* c. j. van Sluys
'op v . ! lc School als S> fc ternatl °naal 30lf n 300 i Z „ e u nieke geSeïf ional itei?B nS en meis " Sta- 4 voor e!» Wordt de Nd^iteit. ni lnnebeel ' «"."SS 611 bedrijf, en
die op de basis van internationale gezindheid, zoals in St. Donat wordt nagestreefd, dat hoge doel dienen van een Verenigde Wereld. Nog geen tien jaar geleden is men hier begonnen met slechts 60 jongens. Het idee maakte zo'n opgang dat nu al de limiet is bereikt en voor het eerst een quota-beperking voor de verschillende landen moest worden ingesteld. De tweejarige opleiding betekent een overbrugging van de middelbaar schoolexamens in de
verschillende landen naar één enkel universitair toelatingsexamen: een internationaal „baccalauréat". Dank zij de reputatie van St. Donat.is ook deze doelstelling dit jaar verwezenlijkt door de.erkenning van het St. Donat eindexamen in alle landen (met België als enige uitzondering). Van Nederlandse zijde is de belangstelling voor dit instituut volgens de voorzitter van het nationaal comité, prof. dr. J. Kijmmell, Amsterdam, nog beneden de verwachting. Voor dit jaar hebben zich nog maar 8 gegadigden
gemeld. Onbekendheid met de school en de tegemoetkoming in de kosten zijn daar volgens hem oorzaak van. In origine is de idee van een commandant van de stafschool van Navo luchtmaarschalk Sir Lawrance Darvall. De scholingsmethode is uitgewerkt door de bekende pedagoog dr. Kurt Hahn. Sinds enige tijd toont lord Louis Mountbatten grote belangstelling. Het heeft begrijpelijkerwijs enige jaren geduurd voordat een praktische zowel als aantrekkelijke
vorm van opvoedkundige waarde aan de opzet kon worden gegeven. En een geschikte plaats voor vestiging van dit unieke instituut kon worden gevonden. Het is tenslotte gehuisvest in genoemd kasteel, dat was opgekocht en bewoonbaar gemaakt door de Amerikaanse krantenkoning Hearst. In september 1962 ging hier het eerste jaar van het experiment in. Het ligt voor de hand dat de basis van het leerplan de verdere integratie is van het nationale middelbaar
onderwijs dat de leerlingen elk op hun eigen wijze in hun verschillende landen hebben gehad. De kandidaten worden door nationale keuzecommissies aanbevolen op grond van hun te verwachten geschiktheid voor deze speciale geestelijke (en intellectuele en lichamelijke) ontwikkeling. In 't algemeen is hun kennis van de Engelse taal, waarin de opleiding wordt gegeven, voldoende — doch zij die het nodig hebben krijgen extra lessen. De jonge a.s. studenten worden onwillekeurig doordrongen van de ervaring' van de sfeer van een Engelse Public School, maar zij leren ook de mentaliteit van de jeugd van andere landen kennen. Het is bepaald niet de bedoeling hen van eigen landaard en cultuur te vervreemden. De cursus is eigenlijk, zoals op zoveel Engelse kostscholen, driedelig. Er is een lesrooster waaruit de scholieren drie hoofdvakken, een verplichte vreemde taal, en 6 tot 8 bijvakken kunnen kiezen. Zij moeten ook verplicht deelnamen aan één van de vier „humanitaire" dienstverleningen: strandreddingsdienst, rotskustbewakings- en hulpdienst, zeestraatpatrouilledienst (op het Kanaal van Bristol waaraan St. Donat is gelegen) en sociaal werk in de omgeving. Voorts is er natuurlijk sport: atletiek... en verplicht zwemmen. De derde zgn. extra-curriculaire activiteit is typisch-Engels. Men hecht er hier veel waarde aan dat jongelui hun gedachten goed leren formuleren. Steeds moeten zij scripties en monografieën maken en lezingen geven of deelnemen aan debatten. Wegens de verschillende nationaliteiten die op St. Donat zijn vertegenwoordigd kan het op die discussies warm toegaan. Ook wordt „team-spirit" aangemoedigd door opvoering van toneelstukken en spelen in het schoolorkest. De bezoeker zal waarschijnlijk verrast opmerken dat hier zo hard wordt gewerkt. Het is alsof deze caleidoscopische club van jongens en meisjes, onderscheiden door hun kandidatuur voor die in de wolken zwevende werelduniversiteit, bezield zijn door de wil dat zij aan zichzelf, aan
hun land, aan de wereld, zijn verplicht de kansen van deze internationale schoolervaring volledig tot op de laatste druppel en tot op de bodem te benutten. Het leerplan zal daar wel toe bijdragen. St. Donat streeft naar voortdurende aanpassing om het onderwijs in overeenstemming met de eisen — en noden — van de eigen tijd te houden. De bonte samenleving van deze 300 jonge tijd-' genoten uit alle hoeken van de wereld houdt hen natuurlijk ook voortdurend vol interesse bezig. De eigenaardige invloed van dit randgebied van zee en zand en de watersport die St. Donat zo druk beoefent wegens die menselijke hulpdienstenverlening doet die befaamde team-spirit bloeien. Iedereen voelt dat hij of zij moet bijdragen; achterblijven zou een oneervolle verzaking van persoonlijkheid zijn. Het is een dure sciool, maar het onderwijs is evenredig goed. Wat de nationale jeugd er internationaal „extra-curriculair" bij leert is nog meer waard. Geen wonder dat de gedachten naar nog meer van deze Verenigde Wereld Colleges uitgaan. Dat in 3t. Donat is met de naam Atlantic College aangeduid. Waarom zouden er ook niet komen voor de Pacific, voor de Oostzee, voor de Middellandse Zee, of de Indische Oceaan? Er zijn plannen voor het begin van deze opleidingsinstellingen in Singapore en Vancouver. Dan zouden er al spoedig niet honderden, maar duizenden van deze jongens en meisjes uit meer dan 100 landen op de wereld in de overgangsjaren naar volwassenheid, d.w.z. tussen middelbaar en hoger onderwijs, worden doordrongen en bezield door milieuscholing met tijdgenoten van andere segmenten van de menselijke samenleving op aarde. Hierbij is richting geven essentieel. St. Donat wil dat doen. Het is als noviteit, kritisch gezien, experimenteel en tentatief. Het onloochenbaar succes ervan bewijst de behoefte eraan die wordt erkend door leidende kringen in vele landen — en door de jeugd in die landen, die dat met dit enthousiasme toont.
"nternationale Public school". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/01/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031486:mpeg21:p019
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/01/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031486:mpeg21:p019
il uw oude medewerkers A heb gesproken, trof ik raardering en zelfs onvernoadering voor uw profesipaciteiten aan. De bij u op; .:»e neurologen noemen u vin de Nederlandse neurode Amsterdamse neuroloaiek wordt in die kringen het Mekka van de Neneurologie. Hoe ziet u uw Kitie in de vaderlandse neui in de ruim 40 jaar van opbaan heb ik een 50.000 de revue zien passeren. Ik irdoor natuurlijk een goed icus met een heel grote er[worden. Ik zal die ervaring voorbeeld proberen te illusEenmaal per week geef ik «i college. Dan worden dikmoeilijke neurologische ran elders naar mij verweMtiënt zie ik dan voor het wel ik tevoren natuurlijk gekregen in alle gegevens Koren verrichte onderzoek, wies een half uur om mij ó? over het ziektebeeld te ■chreef ik dat nu eenmaal »g dat vast, hè, dan heeft die diagnose gesteld. Dan 'die diagnose in Nederland |w beroep meer mogelijk." kijkt peinzend, dan vraagt ™ dt dat waarschijnlijk veel •Cd klinken ?" Ik knik van Tf™ laat hij er toch op r* ° en m ij er overigens vol™ bewust, dat ook ik soms h et> gemaakt, en daar8 geschetste situatie weleend voor mij." van de geneeskundige
verzorging in Nederland gaan met reuzensprong omhoog. In 1958 was dat bedrag nog beperkt tot 1358 miljoen gulden, in 1970 was dat al gestegen tot 7 miljard gulden (inclusief de inflatie natuurlijk). Nu hebt u in een van de voorbereidende gesprekken die ik met u gevoerd heb, zich de opmerking laten ontvallen dat als deze ontwikkeling zich onverminderd zou voortzetten, de rekening op den duur niet meer te betalen zou zijn." B.: „Die kostenstijging wórdt voor een belangrijk deel verklaard door de grote toeneming van de diagnostische en de therapeutische mogelijkheden. Die toeneming is op zichzelf volkomen gerechtvaardigd. Niettemin is die kostenstijging meer dan zij in werkelijkheid zou behoeven te zijn. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. In de eerste plaats wordt er een onvoldoende efficiënt gebruik van de zo dure ziekenhuisbedden gemaakt. Ten tweede worden er te veel instrumentele onderzoekingen verricht, terwijl die verschillende onderzoekingen dikwijls op 'n te vroeg tijdstip worden gedaan, namelijk dan wanneer het geval diagnostisch nog niet rijp is. Vooral jongere specialisten, die zich diagnostisch onzeker voelen, neigen ertoe om zoveel mogelijk onderzoek door middel van technische apparatuur te verrichten. En ik ben er nu eenmaal op tegen, dat de patiënten door de diagnostische molen worden gehaald." „Nu moet ik er direct aan toevoegen, dat de artsen hiertoe door het publiek worden aangezet. Het publiek heeft nu eenmaal minder belangstelling voor gewoon onderzoek dan voor de toepassing van een indrukwekkende
apparatuur. Ten slotte is er dan nog het feit, dat bij de honorering van de ziekenfondsen het eenvoudige onderzoek slecht wordt gehonoreerd terwijl elk instrumenteel of chemisch onderzoek wel goed wordt betaald." Ik: „In vakkringen geldt u als een overtuigd voorstander van het ouderwetse onderzoek, met het simpele instrumentarium van het watje, de speld, de peeshamer en de oogspiegel." B.: „Het ouderwetse onderzoek, waarop onze voorgangers moesten zeilen omdat een groot deel van de huidige specialistische onderzoekmethoden toen niet bestond, heeft niets aan betekenis ingeboet. Dit ouderwetse uitgebreide onderzoek schept de mogelijkheid om in die hele scala van specialistische onderzoekmethoden — die ten dele voor de patiënt onaangenaam zijn — een juiste keuze te maken, en ook om vast te stellen op welk tijdstip van het lijden dezen moeten worden toegepast." Ik: „Als u nu bij uw afscheid een verlanglijstje zou kunnen opmaken van de aandoeningen waarvoor u als neuroloog het liefst een genezing zou zien, welke ziekten zouden dan bovenaan staan?" B.: „De multiple sclerose, waaraan minstens 19.000 mensen in Nederland lijden en waarvan de oorzaak en dus ook de therapie, nog steeds niet bekend zijn. In de tweede plaats de zogenaamde degeneratieve zenuwziekten, die volgens modern onderzoek als regel zijn veroorzaakt door een stofwisselingsstoornis in het zenuwstelsel." Ik: „Op welke neurologische gebieden zijn er de laatste jaren belangrijke
therapeutische successen geboekt?" B.: „In de eerste plaats de L-Dopathérapie van de ziekte van Parkinson. Verder de steeds betere resultaten van de neuro-chirurgische behandeling van hersenbloedingen als gevolg van chirurgische behandeling van acute bloedingen in de hersenvliezen. Ten derde de kunstmatige beademing van patiënten met ademhalingsverlammingen van voorbijgaande aard; vroeger gingen die mensen dood, nu worden ze beademd en genezen ze weer." , Ik: „Enkele van uw voormalige medewerkers vertelden mij, dat bij u op 't 'grote college' alles opzij moet voor het overkomen van het ziektebeeld van de gedemonstreerde patiënt, en dat zodoende de indruk ontstaat dat dan de patiënt nauwelijks voor u bestaat." B.: „Waar 't om gaat. is dat je in zo'n situatie in de collegezaal staat en niet in de onderzoekkamer. Het is belangrijk hoe het ziektebeeld overkomt, en niet hoe de patiënt reageert. De psychische achtergrond van de patiënt is op dat ogenblik niet relevant. Wel laat ik de patiënt eerst wat vertellen, anders zou hij een figurant worden." Ik: „De neurologie is een gebied, waar de specialist met veel menselijk leed wordt geconfronteerd. Hoe hebt u zich in uw ruim 40-jarige loopbaan tegenover dit leed opgesteld ?" B.: „Je moet je als arts nooit door je medegevoel laten meeslepen. Mijn devies is: medegevoel maar tegelijkertijd objectiviteit. Anders heeft een patiënt niets aan je." Lange stilte. Dan: „Toch ben ik vaak gedeprimeerd geweest door de therapeutische onmacht tegenover bepaalde ongeneeslijke
ziekten. Wel ben ik er steeds meer van overtuigd geraakt, dat er op allerlei wijzen hulp kan worden geboden aan patiënten, die niet kunnen worden genezen maar waarvan het lijden toch kan worden verlicht. Zij dienen niet alleen te worden gelaten, maar juist te worden begeleid." „Wanneer ik een patiënt voor het eerst onderzoek, dan probeer ik altijd een zekere gevoelsband met hem op te bouwen. Maar ik houd altijd de woorden van Rümke in herinnering, die de juiste houding van de onderzoekende arts ongeveer als volgt heeft omschreven: een zo dicht mogelijke toenadering tot de patiënt, maar altijd %net behoud van een zekere distantie." Ik: „U schermt uzelf dus eigenlijk doelbewust van het leed van de patiënt af?" B.: „Nee, zo is het ni' Hoewel ik duizenden patiënten heb gehad, blijf ik nog altijd gevoel voor hun lijden behouden. Ik ben in die veertig jaar praktijk niet verhard. Begrijp me goed: als je 't hoofd niet koel houdt, maak je geen goede diagnose en kun je niet goed komen tot therapeutische mogelijkheden voorzover die er zijn." „Je kunt je niet afsluiten voor de moeilijkheden van anderen, want anders zou je niet dag in dag uit al die verhalen kunnen aanhoren. Elke patiënt — ongeacht zijn ontwikkeling — voelt aan of de dokter werkelijk belangstelling heeft of dat hij die maar veinst. Voor zover ik weet, is mijn band met de patiënten altijd goed geweest." Ik: „Als een zwaar zieke patiënt bij u is geweest, denkt u daar dap later nog wel eens aan?"
B,Ja, daar denk ik herhaaldelijk aan." Ik: „In niet wetenschappelijke zin?" B.: „Ja. Ja. En daarom is de neurologie een zwaar beroep." Ik: „Een van uw ex-assistenten zei mij: Biemond vindt de democratisering in het onderwijs in zijn hart toch eigenlijk maar onzin. Bent u 't met dat oordeel eens?" B.: „Neen, daar ben ik 't niet mee eens. Ik geef toe, dat de professor van vroeger wel een beetje in een ivoren toren zat. Dat is de laatste jaren sterk veranderd. De prof. heeft nu veel contact met zijn stafleden. Dat had hij misschien vroeger ook wel, maar toen hoefde hij 't niet te doen. Nu moet hij 't doen. Dat is^een positieve ontwikkeling." „Toch vind ik niet alles aan die democratisering zo positief. Ik begrijp bijv. niet goed, waarom de studenten inspraak moeten hebben bij de benoeming van een nieuwe hoogleraar. Hoogstens kan de student in incidentele gevallen een oordeel hebben over de didactische kwaliteiten van de kandidaat, maar men kan niet verwachten dat hij een mening kan hebben over diens wëtenschappelijke en organisatorische kwaliteiten noch over de in Nederland werkzame eventuele andere kandidaten. Nogmaals, ik sta principieel bepaald niet afwijzend tegenover de democratisering. Maar ik zou de zaak wel graag gekanaliseerd en vereenvoudigd willen hebben. Wat dat betreft heb ik enige vrees, dat de ten uitvoerlegging van de wet-Veringa ertoe zal leiden, tijd zou overblijven. Het nuttig rendement zoals het zich thans in het kader van de wet-Veringa aandient,
zal niet evenredig zijn aan de tijd, die er aan de talloze' commissievergaderingen moet worden besteed." Ik: „Wat is uw visie op de pogingen tot vernieuwing van de onderwijsmethoden in uw eigen vak, bijv. de audio-visuele methoden?" B.: ,,B alle recente beschouwingen over '^'uwing van onderwijsmethoden de neurologie komen als voornaa; ie eisen twee punten naar v-.rea: de ruimere toepassing van ;r :dic-visuele hulpmiddelen en verder hei onderwijs in kleine groepen . is inderdaad belangrijk, maar het onderwijs in grote college-zalen blijft voor een bepaalde categorie van ziektegevallen zijn grote betekenis behouden. Daarbij doet zich de praktische omstandigheid voor. dat wanneer men de studenten in kleine groepen splitst, waarbij die groepen elk een bepaalde patiënt met een typisch ziektebeeld gedemonstreerd moeten krijgen, dat het dan ondenkbaar is en ook praktisch niet toe te passen, om een zelfde patiënt tienmaal te laten demonstreren. Bovendien is het aantal mensen dat werkelijk goed onderwijs geeft en daarin ook plezier heeft, beperkt. Het is zeker maar een minderheid van alle wetenschappelijke werkers in de kliniek." Ik: „Uw medewerkers omschreven u als een groot voetbalenthousiast. Dat klopt, want ik heb mijn eerste gesprek met u enkel op zondagmiddag kunnen voeren bij de gratie van het feit, dat Ajax toen een uitwedstrijd speelde. Welke club wordt er dit seizoen kampioen?" B.: „Ik heb natuurlijk een voorkeur, , maar ik vrees dat mijn hoop niet in vervulling zal gaan. Ik denk dat Feijanoord kampioen zal worden."
Foto: Rona.d Sweering
"in gesprek met de scheidende prof. Biemond Je moet je als arts ooit door je medegevoel aten meeslepen"". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/01/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031486:mpeg21:p019
wordt in de aula van de Amsterdamse universiteit een borstbeeld Biemond, 68 jaar en internationaal befaamd prof. ^ ,hulling wordt luister bijgezet aan het afscheid van llrtASwar in de neurologie aan de universiteit van ■»d als ,°>,oen wordt die kliniek het „Mekka van de Neurologie j 3 vatf 1 " 1 '= 2ijn collegae-neurologen, wetenschappelijke mede" 0"°? «en verheugen zich op het afscheidscollege, want Biemond ^■ haarscherpe collegergeven. Dat afscheid is overigens niet 0iBnd zal zich blijven bezighouden met het onderzoek prof. " hii van plan zijn publicistische arbeid voort te zetten Ook lS 'nieuw boek over ruggemerg, perifere zenuwen en yafl ee een kleine kring van jonge neurologen in Amsterdam : j^nin? ^heerst zo het neurologische vak als Biemond". Op ' u js hij moeilijker te definiëren. In zijn omgeving is 'lijke vla r0 [;en geliefd, daarvoor bestaat er te veel distantie tussen uitg esp !. ke r S . Maar in het professionele vlak bestaat er in 'jju in Amsterdam — zoiets als groot respect en zelfs , fflan , die al op 27-jarige leeftijd, chef de clinique in n die sinds zijn benoeming tot hoogleraar in 1947 tri e an der zijn stempel op de Nederlandse neurologie heeft ai? beschikt over een fabelachtig geheugen. „Hij is een ..voor ,*erd - ; r.? üter ' een methodisch man. Tijdens zijn colleges kan men hem vj t s tellen van vragen wordt dan gewoonlijk niet !' : ' ire p f Bieniond heeft de naam een autoritair man te zijn, ui ' I0 ,c. bij hem iets vanzelfsprekends. Zijn betrouwbaarheid , »ezag be ej, de verhouding met de medewerkers is altijd goed v: ! e P re , z ar 'ton hij weliswaar een tikje ijdel zijn, maar het is een u al (een ex-leerling). igt P r3 , a mees t opvallende kenmerken is zijn verbluffende werkkracht. 1 aantal wetenschappelijke publikaties van zijn hand „rond de ** tóen die hij heeft geschreven, worden doorgaans als !i«f beschouwd. „Diagnostiek van hersenziekten" heeft drie I* H 'n is nu ook in het Engels verschenen. Ook zijn tweede ^ 'an ruggemerg en perifere zenuwen" is een „must" voor heel h erland Het bijzondere van beide werken is, dat zij geheel baringen zijn opgebouwd.
Waarschijnljjk het meest kenmerkende van de wetenschapsman Biemond is, dat hij de laatste „Einzelganger", de laatste eenzame reus, in de Nederlandse neurologie is. Slechts een minieme minderheid van zijn publikaties heeft hij in samenwerking met anderen geschreven (bovendien is in die gevallen zijn samenwerking steeds weer met andere specialisten geweest). Zijn aftreden als hoogleraar moet als de afsluiting van een tijdperk in de neurologie worden beschouwd. Voor Biemond is de individuele waarneming verreweg het belangrijkste criterium. Hij past daarom niet helemaal meer in een nieuw tijdperk, waarin in de neurologie het teamwork de boventoon is gaan voeren. Tekenend voor die nieuwe tijd is, dat zijn leerstoel aan de Amsterdamse universiteit waarschijnlijk in tweeën zal worden gesplitst (de regering moet hierin overigens nog een definitief besluit nemen). Maar tekenend voor de persoonlijkheid van Biemond is weer, dat hijzelf als eerste deze splitsing noodzakelijk heeft gevonden en een daartoe strekkend voorstel heeft gedaan. Prof. Biemond is in vakkring befaamd om zijn patiënten- en literatuur-archief, dat in lange rijen in de boekenkast in zijn spreekkamer staat opgesteld en dat een imposante illustratie vormt van zijn methodische karakter. Veel van zijn vroegere leerlingen zijn kenbaar aan het feit. dat zij een zelfde kaartsysteem hebben opgebouwd. Biemond zelf schat het aantal patiënten dat hij heeft onderzocht, op minstens 50.000. Verder heeft hij zeker vijftig neurologen opgeleid. Het aantal promoties dat door hem als promotor werd geleid, beloopt in de tientallen. Geen wonder dat bij zijn assistenten het grapje opgang is gaan doen, dat „Biemond elke negen maanden een promotie heeft". Voor een neuroloog is het in Nederland een duidèlijk pré, indien hij er op kan wijzen dat hij bij Biemond is opgeleid. Ook in internationale neurologische kringen geniet hij een grote bekendheid, en hij is bijv „honorary member of the American neurological association" (Biemond : „dit heb ik als een grote onderscheiding beschouwd"). Zijn carrière iri 1926 beginnend als assistent ■van prof. Brouwer, heeft Biemond vier decennia lang een vooraanstaande rol in het Nederlandse neurologenwereldje gespeeld. Hij neemt afscheid op . een moment, dat er bij de jongste generatie neurologen kritische stemmen beginnen op te gaan over de waarde van zijn publicistische eenmanswerk. Het normale generatie-aonflict heeft nu ook prof. Biemond bereikt. Hetgeen niet wegneemt, dat ook in deze kringen de bewondering voor de neuroloog Biemond ver uitsteekt boven de kritiek.
"wordt in de aula van de Amsterdamse universiteit een borstbeeld". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/01/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031486:mpeg21:p019