Abel Aganbegyan
De economische hervorming in de Sovjet-economie verloopt uiterst moeizaam. Sterker nog, volgens de Sovjet-econoom Abel Aganbegyan is de economie „gedurende drie jaar perestrojka geen greintje gezonder geworden". Maar er gloort hoop voor de Sovjet-consument. De consumptiesector is geen restpost meer. En de ontwapening tussen Oost en West heeft tot gevolg dat er produktiefactoren verschuiven van de defensie-industrie naar de consumptiegoederen. Volgens Aganbegyan bevindt de Sovjet-economie zich op dit moment in de cruciale overgangsfase van het oude naar het nieuwe systeem. „De nacht is vooral donker voor de ochtendschemering."
e perestrojka van onze economie is op een keerpunt gekomen. Je kunt zelfs van een kritieke fase spreken. In de voorgaande periode (1985-1987) is gewerkt aan een concept voor een allesomvattend nieuw economisch beleid en voor een programma om die radicale economische hervorming uit te voeren. Ons belangrijkste probleem is, dat we over moeten stappen van de geleide economie, zoals die zich in de loop van de laatste vijftig jaar bij ons heeft ontwikkeld, op een principieel nieuwe aanpak, gebaseerd op economische methoden, marktontwikkeling, kredietverlening en sterkere economische prikkels, waarbij algehele democratisering en de overgang naar zelfbestuur doorslaggevende factoren zijn. Het fundament van dit allesomvattende systeem leggen we, door de voornaamste producenten van de nationale economie, de bedrijven, zelfstandigheid te verlenen. De overheid houdt geen zeggenschap over de bedrijfsvoering en de ondernemingen draaien niet op voor overheidsschulden. Er komt pluralisme in de eigendomsverhoudingen: naast de staatsbedrijven komt er een grote coöperatieve sector en ontwikkelen zich in alle sferen van de economie individuele arbeidsactiviteiten. Het keerpunt, de nieuwe fase in de uitvoering van dit hele werk, bestaat kort gezegd uit de overgang van woorden naar daden. Sinds begin 1989 werken alle ondernemingen en instellingen in de produktiesfeer volgens het principe van volledig kostendekkende exploitatie, zelffinanciering en zelfbestuur. Er zijn circa 75.000 coöperaties bijgekomen, die in 1988 voor meer dan vier miljard roebel aan goederen en diensten hebben omgezet. In de nieuwe coöperaties en de particuliere sector zijn circa twee miljoen mensen werkzaam. Onder de nieuwe economische omstandigheden vindt een perestrojka van de planning plaats: het aantal planopdrachten is drastisch teruggebracht om plaats te maken voor nieuwe economische normen voor de bedrijven. We zijn begonnen met de reorganisatie van het bestuursapparaat: de bedrijfsvoering wordt simpeler, overbodige afdelingen verdwijnen en op landelijk en republieksniveau stoot het bestuursapparaat 30 tot 50 procent van het personeel af. e zitten echt in de overgang van het oude naar een nieuw economisch beleid. Oud en nieuw komen nog naast elkaar voor. Voorlopig blijft het oude prijsstelsel van kracht, terwijl wordt gewerkt aan een globale prijshervorming, die in 1990 moet plaatsvinden. Volgend jaar wordt ook de hervorming van het banksysteem afgerond: gespecialiseerde banken gaan dan volledig over op kostendekkende exploitatie en zelffinanciering. Zoals besloten is op de 19e Partijconferentie komt er, binnen het kader van de nationale economie, een ingrijpende wijziging in het economische beleid van de republieken en andere regio's: zij worden economisch onafhankelijk en gaan over op zelfbestuur en zelffinanciering. Naar zich laat aanzien wordt de periode 1988-1990 beslissend voor de overgang van het oude naar het nieuwe economische systeem. In de praktijk verloopt die overgang maar moeizaam. Er zijn meer problemen en het gaat langzamer dan we zouden willen. Er zijn objectieve problemen, voortvloeiend uit het feit dat we in een overgangsperiode zitten. Vooralsnog zijn er geen nieuwe prijzen vastgesteld en moeten onze bedrijven het stellen zonder vrije handel in produktiemiddelen. De economische mogelijkheden voor de bedrijven zijn daarom beperkt. Nog weer andere beperkingen zijn een gevolg van het feit dat de overgang naar de nieuwe economische situatie juist inzette terwijl we midden in de uitvoering van het 12e vijfjarenplan zaten, dat een produkt is van het oude economische beleid. eze objectieve problemen zijn echter geen ramp. Wel een ramp is de omstandigheid dat de centrale departementen bij het doorvoeren van de economische hervorming vanaf het eerste begin fouten hebben gemaakt. Ten eerste was het onjuist om onze bedrijven in het plan voor 1988 met de staatsbestelling op te schepen. De staatsbestelling was een nieuwtje en kwam in feite neer op een verkapte variant van de oude methode om de economie met bevelen van boven naar onder te leiden. Ten tweede mochten de brancheministeries voortaan zelf vaststellen welk deel van de winst bedrijven in de kas van die ministeries moesten storten. Ook stond het de ministeries vrij voorschriften te geven met betrekking tot de afschrijvingen en te bepalen hoe, in
het kader van de bedrijfsstimulering, de resterende winst moest worden verdeeld. Veel ministeries gingen daarbij ondoordacht te werk en legden de bedrijven in de vorm van quota simpelweg de oude plantaken op. Ten derde geloof ik dat het niet zo geslaagd was de lonen nog langer afhankelijk te stellen van de nominale (bruto) of de genormeerde produktie, waartoe men had besloten tijdens het grootscheepse economische experiment in de periode 1984-1986. Het gevolg hiervan is dat de nieuwe economische condities niet tot de onderste lagen, de grote massa van arbeiders, zijn doorgedrongen. Maar het allerergste is misschien toch wel dat onze economie gedurende drie jaar perestrojka geen greintje gezonder is geworden: het inkomen van onze bevolking groeit sneller dan het aanbod van consumptiegoederen en diensten, terwijl de kloof tussen vraag en aanbod niet afneemt maar groeit. ij moeten zien uit te vinden wat de oorzaak is van onze fouten en tekortkomingen. Ten eerste hebben wij de kracht van de inertie (de eigenschap om te volharden in de toestand van rust, red.) blijkbaar onderschat, alsmede het verzet tegen de prestrojka van de zijde van een aantal centrale departementen en brancheministeries, maar ook van sommige industriële kopstukken. Gevolg: we sloten compromissen bij de invoering van de staatsbestelling, bij de bepaling van economische richtlijnen in de Wet op de Ondernemingen en bij andere overheidsmaatregelen. Verder lieten we bij het opmaken van het plan voor 1988 drastische, ingrijpende maatregelen voor de invoering van een nieuw economisch systeem achterwege. De genomen maatregelen waren halfslachtig en maakten het hogere instanties nog steeds mogelijk aan bedrijven hun wil op te leggen. Ten tweede ging de democratisering niet ver genoeg: er werd nog steeds niet echt gediscussieerd over besluiten die grote groepen arbeiders raakten. Zo waren de plaatsing van staatsbestellingen en de vaststelling van economische richtlijnen grotendeels bureaucratische aangelegenheden waarvoor men geen vertegenwoordigers van de arbeiders raadpleegde. Ik waag het een gedachte uit te spreken die op het eerste gezicht
wellicht paradoxaal lijkt: misschien was het wel goed dat onze eerste poging in 1988 om de economie te hervormen op een mislukking is uitgelopen. Dat hadden we nu net nodig om te beseffen dat de bureaucratische methoden nog springlevend zijn en dat er geen weg terug is. We weten nu wat het belangrijkste is: we mogen nooit meer terugvallen tot een bureaucratisch geleide economie. In concreto, wat is er gedaan? Bij wijze van spoedmaatregel heeft men voor de periode 1989-1990 het tijdelijke Decreet op de Staatsbestellingen uitgevaardigd, dat aan die bestellingen een strikte limiet stelt. Mijn schatting is, dat met de huidige aanpak het aandeel van de staatsbestellingen voor 1989 circa 60 procent van de totale produktie zal uitmaken. Voor 1990 komt dit cijfer onder de 50 procent te liggen (voor 1988 was het 90 tot 100 procent). Ook heeft men een aantal maatregelen genomen om goed draaiende bedrijven extra te stimuleren: zij mogen nu een groter deel van de winst behouden dan de ministeries hadden voorgeschreven. Om te voorkomen dat de perestrojka van het economische systeem zich tot de directie en ingenieurs van de bedrijven beperkte, immers, het hele arbeiderscollectief moest in beweging komen, besloot men tot betere organisatie en motivatie van de arbeid. Ons succes zal verder grotendeels afhangen van ons vermogen om effectief gebruik te maken van de socialistische markt. Immers, naast een markt van consumptiegoederen krijgt ons land in de naaste toekomst ook een markt van produktiemiddelen. Prijshervormingen betekenen onder meer dat in de centrale prijsstelling drastisch het mes gaat, behalve waar het gaat om goederen die de levensstandaard van de arbeiders bepalen en andere belangrijke artikelen. We moeten vaker de prijzen vrij laten en tot prijsafspraken komen. In dit verband is het geboden de inflatie het hoofd te bieden. Daarom moeten we op onze markt voor goede concurrentievoorwaarden zorgen. Onze bedrijven zullen hun monopoliepositie vaarwel moeten zeggen. Verder moet er een financieel mechanisme komen dat de inflatie tegengaat door de geld-goederenstroom in evenwicht te houden. We zullen erop toe
moeten zien dat de economische staatsorganen voldoende flexibiliteit aan de dag leggen om, als de markt erom vraagt, met aanwending van overheidsgelden snel en doeltreffend in te grijpen waar het nodig is vraag en aanbod in evenwicht te houden. Kortom, we moeten leren op een socialistische markt te opereren. Nu al is een aantal bedrijven begonnen met de uitgifte van aandelen voor het eigen personeel. Binnenkort komt er vast een stortvloed van aandelen. Er zijn richtlijnen in de maak die de uitgifte van aandelen in onze socialistische maatschappij moeten regelen. Mettertijd zullen ook het publiek en economische organisaties aandelen kunnen kopen. Op die manier zal er langzamerhand een soort markt van waardepapieren ontstaan als aanvulling op de markt van goederen en diensten. Het juniplenum van het Centraal Partijcomité in 1987 was gewijd aan een radicale perestrojka van het economisch beleid. Daar viel het besluit dat aan de convertibiliteit van de roebel moet worden gewerkt. Dat betekent dat er in de Sovjet-Unie te zijner tijd een deviezenmarkt zal ontstaan. De belangrijkste stap op deze weg is de prijshervorming, die voor 1990 is gepland en die tot doel heeft het niveau en de verhoudingen van de binnenlandse prijzen van de Sovjet-Unie beter te doen aansluiten op de prijzen van de wereldmarkt. Ten slotte de volgende vraag: waar willen wij met de perestrojka van onze economische politiek naartoe? De perestrojka is immers geen doel op zich, maar een middel om tot een oplossing te komen voor de meest nijpende problemen die zich voordoen in onze sociaal-economische ontwikkeling. et nieuwe economische beleid moet allereerst en vooral afrekenen met het dictaat van de producent en de tekorten in onze economie. We moeten een situatie zien te bereiken waarin de produktie direct gericht is op bevrediging van de maatschappelijke behoeften. De producent moet zich laten leiden door de vraag van de consument. Sinds de perestrojka zijn we opgehouden de sociale sfeer te zien als een restpotje en is de economische ontwikkeling bijgestuurd. We zijn erin geslaagd de stagnatie in de woningbouw en de voedselproduktie te doorbreken. Van een
radicale ommekeer is echter nog geen sprake. Het lijkt erop dat de meeste Sovjet-gezinnen de vruchten van de perestrojka nog niet echt hebben kunnen plukken. Een van de urgentste sociale problemen waarvoor we tijdens onze perestrojka een oplossing moeten vinden, is waarschijnlijk toch wel de belabberde voedselsituatie in ons land. Als we naar de afgelopen drie jaar kijken zien we dat de landbouwproduktie alleen in 1986 is toegenomen. De groei bedroeg ongeveer 5 procent. In 1987 en 1988 vond geen groei van betekenis plaats. Tegelijkertijd zien we dat ons land anderhalf maal zo weinig landbouwprodukten ging importeren met als gevolg een deviezenprobleem. Ons land exporteert immers voornamelijk olie en andere grondstoffen, waarvan de prijzen op de wereldmarkt zijn gedaald, zodat we minder harde valuta binnenkregen. Dit alles heeft ertoe geleid dat onze bevolking te kampen kreeg met een drastisch gekrompen levensmiddelenaanbod. Tegelijk stegen de lonen met ongeveer 20 procent, wat als gevolg had dat de reeds bestaande tekorten aan vleeswaren, zuivelprodukten, groente en fruit, voor zover verhandeld in staatswinkels, op vele plaatsen in ons land verergerden. De voedingsmiddelenindustrie en vooral de landbouw waren dringend aan hervorming toe. Op het maartplenum van het Centraal Partijcomité in 1989 werd de basis gelegd voor een nieuwe agrarische politiek, gericht op hervorming van het economische systeem in de landbouw. Doel: vaart te brengen in de ontwikkeling van het hele agro-industriële complex en het voedselprobleem eerder op te lossen. Op het land moet de boer weer de baas worden. Om dat te bereiken hebben we op het platteland groen licht gegeven voor verschillende methoden van bedrijfsvoering, waarbij de eigendomsverhoudingen kunnen variëren. Zo is oprichting mogelijk van kleine coöperaties, verenigingen van coöperaties, gezamenlijke boerenbedrijven en landbouwcombinaties. Bij de ontwikkeling van pluralisme in de eigendomsverhoudingen op het platteland is een hoofdrol weggelegd voor het pachten van grond op lange termijn en op vrijwillige basis. Produktie-eenheden op het laagste niveau krijgen in de landbouw
volledige beslissingsvrijheid waar het gaat om de structuur van de produktie en de planning. Ze mogen vrijelijk beschikken over hun produkten en hun uit kostendekkende exploitatie verkregen inkomsten. Een hervorming van de inkoopprijzen is in voorbereiding. Deze hervorming gaat gepaard met de invoering van een betalingsverplichting voor grondgebruik, waarbij vruchtbaarheid bepalend is voor het tarief. Al deze maatregelen vergroten de economische rechten en mogelijkheden van de landbouwbedrijven aanzienlijk en stimuleren hun ontwikkeling nog verder. Naar verwachting zal de leverismiddelenproduktie in ons land tijdens het volgende vijfjarenplan met 26 tot 30 procent groeien en kunnen we verzekerd zijn van een gesmeerd lopende levensmiddelenhandel. De belangrijkste voorwaarde om dit tot stand te brengen is een sociale hervorming op het platteland. De arbeidsvoorwaarden en levensomstandigheden op het platteland moeten drastisch worden verbeterd. De maatregelen om de voedselvoorziening in ons land te verbeteren hangen nauw samen met het besluit om de goederenproduktie en dienstverlening op te voeren. Wij zijn van plan over een lange periode meer aandacht te besteden aan de consumptiegoederenproduktie dan aan de zware industrie. Met het oog daarop zijn we nu op grote schaal bezig bedrijven die consumptiegoederen produceren te moderniseren en uit te breiden. Hiervoor hebben we constructeurs en bedrijven uit de defensie-industrie aangetrokken, wat thans mogelijk is dankzij het in de Sovjet-Unie begonnen ontwapeningsproces. Tegelijk zijn we, speciaal om de modernisering van deze bedrijfstakken sneller te laten verlopen, leningen aangegaan in West-Duitsland en Italië voor de aankoop van machines voor de lichte en voedingsmiddelenindustrie. ankzij de invoering van de nieuwe economische structuur, begin 1988, nam de produktie van consumptiegoederen in dat jaar toe tot anderhalf maal de omvang van het voorafgaande jaar. Hetzelfde geldt voor de omzet in de detailhandel en de commerciële dienstverlening. Tegelijkertijd zijn ook de lonen van de arbeiders meer gestegen dan voorheen. Voor het eerst sinds 1978 is het gelukt het bruto nationaal produkt van ons land met 5 procent te doen toenemen. Voor aan de bevolking geleverde goederen en diensten bedraagt de groei 7 procent. Om beter te kunnen voldoen aan de maatschappelijke vraag, dus ook aan de behoeften van de bevolking, moeten we ons concentreren op efficiëntere bedrijfsvoering en verhoging van de kwaliteit van het produkt. Het nieuwe economische beleid moet dan ook gericht zijn op vervanging van de extensieve door intensieve ontwikkeling, waarbij het accent komt te liggen op een zuinig gebruik van hulpbronnen en hoge kwaliteit. Enkele jaren perestrojka hebben een aanzienlijke stijging van de arbeidsproduktiviteit te zien gegeven. Voor het eerst in onze geschiedenis hebben we te maken met een produktiegroei die enkel en alleen het resultaat is van een grotere arbeidsproduktiviteit. In het eerste halfjaar van 1988 is de arbeidsproduktiviteit in de industrie met gemiddeld 4,7 procent gestegen. Gespecificeerd; voor bedrijven die zijn overgeschakeld op nieuwe vormen van bedrijfsvoering bedraagt de toename 6,4 procent, terwijl voor bedrijven die dit niet hebben gedaan dit cijfer op 4,2 procent komt. Nog sneller groeit de arbeidsproduktiviteit in de bouw en bij het vervoer. Van meer bescheiden aard zijn de successen die we hebben behaald op het gebied van de kwaliteitsverbetering en de concurrentiepositie van onze produkten. De neergaande tendens in onze export hebben we weten te doorbreken en in de eerste zes maanden van dit jaar hebben we, voor het eerst sinds drie jaar, een exportgroei van 3 procent weten te bereiken. Positieve veranderingen zijn duidelijk zichtbaar. Toch zijn deze veranderingen niet diepgaand genoeg en is de perestrojka van onze economie nog niet onomkeerbaar geworden. Als we doen wat we ons hebben voorgenomen en met vaste tred voort blijven gaan op het pad van de radicale beleidshervorming, zie ik gunstige ontwikkelingen in het verschiet en zullen onze economische successen met het jaar toenemen. Van een sprong zal naar alle waarschijnlijkheid pas sprake zijn op de grens van de jaren tachtig en negentig, als we beginnen aan een nieuw vijfjarenplan. Dit is - een ingekorte versie van - een hoofdstuk Abel Aganbegyans boek 'De toekomst van de perestrojka; revolutie in de Sovjet-economie'. Het boek verschijnt op 25 september bij uitgever: Anthos/Bosch & Keuning NV. Prijs: 39,90 gulden. ISBN: 90.6074.623.6.
ILLUSTRATIE GEERT SETOLA