f f. G. de Ruiter jn september 1968 de eerste berichten opdoken dat ons „aiehoogovenbedrijf(IJmuiden) en zijn Westduitse partner sC ti hun oog hadden laten vallen op de Maasvlakte - een ^aan de zee ontrukt gebied als uitloper van Europoort en botterdam - is dit staalproject niet meer uit de krantekolomverdwenen. Wat de twee staalconcerns met de Maasvlakte hebben, vormt een voortdurende en niet uitdrogende bron jiscussie over de voor-, maar vooral nadelen die zo'n econome reus en tegelijk geduchte „milieubesmetter" oplevert in dit punt al overbelaste Rijnmond.
ce is er in de loop der r.iet duidelijker op gewornjn zo langzamerhand in Scm geraakt dat niemand of het bedrijf er ooit zal Wie in de wirwar van pro•agtluiden, stapels rapporten torzichtige besluitvormingszijn weg probeert te vinhet spoor snel bijster. Wie lijn ontdekt, zal kunnen «"dat de kansen voor Hoogde dag geringer worden, akrachten worden zodanig ü dat er uit de vertegenBde lichamen — die uitein(Missing moeten nemen — een definitief „nee" kon En ook als er een aarze® komt, staat het staal•og op uiterst losse schroeva " het openbaar litjcmond en die van Rotterbeidehun eigen, hoewel niet (lijnde zeggenschap hebben, tsg met zeer geringe meeraanvaarden, zal Hoogovens ""5 eens ernstig bezien. Om van dr. M. Albrecht, als algemeen directeur «taaiproject, te spreken: ® tegen heug en meug C Van Ri ™d gewron■^'d komt die uitspraak m» Swens-Hoesch heeft 5?" te S en de ondankbare ja „ongewenste gast" en v l i ngskansen zitten 1» . 0?Isch on gunstig kli^^jktaat als de goede verr ,ï ssen bevolking, besi . $ ernemin S ontbreekt. Op ■•standhouding valt int r J;. r ? kene n als we alleen • ®tstreekse oppositie uit «HoBaSi ; D °rpen als kil7 en Oostvoorne, die Nis 1 kwalijke rook van ol en te Uggen ' zijn t; J- °ok m andere Rijnop gaan massa's antiéconomisch
^mhf H>goveB8 de " ZUlver be * De Maa i es moe t beJ««fcL lakte biedt h et £ voordelen. een 0 . Watei ' maakt ructureel bijzonk ves «g in gsplaats. «onden wel eens i^'laktp^ Schrikb arend t>al S h* 0 M Staatn °g Wordt Thoma bedra S dat w el eens / 2 n HoogovensJ Cn ' te r\viïi joen aan £Sï eldew „ en voor het ^ 6lfde ° P " van de C>»te mm en met ÏT *>t de e ^ Illeu -eisen geR^ieoiifp. Voorz ieninNC Van zwav elC*- op hT' koolmono. ve«H eWenste P eil ' Het ronduit C&at 18 niet geüit C& maar " te sprin"Enig uitSufcJ^baar' " kom t ons Hv > rl opiI° 0I £ dat , 6 0 » Het steeL S , kun " ^■fc^sch ijJ , niet °P ^t'Scher zaak
Temidden van alle spanningen en on* zekerheden, waar we in het vervolg van het artikel gedetailleerder op terugkomen, is het plan als zodanig vrijwel onaangetast overeind blijven staan. Een plan, waarvan de oorsprong niet exact te achterhalen is, temeer omdat Hoogovens al sinds de oprichting in de Eerste Wereldoorlog naar Rotterdam lonkt. Dat het destijds IJmuiden werd, had opportunistische achtergronden: de gemeente Amsterdam bleek te willen participeren in het aandelenkapitaal van de voor haar uit geografisch oogpunt gunstige vestiging. Dat was in een tijd, toen elke -rokende schoorsteen nog als een positief welvaartsteken werd beschouwd.
Samenwerking met Hoesch Toch is Rotterdam sindsdien niét uit het Hoogovenvizier verdwenen, integendeel. Het bedrijf heeft steeds in het Rijnmondgebied op de loer gelegen. Nog in 1961 schreef Hoógövendirecteur Ten Doeschate aan de toenmalige burgemeester Van Walsum: Ook willen wij niet bij voorbaat geacht worden geen belangstelling te hebben, wanneer zich een situatie zou voordoen dat zich een serieuze kandidaat zou melden." Dergelijke uitspraken zijn de Hoogovens nogal eens kwalijk genomen. Dan valt- bijv. te denken aan het verwijt van oudstaatssecretaris dr. J. F. de Meijer (promotor van Rotterdam-staalstad) dat Hoogovens steeds — zowel voor zichzelf als andere — de boot heeft afgehouden. Dr. Albrecht is geneigd daarop te zeggen ,,so what?" Een onderneming heeft niet specifiek tot taak het nationale belang voorop te stellen en het is zakelijk gezien gerechtvaardigd om te trachten de concurrentie buiten de deur te houden — „Een kil-zakelijke, maar niet oneerlijke benadering." Het verlangen naar de Maasvlakte bereikte bij Hoogovens een actueler stadium, nadat in 1966 de samenwerking met de Westduitse staalfabrikant Hoesch tot stand was gekomen. Het begon ernaar uit te zien dat beide ondernemingen over enkele jaren een tekort aan ruwstaal zouden hebben. Uit een studie bleek dat dit tekort het best kon worden gedekt als Hoogovens en Hoesch samen een nieuw bedrijf zouden stichten. Wanneer precies de beslissing in de directiekamer viel, is niet meer uit te vissen, maar in 1968 begonnen de gedachten vaste vorm aan te nemen en in september van dit jaar liet Hoogovens bij het Rotterdamse gemeentebestuur ,,in beginsel" zijn belangstelling blijken. Begin 1969 volgde een verzoek om 650 hectare grond, dat op 1 juli 1969 definitief werd bekrachtigd. ' Op die 650 hectare wil HoogovensHoesch in fasen een hoogovenbedrijfannex-staalindustrie van de grond brengen, die in haar definitieve vorm de volgende installaties zal tellen: drie of vier hoogovens (IJmuiden heeft er momenteel zes met de zevende in aanbouw), een cokesfabriek, een ertsvoorbereidingsinstallatie (hetzij een pelletfabriek — waar fijnertsen tot knikkers worden gebakken — hetzij een sinterfabriek, maar mogeltjk ook allebei), een oxystaalfabriek, een continugietinstallatie, een warmbandwalserij, een koudbandwalserij en een dikke-plaatwalserij. In produktiecijfers uitgedrukt komt het totaal van deze investeringen neer op rond 10 miljoen ton ruwstaal per jaar. Na de eerste fase, die de bouw van één hoogoven en de oxystaalfabriek omvat, wordt gerekend met een jaarproduktie van tussen de
3 en 3% miljoen ton. Het betreft dan uitsluitend halffabrikaten, die voor de helft zullen worden afgenomen door het moederbedrijf in IJmuiden en voor de andere helft door Hoesch in Dortmund. Daar worden ze tot eindprodukten verwerkt. De eerste fase vergt een bedrag van anderhalf miljard gulden. De tweede fase gooit daar nog eens een miljard bovenop. Toen de definitieve plannen in 1969 op tafel kwamen, waren Hoogovens en Hoesch rond met de financiering: deels uit eigen middelen, deels met geleend geld. Sindsdien zijn de bouwprijzen opgelopen en de installaties (bijv. de hoogovens) groter gepland. Dit had tot gevolg dat er nu — januari 1971 — financiële leemten zijn.
Volgens sommigen wil HoogovensHoesch niets liever dan uitstel op de Maasvlakte en dat verlangen zou o.m. worden ingegeven door geldgebrek. Is dat juist? Dr. Albrecht: „Zet alsjeblieft niet in de kop dat we financieel niet rond zijn, want dat wekt een verkeerde indruk. Het is op zich juist, maar we hebben niet geprobéérd om de zaak sluitend te houden. Het is toch onzinnig om continu zo veel geld vast te leggen als je niet weet wanneer je kan beginnen?" De mogelijkheid dat andere ondernemingen dan Hoogovens en Hoesch in het project kunnen deelnemen, is geringer geworden. Blijkens het jaarverslag 1969 wilde men toen nog circa 20 procent van het aandelenkapitaal voor Nederlandse buitenstaanders reserveren. Nu Hoogovens en Hoesch waarschijnlijk dit jaar gaan fuseren (of althans een definitieve samenwerkingsvorm zullen vinden), wordt de Maasvlakte — als het feest ooit doorgaat •— een 100 pct.-HHproject. (Er hadden zich al wel een paar gegadigden gemeld, maar de besprekingen met deze potentiële partners zijn opgeschort.) Tekenwerk staaf stil Inmiddels heeft men bij Hoogovens voorlopig een punt gezet achter het voorbereidende werk aan de tekentafels.
De ontwerpers van het nieuwe staalproject zijn vrijgemaakt voor andere, urgentere zaken nu de kans op een snelle positieve beslissing in Rotterdam c.q. Rijnmond wel verkeken is. De gezamenlijke bouwcommissie, die Hoogovens en Hoesch hadden ingesteld, was al tamelijk ver gevorderd. Men had de globale plannenmakerij achter de rug en de „lay-out" van het terrein met zijn gigantische installaties was zo goed als gereed. Alleen de verfijningen en details moesten nog worden aangebracht, en dat heeft volgens dr. Albrecht alleen zin als bekend is hoe de installaties eruit gaan zien in het licht van bijv. de milieu-eisen. Dat er in Frankrijk al voor miljoenen aan gietwerk is besteld, ontkent hij. Wel is in het buitenland een hoeveelheid vuurvast materiaal aangekocht, waar Hoogovens niet meer onderuit kan. Maar het concern zit er niet mee in zijn maag, zegt dr. Albrecht, omdat een deel kan worden gebruikt voor een nieuwe cokesfabriek in IJmuiden, waar trouwens meer uitbreidingen op stapel staan. De produktie van ruwstaal heeft hier het getal van 5 miljoen ton per jaar bereikt, maar zal spoedig de 6 miljoen overtreffen. Het terrein biedt zelfs de mogelijkheid om een capaciteit van 10 miljoen ton te halen.
Ontwikkelingin-sprongen Dat is ook de reden waarom Hoogovens een zeker uitstel best wil accepteren (.volgens andere interpretatie „niet ongelegen komt"). Maar op lange termijn hebben de partners de Maasvlakte — of een ander acceptabel oord in het buitenland ■—- beslist nodig om de geplande ontwikkelingin-sprongen waar te maken. Hoewel de Maasvlakte niet van vandaag op morgen nodig is, blijft Albrecht bij feijn stelling „dat de ondernemer die op het Rotterdamse bordje 'te huur' afkomt, jarenlang 'door de mangel' wordt gehaald om dan nog niet te weten waar hij aan toe is." Vertraging hoeft op zichzelf niet nadelig te werken — dat doet ze ook niet. Het zijn de onzekerheid en kortsluitingen in de besluitvorming die Albrecht niet kan verkroppen: „Het pijnlijke is dat je niet weet bij welk van de vier loketten je moet zijn en tegelijk een hand moet ophouden om de rotte tomaten op te vangen." Die tomaten komen van de heftig agerende bevolking. De vier loketten zijn de vier bestuurslagen die elk hun eigen inbreng in de problematiek hebben: het Rijk, de provincie, Rijnmond en ten slotte de gemeente Rotterdam, die volstrekt onvoldoende op elkaar zijn ingespeeld, een situatie waar Hoogovens de dupe van wordt. „Dat zou niet zo erg zijn als het om een smederij op de hoek ging, maar het gaat om een bedrijf dat qua investering in zijn slotfase het Deltaplan overtreft." Ondoorzichtig De besluitvorming in de onderhavige kwestie is inderdaad een uiterst ondoorzichtige zaak met die vier bestuurslagen, waarin Rijnmond duidelijk het ondergeschoven kindje is. In 1969, toen het officiële verzoek van Hoogovens-Hoesch het Rotterdamse gemeentebestuur had bereikt, leek het nog niet zo'n vaart te lopen. De gemeenteraad kon zich met royale meerderheid (33 tegen 9 stemmen)
in beginsel met de vestiging verenigen: het befaamde principebesluit, dat door burgemeester Thomassen werd gekenschetst als een „gentlemen's agreement", waar de partijen zich fatsoenshalve en voor zover mogelijk aan dienden te houden. Dit besluit hield feitelijk in dat Hoogovens mocht komen, mits over een aantal voowaarden — zowel op financieel-economisch als op milieuhygiënisch terrein — overeenstemming was bereikt. In deze fase dook het begrip „convenant" op. Volgens dr. Albrecht niets anders dan een afspraak „dat partijen gezamenlijk gaan studeren en de voorwaarden opstellen." Volgens anderen het pakket van concrete eisen waaraan Hoogovens moet voldoen en dan vooral eisen op het terrein van de luchtvervuiling. Een technische convenantscommissie (waarin vertegenwoordigers uit alle bestuurslagen) toog aan het werk en produceerde een rapport. Dit rapport liet nog allerlei vragen open staan. Die zijn nog steeds niet beantwoord. Vandaar dat er tussen Hoogovens en de commissie nog een diepgaand gesprek moet volgen. Wie moet dit gesprek aanzwengelen? Drs. A. J. Lems, fractieleider van de PvdA in de Rotterdamse raad: „Hoogovens moet met nieuwe gegevens over de uitwerp van schadelijke stoffen komen, daar zit de convenantscommissie op te wachten." Burgmeester Thomassen beweerde onlangs: het is de regering die hier een initiatief moet nemen, maar die heeft het laten afweten. , Dr. Albrecht: „Niet Hoogovens is aan zet, maar de convenantscommissie," met deze toevoeging: „Zelfs de voorlopige voorwaarden zijn niet bekend, laat staan de definitieve." Drs. H. J. Viersen, Rotterdams havenwethouder: „De eisen aan Hoogovens zijn inderdaad nog niet exact geformuleerd. We kunnen dus niet zeggen dat het convenant er is." Bevolking wakker De bevolking was intussen volledig wakker geworden. Actiecomités begonnen te ageren tegen verdere vervuiling van de lucht en kregen de publieke opinie achter zich met de waarschuwing dat de maat van het milieubederf overloopt als Hoogovens komt. De wijkraad van Hoek van Holland keerde zich tegen de vestiging. Gemeentes als Oostvoorne, Vlaardingen, Maassluis en Spijkenisse maakten een soortgelijk • standpunt kenbaar. Op 17 november vorig jaar zouden b. en w. van Rotterdam met een voorstel tot gronduitgifte komen, maar het omstreden punt werd — tegen de zin van een aantal raadsleden — van de agenda afgevoerd. Wat was er nl. gebeurd? De vier bestuurslagen (met uit het kabinet de ministers Nelissen, Roolvink, Schut en staatssecretaris Kruisinga-) waren bijeengekomen en hadden besloten een contactcommissie in te stellen „om de verschillende aspecten van Hoogovens in onderlinge samenhang te bezien," zoals de formulering luidde. Actiecomités sprongen op de ketting. Met deze contactgroep was de discussie uit de vertegenwoordigende lichamen gehaald en naar de geheime binnenkamer gebracht. Daarmee was de lokale en regionale democratie om zeep geholpen. Irreële kritiek' Havenwethouder Viersen noemt deze
kritiek irreëel. „Omdat alle vier de bestuurslagen met de vestiging zijn gemoeid (ook Rijnmond, dat streekplanbevoegdheid heeft), is het alleen maar zinvol om die partijen aan één tafel te brengen." Waarom werd die contactgroep dan niet eerder ingesteld? Drs. Viersen: „Omdat dit soort problemen de laatste jaren anders wordt benaderd. De bevolking leeft veel bewuster mee. Toen we dat ontdekten, leek het nuttig om alle Hoogovenzaken nog eens in hun onderlinge samenhang te bekijken. Vandaar ook dat het raadsvoorstel van de agenda werd gevoerd, maarik geef toe dat het eerder had gekund." Bij Hoogovens.is de contactgroep natuurlijk met instemming begroet. Juist daar leeft immers de grief dat de bestuurslagen langs elkaar heen werken en daarmee de zaak ondoorzichtig maken. Dat kan nu beter worden. Dat dit nieuwe instituut onherroepelijk nieuwe vertraging meebrengt, is niet erg, als de vertraging maar gefundeerd en „planmatig" is. Het kastje-naar-de-muurwerk moet uit zijn. Voor of na de verkiezing Maar met deze constateringen zijn we er nog lang niet. Er zijn ontwikkelingen gaande die de zaak extra gecompliceerd maken. Het wordt in de Rijnmond als vaststaand aangenomen dat het kabinet — en vooral minister Nelissen, die vóór de vestiging is — een beslissing wil opschorten tot na de Kamerverkiezingen van 28 april a.s. Daartegen verzet zich de socialistische raadsfractie. Fractieleider Lems zei kortgeleden: „Als maar even de verdenking rijst dat er met de vestigingsprocedure wordt gemanipuleerd, zullen we tegen stemmen." Hij vroeg tegelijk een interpellatie over de Hoogovens aan, een verzoek dat werd ingewilligd. Het is zijn bedoeling om de zaak eind maart in de raad aanhangig te maken en via een motie tot een beslissing te dwingen. Voor een man als dr. Albrecht (partijgenoot van Lems) een onbegrijpelijke zaak. Hij vindt het prematuur om een definitief besluit te nemen als nog niet alle gegevens — bijv. op het punt van de milieu-eisen — ter beschikking staan. Andere socialisten voeren aan dat het van politieke lafheid zou getuigen om tot na de verkiezingen te wachten. Als de gegevens er nu nog niet zijn, dan komen ze nooit. Advies van Rijnmond Om de zaak nog ingewikkelder te maken, werkt het'openbaar lichaam Rijnmond aan een advies aan de Rotterdamse raad. Stel dat dit advies negatief uitvalt (dus tegen Hoogovens) en stel dat de Rotterdamse raad in meerderheid vóór Hoogovens stemt — wat gaat er dan gebeuren? Dat zou een absurde toestand worden. Rotterdam kan dit advies niet naast zich neerleggen, maar kan er wel tegen in beroep gaan bij de Kroon. Zolang deze beroepsprocedure loopt — en die kan bijzonder lang lopen — mag Hoogovens bouwen. Als het beroep wordt verworpen, zou Hoogovens theoretisch dus weer moeten afbreken. Dat zou een soort situatie geven als rond de eeuwwisseling in Terneuzen, waar een volledig ingerichte staalfabriek nog vóór
er één gram was geproduceerd, totaal werd ontmanteld — niet door procedurekwesties, maar door een bankroet als gevolg van frauduleuze handelingen door de Belgische firmanten. Natuurlijk is zo'n situatie anno 1971 en in de bestaande verhoudingen zuiver academisch. De Rotterdamse raad zal een uitspraak van de Rijnmondraad zwaar opvatten, te meer omdat er een hechte personele unie tussen beide colleges bestaat. Als Rijnmond tegen stemt, kan Rotterdam niet vóór stemmen. Voorlopig ziet het er naar uit dat Rijnmond de vestiging zal afwijzen. Als dat juist blijkt, kan Rotterdam alleen maar volgen. Bovendien zij herhaald dat Hoogovens zich bij een krappe meerderheid ernstig zal bedenken in verband met het psychologische klimaat. Alternatieven Inmiddels is ook duidelijk geworden dat de Maasvlakte niet per se een hoogoven-staalbedrijf hoeft te herbergen. Er zijn alternatieve oplossingen denkbaar. Die kwamen voor het eerst op tafel bij de behandeling van wethouder Viersens havennota. Vooral een uitbreiding van de olieterminal, die al op de Maasvlakte was gepland, leek een redelijk schone kans om uit de zorgen te komen. Prompt kwamen vier oliemaatschappijen met een aanvraag. Ze hadden geen 650 hectare nodig (zoals Hoogovens) maar wel 350 (ruim 100 meer dan in de oorspronkelijke opzet). Als dit plan mocht doorgaan, is er voor Hoogovens geen plaats meer op de Maasvlakte. Wat te verwachten viel, gebeurde: een ochtendblad opende met de kop dat Hoogovens het wachten moe is en naar het buitenland wil uitwijken. Men zou al druk bezig zijn een geschikte kustplaats uit te zoeken, ergens tussen Portugal en Hamburg. Hoogovens reageerde uiterst tam op dit bericht: „Natuurlijk beschikken onze studie-afdelingen over gegevens van allerlei andere vestigingsplaatsen. Deze oriëntatie zetten wij, rekening houdend met de wijze waarop het Maasvlakteproject zich ontwikkelt, uiteraard voort. Voor het overige houden we vast aan de algemene beleidslijn: Hoogovens op de Maasvlakte. Dat doet Rotterdam ook." Dr. Albrecht tegenover ons: „We oriënteren ons al lang. Maar de laatste tijd zijn we dat bewuster gaan doen." Hij heeft gelijk als hij zegt dat het Rotterdamse gemeentebestuur — evenals de regering trouwens — voorlopig vasthoudt aan de Hoogovenvestiging. Dat neemt niet weg dat de alternatieven, die bijzonder aanspreken, in de contactgroep met minister Nelissen ter sprake zullen komen. Die contactgroep komt op 4 februari a.s. weer bij elkaar. Dat is dan meteen een van de weinige zekerheden in het hele spel rond, met en — volgens menig Rijnmonder — ook vün Hoogovens, die immers in IJmuiden speelruimte genoeg hebben en hun optie op de Maasvlakte niet prijsgeven om zo de> concurrentie buiten de deur te houden. Bovendien — aldus deze redenering — is de vreemde voorgoed buitengesloten als het eigen staalproject op milieugronden wordt afgewezen. Dit volgens het eenvoudige beginsel van gelijke monniken-gelijke kappen. Dr. Albrecht ontkent — natuurlijk — dat Hoogovens meedoet aan een soort geplande vertragingsactie. Hij kan — even vanzelfsprekend — niet ontkennen dat een concurrent als de Duitser August Thyssenhütte . hem onwelgevallig zou zijn op de Maasvlakte. Ook de kruidenier zit liever alleen in de wijk, daar is zakelijk niets op aan te merken.
dr. M. Albrecht