinken en eten, goed zijn. We praten vaak over de politiek en ik bespeur veranderingen bij hen. Ze hebben meer begrip voor ons. Vooral de jongens van de Vrede-Nu-beweging. Maar dat is niet genoeg voor ons. Als ik zeg dat wij onze eigen abba willen, dan bedoelen wij daarmee onze eigen Palestijnse staat met eigen Palestijnse soldaten, waarop we trots kunnen zijn." Israelische realiteit in bezet gebied komt echter als een ketting om de Palestijnse onafhankelijkheidsgedachte te liggen. Achter de duizend Israelische gezinnen die zich dit jaar in Ariel vestigen, staan duizend achtergebleven familieleden, die in het kielzog van de zonen, neven en nichten die de grote stap over de grens hebben gezet, ook in de "Eretz-Israel"-ideologie worden gezogen. Zo groeit aan weerszijden van de "groene lijn", de snel vervagende bestandsgrens van 1967 tussen Israël en Jordanië, een belangengemeenschap die zich instelt op het blokkeren van een politieke oplossing van het Palestijnse vraagstuk ten koste van "EretzIsrael", hetjand van Israël.
De joodse nederzetting Ramot op de door Israël bezette ^cstHijke Jordaanoever.
Shi'itische Libanees schiet geweer leeg
Shi'itische Libanees schiet geweer leeg
Een shi'itisch militielid schoot gisteren nabij de zogenaamde 'groene lijn' tussen Oost- en West-Beiroet met zijn AK-47 geweer op de stellingen van het Libanese regeringsleger. (Foto UPI)
Advertentie
NICARAGUA HEEFT DRINGEND EHBO-KISTEN NODIG Reagan en Kissinger willen Nicaragua isoleren en steunen de militaire aanvallen op het Nicaraguaanse volk. Ook in januari zijn er weer slachtoffers gevallen. Nicaragua heeft een tekort aan Eerste Hulpmiddelen Bij Ongelukken. Nicaragua heeft internationale steun nodig. Om volgens de planning goed samengestelde EHBO-kisten te kunnen zenden, is er nog ƒ 30.000,- nodig. Nicaragua Komitee Nederland, Van Speykstraat 21, 3572 XB Utrecht, tel. 030-718163. Zondag 19 februari, vanaf 15.00 uur is er in Vredenburg, Utrecht een Vredesfestivai met musici uit Midden- en Zuid-Amerika. STORT UW EERSTE HULP OP GIRO: 3580163 EHBO
Zoon Mobutu. President Mobutu
Zoon Mobutu. President Mobutu van Zaire heeft zijn zoon Niwa benoemd tot staatssecretaris voor «■buitenlandse zaken. Tot nu toe trad Mobutu jr. op als reizend ambassadeur.
Bomaanslag in Durban. In een kantoorgebouw in de Zuidafrikaanse stad Durban is gisteren aanzienlijke schade aangericht door een explosie, vermoedelijk veroorzaakt door een bom.
Generaalsbewind is nog geen militair bewind Leger alomtegenwoordig in Egypte Leger
Door onze correspondent HARM BOTJE KAIRO, januari — Kairo is sinds enige tijd verrijkt met een aantal fraaie nieuwe portretten. Het verkeer dat dag in dag uit over de universiteitsbrug de Nijl naar het westen toe passeert, ontmoet bij de afrit tussen de botanische tuinen en de diergaarde een aantal van Egyptes groten bij elkaar. Daar is bij voorbeeld de martiale snor van kolonel Ahmed Orabi, aanstichter van Egyptes eerste moderne militaire staatgreep en sindsdien gevierd als held tegen koloniale uitbuiting. De twee belangrijkste leiders van de Egyptisch-nationalistische gedachten, Mustafa Kamal en Saad Zaghlul, kijken elkaar vanaf hun geschilderde panelen vriendelijk aan. Bij hun leven deden beide heren dat zeer zeker niet maar elke geschiedenis kent zo zijn vriendelijke verdoezelingen. Een fameuze voorvechtster van de rechten der Egyptische vrouw staat een stukje verder afgeschilderd, zij aan zij met Gamal Abd el-Nasser. Of die twee het ooit samen hadden kunnen vinden is de vraag. Hoda Sha'arawi was, al haar feministisch gevoel ten spijt, vermoedelijk te aristocratisch en zeker te Egyptisch om Nassers socialistische en pan-Arabische activiteit ooit te hebben goedgekeurd. Verderop verrijst er het portret van de wat weggedrukte "held van de vrede", de vermoorde president Mohammed Anwar El Sadat, terwijl de galerie van het moderne Egypte passend wordt afgerond met een lelijk schilderij van de huidige bezetter van Egyptes presidentiële zetel, luchtmaatschalk Mohammed Hosni Mubarak, vierde president van de Egyptische republiek. Al met al geeft de verzameling portretten een redelijk beeld van Egyptes moderne geschiedenis. Om echt volledig te zijn ontbreken slechts de eerste Ottomaanse onderkoning van het moderne Egypte Mohammed Ali, de spilziek moderniserende kleinzoon de khedive Ismael en Sir Evelyn Baring, de latere lord Cromer, de wezenlijke opvolger van de khedives en Brits proconsul aan de Nijl gedurende meer dan 20 jaar. Wat opvalt is dat het allemaal zo vreselijk Egyptisch is. Alleen Nasser staat er als propagandist van de pan-Arabische gedachte wat aarzelend tussen. Maar daarbij mag je weer niet uit het oog verliezen dat in Nassers totale loopbaan dat Pan-Arabisme — hij schafte zelfs de naam van het land af — maar een kortstondig intermezzo was. In zijn laatste jaren was Nasser eigenlijk al weer van zijn Arabische avonturen bekeerd, nadat zijn Arabische dromen Egypte tot over de rand van het bankroet hadden gestort.
Met al die prominenten uit Egyptes boeiende historie zo uitgestald blijven van Nassers Arabische erfenis allen naar de bittere herinneringen over. Maar een ander deel van zijn nalatenschap is nog geheel intact, om niet te zeggen springleverder dan ooit. Het is nauwelijks toeval dat van de geportretteerde heren tussen de dierentuin en botanische gaarde, daar in Gizeh langs de Nijl, 50 procent uit het leger voortkomt. Want wat er ook sinds Abd El Nassers coup in juli 1952 in Egypte is veranderd, het leger is gebleven en het is duidelijker aanwezig dan ooit. Sinds de staatsgreep van de kolonels in die juli-nacht van 1952 is men inmiddels bijna ongemerkt gekomen tot een alleszins elegant opererend generaalsregime dat, op het gebied van machtsuitoefening, ongetwijfeld het succesvolste en in zekere zin beschaafdste ter wereld is. Op hun televisie, in hun kranten, in de stampvolle overheidsgebouwen en gewoon op straat komen de 45 miljoen Egyptenaren hun generaals dagelijks tegen. Meestal zijn het keurig in het pak zittende heren, met ferme oogopslag, de handen energiek uit de mouwen en vervuld van een soort
gezellige no-nonsense camaderie. De president van de Arabische Republiek Egypte is een luchtmaarschalk, die onlangs in een oude film op de televisie zelfs even als acteur optrad. De op een na belangrijkste man van het bewind, minister van defensie Abu Gazala, is een jaar of wat geleden verheven tot de rang van veldmaarschalk. Minister van buitenlandse zaken, Kamal Hassan Ali, was succesvol tankcommandant en een gezien veldheer tijdens de Israelisch-Egyptische oktoberoorlog van 1973. De meeste gouverneurs van de provincies zijn met sterren op de epauletten bekleed, evenals nogal wat directeuren van staatsondernemingen. De nieuwe directeur van de Kaireense metro komt uit het leger, de generaals zitten in het bankwezen, in de auto-industrie en bij de douane. Niet militair Het curieuze bij dat alles is dat het generaalsbewind zeker geen militair bewind is. Met een dienstplichtig leger van zo'n 500.000 man zie je uiteraard nogal wat militairen op straat. Wie echter een militair regime in actie wil zien moet daarom nog niet in Kairo wezen. Egypte is, alle generaals en geheime diensten ten spijt, ook geen echte politiestaat. Volgens voorzichtige schattingen zijn er op dit moment hooguit 200 echte politieke gevangenen en dat is op een bevolking van 45 miljoen mensen met elke negen maanden 1 miljoen erbij nu ook weer niet zoveel. "Ik ben principieel tegen de politieke macht en invloed van onze generaals," aldus een prominent Egyptisch politicus van de •oppositie. "Onze generaals hunkeren niet naar macht, die macht wordt ze bijna opgedrongen. Maar dat structurele verschijnsel leidt er tevens' toe dat er zoveelk gevelstigde militaire belangen zijn dat de boel onmogelijk meer de andere kant uitgestuurd kan worden." Een buitenlandse ontwikkelingsdeskundige voegt daaraan toe: "Natuurlijk is dit een verkapt militair regime. Maar wat Egypte nodig heeft is snelle beslissingen en mensen aan de top die over bestuurlijke en technische expertise beschikken. Die vind je op dit moment alleen in het leger." Dat is inderdaad een zeer Egyptisch dilemma. Terwijl de best opgeleide burgers zover mogelijk de wijk nemen naar het buitenland om daar langs de Golf of in de Verenigde Staten of Canada en Europa geld te verdienen, wordt het Egyptische leger meer dan ooit het enige belangrijke mensenarsenaal waaruit de Egyptische staat haar bestuurders en intellect kan putten. Anderzijds zuigt het leger steeds meer mensen naar zich toe die niet wegens hun militaire capaciteiten hun land willen dienen maar omdat het leger uitzicht biedt op een latere fraaie carrière in wat nog steeds de burgermaatschappij heet.
De huidige Egyptische machthebber Mubarak (links), zijn voorganger Sadat, en diens voorganger Nasser (onder) (foto's Anefo en ANP)
Ook onder Nasser en Sadat speelden de militairen een vooraanstaande rol. Maar onder Mubarak lijkt een en ander weer eens in een stroomversnelling te zijn gekomen. Wekelijks staan in de Egyptische kranten hoofdredactionele commentaren te lezen waarin de rol van het leger als motor van de Egyptische maatschappij wordt geprezen. Het leger bakt brood, het legt telefoons aan, het bouwt huizen voor de burgers en het zorgt er in toenemende mate voor dat iedere Egyptenaar zijn eigen autootje kan rijden. De Egyptische minister voor militaire industrialisatie maakt zich op om in november een geweldige wapenschouw te houden voor Egyptes potentiële klanten. Op die manier is het leger al goed voor een export van ruim 1 miljard dollar per jaar en is de wapenindustrie na de olie inmiddels gegroeid tot Egyptes belangrijkste exportbranche, als men tenminste de export van de 4 miljoen elders werkende Egyptische burgers met hun opbrengst van bijna 2 miljard dollar niet meerekent. Trauma Er is nog een ander eigenaardig facet aan Egyptes generaalsbewind. Meestal worden dergelijk soort regimes als nogal oorlogsminnend beschouwd, maar oorlogszuchtig zijn de Egyptische generaals in ieder geval niet. Dat hangt samen met dat heel specifieke Egyptische trauma, de desastreuze Jemenitische oorlog. Die oorlog werd door Nasser in het begin van de jaren zestig gevoerd in een zoveelste poging zijn persoonlijke en ook wel de Egyptische hegemonie in het MiddenOosten definitief te vestigen. De oorlog liep uit op een ramp. Egypte raakte erdoor bankroet, met de oorlog ontstond corruptie
op ongekende schaal, het verioor er de oorlog tegen de Israëliërs in 1967 door en het trauma over Jemen zit zo diep dat zelfs nu, bijna 20 jaar na datum, er bijna niemand over wil praten. Bijna alles wat nu generaal is en in Egypte macht uitoefent heeft die oorlog aan den lijve ondervonden, en de bereidheid zich opnieuw in een dergelijk Arabisch moeras te wagen is op zijn zachtst gezegd miniem. Wrevel Wat wel wrevel begint op te leveren is de manier waarop het leger zich zelf steeds duidelijker in de watten begint te leggen. Officieren hadden in het Egypte van na de staatsgreep van 1952 altijd al een streepje voor. Ze hebben eigen woningbouwcoöperaties, eigen goedvoorziene winkels, eigen scholen en sportcomplexen. Wie een vader in het leger heeft, krijgt eerder toegang tot de militaire of politieacademie, wordt makkelijker ingenieur en trouwt makkelijker in de nog steeds parate oude Egyptische aristocratie. Je merkt het ook aan de gepolijste manier waarop Egyptes opperofficieren bij allerlei sociale evenementen voor de dag komen. Het Egyptische officierscorps begint, verzekerd van zichzelf, kaste-achtige trekken te vertonen. In Nassers tijd, toen veel minder generaals het op veel meer punten voor het zeggen hadden, leidde dat tot een waarlijk sociaal systeem dat wel "bureaucratisch feodalisme" is genoemd. Na het aanvankelijke élan dat Nassers machtsgreep ontegenzeggelijk had, leidde dat al gauw tot een mateloze verstarring en intens geharrewar tussen de logge bureaucratische lichamen, met elk een eigen officierscongsi aan het hoofd. Egyptenaren die praten over MuaraJc als een soort tweede Nasser hebben veel meer dat "bureaucratisch feodalisme" op het oog dan eventuele pan-Arabische aspiraties die de huidige president er op na zou houden. Verschil Anderzijds lijkt het grote verschil tussen Mubarak en zijn voorgangers vooral te zijn dat de huidige president zich echt en met overgave voor het reilen en zeilen van de economie interesseert, wat nauwelijks met bureaucratisch feodalisme te verenigen valt. Het staatshoofd heeft zich een fikse naam weten te verwerven als bezoeker van fabrieken om diverse industriële voortbrengselen van Egyptisch fabrikaat stevige trappen te verkopen en te toetsen of ze werkelijk wel stevig in elkaar zitten. Een dergelijke in techniek geïnteresseerde president is voor de wat dat betreft bepaald niet verwende Egyptenaren zo iets nieuws en ongewoons dat men er nog steeds aan moet wennen. Zoals trouwens ook aan de bon.digheid waarmee Mubarak het woord pleegt te vatten. Geen eindeloze orakeltaal a la Sadat of het spelen op opgezweept sentiment zoals Nasser maar nogal recht voor zijn raap, met veel cijfers en vooral kort. Goed voorbeeld doet goed volgen, en dus doen nogal wat van zijn generaal-managers de president na. Een Europese ambassadeur op bezoek bij een generaal om vliegtuigen te verkopen stond na een half uur al weer buiten. "Het was kort, krachtig en zeer zakelijk", zei hij wat onthutst. "Ik kreeg niet eens thee. Het geld is er volgende week en het voorlopig contract wordt overmorgen getekend. Ik hoef niet nog eens langs te komen, een bevestiging per telex is voldoende. Dat zijn pas generaals in actie."
Advertentie
BINNENHUIS '84 F 17 T/M 26 FEBR. AHOY'/ROTTERDAM I I I I I i I I I I I I WIE VAN WONEN HOUDT, BLIJFT NIET THUIS J.. I I I I I I I I I I I * I I I I I I Openingstijden: 11.00 tot 17.00 uur en 19.00 tot 22.30 uur; zondags 11.00 tot 17.00 uur.
WIM UDENHOUT Geïnteresseerde leek
Door een onzer redacteuren ROTTERDAM, 4 feb. — Drs. Wim Udenhout, de gisteren benoemde premier en minister van buitenlandse zaken van Suriname is vrij onbekend in de Surinaamse politiek. De 46-jarige Udenhout is niet partij-gebonden. Volgens een familielid van de nieuwe Surinaamse premier is Udenhout "niet politiek geschoold". Wel is hij altijd in "politicologie" en "internationale zaken" geïnteresseerd geweest. De politieke opleiding wordt door het familielid als 'algemeen ontwikkeld" omschreven. De in 1937 in het district Coronie geboren Udenhout volgde zijn lagere- en middelbare school in Suriname, waarna hij verscheidene keren wegens studie en beroep van Suriname naar Nederland en omgekeerd verhuisde. In Nederland behaalde Udenhout in 1966 zijn lesbevoegdheid Engels. Terug in Suriname gaf hij tussen 1966 en 1970 op verschillende scholen
Engelse les. Udenhout studeerde van 1970 tot 1975 Engelse taal- en letterkunde aan de universiteit van Leiden. Na het behalen van zijn doctoraal werd hij in 1975 docent en hoofd van de sectie Engels aan het Instituut voor opleiding van leraren in Paramaribo. Deze functie vervulde hij tot gisteren toen bekend werd dat hij tot premier van de Surinaamse interim-regering was benoemd. Hoewel Drs. Udenhout zich nooit erg actief met de Surinaamse politiek heeft beziggehouden en weinig in de publiciteit trad, is hij op politiek gebied niet helemaal een leek. Udenhout was lid van het adviescollege van het kabinetNeijenhorst dat Suriname van 30 maart tot 8 december 1982 bestuurde. Ook was Udenhout tot nu toe adviseur van legerleider Desi Bouterse. In die functies reisde de nieuwe Surinaamse premier enkele malen naar New York waar hij de Algemene Vergaderinen van de Verenigde Naties bijwoonde.
Interim-kabinet geïnstalleerd in Paramaribo
PARAMARIBO/DEN HAAG, 4 feb. — De waarnemend president van Suriname, Ramdat Misier, heeft gisteren het nieuwe interim-kabinet beëdigd dat onder leiding staat van drs. Wim Udenhout, die behalve premier ook minister van buitenlandse zaken wordt.
Tegen de verwachting in werden echter maar zeven van de negen ministers beëdigd: het Surinaamse bedrijfsleven heeft nog geen definitieve kandidaten kunnen aanwijzen. Naast Udenhout werden drie ministers beëdigd die ook al in het afgetreden kabinet-Alibux zaten. Op justitie en binnenlandse zaken keert mr. F. Leeflang terug. E. Tjon Kie Sim wordt weer minister van natuurlijke hulpbronnen en energie. De politie-inspecteur Meynard keert terug als minister van leger en politie. I. Fong Poen wordt minister van handel, transport, industrie en ook landbouw en visserij. Verder werden twee vakbondskandidaten geïnstalleerd, drs. Li Fo Choe op onderwijs, cultuur en volksmobilisatie, en een bestuurder
van de vakcentrale C 47, Gils, wordt minister van arbeid, sociale zaken en volkshuisvesting. Het aantal ministeries is door samenvoegingen teruggebracht van dertien tot negen. De posten worden verdeeld volgens een verdeelsleutel 5—2—2—: het militair gezag vijf, en vakbeweging en bedrijfsleven elk twee. Bij de beëdigingsplechtigheid, waar ook de Surinaamse legerleiding aanwezig was, werd alleen het woord gevoerd door de waarnemend president Ramdat Misier, die zei dat het interimkabinet, dat een zittingsduur heeft tot 31 december van dit jaar, een moeilijke taak wacht. Hij noemde daaronder de totstandbrenging van democratische structuren. Scepsis Hoewel in kringen van bedrijfsleven en vakbeweging in Paramaribo tevredenheid heerst over het aangekondigde herstel van de persvrijheid en de overeengekomen benoemings- en ontslagprocedure, bestaat in gematigde politieke kringen nog de nodige scepsis. Afgewacht moet volgens deze kringen worden hoeveel ruimte bedrijfsleven en vakbeweging werkelijk krijgen en of de interim-regering de mogelijkheid krijgt de plannen te realiseren. Ondanks de concessies die de militairen hebben gedaan bezitten zij nog steeds de uiteindelijke macht, zo wordt gewaarschuwd. (ANP)