door J. J. Peereboom
In de kleine zaal van het Arts Centre van Camden, zoals een groot stuk van Noord-Londen tegenwoordig administratief heet, stond deze week een ziekenhuisbed gemaakt van neonbuizen te knipperen in het driekwart-donker. Er zat een meisje naast als verpleegster gekleed, in een boek te lezen bij het licht van een zaklantaarn. Verder was de vloer leeg, behalve dat ik er stond, halverwege tussen deur en bed, menende te begrijpen dat die ligplaats beschikbaar was voor ieder die er in zijn gedachten op paste: iedere toeschouwer. Zo was het niet. Op het punt van vertrek pakte ik een gestencilde catalogus van het gangtafeltje, en las dat er ook „een filmprojectie van een patiënt op het bed" was. Terug; naar de kleine zaal, en inderdaad, daar lag een oud mens van de zoldering geprojecteerd op het canvas tussen de neonbuizen, naakt onder een paardedeken. Zij woelde ongemakkelijk, of zij ging telkens verliggen; na verloop van tijd wierp zij de deken af, en haar naakt werd in plaats van schonkig en ingevallen foed gevuld en rond van borst zoals toen zij een meisje was, terwijl ook haar strakke dunne lippen zich naar buiten welfden, en haar piekhaar zich krulde. Dat was herinnering, even later was zirj opnieuw bejaard, ging op de rand van haar bed zitten, legde zich weer languit en trok de schaarse deken over zich heen — eind van de projectie. „The unity which is the dominion of art and meditation is therefore achieved", decreteerde het stencil tot
besluit van de beschrijving van het werk, „een situatie" door Leopoldo Maler. Waar vinden ze de dwazen die zulke catalogusjes schrijven? Misschien zijn het wel de kunstenaars zelf. Al was het, geen slechte projectie op het bed, het mooiste is om alles te vergeten behalve de eerste indruk: de verpleegster naast het lichtgevende bed in de donkere zaal, en die kalme schrik „Ask not for whom the bell tolls". Zes stanken In Sint James's Park heb ik gisteren een mus gezien die op zijn teen getrapt werd door een duif. Er zaten mensen op een bankje die kruimels gooiden naar de verzamelde vogels, voornamelijk kokhalzende duiven in gesatineerd grijs, maar ook een paar snauwende meeuwen op hoge poten, en één huppelende mus die zich gulzig en moedig in het gedrang van de
dikkerds wierp iedere keer dat er een handvol neerkwam. Het was geen wonder dat hij op zijn teen getrapt werd; hij mocht nog blij zijn dat hij er daarmee afkwam, maar hij was boos en schreeuwde tegen de duif die ervan schrok.
De reden voor het bezoek aan Sint James's Park was dat ik er toch langs kwam en wilde proberen de zes verschillende stanken te onderscheiden die volgens kenners de laatste tijd uit de vijver opkomen. Er liggen bladeren en brood en allerlei rommel te rotten op de bodem, in een laag van soms een meter dik. Het kon zo niet doorgaan, in het netste park van Londen; de werklust van hooggeplaatste personen in de aangrenzende regeringsgebouwen van White Hall werd erdoor aangetast, en een deel van de vijver is nu afgedamd en drooggelegd, om leeg gebaggerd te worden. Voorlopig is het daardoor nog lelijker gaan ruiken, wordt er gezegd, maar ik trof niet meer dan één stank aan, een dompige walm in de omgeving van het drooggelegde stuk. Er zal langere studie nodig zijn om ze alle zes te leren kennen. In zoverre was het bezoek een teleurstelling, maar de tijd besteed in de Londense parken hoeft zelden als verloren beschouwd te worden, vooral niet in Sint James's en in Regent's Park, de twee die de meeste aanleiding geven om te blijven staan en te staren. Een bed in het Arts Centre, een mus op het wandelpad: zulke beelden staan dagen later nog nauwkeurig afgetekend in de herinnering, terwijl de rest van de ervaring verloopt in een grijze massa. Op gelijke voet met de misvatting dat er in Londen niets te doen is op zondag (in werkelijkheid is alles open behalve de schouwburgen; en
de voetbalwedstrijden zijn de vorige dag al geweest), komt buitenslands nog het idee voor dat er in Engeland zelden goed gegeten wordt. Er valt in Londen Beel wat meer goed te eten dan in Amsterdam. Dat Engelsen zelf vaak in woord en geschrift klagen over de stand van culinaire zaken moedigt de verdenking misschien aan, maar is van meer belang als een blijk dat zij ze ernstig opvatten. De nieuwste klacht die mij onder ogen gekomen is is de vorm van een geschiedenis van Engels eten en eetlust, Consuming Passioyis, door Philippa Pullar*), zo te lezen een vrouw met een ongewoon hartelijk plezier in het leven van alle zinnen. Zij begint met uitgebreid te vertellen hoe de Romeinen aten, en zonder bepaald haar goedkeuring te hechten aan de orgieën van de keizertijd verbergt zij niet dat zij de christenen als spelbrekers beschouwt. In de middeleeuwen is het hetzelfde: hier worden de lustige feesten bedorven door schuld en schaamte en zelfontzegging. Later scheiden de puriteinen zich af om het bestaan te verzuren, en hun geest werkt nog steeds na, in geldzucht en gemechaniseerde landbouw en ambtenarij. „Als een man potent wil zijn, moet hij een inkomen hebben even dik als zijn penis," roept mevrouw Pullar in het wilde weg uit om haar afkeuring lucht te geven. Zelfbeheersing Het leek mij dat haar ideeën gebaat zouden zijn bij een theorie van de zelfbeheersing, waar geen doelbewuste
epicuur het buiten kan stellen; maar zij is aan het protesteren, zij wil alles wat groeit en bloeit, en geen gepruttel van de reken- en zedenmeesters. „De tuinen van Cogidumnus in Novio Magus, de wouden waar de wilde stieren zwierven, het dorp waar de monnik wandelde, de velden in Woolwich waar Pepys sleutelbloemen plukte: allemaal zijn ze onder het asfalt." Wanneer zij het onbedorven landschap oproept is er niets tegen haar in te brengen; daarnaast steken haar eters in alle tijden ongunstig af. Eigenlijk is er nooit behoorlijk gegeten, altijd te veel behalve door mensen die te weinig hadden. Toen het uit was met de koninklijke feesten waar naakte vrouwen uit de pasteien sprongen, werd er nog steeds weerzinwekkend gepropt, ook in de Victoriaanse tijd, puritanisme en geldzucht of niet. Mevrouw Puller vertelt een mooi verhaal na van Frank Harris, die aan een diner toezag hoe de lord major van Londen kilo's vlees verzwolg en telkens machtige winden liet, waar de gastvrouw lijkbleek, van werd totdat Harris haar verlokte met een voorstel om naar boven te gaan. Ik vroeg mij af of Nederlandse notabelen nog zo aten, tachtig jaar geleden; misschien minder, uit zuinigheid. In Engeland eten ze nu ook minder, en hoewel het vervelend is van het vele asfalt, is dat op zichzelf geen kwaad ding. Frank Harris vond het trouwens walgelijk, al dat eten. Hij hield veel meer van naar boven gaan — en hij wordt, zoals onlangs bekend gemaakt, het onderwerp van Phillipa's volgende boek, waar hij vast aardig in uit zal komen. * )Uitgave Hamish Hamilton, prijs ƒ 28.~
"VAN BED EN TAFEL LONDEN". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/02/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031514:mpeg21:p022
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/02/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031514:mpeg21:p022
De zaak Gabrielle Russier
door Eric Boogerman
Een film van André Cayatte waarvoor de Parijzenaars sinds enkele weken stormlopen; het achter elkaar verschijnen van drie boeken waarin bepaald niet de eersten de besten hun mening over de affaire geven: een woedende briefwisseling tussen een rechter en André Cayatte. Het zijn enkele ontwikkelingen, die hebben geleid tot het plotseling weer actueel worden van de trieste affaireRussier, zo genoemd naar de lerares in Franse letteren Gabrielle Russier, die in de woelige mei-dagen van 1968 een liefdesverhouding met een van haar leerlingen kreeg, die als gevolg van deze ongewone omstandigheid het leven door de plaatselijke gemeenschap in al zijn geledingen zo onmogelijk werd gemaakt, dat zij zich in de zomer van 1969 Van het leven beroofde. Voeg daarbij het ongebruikelijke feit dat president Pompidou in september 1969 op een persconferentie de dichter Paul Eluard citeerde om zodoende blijk te geven van zijn medeleven met de lotsbestemming van de opgejaagde lerares, en de hoop lijkt niet meer ijdel dat de wens die Gabrielle Russier twee dagen voor haar dood neerschreef, in vervulling zal gaan. Die wens luidde:
„Ik zou willen, dat wat mij overkomt, tenminste tot iets zal dienen." Hoewel misschien vooral oude dames bij het zien van Cayatte's film een brok in de keel zullen voelen, gaat het hierbij toch geenszins om een affaire die in de afdeling '„courrier du coeur" thuishoort. Wat in deze zaak bovenal opvalt, zijn de Middeleeuws aandoende reflexen van een grote stad-gemeenschap (Marseille) tegenover een gebeurtenis, waarvan men zou kunnen verwachten dat die in een modern land als Frankrijk meer tolerantie zou hebben opgeroepen dan in werkelijkheid het geval is geweest. De affaire-Russier is verder belangwekkend vanwege de neerslag (in de vorm van een terroristisch werkend conformisme), die de meiopstand in de Franse provincie heeft gehad. Collectieve angst Eerst de feiten. Tijdens de „mei-gebeurtenissen" was de dan 31-jarige Gabrielle Russier aan een lyceum in Marseille verbonden als lerares Franse letterkunde. In de exuberante 'sfeer van die dagen is er geleidelijk aan een liefdesverhouding ontstaan
tussen de lerares die zich in het revolutionaire feest had gestort, en een zeventienjarige leerling. Door de ouders van de jongen, die nota bene overtuigde revolutionairen zijn, werd Gabrielle Russier voor de rechtbank gedaagd wegens „verleiding en ontvoering van een minderjarige". Tweemaal werd zij in verzekerde bewaring gesloten, in totaal voor 2% maand tijd. In juli 1969 begon haar zaak voor het tribunaal van Marseille, dat achter gesloten deuren delibereerde. Gabrielle Russier werd in eerste instantie tot 12 maanden voorwaardelijk veroordeeld. De volgende dag tekende de officier van justitie beroep tegen dit vonnis aan. Niet lang daarna pleegde Gabrielle
Russier in haar woning In Marseille zelfmoord. Zoals Le Monde schreef: „Zij stierf aan de morele verwondingen, die de aan haar rokken hangende meute van imbecielen, schijnheiligen en lafaards haar hadden toegebracht." Een modern drama dus van intolerantie en wreedheid, dat vaaglijk herinneringen oproept aan de Middeleeuwse heksenprocessen. Na de zomervakantie van 1969 had de pers hier tamelijk veel aandacht aan deze schokkende zaak besteed. Daarna is de zaak in de vergetelheid geraakt. Maar de eind januari hier uitgekomen film „Mourir d'Aimer" (Letterlijk: doodgaan van het liefhebben) heeft de Fransen weer doen buigen over het bittere lot van de verliefde
lerares. Tot deze snelle bewustwording heeft natuurlijk het fait bijgedragen, dat niemand minder dan André Cayatte de maker van „Mourir dAimer" is, en dat deze zich van de medewerking heeft kunnen verzekeren van 'n befaamd advocaat als Maitre Albert Naud (mede-scanarioschrijver) en van de actrice Annie Girardot, die de rol van de hoofdpersoon vervult. Deze navrante geschiedenis moet worden geplaatst tegen de achtergrond van de collectieve angst, die de mei-opstand in de Franse provincie ontketende. Alles valt onder deze noemer van angst te plaatsen: de ongevoelige toepassing door de rechterlijke macht van Middeleeuws aandoende wetten; de medeplichtigheid van de medische orde in deze zaak; het gedrag van de ouders van de in het geding zijnde leerling, uiterst-links georiënteerde mensen, die tot dan toe heilig in zaken als revolutie en seksuele vrijheid hadden geloofd. Beschuldigingen Het sociale dossier van de tot in zijn botten verontwaardigde André Cayatte is waterdicht. Waar hij echter de toon niet heeft kunnen vinden, waar hij af en toe op hol is geslagen in zijn drift tot beschuldigen, is in de artistieke uitwerking van zijn film. De ouders van de jongen, wier haatdragendheid tegenover de lerares toch deels ook voorkomt uit een typisch menselijk tekort in de beoordeling van een niet-alledaagse liefdesgeschiedenis, de rechter die met fanatisme de ondeugdelijke wetten tegenover Gabrielle Russier toepast, al deze medespelers in het drama zijn tot karikaturen geworden. Cayatte beschuldigt te nadrukkelijk in een zaak, waar hij het gelijk al van te
voren aan zijn zijde had. Overigens laat deze kritiek volkomen het meest wezenlijke kenmerk van „Mourir d Aimer" onberoerd, nl. dat deze film in de eerste plaats als een kruistocht tegen de intolerantie onder de mensen moet worden beschouwd. Naar aanleiding van deze film is het tot een open briefwisseling gekomen tussen André Cayatte en de rechter die het onderzoek tegen Gabrielle Russier leidde. De essentie van diens lange brief was, dat hij weigert in de rechter van de film diegene te zien, die het strafdossier van de aangeklaagde lerares had voorbereid. Het begin van Cayatte's brief vormt tevens een antwoord op de vraag, waarom hij het nodig vond om een film over de affaire-Russier te maken: „Ik was verontwaardigd omdat een ontwikkelde, gevoelige vrouw(...) als een misdadigster van gemeen recht werd veroordeeld. Ik was verontwaardigd, omdat een jongeman van 17 jaar als een voorwerp werd behandeld." Een open brief van de advocaat Albert Naud is ten slotte veelzeggend voor het weinig alledaagse lot, dat Gabrielle Russier was beschoren: „U weet beter dan wie ook, meneer de rechter, of de film het wel of niet op u heeft gemunt. Indien blijkt dat de rechter van Gabrielle haar niet tweemaal heeft laten arresteren; indien kan worden aangetoond dat er bij haar geen huiszoekingen zijn verricht (...), indien het vaststaat dat deze rechter niet haar voorlopige invrijheidstelling heeft geweigerd, indien ten slotte blijkt dat deze ongelukkige vrouw, doctoranda in de letteren en lerares, niet in de gevangenis is geworpen tussen de prostituées en de verslaafden, dan, meneer de rechter, zou het inderdaad niet om u gaan."
"Kruistocht tegen de intolerantie PARIJS". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/02/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031514:mpeg21:p022
door Mare Chavannes
Heeft Vincent van Gogh ooit kunnen dromen dat er nog eens op een dag 23.000 mensen in San Francisco, Californië, drie en een half uur in de rij zouden willen staan om zijn Aardappeleters van dichtbij te zien? Niet in de eerste plaats naar San Francisco gekomen om met Nederland verband houdende uitingen van kunst en cultuur op te sporen, stuurde iedere San Franciscaan die ik sprak mij zonder recht op wederwoord door naar dé plaatselijke gebeurtenis van het jaar: een tentoonstelling van 68 schilderijen en 46 tekeningen en aquarellen van Vincent van Gogh. De tentoonstelling in het M. H. De Young Memórial Museum, dat midden in het onwaarschijnlijk mooie Golden Gate Park ligt, heeft van midden december tot begin februari een kleine 400.000 mensen getrokken. Zelfs de doorgaans • niet al te sappige United Press telexen ratelden van „the most succesful limited engagement in San Francisco history", „this hottest show ever to hit town may have set an all-time record for an art exhibit." De show waar Californië idolaat van is, blijkt een overzichtstentoonstelling te zijn uit de collectie van ir. V. W. van Gogh, nu in eigendom van de Vincent van Gogh Stichting. Aan deze stichting, die het toekomstige Rijkmuseum Vincent van Gogh zal beheren, komt ook de huurprijs van 10.000 dollar ten goede. Deze reizende tentoonstelling was eerder te zien in Los Angeles, waar het succes geringer was, Philadelphia (enorme belangstelling) en Baltimore. Hierna zal ze nog in het Brooklyn Museum in New York te Zien zijn, om daarna naar Europa terug te keren, naar het zich laat aanzien voorgoed. Het is wel te verwachten dat het nieuwe Van Gogh museum het werk van zijn naamgever iets gevoeliger, met name wat ruimer zal etaleren dan het De Young museum, want de volgehangen muren hier accentueerden de volte binnen die muren wel aanzienlijk. Voorafgegaan door een inleidende zaal, waarin een idee werd gegeven van het leven en werken van Vincent van Gogh, gaf de tentoonstelling een overzicht van alle perioden uit zijn elfjarige schildersloopbaan. Ter bescherming
van de doeken was een doorlopende vangrail aangebracht. Die stevig vasthoudend lieten de meeste bezoekers zich als een lopende band gedwee van Den Haag, Drente en Nuenen, over Antwerpen en Parijs naar Arles, Saint-Rémy en Auvers-sur-Oise voortgenieten. Aan het uiteinde van de tentoonstelling werd dan ten slotte nog het belangrijke werk van ir. Van Gogh benadrukt en de ligging van het nieuwe museum in kaart gebracht (compleet met KLM Air Terminal op het Museumplein). Ondanks alles blijft Van Gogh uniek en ontroerend. Maar in San Francisco was eigenlijk verrassender dan het geboden overzicht, het open-hetdorp-karakter dat de tentoonstelling gaandeweg bleek te hebben aangenomen. Het begon er al mee dat burgemeester Joseph Alioto een speciale „Van Gogh Week" afkondigde. Nadat de belangstelling snel op gang kwam, werd een apart informatie-telefoonnummer gereserveerd, bereikbaar door de letters v.a.n.g.o.g.h. op de kiesschijf te draaien en in het hele gebied rond de San Francisco Bay wemelde het van de auto's met „Go van Gogh" en „Van Gogh a go go" plakkers. De gebruikelijke busladingen met schoolkinderen werden ditmaal overvleugeld door Van Gogh chartervluchten uit Oregon, Washington en zelfs uit Canada. Charles Long, de man van het De Young museum die verantwoordelijk is geweest voor de publiciteit, staat zelf ook een beetje beduusd te kijken naar de stormloop. „Ik heb niets bijzonders gedaan," verklaart hij haast verontschuldigend, „drie maanden van te voren een persbulletin en later een persbulletin waarop dr. Meijer de directeur van het in 1972 te openen Van Gogh museum, heeft gesproken. En toen hebben wij de pers een dag of wat vóór de tentoonstelling nog eens bij elkaar gehad, en verder niets." Het hoofd van de Nederlandse Informatie Service in San Francisco, de heer H. van den Broek, heeft daarnaast de kunstredacteuren op een Hollandse lunch, een glaasje en een persmapje genood. Maar verder lijkt het echt allemaal vanzelf te zijn gegaan.
De verklaring voor de miraculeuze toeloop moet waarschijnlijk meer in andere factoren worden gezocht. Bij voorbeeld de bijzonder aansprekende levensloop van een man die een voortdurende strijd om innerlijke vrijheid yerkoos boven en in de plaats van gewone maatschappelijke aanpassing, een houding die zeker in Californië door duizenden met meer of minder consequentie wordt gevolgd. Veel mensen lijken ook te zijn aangetrokken door de aankondiging dat het werk van Van Gogh voorlopig niet meer in de Verenigde Staten op reis zal gaan. Hoe gevaarlijk culturele generalisaties ook zijn, de belangrijkste verklaring voor het eclatante succes van Van Gogh in San Francisco ligt: misschien eenvoudig in het daar qnderontwikkeld gebleven zijn van de oudere kunstvormen, zoals toneel, klassieke muziek en beeldende-kunsten-in-musea. De grote successen op museumgebied, die de meeste mensen zich hier voor de geest kunnen halen, zijn ..Rembrandt en zijn tijdgenoten" vier jaar geleden en de Van Gogh tentoonstelling in 1958' Nieuwe cultuur De zogenaamde serieuze muziek schijnt bij het San Francisco symfonie orkest tegenwoordig onder haar jonge Japanse dirigent Seigi Ozawa in opmars te zijn. Maar hét toneelgezelschap van San Francisco, het American Conservatory Theatre, speelt bijvoorbeeld geen toneel om uitvoerig over naar huis te schrijven. Het is niet zo dat er verder helemaal
geen serieuze muziek wordt gemaakt of toneel wordt gespeeld, maar het bereik van andere op deze gebieden opererende groepen is erg gering. San Francisco is veel meer de stad van de nieuwe cultuur, én de stad waar die nieuwe cultuur op natuurlijke
wijze contact heeft gemaakt met het Oriëntaalse element dat helemaal met de havenstad San Francisco is verweven. Zo zou men zich bij veel van het tegenwoordige dichtwerk van mensen als Lawrence Ferlinghetti, Gary Schneider en Kenneth Rexroth moeilijk voorstellen dat het uit een ander deel van de Verenigde Staten kwam. Terwijl San Franc : sco twee van de slechtste dagbladen van het land heeft, de Examiner en de San Francisco Chronicle (waar de copyboys nog met groenplastic zonnekleppen lopen), is de San Francisco Bay Area hét werkterrein voor Underground publikaties zoals de Berkely Barb, de Berkeley Tribe, Oracle en ontelbare andere. Vele hiervan leunen tegen het sociaal relevante genre der comics aan. En is het nodig te memoreren dat hier de thuishaven gevonden wordt
van topgroepen als The Jefferson Airplane, Creedence Clearwater Revival en Country Joe nu zonder The Fish. Binnenkort meer over één van de nieuwe groepen uit de stal van Ed Denson, de man die Country Joe and The Fish groot maakte. Hier alvast de naam: „The Joy of Cooking." San Francisco is ten slotte in het bezit van één van de meer interessante televisiestations in de Verenigde Staten: KQED, de plaatselijke vertegenwoordiger van het National Educational Television Network. Van dit station komen een aantal programma's die een aanmerkelijke doorbraak betekenen in de stroom commerciële eenheidsprodukties. Bovendien herbergt KQED het „National Centre for Experimentation in Television", waar de grenzen van televisie als medium voor kunst en communicatie aan een permanent en diepgaand onderzoek blootstaan. Verschillende van deze stukken nieuwe cultuur, waartussen het overrompelende schilderwerk van Vincent van Gogh een vreemd, maar mooi eendje was, zijn uitvoeriger aandacht in de nabije toekomst waard. Dat is niet het geval met het enige gebied waarop San Francisco New York echt vele centimeters vóór is: het nachtvertier. Nadat de Topless tanende was geraakt, heeft San Francisco, de Parel van het Westen, Bagdad aan de Baai, met groot succes in grote delen van de stad de knoop doorgehakt en de stap gewaagd naar het Bottomless amusement. Een ontwikkeling die geen verdere toelichting vraagt.
Eindeloze rijen wachtenden voor de Golden Gate Park Vincent van Gogh-tentoonstelling in het Young Museum in San Francisco's
"In de rij voor Van Gogh à gogo NEWYORK". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/02/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031514:mpeg21:p022
Onder grote belangstelling is in het afgelopen weekeinde in het Rheinische Landesmuseum in Bonn een expositie geopend van de Nederlandse dichter-diplomaat Maarten Mourik. Tentoongesteld zijn ongeveer 50 visueel-poëtische creaties. De expositie die onder het motto „letterlijk" wordt gehouden, zal t/m 17 maart in Bonn blijven. Ofschoon Mourik, hoofd van de afdeling pers en culturele zaken bij de Nederlandse ambassade in Bonn, in het verleden al verschillende dichtbundels heeft gepubliceerd, zoals Stormvloed (1955), Nomade (1960) en Van Dale en de dood (1967), begint hij thans vooral als visueel dichter een naam te krijgen. Eind vorig jaar zijn ook werken van hem geëxposeerd op de grote internationale overzichttentoonstelling van concrete poëzie in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Deze grote tentoonstelling is thans te bezichtigen in Antwerpen; daarna zal zij verder trekken naar Stuttgart, Neurenberg, Liverpool, Oxford en Belfast. De bedoeling is, dat Mourik, ook met zijn Bonner „one-manshow" op tournee zal door de Bondsrepubliek, naar o.a. Münstereifel, Rheydt, Saarbrücken en Dortmund. De tentoonstelling in Bonn geeft een goed overzicht van Mouriks visueel-poëtische activiteiten. Het probleem met deze vorm van poëzie is evenwel, dat men soms het gevoel krijgt eerder met een — weliswaar geslaagde — trouvaille te doen te hebben dan met een poëtische uiting. Het gevaar bestaat dan ook, dat de dichter zich zal laten verleiden om op het effect te speculeren, de inhoud echter zal verwaarlozen. Over het algemeen mag worden gesteld, dat Mourik er in is geslaagd om in de meeste van zijn creaties een evenwicht tot stand te brengen tussen „trouvaille" en persoonlijke expressie. De 48-jarige dichter-diplomaat: „Het gaat mij er om om door een woord uit elkaar te halen, zijn essentie bloot te leggen, waarna ik het woord opnieuw formuleer. Daarnaast probeer ik met losse lettergrepen beelden te vormen die zuiver visueel moeten worden gezien." Van de hand van Mourik is deze maand eveneens verschenen bij de Larense uitgeverij Andries Blitz een bundel met 36 visueel-poëtische werken. In navolging van de expositie in Bonn heet deze bundel Letterlijk. Oberammergau Het Beierse dorp Oberammergau is tot de tegenaanval overgegaan. Nadat vorig jaar het in dit dorp opgevoerde, wereldberoemde passiespel het middelpunt was geworden van felle kritiek in verband met bepaalde anti-semitische tekstpassages, heeft het dorp thans een 192 pagina's tellend boek uitgegeven, waarin het tegendeel moet worden bewezen. Meer nog: alle critici van het passiespel worden erin gehoond, beledigd, uitgescholden. Op bijna elke pagina is wel een scheldwoord te vinden voor mensen — geestelijken, joodse Amerikanen, recensenten — die geprotesteerd hebben tegen de anti-semitische passages. Een bloemlezing: managers van het ongeloof, salonpartizanen, modelliteratoren, geestelijke kleinburgers, gekken, half analfabeten, godslasteraars, beroeps zionisten, wouwelende prelaten, goddelozen, communisten, communistische agitatoren, US-Joden, hersenspoelers, oproerlingen. Het Oberammergauer verweerschrift dat als ondertitel de kreet „volkeren hoorden de signalen" draagt, is dan ook een schotschrift geworden, waaruit het vergif druipt. Allereerst hebben de bewoners van het dorp zelf, de burgemeester, de spelleiding, de hoofdrolspelers en enkele vooraanstaande Beierse katholieke geestelijken hun bijdrage daartoe geleverd door in artikelen rabiaat elke kritiek terug te wijzen. Zo krijgt een
katholiek geestelijke die zich kritia heeft uitgelaten, de raad om zi eerst maar eens met de alcoholdrugproblemen van de München jeugd bezig te houden. Nog interessanter zijn misschien de brieven en uitlatingen van bezo kers, waarvan passages in het bo zijn afgedrukt: 145 pagina's laii Interessant, niet omdat de een o die reden pro is en de andere ; anti (allen zijn in het boek proi maar om de ongenuanceerd!"# waarmee critici worden verdoemd. Een Duitse leraar: „Uit persoonlij) observatie (verblijf in de USAi mij bekend, dat de meeste kranten Amerika in Joodse handen zijn. De; invloed is ook te merken in Wes Duitsland." Een bakker: „Wanneer de tek moet worden veranderd, dan moet ook meteen de bijbel verandert Wat anders verwacht u eigenlijk vi de rode pers en van de rode te visie?" Een belastingconsulei „Evenmin als wij loochenen, datH Ier miljoenen Joden heeft vernietig zo kunnen de Joden ook niet lood nen dat zij Christus aan het kn hebben genageld." Beeldhouwer In de reeks van „egodocumenten dit geval geproduceerd door mens die zich op de een of andere man' voor het Derde Rijk verdiensten hebben gemaakt, is opnieuw een i levering verschenen. Thans heeft persoonlijke beeldhouwer van Hi Arno Breker, zijn herinneringen
Maarten van Mourik: Toren van Babel
"Maarten Mourik exposeert Dichtende diplomaat". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/02/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031514:mpeg21:p022
door S. van der Zee
schrift gesteld in een Parijs is uitgekomen dij . la Cité". De titel: Paris, In zijn boek beschrijft ® rel< ^ r ' v0 boek dat hij zich als „vrij kunstenaaHitier heeft ingezet om het^ Rijk aan een eigen jin gi kunst te helpen. Nog stee -^n •• kers werken als „de wach { wreker" beroemd, in ^ ste reoty worden beschouwd ais ue the tisct uitwassen van een P , kunstmatige stijl. Dat de• an( wer door de nazi's vooi p k ^ doeleinden is gebruikt, w evenwel nog steeds niet11 g ^ , Door het boek van Bie * tj) | e be*< een fijne roze draad een ^ s | 0 ( dering voor de Führer. ^ pi gaat de schrijver er ver trc op, dat hij één van Hi &e vr a welingen is geweest. W „y d van een journalist, waa d£ , j0 de niets heeft ondernomen ^ 1 vervolging te verhiwd antwo0 rd zo'n invloed heeft g eh j"V tl ged»; Breker, dat hij dat wel Wat Hitier hem daarop n g ju kon hij zich thans P lotse meer herinneren. . praii!" 1 Dat Paris, Hitier et mot "' , e t» verschenen, hangt/am^ ^ is verscnenen, m . j »uWe * feit dat Breker altijd n 0 . eha d. dingen met dit la " d 0 « t ot l 93 #] de acht jaar, van 19 rk t, k e ae acnt jaar, v»" ne ci . hij in Parijs heeft gew vrj ' en den een reeks van beroem" yiaifl 1 ® gedaan, zoals Coctea . p U ;tse Maillol, Derain. Tijdens" ze zetting van Frankrijk ujt nog verschillende vrien tee rd van weleer die gearres vrij helpen krijgen. va n , ' Een delicate onthulling stal" 1 Na de oorlog zou hijI ege n , uitnodiging hebben S Moskou verder te we I, ts-ft usS ifi; : . het DUitf (nV grf K de afsluiting van net ^", oto v ; f verdrag in 1939 zoui dj „ns hebben verteld, dat » zeer bewonderde. Bi . 0 ve'' r evenwel. Ttians vverK u)le aan een buste van Ve
"BONN". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/02/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031514:mpeg21:p022