door Johanna Fortuin
Al eerder werd in deze kolommen ingegaan op wat lachen en huilen eigenlijk voor verschijnselen zijn. Met name over lachen valt nog meer te vertellen. Er is zelfs allerlei onderzoek naar de lach gedaan. Freud had het al over grappen en moppen en waarom ze bestaan. Wat de één amuseert, ergert de ander of maakt hem zelfs aan het huilen.
B ij de vragen wie, wanneer, hoe en waarom gelachen blijkt al snel dat er eigenlijk twee tamelijk verschillende 'lachtoestanden' zijn. Je zou ze de navertelbare-herhaalbare kunnen noemen waar dan grappen, moppen, cabaretteksten, poetsen (beter bekend als: practical-jokes) en blijspelen onder vallen en de situationele-onherhaalbare die overigens ook lastig na te vertellen zijn. Daarbij gebeurt er iets waarover iemand een opmerking maakt, waarover door déze mensen met hun eigenschappen en hebbelijkheden in die speciale situatie, gelachen wordt. Maar om aan een ander uit te leggen waarom iedereen zo moest lachen toen Jan tegen Karel zei 'Welwel als dat geen mosterdsaus is' moet je een halve roman verhalen. Iedereen voelt wel aan dat lachen iets belangrijks is. Het is zó typisch menselijk dat door de eeuwen heen denkers erdoor gefascineerd zijn geweest. Onderzoekers hebben zich er ook mee bezig gehouden, maar eigenlijk vrij weinig. Gevraagd werd via wat voor kronkelingen in onbewustzijn en bewustzijn' datgene ontstaat waarom wordt gelachen, wat de structuurkenmerken zijn van dingen waarover wordt gelachen en ten slotte wat er eigenlijk gebeurt tussen twee mensen of binnen een groep mensen als daar een opmerking wordt gemaakt, een mop verteld of een poets geleverd. Deze onderzoekingen hebben vooral betrekking op de herhaalbarenavertelbare lacherijen. Omdat ze vastgelegd kunnen worden en dus onderling op overeenkomstige kenmerken vergeleken. Met de vluchtige, situationele pret ligt dat veel ingewikkelder. Om te ontdekken of ook daar misschien naast die éne regelmaat, namelijk dat er gelachen wordt, er nog andere zijn zou je van een reeks van dat soort gebeurtenissen gelach-verslagen moeten maken ter vergelijking. Dan zou je ook daar misschien bepaalde algemenere oorzaken en
gevolgen kunnen achterhalen. Iets is hieraan al wel gedaan, maar het meeste is speculatief. Freud, die een bekend werk heeft geschreven over lachprocëdé's, Der Witz, onderscheidde ook twee hoofdvarianten van lachverwekkers. Meestal komen moppen en grappen net zoals dromen voort uit het onbewuste. Omdat het onbewuste voor hem een door een vernisje van cultuur nauwelijks bedwongen slecht, agressief en seksueel beest is, duiken zowel in dromen als moppen seksuele en agressieve elementen op. Anders is het volgens hem als het bewustzijn op een meer culturele manier aan het spelen gaat. Dan kan er gelachen worden om het humoristische of komische. De momenteel zeer bekend geworden Amerikaanse humanistische psycholoog A. Maslow maakt ook dat onderscheid Jri 'agressieve grappen en speelse situationele meer filosofische humor. Hij echter ziet beiden in het onbewuste ontstaan. Grof gezegd: agressieve grappen en opmerkingen uit een ongelukkig onbewuste, en uit een gelukkiger onbewuste de woordspelingen en aardiger pointes. Freud en Maslow staan in hun opvatting van de menselijke natuur tegenover elkaar. Freud ziet mensen als van nature onbekwaam tot enig goed en we moeten maar hopen dat de cultuur het meest beestachtige weet te onderdrukken. De natuurlijke humor is dus venijnig en slechts cultuur kan tot overwinnen van het leedvermaak leiden. Maslow ziet mensen als van nature aardig en speels, maar als ze in hun jeugd en later onveilig, onbemind en onge■ waardeerd moesten leven dan doven de warmere gevoelens in het onbewuste en blijven er slechts pijn en woede over. Dat gebeurt in onze kille cultuur met de meeste mensen. Natuurlijke humor voor hem is dus speels liefdesvermaak maar de gevangenschap van de cultuur brengt mensen tot een razend leedvermaak. Ook ai komen dromen en grappen misschien tot stand via dezelfde psychische
processen van associatie, condensering, verschuiving en symbolisering toch zijn er grote verschillen tussen die twee. Dromen overkomen je en voor zover ze al begrijpelijk zijn geven ze je vooral informatie over de roerselen van het eigen innerlijk. Voor een gevatte opmerking of een nieuwe grap moet je meestal veel denkwerk verrichten en hij 'bestaat' pas als anderen hem begrijpen en er om lachen. Het zijn geen communicaties naar jezelf maar naar anderen toe. Juist dat element van 'denkwerk' is bij alle lachmakers belangrijk. Want of je nu razendsnel een geestig weerwoord verent of eindeloos zit te dubben op een mop of cabarettekst, er wordt iets onverwachts en origineels gemaakt, zeg maar: gecreëerd. Bij creativiteit nu spelen zowel bewuste als onbewuste processen een rol. Echter lang niet alle creaties maken ons aan het lachen. Naast originaliteit moeten er dus lachkruiden in het eindprodukt zitten. Uitlachen De Nederlandse letterkundige H. van den Bergh is gaan kijken op welke momenten het publiek bij blijspelen lachte. Alras blijkt dat het éne publiek lacht op momenten waarop een ander publiek geërgerd raakt of misschien zelfs zachtjes huilt. Al die ogenblikken waarop één of ander publiek lachreacties gaf heeft hij geprobeerd te analyseren. Hij komt dan tot een indeling in komische procédé's in 'constanten in de komedie, een onderzoek naar komische werking en ervaring'. Veel gelach komt door de opbouw van het stuk zelf, maar ook door verwijzing naar bekende personen of toestanden of door het doorbreken van algemeen gangbare fatsoensnormen. Je zou kunnen zeggen dat dit een naar de zaal verplaatst georganiseerd en gemeenschappelijk uitlachen van Pietje of het giechelen om een openstaande gulp is. In moppen wordt zo vaak om hele volkeren en hun vermeende eigenschappen gelachen (Belgenmoppen, Nederlandermoppen, jodenmoppen). Overdrijvingen en mechanische herhalingen kunnen ook hoogst komisch werken, zoals de politici die door farce majeure blablablabla bla bla klapbekkend werden gemonteerd. Stopwoorden of 'stopgebaren' is net zoiets. Wat die binnen de compositie van het stuk liggende elementen betreft noemt Van den Bergh er enige die ook wel in moppen te onderkennen zijn. Wat hij . noemt 'contrastwerking' komt als oorzaak van gelach in zijn blijspelen het vaakst voor (28% van de 3611 komische procédé's voor in totaal 2224 komische momenten — soms wordt immers om meer dan één reden
gelachen). Contrast is zowel de dunne naast de dikke, als het op keurige toon uitspreken van 'Ben je belazerd', als het opvoeren van een verwachting in een bepaalde richting en dan een plotselinge ommezwaai, als misverstanden. Wanneer een publiek iets al weet wat een speler in zijn rol nog niet weet en daardoor een bepaalde ontknoping kan voorzien, lachen de mensen vaak uit voorpret. Wordt een bepaalde verwachting inderdaad waar dan is er wederom gelach (inlossing). Men ziet dat woordspelingen, het wisselen van de éne betekenis van een woord naar een ander en zogenaamde nonsensgrappen ('Hoe krijg je vier olifanten in een Volkswagen?' 'Heel eenvoudig, twee voor en twee achter 0 hierin niet voorkomen. Lachen op afspraak Ben je naar een blijspel of cabaret geweest dan ben je niet zomaar een avond uitgeweest bij kennissen of een concert. Je hebt ergens over gelachen en als jezelf niet belachelijk wilt worden moet je waarover je moest lachen dus zelf vermijden. Schoot je in de lach bij het bekakt gekwek van een politiek heer, dan vermijd je zelf zo'n dag of drie die toon. Kortom: Je bent beleerd. Eén van de weinige sociologen die zich met het functioneren van humor in de sociale werkelijkheid heeft beziggehouden, A. C. Zijderveld in zijn 'Sociologie van de zotheid; de humor als sociaal verschijnsel' beperkt zich ook tot herhalende lachtoestanden of dat nu is gewoonten waarbij gelachen wordt (zottenfeesten; carnavals), dingen waarom gelachen wordt (moppen) of relaties waarin mensen met elkaar de gek mogen of zelfs moeten steken (de rol van de hofnar; uit de antropologie zijn de zogenaamde joking-relations, plaagrelaties zou je kunnen zeggen, bekend). Nu wordt er bij carnavals misschien wel veel gelachen, maar dat wordt er bij andere feesten ook. Carnaval lijkt mij niet veel anders dan een feest groter dan gewoonlijk en waarbij al van tevoren is afgesproken dat de grenzen ook verder mogen worden overschreden dan bij noordelijker feesten. Hun voornaamste functie is het doorbreken van de dagelijkse Sleur, het heel anders doen dan gewoon. Een carnaval heeft geen communicatieve inhoud. En dat hebben alle andere onder 'humor' samengevatte uitingen wel. 'Moritz, tot welk ras behoren de jodenV 'Tot de semieten, meester'. 'Heel goed; En de Duitsers?' 'Antisemieten, meester'. Bericht: Duitsers zijn antisemieten. 'Wat is het verschil tussen een mof en een maagd?' 'Het één gaat over'. Bericht: Duitsers
blijven Duitsers. Nog tien van die moppen en een argeloze toehoorder die van zijn leven nog nooit een Duitser heeft gezien heeft een aardig (stereotiep) beeld gekregen wat voor soort mensen dat eigenlijk zijn. De te berde gebrachte eigenschappen zal hij — om niet zelf bemopt te worden — vermijden. Inmiddels vergenoegen alle aanwezige nietDuitsers zich in een prettig wij-zijnlekker-veel-beter gevoel. Om het op zijn sociologisch te zeggen: moppen ventileren agressie tegen outgroups, communiceren stereotypen, versterken de ingroupsolidariteit en bevestigen de identiteit. Toen onze mop nog een mopje was. Hofnar Een dergelijk soort bijsturen kan natuurlijk ook met spontane opmerkingen en grappen gebeuren. Als de koning luisterde naar wat de hofnar hem grappig verpakt vertelde kon hij groter blunders vermijden. Leuk was het natuurlijk niet. Voor de keuze gesteld te lachen, want het was toch maar een grapje, of de boodschap serieus nemen en kwaad worden, had de koning het voordeel dat hij toevallig de macht had. Diverse hofnarren zijn dan ook treurig aan hun einde gekomen. Wanneer vandaag de dag iti een groepje mensen iets dergelijks gebeurt, iemand maakt een geestige opmerking .waarin een venijnige boodschap zit verpakt, dan staat degene waartegen het gaat voor hetzelfde conflict, zuurzoet meelachen omdat het toch maar een grapje was of op de inhoud serieus ingaan, maar dan meestal zonder macht. Als zo-iemand meelacht, lacht hij eigenlijk zichzelf uit en als zoiemand kwaad wordt, maakt hij zich door zo'n reactie op een grapje ook belachelijk. Wat hij ook doet hij verliest, tenzij hij razendsnel een even spitse tegen-opmerking weet te maken. Dat nu is reuze lastig. Lukt het niet en wil hij voor de toekomst dit soort pijnlijke situaties vermijden dan zal hij proberen dat gedrag dat op de korrel werd genomen na te laten. Zo brengt een grap iemand weer in het gelid. Hebben mensen met elkaar te maken en zijn er af en toe strubbelingen, dan duikt dit soort dingen incidenteel op. Soms zitten sociale relaties zo in elkaar dat mensen zowel van elkaar afhankelijk zijn als eikaars concurrenten. De voortdurende spanningen worden dan wel omgezet in een voortdurende stroom grollen en grappen waardoor echte ruzies worden onderdrukt. Plaagverhoudingen als je elkaar niet vermijden kunt en ruzies beider belangen schaden. Lachen om niet te bijten.
«Litpf Ie PrLj föiHiftHERS tfrepj ttreK' <.cMew ?" "ze x>et*K.ew ftfr uvajj> ig^6 [)P6riFVcRi> \~lCFT UoRDt N."
Ge*?" -5 'Vl\5»' , /vc/Céi& > rn' £eHT es ?Ni 1>= r^TFk: eer* jiak ^mr &ttw:"
j t-Ke R U. huis? iió [Leep sec."]
"'Wat is het verschil tussen mof en maagd ?' LACHEN HEEFT VEEL VARIANTEN (2)". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1975/11/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031470:mpeg21:p023
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1975/11/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031470:mpeg21:p023
Twee foto's van M. Pw. F. Rotteveel uit plm. 1860. Links de Spaarne tegenover de Turfmarkt, rechts met de Barnesteeg.
Haarlem en Zuid-Kennemerland in 19de-eeuwse foto's. Samenstelling en vormgeving Kees Nieuwenhuyzen, nawoord van F. Messing. Uitgeverij Van Gennep. Amsterdam. Voor 1 januari f21,50, daarna f29,50. Gebonden: f29,50 respectievelijk f37,50. Van Gennep zet zijn serie boeken, waarin oude foto's van diverse steden en streken zijn verzameld, voort. Eerder verschenen dergelijke boeken over Den Haag en Utrecht. Amsterdam werd zelfs in twee boeken behandeld: één met foto's van Jacob Olie en één waarin nog
vroegere foto's van de hoofdstad -werden samengebracht. Binnenkort zullen Antwerpen en Zuid-Limburg aan de beurt komen, daarna zal er worden gewerkt aan Zeeland en Friesland. Nu is een collectie foto's, gemaakt !n de tweede helft van de vorige en het begin van deze eeuw, van Haarlem en ZuidKennemerland verschenen. De meeste foto's zijn van anonieme makers. ZuidKennemerland wil zeggen: Heemstede, Aerdenhout, Vogelenzang, de Haarlemmermeer, Spaarndam, Bloemendaal, Santpoort, Driehuis. Velsen. IJmuiden,
Zandvoort en Overveen. Een streek en plaatsen dus die nog meer dan veel andere stukken Nederland gedurende de afgelopen halve eeuw werd volgebouwd, geïndustrialiseerd, verbungalowiseerd, veranderd en verpest. Het behandelde gebied immers ligt in het hartje van de randstad. Het is belangrijk, dat Van Gennep laat zoeken en blijft doorzoeken in archieven en bij. particulieren, om de steeds stiller wordende getuigen van vroeger op te sporen en in zinvolle combinaties bij elkaar te brengen. _
"BOEK Haarlem en Zuid-Kennemerland in 19- e-eeuwse foto's". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1975/11/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031470:mpeg21:p023
Mar ja Roscam Abbing
i gang n het Nederlands betekent heg in negen van de tien gevallen liguster: een heester waar veel voor te zeggen is als hij zijn mag gaan (geurige trossen witte bloempjes, altijd groene blikvanger in de tuin) maar die als geschoren haag de doodste levende ^afscheiding is die ik zou kunnen bedenken. Eigenlijk heb ik ook nog nooit gehoord van iemand die een ngusterheg plantte; zo'n heg was er altijd al, en heeft iets zo onherroepelijks, dat generaties tuinbezitjers zich overgeven. Luister, ligusterwijken: dit is het ogenblik om le r otheg te vervangen. Denk eens aan de opwindende haag die daar ° ver enkele jaren kan bloeien - aan de verrassingen van elk seizoen,
aan de vogels die er nestelen, aan de wilde planten die zich thuis voelen in zo'n haag. Wat ik bedoel is natuurlijk een gemengde haag,een zo getrouw mogelijke afspiegeling van het struikgewas langs alle secundaire wegen van Engeland. Wij kennen die hagen minder, maar er is geen enkele reden waarom ze in onze tuinen niet zouden gedijen. Boerse meidoorn Ik doe een greep uit de struiken die zich voor zo'n haag lenen; waarbij u moet bedenken dat ze niet allemaal tegelijk in dezelfde haag passen, maar hun eigen eisen stellen aan grondsoort en ligging. Handige en appetijtelijke gidsen op dit gebied zijn Struiken in het wild. en in cultuur van Meulenhoff, en Tuinheesters en -bomen in kleur van Moussault.
Ideaal voor de gemengde haag is de leuke, wat boerse meidoorn: een forse groeier en bloeier die weinig eisen stelt en genoeg doornen telt. om een ondoordringbare afscheiding te vormen. Even voor de hand liggend (denk je, maar waarom zie je ze dan niet meer?) zijn de talloze botanische rozen: duinroos, hondsroos, rimpelroos, de gele die Hugo's roos heet en al hun familieleden. De naTeve enkele bloemen, de herfstige bottels, de wilde groei: onmisbaar in elke gemengde haag. En dan de intrigerende Gelderse roos met zijn platte schermen waar twee soorten bloemen in voorkomen (de grote aan de rand zijn onvruchtbaar), .of de ribes waarvan ik om onduidelijke redenen niet hou, of de gele Potentilla fruticosa die eindeloos doorbloeit Deze opvallende struiken kan men in de haag afwisselen met soorten waarbij de bloei minder belangrijk is. De hazelaar is decoratief en niet eens algemeen, de haagbeuk kan er tussen, de kornoelje met zijn rode bast, en niet te vergeten de hulst. Een terzijde over de hulst. Zo lang men hem alleen kent als kerstgruwel of als prijzig miniheestertje in het tuincentrum, lijkt de hulst weinig begeerlijk. Maar heeft u weieens een oude hulst gezien? Hulst groeit langzaam en bovendien is het hout kostbaar en dus in trek, zodat oude hulsten een soort wonder zijn. Wie één keer zo'n vorstelijke boom heeft ontmoet, vergeet hem niet meer. De allermooiste haag die ik ken, bestaat maar uit twee soorten: hulst en bruine beuk, en als ik ooit ergens langer dan anderhalf plantseizoen woon zal ik zo'n haag planten. Bosklimaat Met de struiken bent u er niet. U kunt de haag nu verder aan de natuur overlaten, maar u kunt de zaak ook versnellen. Aan de voet van een haag ontstaat aan de schaduwzijde een stukje bosklimaat, en daar passen kamperfoelie, winde, driekleurige viooltjes, sneeuwklokjes, vingerhoedskruid, en waarom geen bosaardbeitjes? Als zo'n haag lukt. en in de loop der jaren in een ondoordringbare wal van struikgewas, klimmers, bosplanten en verwilderde bolletjes verandert, is er in de hele tuin weinig aantrekkelijkere te vinden.
Se 8* li ■a * n ■S e ■2 3 5: *?! C«; I s i S 8-1 5 dj* 1 J «9 » Is' 3 * « u - tï : l £§3 V 3 £ 2 S = 5 w e
"GROEN Rooi die liguster!". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1975/11/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031470:mpeg21:p023
I n een van die kleine geheimzinnige musea waaraan Nederland in zijn provincies zo rijk is, staat een ouderwetse keuken. Zo een vol Delftse tegeltjes langs de plinten, glimmend koper aan haken, een koffiemolen waarmee je tussen je knieën te malen placht en diverse strijkbouten van ijzer. U weet wel al die voorwerpen waar men tegenwoordig onder het neertellen van verbazend veel geld en het uitstoten van kreten, bij normale zoogdieren slechts gebruikelijk tijdens de paartijd, zijn nostalgie en zijn spaarduiten aan kwijt pleegt te raken. Temidden van al deze begerenswaardige objecten, die de opgetogen beschouwer haast doen vergeten dat slechts een miniem deel van de bevolking zich in het bezit van een dergelijk toegeruste keuken verheugen kon — de rest moest het maar zien te rooien met een petroleumstelof een pannetje op de potkachel — stond het vuilnisvat. Het kleine vuilnisvat van hout, rechthoekig, iets langer van boven dan van onderen, de zijschotten wat schuin naar beneden lopend. In de wiskunde hebben ze voor zo een model natuurlijk een naam maar ik had altijd bijles en dan toch maar net een ■mager zesje. In de zijkanten waren openingen gezaagd, die als handvatten dienden en het deksel kon je oplichten aan een voor dat doel daarop getimmerde smalle lat. Ik stond daar in die museumkeuken vis a vis met het vergeten vuilnisvat en er doorstroomde mij dat soort verbaasde verheugenis, dat je voelt als je een oud kind uit je klas tegenkomt. Ik was het vuilnisvat door al die zinken cylinders en grauwe plastic zakken totaal vergeten. Het museumexemplaar was
donkergrijs maar ik herinnerde mij nu dat het onze thuis groen was, van het soort groen waar schuurdeuren en boerderij luiken in worden geverfd. Hoe kwamen wij, zo vroeg ik me af, toe met die kleine houten bak waarvan ik de doffe klank van het deksel op het vat weer in mijn geheugen hoorde. En onze Marie die het dan van alle trappen van ons bovenhuis naar beneden moest dragen. Hoeveel malen per week ben ik vergeten. Maar Marie niet. Marie in blauw katoen met een gesteven wit schort met dat groene vuilnisvat een-of-tweemaal per week alle trappen af. Zij droeg al niet meer zo een fijn gepijpt mutsje op het haar, wij warenbijzonder vooruitstrevend. Maar hoe kwamen we in vredesnaam aan zo weinig afval. Wij aten, om maar eens ergens te beginnen geen groenten uit blik, mijn moeder had zich wél gewacht als gifmengster voor het gerecht te worden gedaagd. En het brood werd naakt afgeleverd in een mandje waarin een brandschone theedoek lag. Marie ging met de groenteëmmer naar de kar van de groenteman, er kwam geen papieren zak aan te pas. Brieven en drukwerken verdwenen in de haard en van papieren luiers had nog nooit iemand gehoord. Men waste de luiers evenals trouwens het maandverband, toentertijd charmanterwijze banddoeken geheten. Het bleef een vreugde voor de buren ze eens in de vier weken te zien wapperen aan de drooglijn: mevrouw was kennelijk niet alweer in verwachting en Tootje haalde met die soldaat ook geen rotzooi uit. Schillen en groentenafval gingen in een speciaal daarvoor gereserveerd emmertje, veelal een aftands exemplaar waar de emaille in de loop van een arbeidzaam leven was afgebladderd en dat eens per week door de schillenboer werd geledigd. En lege flessen werden ingeleverd tegen statiegeld. Er kwam dus goed beschouwd behalve wat watjes en haarvlokken niets in het vuilnisvat terecht. Ik vraag me alleen af wat ze met de as deden uit de kachels. Ik herinner me vaag iets van een emmer. Ik herinner me ook iets van een bel, die de komst van de vuilniskar aankondigde. In die dagen hoorde je zo'n ding nog. Men was nog niet gemotoriseerd. Men was ook niet geplastificeerd. En het woord milieu betekende de onderwereld.
"Ina vander Beugel Het vuilnisvat". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1975/11/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031470:mpeg21:p023
Het probleem van de leugenaar, de waarheidspreker en de man die soms liegt en soms de waarheid spreekt, is u ongetwijfeld bekend. Op dit probleem zijn vele variaties mogelijk, die ieder voor zich weer nopen tot logisch denken. Van een Utrechts advocaat ontvingen wij twee varianten, die wij u niet willen onthouden. Een volgt hieronder, de andere zullen wij volgende week plaatsen. Drie jongens, Jan, Piet en Klaas, spreken met elkaar af dat zij vandaag ieder een bepaalde rol zullen spelen. De speler van rol I spreekt niets dan de waarheid, de speler van rol II spreekt niets dan leugens en rolspeler III spreekt nu eens de waarheid, dan weer leugentaal, al naar gelang het hem uitkomt. Hun vriend Henk wil er achter komen hoe de rolverdeling is en vraagt aan Jan en Piet welke rol Klaas speelt. Van beiden krijgt hij hetzelfde antwoord. Nu vraagt hij aan Piet en Klaas welke rol Jan speelt. Ook van deze twee krijgt hij een identiek antwoord. Henk weet nog niet voldoende en vraagt aan Jan welke rol hij zelf speelt. Het antwoord van Jan is voor hem beslissend. Welk antwoord gaf Jan en hoe is de rolverdeling? Oplossing op pagina Z7
"132 BREINBREKER". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1975/11/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031470:mpeg21:p023
1 I DE iiitdegnmdteh vertaald k C % 1 s ■ ut/K 1 ' .■ i ïi/.-.' ■' ' i 1 v yV V % V'"'
"Advertentie". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1975/11/08 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031470:mpeg21:p023