Ook een hoogleraar mag in het vuur van een lekker lopend betoog wel eens de waarheid een beetje geweld aandoen, maar naar mijn mening gaat Frans Saris in zijn artikel 'Vier jaar verloofd' wat al te ver. Hij zal toch wel weten, dat de normale 'verlovingstijd' in Amsterdam bij zijn faculteit twee tot tweeënhalf jaar is. En zou hij ook niet weten, dat niet een zesjarige, maar een vijfjarige cursus tot een vierjarige moest worden teruggebracht? En gelooft hij echt nog, dat al onze studenten (natuurkunde) alleen maar op een kamertje drie hoog achter zitten te studeren? Zouden ze in de eerste twee jaar van hun studie niet al die werkcolleges en praktika bezoeken, die onze faculteit organiseert? Natuurlijk is het zorgelijk, dat zo'n 50% van de eerstejaars het doctoraal examen niet op tijd haalt, maar bij de 25% die in het eerste jaar afvalt, zitten inderdaad studenten die te weinig niveau hebben. Verder zitten daar veel studenten bij die bij nader inzien toch wat anders gaan studeren. Het rendement van het propedeutisch jaar kan vast verbeterd worden, maar dan moeten die aanstaande studenten zich wel beter laten voorlichten over de studie. En die 25% die na hun propedeuse het doctoraal examen niet tijdig halen? Daar zit helaas ook een aantal studenten tussen, die door hun prachtige onderzoeksstage zodanig geabsorbeerd worden, dat ze hun tentamens niet op tijd afleggen. Dit is gebleken uit een enquête onder ouderejaars studenten. Daarbij bleek ook het kiezen een vertragende factor te zijn. Studenten moeten in de doctoraal fase veel keuzen doen voor de samenstelling van hun studiepakket, onder andere in welk onderzoek ze hun stage willen doen. Veel studenten doen lang over deze keuze. Doen liever eerst nog wat therorievakken en verlengen zo hun verlovingstijd tot misschien wel vier jaar, zoals dus ook de Liesbeth, die uiteindelijk op Saris' lab kwam. Het is daarom nog maar de vraag, of het wel zo verstandig is de studenten al na één jaar voor die keus te stellen. Nu laadt Saris toch een beetje de verdenking op zich, dat hij gewoon meer studenten op zijn lab wil hebben voor al dat instellen van spiegeltjes en repareren van detectoren. Tot slot zou ik willen opmerken, dat we niet alleen onderzoekers opleiden; van de afgestudeerde natuurkundestudenten vinden tegenwoordig velen een functie als informaticus bij het bedrijfsleven. En in de toekomst leiden we hopelijk ook weer leraren op. Men kan zich afvragen of er voor deze mensen niet een nuttiger tijdsbesteding is te bedenken dan een onderzoeksstage van een half jaar in Saris' laboratorium. C. Tuijn Fysische Experimenteerkunde Universiteit van Amsterdam Koran (4) F.J. van Tienen beweert in zijn brief (W&O van 5 sept.) dat prof. dr. S. Keyzer de Koran rechtstreeks uit het Arabisch vertaalde. Niets is minder waar. Het Tijdschrift voor Nederlandsch Indië (1868, dl. 2, p. 104-105) zegt hier, naar aanleiding van het overlijden van Keyzer, het volgende over:
"Het bedoelde werk, in 1860 te Haarlem verschenen, is geene vertaling van den oorspronkelijken tekst des Korans, maar is een Hollandsche Korantekst met verklarende aanteekeningen, naar de meest geachte Fransche, Engelsche en Duitsche vertalingen en verklaringen gevolgd. Zulk een werk, hoe nuttig het ook voor velen wezen moge, was natuurlijk beneden de waardigheid van een Oostersch philoloog als de heer Keyzer, en men doet hem geen dienst door hem, in strijd met de waarheid, als den auteur te doen voorkomen. De titel zegt alleen: "bij het Nederlandsche publiek ingeleid door eene voorrede van dr. S. Keyzer", en juist deze woorden toonen reeds dat de heer Keyzer niet de auteur is van een werk, waarvan hij zelf in die voorrede zegt, dat het volstrekt niet gerekend kan worden tot de geleerde vertalingen te behooren." Inderdaad, voor de goede lezer laat de — bij de brief van Van Tienen afgedrukte — titelpagina van de door Keyzer vertaalde vertalingen niets aan duidelijkheid te wensen over. Erwin van Delden Haarlem Naschrift Heel wat correspondentie had door mij voorkomen kunnen worden door de nieuwe Koran-vertaling niet de eerste te noemen, maar de eerste die door wetenschappelijk onderzoekers gebruikt zal worden. Zoals Van Delden al schrijft is de Keyzer-vertaling wel oud, maar wordt door wetenschappers niet serieus genomen. Jan Fred van Wijnen Supercomputers Het artikel van Fdix Eijgenraam (W & O 12/9) is een nogal eenzijdig pleidooi voor de supercomputer. Het nut van een supercomputer die gebruikt wordt door één gebruiker die zijn resultaat snel moet hebben, zoals een meteorologisch instituut of een oliemaatschappij, is duidelijk, maar zodra de capaciteit van een supercomputer wordt verdeeld over verschillende gebruikers is het de vraag of die gebruikers niet be-. ter elk een computer (bijvoorbeeld een Workstation met een honderdste van de capaciteit voor een honderdste van de prijs) kunnen kopen. Omdat ze bij de supercomputer op elkaar moeten wachten zal de totale doorlooptijd op de kleine computer niet veel langer worden dan op de supercomputer en het gebruik van zo n kleine computer heeft nog meer voordelen, zoals de mogelijkheid om moderne programmeertalen als Pascal en C te gebruiken. Vroeger werd .het economisch nut van gemeenschappelijk gebruik, van > computers verdedigd met de 'wet van Grosch' die stelde dat een twee keer zo dure computer viermaal zo krachtig was, maar die 'wet' blijkt alleen op te gaan binnen een bepaalde klasse van computers. Het werkelijke argument om een supercomputer te gebruiken is natuurlijk dat het prestige geeft — het staat natuurlijk veel beter als je kunt zeggen dat je iets met de supercomputer hebt uitgerekend dan als je eenvoudig je eigen PC een paar weken dag en nacht door hebt laten rekenen. jh iJl Rommert J. Casimir Goirle
"BRIEVEN Twee jaar verloofd". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/26 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031542:mpeg21:p022
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/26 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031542:mpeg21:p022
Door een fout ter zetterij is in het artikel 'Wat de geneeskunde aan Freud te danken heeft' van A. Hoogendoorn de slotzin op een merkwaardige plaats in het midden van het artikel (derde kolom, laatste alinea) terecht gekomen. De zin luidde: "Freud, de atheïst in de diaspora, keert zo terug tot de klacht van aartsvader Abraham dat wij slechts vreemdelingen en bijwoners van deze aarde zijn." Wij bieden lezers en auteur hiervoor onze verontschuldigingen aan. Redactie
"Rectificatie Freud". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/26 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031542:mpeg21:p022
Bestond het kind? Symposium over opvattingen over kinderlijkheid vóór de Romantiek. 29 sept. 10:00. Van Goghmuseum, Amsterdam. Inl.: 020-5254657 Effïciencybeurs Efficiencybeurs 1989: speciale aandacht voor kantoorinrichting en computers. 29 sept t/m 6 okt. RAI, Amsterdam Wiskunde Conferentie 'Wiskundeles en informatietechnologie', georganiseerd door de Vakgroep Onderzoek Wiskundeonderwijs en Onderwijscomputercentrum. 29 en 30 sept. Leeuwenhorst Congrescentrum, Noordwijkerhout. Inl.: 030-611611. Open lustrum Eerste lustrum van de Open Universiteit, met o.a. lustrumrede: 'De Open Universiteit nu en straks.' door CvB-voorzitter drs. K.W. Buck. 29 sept, 11:00. Schouwburg Heerlen. Inl.: 045-762232
Tropische geneeskunde Symposium 'Nederlandse geneeskunde in de indische Archipel 1816—1942, ter gelegenheid van het emiritaat van prof.dr. D. de Moulin. 30 sept, 10:00. Preklinisch hoofdgebouw, Geert Groteplein noord 21, Nijmegen. Inl.: 080-513359 Eigenwijs Bijeenkomst over intelligentie: 'Eigen wijsheid of eigenwijsheid', georganiseerd door de Dr. Binetstichting. 30 sept, 10:00. Tilburg. Inl.: 013-551010 Magnetische sterren Lezing over magnetische activiteit van zon en sterren door prof.dr. C. Zwaan (Sterrekundig Instituut R.U. Groningen) 2 okt, 20:00. Koninklijke Maatschappij voor Natuurkunde. Lange Voorhout 5, Den Haag. Oude adel Lezing over de Europese adel rond 1700 door dr. J. Aalbers. In het kader van de cyclus 'De eeuwwende 1700'. Org.: Studium Generale Rijksuniversiteit Utrecht. 2 okt. 20:00. Senaatszaal van het Academiegebouw, Domplein 29, Utrecht. Inl.: 030-532436 Macroschade Avondbijeenkomst 'Microsystemen, Macroschade?' over de risico's van het werken met lokale computersystemen. Org.: KIvI. 2 okt. 19:00. Klvl-gebouw, Prinsessegracht 23, Den Haag. Inl.: 070-919900. Operastem Lezing: Over stembanden, stem en zang. Door drs. E.J. Gerritsma. In de Studium Generale-reeks 'Opera!' van de Erasmusuniversiteit. 3 oktober, 21:00. De Lantaren, Gouvernestraat 129-133. Inl.: 010-4081144.
"AGENDA Kind". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/26 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031542:mpeg21:p022
Perspectieven op complexiteit cursus van 16 t/m 18 oktober ISVW, Leusden Voor programma en informatie bel 033-650700. UITGEVERIJ COUTINHO nieuw A.C.M. Jansen Cannabis in Amsterdam. Een geografie van hashish en marijuana 176 pp. isbn 906283.7743 f 27,50 verkrijgbaar in de boekhandel
"Advertentie". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/26 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031542:mpeg21:p022
Rita Kohnstamm M: isschien komt het doordat ik vroeger een paar keer ernstig ziek ben geweest en toch weer beter geworden, dat ik nooit moeite heb met hoge inkomens voor medici, 's Mensen lichaam is zijn of haar zwakke plek. Het kan pijn doen, ziek zijn, invalide worden, dood gaan. Artsen beschikken over kennis en kunde om in veel gevallen mensen te genezen en voor een gezegend leven te bewaren. Dat zij die grotendeels op kosten van de gemeenschap hebbenn verkregen is iets dat er weinig toe doet als men kwetsbaar en weerloos ligt te lijden. Hun status en inkomen zij artsen van harte gegund. Onder de medici vormen de psychiaters echter een geval apart. Zij maken zelden iemand beter, hooguit kunnen zij het lijden van psychisch uit hun evenwicht geraakte of psychisch gestoorde mensen enigszins verlichten en het leven voor henzelf en de omgeving proberen draaglijk te maken. Dat is al heel belangrijk en het is hen niet kwalijk te nemen dat zij niet meer kunnen doen. De menselijke geest is ongrijpbaarder dan het lichaam, de relatie tussen beide is grotendeels onbekend en de biologisch gefundeerde psychiatrie lijkt meer op een experimentele wetenschap dan op een praktijkgerichte geneeskunde. De grootste groep psychiaters laat het lichaam van de patiënt dan ook voor wat het is en brengt de contacten met hem of haar pratend door. Op de eventueel voorgeschreven psychofarmaca na vervaagt hier het verschil met klinisch psychologen en psychotherapeuten. En als het kinderen betreft het verschil tussen kinderpsychiaters enerzijds en klinisch kinderpsychologen en orthopedagogen anderzijds. Zij allen maken gebruik van een
kleiner dan pocket-formaat boekje van 342 bladzijden — de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, in het spraakgebruik afgekort tot de DSM-III, — waarin ten behoeve van een goede diagnostiek alle denkbare stoornissen worden gecategoriseerd. Daarop stemmen zij vervolgens de behandeling af, nogmaals, afgezien van enig psychofarmaca grotendeels bestaand uit psychotherapie. Het is dan ook niet in alle gevallen duidelijk waarom een psychiater de omweg van een medische studie heeft genomen om uiteindelijk uit te komen bij zo'n verbaal beroep als dat van psychotherapeut. Het merendeel van de psychiaters hoort daarmee tot wat de 'zachte psychosociale sector' wordt genoemd. Zelf willen zij daar echter niets van weten en koesteren zich in de glorie van de medische stand. (Een uitzondering moet worden gemaakt voor de psychiaters van de crisisinterventie die net als echte artsen altijd klaar moeten staan voor acuut psychotische patiënten.) O, 'mdat in Nederland het inkomen in veel sectoren niet zo zeer is gekoppeld aan wat men concreet doet, maar aan de opleiding die men heeft gevolgd en een medische opleiding hoog staat aangeschreven — zie boven — krijgt een psychiater van den beginne af aan veel meer betaald dan andere academisch geschoolden in de psychosociale sector. Dat geeft aanleiding tot collegiaal onbehagen en lang niet alle psychiaters hebben de innerlijke elegantie daar tactvol mee om te gaan. Integendeel, er wordt door collega's veel geklaagd dat psychiaters zich zo laten voorstaan op hun vermeende medische status. Een goed voorbeeld van zulk een zelfvoldaanheid was enige tijd geleden te lezen op de opiniepagina van deze krant in een ingezonden artikel
van de arts Wind naar aanleiding van de Bolderkar-zaak. Ik citeer één zin: "Want het gros van de gevallen wordt bekeken door het 'voetvolk' van de hulpverleners, de maatschappelijk werkers. Niet eens door de bekende 'gogen' en 'logen', laat staan door psychiaters, terwijl de beslissingen gaan over problemen waar zelfs deze laatsten moeite mee zouden hebben." (curs. van mij, R.K.) D< e hiërarchische hybris die hieruit spreekt behoeft geen toelichting. Men zal mij de (psycho)sociale sector niet categorisch horen verdedigen. Daarvoor worden binnen de RIAGGs MWKJ's, MKD's, klinieken enzovoort naast goede ook te vaak malle beslissingen genomen. Maar het gaat niet aan (kinder)psychiaters uit te sluiten van eventuele kritiek. Zij hebben hetzelfde gebrekkige instrumentarium voor het bestrijden van ingewikkelde zielsproblemen als hun collega's zonder artsdiploma en allen past grote bescheidenheid, want hun aandeel in het heil der mensheid
is uiterst beperkt. De opstelling van psychiaters leidt tot een stroeve samenwerking of tot ronduit een langs elkaar heen werken als het gaat om instellingen waarin hetzij psychiaters, hetzij psychologen het voor het zeggen hebben. Op de werkvloer binnen één en hetzelfde instituut heerst een stille strijd als wordt verwacht dat beide disciplines samenwerken. Psychiaters zijn daarbij in het voordeel. Niet alleen verdienen zij meer, overeenkomstig de reglementen hebben zij ook hogere functies. Het liefst zien zij psychologen als 'testboeren' die hen van gegevens voorzien. Zijzelf stellen dan de diagnose en beslissen over het behandelingsplan. De andere disciplines werken zodoende onder hun kunnen. H, .et is duidelijk dat psychiaters hun greep op de psychosociale hulpverlening vooral kunnen handhaven binnen residentiële behandelingen. Bij ambulante hulpverlening wordt het al moeilijker. De tot voor kort gepropageerde ontwikkeling weg van opname in stigmatiserende psychiatrische klinieken richting ambulatoria en nog verder naar thuisbehandeling is dan ook een regelrechte bedreiging van de status van psychiaters. Ik denk dat de recente adviesaanvrage voor uitbreiding van psychiatrische bedden — voor kinderen zowel als volwassenen — vooral moet worden gezien als werk van de psychiatrische lobby. Thuisbehandeling wordt inderdaad meestal gedaan door gogen, logen en voetvolk. De nieuwe minister van WVC moet dus nog maar eens goed nadenken of hij geld wil uitgeven om psychiaters in hun waan te laten. Wie denkt dat dit een typisch Hollands hokjesgeest-verschijnsel is, wijs ik graag op de Verenigde Staten, waar het kort geleden tot een openlijke uitbarsting is gekomen die tot rep en roer leidde binnen zowel
de American Psychiatrie Association als de American Psychological Association. Dertien van de zeventien hoogleraren klinische psychologie van de Hahnemann University in Philadelphia verhuisden samen met ruim honderd van de 118 studenten en bloc naar een universiteit dertig mijl verderop "omdat zij het niet langer konden verdragen onderwor-, pen te zijn aan de psychiatrie". Zij verzorgden binnen de psychiatrische afdeling van de medische faculteit een hoog aangeschreven staand PhD programma klinische psychologie (diagnostiek en therapie) voor zowel afgestudeerde psychologen als aanstaande psychiaters. Dit was opgezet tijdens het bewind van een psychiater die oog had voor de toegevoegde waarde van psychologische kennis, maar zijn opvolger was traditioneler ingesteld. Deze ging zich, hoewel niet ter zake kundig, steeds meer met de inhoud van het programma bemoeien, zodat de psychologie-studenten zich voornamelijk in testafname konden bekwamen en de psychiatrie-studenten een diagnostische en therapeutische leerschool kregen. De onderhandelingen met de andere universiteit werden in het geheim gevoerd, leidend tot een coup-achtig vertrek, wat niet netjes is, maar in de psychologenwereld alle begrip gekregen heeft. En wat meer is: het heeft geleid tot een vloedgolf van andere klachten. Daarbij worden nu in het openbaar precies dezelfde bewaren geuit, als die in Nederland nog slechts in binnenskamers gemopper zijn te horen. Ik wacht in spanning af wie hier begint. J. Wind: Er is iets mis mei de incest-hutp. NRC Handelsblad, 26 juni 1989. James Buie: Hahnemann 13 resign, transfer PsyD program. APA Monitor, vol. 20. no. 6. juni 1989. James Buie: Turf battle heats up on many fronts. APA Monitor, vol. 20, no. 6. juni 1989.
"DUUR DOEN DE PSYCHIATERS". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/26 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031542:mpeg21:p022