Henk Kool en Hans Nijenhuis Glimmende kantoren, luxe woontorens en jonge onbevlogen bestuurders achterin diepblauwe dienstauto's, dat is het beeld van het sociaaldemocratische bestuur in de grote steden aan het eind van de jaren tachtig. In Amsterdam, Rotterdam en Den Haag worden de problemen pragmatisch aangepakt. Goed bestuur krijgt voorrang boven de verwezenlijking van een ideologie. "Pas als het beheer van de stad en van de overheidsmiddelen goed is geregeld, kunnen de stadsbestuurders iets doen," zegt de Amsterdamse wethouder W. Etty (financiën) in zijn op een directiekamer gelijkende werkruimte in de Stopera. "Het college is geen debatingclub." In Rotterdam twijfelt wethouder Den Dunnen (economische zaken) hardop aan de 'maakbaarheid van de samenleving'. "In hoeverre moet je als overheid nog aan samenlevingsopbouw doen?" vraagt hij zich af. "De verzorgingsstaat, de eerlijke verdeling per decreet, is doorgeslagen. We hebben de burger zijn eigen verantwoordelijkheid ontnomen. De mensen gaan niet meer naar buiten om te zien wat voor weer het is, maar kijken naar Erwin Kroll op de televisie.
Natuurlijk hebben wij de uitkeringstrekkers bij de bezuinigingen van de afgelopen jaren zoveel mogelijk gespaard. Dat moet. Maar hoeveel club- en buurthuizen moeten we subsidiëren? Kortom: Wat moet je eigenlijk willen als sociaal-democraat?" Waar in de jaren zeventig 'rode' wethouders als de Groninger Max van den Berg radicale veranderingen in hun steden wilden doorvoeren, is de huidige generatie bovenal bezig te doen "waarvoor wij zijn ingehuurd" (Den Dunnen): de stad besturen. Waarom? Burgemeester dr. A. Peper van Rotterdam doceert. Besturen speelt zich af binnen smalle marges. De PvdA-stadsbestuurders hebben dit decennium "nogal wat Lubbers" in hun beleid moeten doen. Door alle bezuinigingsmaatregelen die zij moesten nemen, zijn de sociaal-democraten het beheer van de maatschappij gaan herwaarderen in plaats van altijd aan de verandering ervan te willen werken, aldus Peper. "Wij zijn ons gaan realiseren dat we leven in een land van minderheden en dat compromis geen vies woord is." De gemeente Rotterdam heeft sinds de komst van de als socioloog geschoolde burgemeester in 1982 zo'n 350 miljoen gulden op de jaarlijkse begroting moeten
bezuinigen. "Wij hebben moeten nagaan wat mensen en organisaties nu eigenlijk doen. Doordat we het zo tot in detail moesten bestuderen konden we nieuwe constructies verzinnen, met creatieve vondsten komen. Het was een fascinerende operatie. Er blijkt meer lucht in de overheid en de samenleving te zitten dan wij hadden gedacht. Dat is de ervaring van de afgelopen jaren." Peper gelooft dan ook dat de stadsbesturen doordat zij dicht op de problemen zitten "het vak van bezuinigen beter, effectiever en creatiever in de vingers hebben" dan de politici rondom het Binnenhof. Hij stelt zelfs dat de sociaal-democratische Kamerleden "in de luxe van de oppositiebankjes veel te lang hebben doorgeborduurd op achterhaalde ideeën uit de jaren zeventig". Zonder slag of stoot is de modernisering van de linkse stadsbestuurders niet gegaan. Zo werd Rotterdam tot halverwege de jaren tachtig gekenmerkt door, in de woorden van Peper, "een introverte zelfgenoegzame bestuurscultuur". De opgelegde bezuinigingen versterkten deze alleen nog maar. Dick Pettinga, secretaris van het gewestelijke partijbestuur, spreekt zelfs van "de zielige periode, de klaagtijd". Het ging slecht met de stad en dat wilden de bestuurders weten ook. De grootste havenstad van de wereld overwoog zelfs de artikel 12 status aan te vragen en daarmee het beheer van de stad te onderwerpen aan supervisie
van het Rijk. Bij de centrale overheid lag, volgens de Rotterdammers, immers ook de oorzaak van de problemen. Maar ergens in 1985 moet het ineens gebeurd zijn, denkt Pettinga: "We besloten te stoppen met klagen." Een commissie onder leiding van oud-minister Albeda publiceerde een rapport over de economische herstructurering van de Rijnmond en het gemeentebestuur zelf kwam met een nota over het aantrekkelijker maken van de stad. Particuliere beleggers kregen ruim baan om indrukwekkende gebouwen neer te zetten voor nieuwe bedrijven en hun veelverdienende werknemers. Het 'Nieuwe Rotterdam' verrees. Vroeger "De snel toenemende werkloosheid na 1979 heeft de stadsbestuurders gedwongen achter de ondernemers aan te zitten," concludeert de voormalige 'Raspoetin van het Noorden' oud-wethouder Max van den Berg. De revolutionaire stadsbestuurder uit de jaren zeventig is nu algemeen secretaris van de Novib/Gast aan tafel, zijn wilde lange haren zijn inmiddels grijzend. "De aandacht is verschoven van het opknappen van de oude stadswijken naar op prestige gerichte projekten en deze verschuiving is gedicteerd door de macht van de markt. De verhoudingen zijn veranderd. Als in de jaren zeventig een bedrijf zich in de binnenstad wilde vestigen, konden wij strenge randvoorwaarden
stellen. Op de begane grond bijvoorbeeld alleen openbare ruimtes waar de hele stad wat aan zou hebben. Nu moeten de bestuurders voor alles juichen, ook al wordt er een rots op de de stoep neergezet." In de tijd van Van den Berg, zegt deze, ging het erom politieke prioriteiten te stellen. "Dat betekent dat je minder bomen in. een dure wijk plant om meer bomen in een arbeiderswijk te kunnen neerzetten. Dus niet de meeste stenen brengen naar waar de weg het slechtst is, maar eerst bepalen waar je aan de weg wilt werken. Maar in de jaren tachtig zijn de stadsbestuurders van het politieke bestuur weer teruggevallen op het meer technocratische besturen". Daarbij is volgens Van den Berg ook het contact tussen de bestuurders en de bewoners verminderd. "Ik heb het gevoel dat de bestuurders van nu minder aandrang voelen om met het hele college van wijk tot wijk te gaan, zoals wij deden. Terwijl je als politiek bestuurder mensen moet stimuleren mee te doen. Je kunt de stad niet besturen over de hoofden van de bevoking heen. Als je een wijk vernieuwt en de bewoners hebben niet liet gevoel dat de wijk van hen is, dan treedt in twee jaar al weer verpaupering op. De mooie nieuwe telefooncellen worden vernield, de pas gemetselde muurtjes beklad, de net aangelegde straten bevuild. Ik heb respect voor de vernieuwingen die de lokale bestuurders
tot stand hebben gebracht tegen de nationale bezuinigingen in, maar de vraag blijft of zij de kloof tussen succes en achterstand weten te overbruggen." Ter bestrijding van deze gevreesde tweedeling in de steden heeft het Rotterdamse gemeentebestuur een "commissie voor sociale vernieuwing" ingesteld. Let wel: geen PvdA-commissie, geen speciaal Rotterdamse commisie, maar een club van buitenstaanders onder voorzitterschap van de Utrechtse hoogleraar bestuurskunde dr. Ph.A. Idenburg. Wethouder Den Dunnen verklaart: "Slechts zo'n vijf procent van de bevolking is lid van een politieke partij. Die vijf procent laten wij onze ideeën en vertegenwoordigers kiezen. We moeten oppassen dat de samenleving geen closed shop wordt. Het kan dus geen kwaad buitenstaanders te vragen hun mening te geven. We willen tenslotte de hele bevolking mobiliseren voor het Nieuwe Rotterdam. En als die buitenstaanders, die niet-partijpolitici, dan onwelkome ideeën op tafel leggen, dan moeten wij maar met betere argumenten komen." In Den Haag gaat men nog een stapje verder: Deze week belegde PvdA-wethouder C.V. Martini een besloten "brainstormbijeenkomst met bevriende journalisten en hoge ambtenaren om met de voeten omhoog wat te stoeien met ideeën". "Het gaat ons niet alleen om
prestige en glimmende gebouwen," zegt Martini. "Nadrukkelijk kiest het gemeentebestuur voor de sociaal-zwakkere Hagenaar. Eén op de drie Hagenaars leeft op of onder het bestaansminimum. Daar doen we wat aan. Alle langdurig werklozen hebben we opgeroepen en getracht aan een baan te helpen. Tien procent van alle werkloze migranten hebben we in de afgelopen drie jaar op die manier weer aan de slag geholpen. Dat we het toerisme willen oppeppen, is niet om de happy few naar Den Haag en Scheveningen te halen, maar omdat in de toeristenindustrie veel laag geschoolden aan de slag kunnen. Nee, de nachtwakerstaat is niet op het Haagse gemeenteoestuur van toepassing". Collega Etty uit Amsterdam vult aan. "We hebben goed gescoord in Amsterdam. Veel ruimtelijke vernieuwing. Zesduizend nieuwe woningen per jaar, het totale aantal vierkante meters kantooroppervlak stijgt en aan de IJ-oevers staat een groot (woning)projekt op stapel dat ook voor de helft in de sociale sfeer wordt gerealiseerd. En met de hele drugsproblematiek liggen we aardig op koers". En over de ideologie: "De sociaal-democratie is altijd in Amsterdam ingebakken geweest. Wij zijn de hoeders van dat erfgoed. Waar vroeger de woningbouwverenigingen voor goedkope woningen zorgden, zorgen wij dat die woningen voor de lage inkomensgroepen beschikbaar blijven. Buitenlanders die hier op bezoek komen, vragen zich ai hoe het mogelijk is dat we in de binnenstad op de mooiste plekken nog steeds goedkope woningen realiseren." De achterban in de partijafdelingen lijkt het verwijt dat de PvdA-politici zich te eenzijdig op bestuur van de hele stad in plaats van op beleid voor de sociaal zwakkeren zouden richten, wel serieus te nemen. In het ontwerp verkiezingsprogramma voor de komende raadsverkiezingen van het Rotterdamse gewest is in elk geval te lezen: "een gemeentebestuur is nu eenmaal niet uitsluitend een team managers van de bv Rotterdam, maar in de eerste plaats een politiek orgaan. Het zal dus ook politieke standpunten moeten innemen." Maar de meeste gemeenteraadsleden en wethouders zien dit niet zo. Raadslid Wim Vleugels: "De partij denkt alleen aan politiek, wij denken ook nog aan de invloed van de beslissingen op andere zaken waarmee we bezig zijn. Dat is niet speciaal bestuurlijk, maar gewoon verstandig." Verloedering En ook Vleugels somt routineus de verworvenheden van een Rotterdams PvdA-bestuur op. Jaarlijks gaat er ondanks financiële problemen honderd miljoen gulden naar de stadsvernieuwing, aan deze woningverbetering voor de lagere inkomens wordt niet getornd. De bewoners zijn via projektgroepen nauw bij de woningverbetering betrokken. De sociale dienst heeft een schuldsaneringsbeleid voor de minima. Een plan als de revitalisering van de kop van Zuid, het oude havengebied waar een geheel nieuwe Manhattanachtige wijk moet komen, wordt gepresenteerd als werkgelegenheidsplan. De helft van de woningen in het plangebied wordt gebouwd in de sociale sector. Nu, aan het einde van de jaren
tachtig, wordt duidelijk dat een technische bouwkundige vernieuwing van de stad niet het beoogde doel van verheffing van het volk tot gevolg heeft gehad. Aan het begin van de jaren zeventig startte in de grote steden de stadsvernieuwing in de strijd tegen de verpaupering. Maar het neerzetten van nieuwe woningen resulteerde niet automatisch in een 'nieuwe mens'. In de grootste arbeiderswijk van Nederland, de Schilderswijk, cumuleren de problemen als nooit te voren: tot op de dag van vandaag ontbreekt een school voor het voortgezet onderwijs, er is hoge werkloosheid en de tegenstellingen tussen autochtone Hagenaars en de grote concentratie van buitenlanders sudderen voort. Clubhuizen sluiten hun deuren voor niet meer in de hand te houden jongeren. "Het zit de mensen in de kop," zegt Martini over deze problemen. De tot aftreden gedwongen PvdA-wethouder Duivesteijn, in eerste aanleg verantwoordelijk voor de stadsvernieuwing, erkende dit probleem maar was niet voldoende in staat deze psychische verloedering of sociale smog te keren. De stadsvernieuwing werd verheven tot culturele activiteit en er vonden in Den Haag verscheidene manifestaties plaats waarbij zelfs met laserstralen vanaf de toren bij het Nederlands Congresgebouw de stad in het zonnetje werd gezet. Onder het motto "Geef de stad nieuwe impulsen en geef daarmee de stad terug aan de Hagenaars" werd de 'stadsvernieuwing' omgedoopt tot 'stedelijke vernieuwing'. Het was voornamelijk een woordenspel om de bouw van het stadhuis in het centrum van Den Haag en de bouw van veel kantoren in het gebied naast het Centraal Station te rechtvaardigen. Met internationale beleggers werden en worden besprekingen gevoerd over miljardeninvesteringen voor het Scheveningse havengebied. Daarbij gaat het om de bouw van luxe appartementen, hotels en de uitbreiding van de reeds bestaande jachthaven. Luxe en comfort, dat moet weer kunnen, vindt ook de Rotterdamse partijsecretaris Pettinga. Een paar jaar geleden zou volgens hem binnen de PvdA bezwaar zijn gemaakt tegen plannen als Tropicana, het 'tropisch zwemparadijs' dat eerder dit jaar werd geopend aan de 'gerevitaliseerde' Maasboulevard. "Als er een ondernemer kwam met een idee, ging je ervan uit dat hij je een oor wilde aannaaien," weet Pettinga nog. "Maar door schade en schande zijn we wijs geworden". Duivesteijn zocht het in Den Haag bovendien in prestigeuze en vooral veel buitenlandse architectuur. Het leverde hem persoonlijk, zoals deze week bekend werd, de post van directeur van het nieuwe Nederlandse instituut voor architectuur en stedebouw op, maar de effecten in de stad blijven vooralsnog beperkt. De verklaring voor de sociale verloedering wordt door de lokale PvdA-bestuurders gezocht in de bezuinigingen van de kabinetten Lubbers en de beperkte bevoegdheden door het 'te centralistische beleid'. Naar het juiste antwoord op de problemen wordt —■ behoudens het opzetten van grootschalige projekten zoals de Kop van Zuid in Rotterdam, de IJ-oevers in Amsterdam en het bank -gebied in Den Haag — nog gezocht. ■