CULTUUR Mannelijke begeerte Fotografe Bettina Rheims EN: de Russische rocker Grebensjikov; Agoath Witteman en het Theater van het Oosten; de kunst van Jeroen Krabbé. snp De vernieuwde HP. Koop 'm. Nu.
NRC Handelsblad
- 13-09-1989
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- NRC Handelsblad
- Datum
- 13-09-1989
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Nieuwe Rotterdamse Courant
- Plaats van uitgave
- Rotterdam
- PPN
- 400367629
- Verschijningsperiode
- 1970-...
- Periode gedigitaliseerd
- oktober 1970-1994
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 290
- Jaargang
- 19
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Advertentie
Advertentie
Ingezonden mededeling ZAKEN Bloemenbaronnen Rijkdom in Rijnsburg EN: Het Rijk faalt als ondernemerSchotelantennes in opmars; Skala tegen het calvinisme; De creditcard van Martin van Amerongen. De vernieuwde HP. Koop 'm. Nu.
Rijksdienst geeft ruim dertigduizend kunstwerken weg
Door onze kunstredactie ROTTERDAM, 13 sept. — De Rijksdienst Beeldende Kunst (RBK) in Den Haag schenkt dertig- tot veertigduizend kunstwerken uit eigen beheer aan niet-rijksinstanties.
Het gaat om werken die in het kader van de Beeldende Kunstenaarsregeling (BKR) na 1945 in de collectie van de RBK terecht zijn gekomen en die in vele gevallen al geruime tijd geleden in bruikleen zijn gegeven aan lagere overheids-instellingen, zoals gevangenissen, en aan particuliere rechtspersonen met een niet-commerciële doelstelling, zoals bejaardentehuizen. Deze schenkingen maken deel uit van de verzameling van zogenaamde CW's, 180.000 werken van culturele waarde, grotendeels uitgeleend aan overheidsinstellingen en andere publieke instanties. De Rijksdienst zal in de toekomst uitsluitend nog BCW's beheren: circa 120.000 werken van bijzondere culturele waarde. In deze categorie vallen bijvoorbeeld alle negentiende-eeuwse kunstwerken. Om een dergelijke splitsing in de complete collectie van 370.000 werken aan te brengen, zijn „gewone kunsthistorische criteria" gehanteerd, aldus Robert de Haas, hoofd van de RBK. „Dat houdt in dat we in onze beoordeling behalve naar kwaliteit, ook hebben gekeken naar zeldzaamheid, ouderdom en naar de mate waarin een kunstenaar school heeft gemaakt in ons land." De RBK voerde de schifting uit per computer, want „370.000 kunstwerken kan je niet door je handen laten gaan", meent De Haas. Bij twijfel bekeek de staf het desbetreffende kunstwerk in depot en wanneer interne deskundigheid ontbrak werd een externe expert geraadpleegd. „In tegenstelling tot instellingen als het Stedelijk Museum in Amsterdam waar strenge criteria worden gehanteerd, hebben wij de ruimste maatstaven toegepast." De Haas sluit niet uit dat over enkele jaren opnieuw „de kam door het depot wordt gehaald". Mocht een CW na een onjuiste beoordeling ten onrechte zijn geschonken, dan kan de nieuwe eigenaar alleen op basis van vrijwilligheid het werk teruggeven. Men moet wél verklaren de voorwerpen niet te verkopen en ze te beheren 'zoals het een goed huisvader betaamt'. Van controle op schenkingen is geen sprake: „Wij hebben wel gezegd aat de eigenaar op de hoogte dient te zijn van de auteurswet uit 1912, dus bijvoorbeeld aansprakelijk blijft
voor moedwillige schade, maar sancties onzerzijds blijven achterwege." Verzekering Op de vraag of de RBK zich met deze uitgebreide schenking niet gemakkelijk onttrekt aan verzekeringspremies zegt De Haas: „Verzekeringspremies interesseren ons niet. De betrokken bruikleennemers waren daar zelf al verantwoordelijk voor en wat onze resterende collectie betreft: de verzekerings-administratie daarvan is uitbesteed, zodat onze toch al gigantische administratie enigszins is verlicht." De Haas acht het 'een fictie' dat de RBK met zijn kleine staf in het verleden in staat is geacht tot adequaat beheer van alle 370.000 stukken. „Na deze schifting kunnen we eindelijk met zorg aan de resterende stukken werken. Wij voorzien de komende tijd grote problemen bij de actieve conservering. Soms ontstond tijdens het transport van BKRwerken al schade; niet zo verwonderlijk al men beseft dat op het hoogtepunt van de BKR twee vrachtwagens met kunstwerpen per dag bij de Rijksdienst voorreden, en met die stukken was niet zachtzinnig omgesprongen. Bovendien bevond menig schilderij zich in een slechte materiële toestand, omdat kunstenaars in de jaren zestig met nieuwe materialen gingen werken, terwijl hen de vakkennis ontbrak. In de restauratie is dan ook een enorme achterstand ontstaan. Wij kunnen die zelfs op dit moment nog niet begroten, pas aan het eind van het jaar hopen we daarin inzicht te hebben". Behalve deze gehavende kunstwerken, bevindt zich in het RBK-depot ook nog een voorraad van 20.000 tekeningen en grafische bladen. De Haas noemt deze onuitgepakte kunstvoorraad 'de schone slaapster' van de RBK. Tijd en mankracht ontbreken om deze werken, die volgens Haas meestal van betere kwaliteit zijn dan de schilderijen, te catalogiseren en te conserveren. „Voorlopig gebeurt dat ook niet. Het is interessant om over zo'n 25 jaar deze integrale collectie eens uit te pakken. Dan zal er een compleet tijdsbeeld ontstaan, zoals destijds met het blootleggen van het graf van Toetanchamon".
Lydia Harmsen, danseres (foto NRC Handelsblad/Vincent Mentzel)
Advertentie
Ingezonden mededeling Een historisch boek* * Independent Vrijdag 15 september a.s. vindt om 16.00 uur bij boekhandel Scheltema Holkema Vermeulen (Koningsplein 20, Amsterdam) de presentatie plaats van Alan Hollinghurst De zwembadbibliotheek Een briljant en openhartig boek over homoseksualiteit, dat in Engeland veel opzien baarde. Rudi van Dantzig zal de auteur het eerste exemplaar overhandigen. U bent van harte welkom. Een activiteit van: Uitgeverij De Arbeiderspers/Penguin Books Netherlands/Scheltema Holkema Vermeulen
Covent Garden in geldnood
LONDEN, 13 sept. — Het Londense operahuis Covent Garden, waarvan Bemard Haitink muzikaal directeur is, zal de Britse regering om meer subsidie vragen nu de inflatie van acht procent groter is dan de stijging van de inkomsten. Dit seizoen wordt een tekort verwacht van maximaal 6.5 miljoen gulden, zo blijkt uit het laatste jaarverslag. Zonder extra hulp van de overheid zullen de prijzen (nu maximaal
250 gulden) nog verder omhoog moeten en zal het aantal voorstellingen worden ingekrompen. Covent Garden zegt dat het met 447 opera- en balletvoorstellingen per jaar meer biedt dan welk ander theater ter wereld ook. Vorig jaar ontving Covent Garden 45 miljoen gulden subsidie; de kaartverkoop bracht bijna 40 miljoen op en sponsors droegen bijna 20 miljoen gulden bij. De gemiddelde zaalbezetting steeg met één procent tot 89. (AP)
Advertentie
Ingezonden mededeling REIZEN Spaanse entlaves Naar Ceuta & Melilla EN: In Oxford op bezoek bij prof. Leszek Kolakovski: over Poolse wonderen en de zelfmoord van het communisme. Dl vernieuwde HP. Koop 'm. Nu.
Othello in close-up als finale in theaterschuur van Stratford
Door J.J. PEEREBOOM LONDEN, 13 sept. — Al is er altijd een noodtoestand in de Engelse toneelwereld, de Royal Shakespeare Company heeft toch weer geld gevonden voor een nieuw theater in Stratford. De oude schuur genaamd The Other Place, verderop aan de weg langs het grote Shakespeare Theatre, wordt afgebroken en vervangen door een schouwburgje dat zal voldoen aan de eisen van de tijd en de brandweer. Het verlies zal gering zijn, want makkelijk zitten is het in The Other Place nooit geweest: alleen vroegkomers konden erop rekenen dat zij alles goed zouden zien zonder zich uit te rekken. Misschien bevrijden wij ons niet gauw van de herinnering aan acteurs die opkwamen uit de buitenlucht, aan pakjes vruchtensap in de pauze geserveerd van een tafel op het parkeerterrein, en aan de oversteek van de straat het donkere park in langs de oever van de Avon. Maar Michael Reardqn, de architect die vijf jaar geleden in Stratford ook het Swan Theatre heeft gebouwd, zal er genoeg tegenover stellen. Het minste wat ten gunste van de afbraak gezegd moet worden is dat er een historische afscheidsvoorstelling aan is te danken. Het oude gebouw is zelden voor Shakespeare gebruikt, en zeker niet voor de grootste stukken; meestal voor modern werk, maar tot slot wordt er een Othello in aangeboden, geregisseerd door Trevor Nunn, met Willard White en Ian McKellen in de hoofdrollen. De naam van White is bekend
bij vele Amsterdamse operagangers die zijn vorstelijke basstem hebben gehoord in Boris Godoenov en Eugen One gin. Hij volgt nu het voorbeeld van Paul Robeson, de zwarte zanger die tussen 1930 en 1960 in verscheidene produkties in Engeland en Amerika de rol van the Moor heeft gespeeld. Wat al gauw opvalt bij deze voorstelling is dat Othello zich goed leent voor een opvoering in een kleine ruimte. Waarschijnlijk is het in dit opzicht een van de meest geschikte van de grote Shakespeareaanse tragedies. Met Hamlet zou het ook kunnen, omdat de toeschouwers in de intieme gedachten van de prins worden toegelaten en er belang bij hebben van dichtbij te zien hoe hij kijkt; maar misschien zou zijn dood, die toch al moeilijk aanvaardbaar is, dan ondraaglijk worden (zodat wij dreigen op te springen en de avond te verstoren). Met Othello ligt het geval anders. Zijn intimiteit is een afgesloten gebied, en ik heb nooit gehoord van iemand die zijn dood moeilijk aanvaardbaar vindt. Er bestaan critici die met heldere redeneringen uitleggen dat er niets ongeloofwaardigs is aan zijn goedgelovigheid tegenover Iago, en ook niet aan Iago's kwaadaardigheid. Hun opvatting is uitstekend, maar bij het drama waar de Moor en zijn vaandrig zich in verwikkelen blijft de toeschouwer buitenstaander. Men houdt het niet voor mogelijk, in de idiomatische zin waarin vele gedragingen van de mens onwaarschijnlijk genoemd
worden; alleen gaat het toch zo. Om ons te overtuigen dat het inderdaad zo gaat tussen Othello en Iago blijkt de close-up meer te kunnen doen dan de meeste panoramische beelden op een groot toneel. Willard White in zijn ontsteltenis en zijn razernij doet zich voor als een brave sterke man die door wantrouwen overvallen is als door een virus. Hij had heviger en afwisselender kunnen optreden in zijn beroering, en de tekst woordelijker kunnen spreken; daarmee zou hij niet meer begrip voor zijn conflict hebben gewonnen dan nu hij er uitziet als een man die overbluft is door wat hem gebeurt. Het zou kunnen dat hij zich in de loop van de reeks voorstellingen meer naar buiten keert, als hij met zijn rol vertrouwd raakt. Intussen toont hij zich perplex'd in the extreme als geen ander, met zijn blik naar binnen gericht, zijn zweet parelend en zijn stem in bedwang. Droombeeld Met nog meer detail is de Iago van Ian McKellen voorbestemd om in de herinnering te blijven. Twintig jaar geleden was deze acteur een droombeeld met zacht blond haar en zijn blik op de verte gericht, maar hij heeft een heel ander type aangenomen in de middelbare leeftijd — dat bleek vorig jaar ook al toen hij Alan Ayckbournes Henceforward speelde. In een stijf uniform met blikkerende knopen en een stug petje straalt hij onbetrouwbaarheid uit: halfdichte glimlach, magere rode wangen, dubbelzinnige oogopslag
en een gewoonte de kamer uit te marcheren in plaats van te lopen. Tegelijk weet hij zijn verraderlijke hulpvaardigheid zo beminnelijk op te warmen, dat een enkelvoudige commandant als Othello wel moet denken: in de vreemde oogopslag van die man vergis ik mij blijkbaar want hij is erg aardig. Het zou een geschikte voorstelling zijn om nog eens van het begin af aan te zien, maar het zal moeite kosten er in te komen. De zes weken in de schuur met honderdvijftig plaatsen in Stratford waren al gauw uitverkocht, en in de acht Londense weken in de Young Vic van 20 september af zal het weinig makkelijker gaan. Misschien komt er een verlenging, maar waarschijnlijk hebben White en McKellen weer wat anders te doen en blijven alleen de foto's over van hun rollen en van de hoopvolle Desdemona van Imogen Stubbs. Een van Trevor Nunns vondsten voor deze produktie is dat hij aan het eind in plaats van Iago af te laten voeren door de soldaten die zijn harde dood moeten verzekeren, hem een laatste blik gunt op het bed met de dode Desdemona en Othello. Daar staat hij dan en hij kan van alles denken wat wij niet weten: over leven en dood, goed en kwaad, of over de vraag of hij onder deze omstandigheden meer een man van actie is dan een denker blijft. In die enkele seconden kunnen ook de toeschouwers proberen hun indrukken samen te vatten. Als het niet lukt hebben zij er in ieder geval een uitdagende stilte aan.
Iago, Othello en Desdemona (foto Richard Mildenhall)
Christe gelooft wel in het meisje Cinderella, maar niet in sprookjes
Gezelschap: Scapino Ballet Rotterdam. Produktie: Cinderella; choreografie: Nils Christe; muziek: Serge Prokovjev; kostuums: Pamela Homoet; decors: Marijke Lombaers; licht: Kees Tjebbes. Gezien: 12/9, Rotterdamse Schouwburg; eerstvolgende voorstellingen: 17 en 17/9 Scheveningen, 20/9 Amsterdam, 23/9 Kerkrade, 30/9 Leeuwarden, daarna tournee.
Door INE RIETSTAP Zo'n honderd jaar geleden was het maken van sprookjesballetten in een bepaald opzicht gemakkelijk. Sprookjes waren in. Men wilde nog graag geloven in feeën, happy endings, tovenarijen en in zwart-witte karakteriseringen. Maar heden ten dage een nieuwe versie van een oud sprookje op het danstoneel zetten is hachelijker. De sterk veranderde maatschappij, een kritischer levensbeschouwing en een veel rijker gevarieerd bewegingsscala geven eigenlijk maar twee mogelijkheden om te slagen: of je laat het sprookje een gebeurtenis zijn waarbij je even in een andere wereld vertoeft, of je gebruikt de essentie van het verhaal en vertaalt het naar eigentijdse inzichten en situaties. Voorbeeld van de eerste opvatting is bijvoorbeeld het ballet The Sleeping Beauty, een geslaagd voorbeeld van de tweede is Giselle van Mats Ek. Nils Christe heeft in zijn nieuwe choreografie Cinderella voor het Scapino Ballet Rotterdam, geënt op het Assepoesterverhaal, eigelijk beide zaken vermengd. Hij laat wel onwerkelijke feeën en een sprookjesachtige liefde zien, maar tegelijkertijd wil hij decadentie
aan de kaak stellen. Hij zet de volle, zwiepende en niet alleen maar opwaarts gerichte bewegingen van de eigentijdse danstechnieken in een raamwerk van een negentiende-eeuws hof, hij koppelt anecdotiek aan emoties die uit de dans zelf moeten komen. Dat levert een een ballet op dat aan alle kanten rammelt. Christe is in de eerste plaats een beweger en geen verteller. Hij gelooft wel in het meisje Cinderella, maar niet in sprookjes. Hij heeft voor de hoofdpersoon dan ook een paar prachtige solo's ontworpen die louter door de beweging zelf het wezen van die Assepoester-figuur laten zien: kwetsbaar, eenzaam in een boze wereld en opbloeiend in het geloof in en het vinden van liefde. Ook de duetten voor haar en haar prins zijn van een prachtige kwaliteit. Maar aan de rest heeft Christe zich ondanks soms goede ideeën mijns inziens volkomen vertild. De
grappen en grollen van de drie stiefzusters en de stiefmoeder — hier door een man gedanst — gaan ten onder aan banaliteit en het groteske. Ze rollen constant over de grond en liggen veelvuldig met de benen omhoog, maar als karakters komen zij niet uit de verf. En de sullige vader wordt door de feeks van een moeder dusdanig overdreven gemaltraiteerd dat het statement dat gemaakt wil worden zijn kracht volkomen verliest. Er zit een hoop zeer interessant bewegingsmateriaal in Cinderella, , maar dat verdwijnt grotendeels in de foeilelijke en overdadige kostumering van Pamela Homoet waaraan ieder raffinement ontbreekt. Terwijl de jongens in simpele, nauwsluitende kleding getooid waren, hadden de meisjes veelkleurige stoffen met tutsels en frutsels om zich heen, die iedere lichaamslijn verbraken en verhulden. De dansers verdedigden Cinderella met overgave zonder tot werkelijk opmerkelijke prestaties te komen. Naast Par Isberg die als prins fraaie dingen dee, ontpopte alleen Mariëtte Redel als Cinderella zich als een prachtige danseres met een dramatische en lyrische zeggingskracht die ten volle overtuigde en Christe duidelijk tot inspiratie is geweest.
Mariëtte Redel en Pttr Isberg (foto Jorge Fatauros)
Nederlandse danst bij Amerikaans gezelschap in geest van Balanchine
'Wie op dit peil wil blijven moet keihard werken'
Tijdens het Holland Dance Festival treedt het New York City Ballet tot en met zondag op in het AT & T Danstheater in Den Haag. Een van de leden van het gezelschap is de Nederlandse danseres Lydia Harmsen (20), die werd opgeleid aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In 1986 kreeg zij, als eerste Nederlandse, de Prix de Lausanne. Nadat zij nog een jaar had gestudeerd aan de School of American Ballet in New York, volgde een engagement bij het New York City Ballet. Door CAROLINE WILLEMS „Het zou fantastisch zijn wanneer ik het bij het New York City Ballet ooit tot soliste zou brengen", zegt Lydia Harmsen. „Iedereen zou dat wel willen. Maar ik sta pas aan het begin: ik zit nu in het corps de ballet en moet nog heel veel leren". Er is een rustig plekje gevonden in de kamer van zakelijk directeur Carel Birnie, want de overige ruimten van het Nederlands Dans Theater in het gebouw doen denken aan een circusterrein waar de tent wordt opgezet. Het Dans Theater breidt zich uit in de richting van de parkeergarage. Betonnen vloeren zijn weggehakt en later weer aangebracht. Werklieden zijn er nog aan het timmeren en boren als de grote groep Amerikaanse dansers gebruik wil maken van de zojuist opgeleverde studio's. Voor de balletvloer heeft men, zo vertelt het hoofd van de technische dienst, het gronddoek
van Jiri Kylians Kaguyahime en een stukje zeil van een ander ballet gebruikt. Het is improviseren. Birnie wil 'het prijsdier', zoals hij Lydia Harmsen betitelt, graag bij zijn eigen grctp inlijven. Maar de danseres heeft het te zeer naar haar zin bij het New York City Ballet. Dit gezelschap recruteert zijn dansers voornamelijk uit de eigen opleiding: de op het werk van choreograaf George Balanchine gerichte School of American Ballet. Toen Lydia Harmsen drie
jaar geleden de Prix de Lausanne won, besloot zij met het geld daarvan aan dit instituut te gaan studeren, omdat 'men altijd tegen me riep: jij moet Balanchine doen'. „Na Den Haag is New York een hele verandering. Ik ben wel wat geschrokken van die stad. De school bemoeit zich niet met het zoeken naar woonruimte, je moet je eigen weg vinden. Eerst heb ik in een soort tehuis voor meisjes gewoond, nu heb ik een eigen ruimte. Op de school daar zijn de klassen veel groter dan hier, soms sta je wel met zijn dertigen aan de barre. Vergeleken met het conservatorium, waar de leerlingen veel aandacht kregen, worden zij bij de School of American Ballet aan zichzelf overgelaten. Je probeert
er mee te komen, je op te trekken aan de anderen en je eigen kracht te vinden. „Maar nu zit ik in het gezelschap. Je moet keihard werken om op dit niveau bij te blijven. Dat lukt alleen als je je voor honderd procent inzet en dat doe ik dan ook. Ik dans in de balletten van George Balanchine, Jerome Robbins en Peter Martins. De geest van Balanchine waart nog wel rond, maar Martins probeert nu zijn stijl op ons over te brengen. Dansers moeten nu eenmaal steeds nieuw materiaal hebben om mee te werken. Soms is ei weinig tijd om te repeteren, dan krijgt de interpretatie minder aandacht. Maar van de oudere dansers valt veel te leren, het voorbeeld staat voor je. De verantwoordelijkheid ligt bij de danser: als je het toneel opgaat, moet je het klaren. Deze manier van werken geeft een soort vrijheid die mij aanspreekt." New York City Ballet in het AT & T Danstheater te Den Haag. Vanavond 20.15u. en 16/9, 14.30u.: Serenade, The Four Temperaments, Symphony in C van George Balanchine. Programma 2: 14/9, 20.15u. en 17/9, 14.30u.: Divertimento no. 15, Apollo, Capriccio voor piano en orkest/Rubies van Balanchine en The Concert van Jerome Robbins. Programma 3: 15 t/m 17/9, 20.15u.; Symphony in Three Mouvements van Balanchine, The Waltz Project van Peter Martins en Glass Pieces van Robbins.
Barbier bij Opera Forum zonder enige verbeelding
Voorstelling: II barbiere di Siviglia van G. Rossini doot Opera Forum o.l.v. Roland Kieft/Jules van Hessen/Siebe Riedstra. Met: Reinaldo Macias/David Crawford (Almaviva), Monica Baceli/ Susan Daniël (Rosina), Emile Fath/ Ernst Daniël Smid (Figaro), Jaco Huijpen/Terence Sharp (Basilio), Jan Alofs/Tom Haenen (Bartolo). Decor/kostuums: Karei Spanhak. Regie: Stephan Volkmann. Gezien: 12/9 Twentse Schouwburg Enschede. Herhalingen: t/m 15/11 in het land. Leiden 17/9; Amsterdam 19/9; Utrecht 24/9; Den Haag 9/10.
Door KASPER JANSEN Op 1 juli ging bij Forum in Enschede een nieuwe produktie van Rossini's II barbiere di Siviglia in première, na afloop ging iedereen nog diezelfde avond met vakantie en nu, ruim twee maanden later, is Forum begonnen aan de resterende 24 voorstellingen. Deze Barbier heeft voor de veeleisende hoofdrollen een dubbele bezetting en zal zelfs door drie verschillende dirigenten worden geleid. Vooralsnog blijken zulke omstandigheden niet gunstig voor een goede voorstelling en wat Forum gisteravond liet zien en horen was voor mij reden om in de pauze maar naar huis te gaan. Dat was niet omdat de zangers niet van wereldniveau zijn: Teresa Berganza kan niet elke Rosina zingen en Forum heeft eenmaal niet het geld voor 's werelds beste Figaro. Ook niet omdat het decor niet mooi zou zijn: het is zelfs aardig en handig voor een reisvoorstelling. Iets meer reden was het aandeel van het orkest: Roland Kieft ging nogal hardhandig en luidruchtig om met Rossini's razend lastige partituur, die uitsluitend is gediend met raffiniment, dolce, virtuositeit, finesse
en piano. De zangers zingen ook telkens: Piano, piano! (Zacht, zachtjes!) En al kan niet elke regisseur zo'n briljante, meeslepende, verbeeldingsvolle Barbier maken als Dario Fo bij de Nederlandse Opera deed, wat Stephan Volkmann bij Forum doet mist elke spiritualiteit. Op zijn best is de vervelende quasi-humor nog van het Louis de Funès-soort: uitsluitend loze bekkentrekkende suggestie dat het grappig is zonder het werkelijk te zijn. Eén uur en veertig minuten lang kon mijn gezicht er niet van uit de plooi komen. Dat was genoeg, want het ergste was het algemeen ontbreken van elke artistieke ambitie. In het programmaboekje staat een tekening waarop een vreemde vogel vraagt: „Opera buffa, is dat komisch?" Wie zulke vragen laat stellen, geeft zelf allicht het verkeerde antwoord. Wat hoop geeft is dat dit een zo lusteloze voorstelling is, dat die de komende maanden alleen maar beter kan worden.
Kees Verwey. Het Dordrechts Museum wijdt van 26 november tot en met 21 januari een tentoonstelling aan de Haarlemse schilder en tekenaar Kees Verwey, die volgend jaar negentig wordt. Te zien zullen zijn, afgezien van tekeningen en aquarellen, een aantal schilderijen, schetsboeken, brieven en fotomateriaal. Coenen. De overzichtstentoonstelling van werk van de architect Jo Coenen, die tot eind vorige maand in het Rotterdams Architectuurinstituut was te zien, gaat volgend jaar op tournee naar de Bondsrepubliek Duitsland, Italië, Spanje en Groot-Brittannië. De Rijksdienst Beeldende Kunst in Den Haag zorgt voor de buitenlandse presentatie, met name in de steden Karlsruhe, Lugano, Barcelona en Londen.
Advertentie
Ingezonden mededeling POLITIEK Hoe leer ik formeren? De lessen van Wiegel EN: de boycot van Janmaat; de droogkloten van de WD; het commentaar van J.A.A. van Doorn; het hoera van Steenkamp. ÏÏ fl De vernieuwde HP. Koop 'm. Nu.