Door Martin van Amerongen
's Morgens vroeg las ik in mijn ochtendblad hoe Ruud Lubbers' £D/V Hans van Mierlo's D66 de oppositie in had gemanoeuvreerd, onder andere door een buitengewoon principieel standpunt over de euthanasie in te nemen. 's Avonds herlas ik de staatsfilosofische dialoog Utopia van Thomas More (1478-1535), Lord Chancellor van Engeland en in ,) eZ e functie 's rijks eerste man naast koning Hendrik VIII. Het is je schets van een ideale, bijna ideale samenleving. Het privébez jt is afgeschaft, de werkdag beslaat zes uren, men doet niet aan praal en opschik, de gezondheidszorg is van overheidswege gefinancierd, de regering demonstreert een eigentijdse, humane visie op misdaad en straf. Met als ironische gevolg dat de ontluikende arbeidersbeweging deze Thomas More, in de praktijk een conservatieve katholiek, onmiddellijk heeft geannexeerd. De dichteres Henriëtte Roland Holst gaf hem een centrale plaats in een treurspel. Tussen de staatsbesognes door liet zij de Britse staatsman verzuchten: „Tusschen de bladen der Utopia, daar leeft mijn wezen, als des dichterswezen in zijn gedicht... O Kommunisme, als de wil tot u, een stormwind, zwelt door de wouden der menschheid, dan wordt mijn wil begrepen en bemind.. ★ ★ ★ Hij is voor de Engelse katholieken wat Jeanne d'Arc voor de Franse katholieken is. Zij zijn beiden authentieke rooms-katholieke martelaren. Zij werd verbrand omdat zij Frankrijk van de Engelse heerschappij wenste te bevrijden, hij werd onthoofd omdat hij zich niet wenste te schikken naar de grillen van de Engelse vorst. Zij is in 1920 heilig verklaard, hij is op zijn beurt in 1935 tot 'de eer der altaren' verheven, zoals dit in het r.k.-spraakgebruik heet. De homilie werd bij die gelegenheid uitgesproken door Paus Pius XI. „Begaafd met een allerscherpste geest en de hoogste vaardigheid in alle takken van wetenschap, genoot hij zulk een achting en gunst onder zijn medeburgers, dat hij spoedig de hoogste trappen der openbare ambten bereikte." Net als zijn collega Ruud Lubbers, eigenlijk, op wiens sanctificering wij niettemin nog even zullen moeten wachten. ★ ★ ★ Dit is niet de plaats om de
vraag aan de orde te stellen in hoeverre More's Utopia — een elitaire maatschappij die onbekommerd de slavernij praktiseerde — wellicht ook enige totalitaire trekken vertoonde. De alinea waarin de schrijver zijn visie op de euthanasie etaleert, is in elk geval verbazingwekkend vooruitstrevend. Zieken, zo constateert More, worden in Utopia vanzelf-, sprekend liefd&iïjk verzorgd. „Wanneer echter de ziekte niet alleen ongeneselijk is, maar de patiënt nog voortdurend martelt bovendien, dan komen priesters en overheid met zoiemand praten. Je bent" — zo zeggen zij — „tegen geen enkele eis van het leven meer opgewassen. Je bent anderen tot last en jezelf tot een kwelling, je hebt op die manier jezelf overleefd. Van dit langzame bederf hoef je niet langer de prooi te zijn, wanneer je dat zelf niet wilt. Neem toch een besluit en kies voor de dood, — want het leven is een marteling voor je! Durf het maar aan en verlos jezelf uit de kerker, de folterkamer van dit leven van lijden, — of sta toe dat een ander je daaruit verlost. Dat zou van jouw kant een verstandige daad zijn: je berooft immers jezelf van niets waardevols als je sterft, — je maakt alleen maar een einde aan je doodsstrijd. Maar niet alleen dat dit een daad van gezond verstand zou zijn, — het is ook iets dat je gerust mag doen, waar je zelfs goed aan doet. Het zijn immers de priesters die het je aanraden, dus vertrouw maar dat God het zo wil. Luistert iemand naar deze raad, dan kan hij door vasten een eind maken aan zijn leven, of wel men geeft hem een slaapdrank, waardoor hij heengaat zonder het te beseffen. Maar tegen zijn wil iemand uit de weg ruimen doen zij nóóit, en zij verslappen in dat geval ook in het minst niet in hun goede zorgen." ★ ★ ★ Aldus Thomas More, toch niet de eerste de beste op de r.k.-heiligenkalender. Zijn vriend Erasmus, zelf geschoold door de Broeders des Gemenen Levens en de Reguliere Kanunniken van St. Augustinus, noemde hem een man „wiens hart witter was dan sneeuw en wiens gelijke en genie Engeland nimmer had en nooit meer zal hebben". Me dunkt dat Lubbers de standpunten van zijn Britse geloofsgenoot dus niet zonder meer kan negeren. Immers, wie zijn Heiligen niet eert, is het Catshuis niet weert.
Thomas More, door Hans Holbein de Jongere: progressieve visie op hel euthanasie-vraagstuk.
"Neem toch een besluit en kies voor de dood!". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031547:mpeg21:p007
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031547:mpeg21:p007
Door Hubert Smeets
Ondanks verwoede naspeuringen onder de vloer van de Amsterdamse Westerterk hebben studenten van de Rijksuniversiteit in Leiden de zoekgeraakte schevan Rembrandt van Rijn met bijbehorend skelet niet kunnen vinden. Commentaar van de week (van een Amsterdamse conservator): „Wij zitten er niet n } e e dat het skelet van Rembrandt er JJ'et meer is. Het mooiste van Rembrandt tta ngt toch aan de muur." Dat is het beroepsrisico dat wetensc happelijke schedelzoekers lopen. Eén °P de tien keer komen ze met een intere ssante vondst tevoorschijn, maar in de r ®gel vissen ze achter het net. In het be8jn van de jaren zestig raakte de stad youda even in opwinding door het n 'euws dat Shakespeare er onder de
grond zou liggen. Bij de geloofsvervolgingen in Engeland in het begin van de zeventiende eeuw had hij zich enige tijd onzichtbaar gemaakt en zou hij de wijk naar Nederland hebben genomen. Volgens de aardewerk-historicus en fabrikant P. Goedewagen was hij niet als toneelschrijver in Engeland maar als pijpenmaker in Gouda overleden en onder de Sint Jan begraven. Maar daar kwam hij niet tevoorschijn en Engeland haalde opgelucht adem, in het gelukkige besef dat de Shakespeare-industrie in Stratford (waar in ieder geval de stoffelijke resten van de bard niet zijn) aan een grote slag was ontsnapt. Maar er is nog genoeg te doen voor aankomende necro-archeologen, want door een gebrekkige administratie van de staatkundige en culturele bodemschatten zijn veel sporen uitgewist en is er veel zoek geraakt. Bovenaan de lijst van vermiste nationale relikwieën staat nog altijd het hoofd van Oldenbarnevelt, dat 370 jaar geleden op het Binnenhof werd afgehakt; volgens zijn politieke vijanden (die dat nooit hebben bewezen) had hij in verstandhouding met de Spaanse vijand gestaan en de onafhankelijkheid van de Republiek in gevaar gebracht. Zijn geleerde hoofd moest rollen omdat zijn tegenstanders bang waren dat een gevangen of verbannen Oldenbarnevelt het middelpunt zou worden van intriges die hem weer aan de macht konden brengen. Op de dertiende mei ging zijn hoofd eraf. Het leek alsof de oude Landsadvocaat van de Staten van Holland in één klap uit de geschiedenis werd geslagen. Het hoofd raakte vrijwel onmiddellijk in het ongerede om nooit meer terecht te komen. Volgens de officiële stukken is het na de executie met het ontzielde lichaam in een kist gelegd, die vervolgens
onder de Hofkapel op het Binnenhof is bijgezet, maar van de kist ontbreekt elk spoor. Hetzelfde geldt voor de stoffelijke resten van Ledenberg, de griffier van de Staten van Utrecht die tegelijk met Oldenbarnevelt, De Groot en Hogerbeets terechtstond en zelfmoord pleegde. Zijn lijk werd door vrienden van het Binnenhof weggesleept, in Utrecht begraven, op rechterlijk bevel naar Den Haag teruggebracht, met kist en al aan de galg gehangen en opnieuw ontvreemd. Daarna is het voor goed verdwenen. Het ligt voor de hand dat oudheidkundige onderzoekers vooral warm lopen voor de schedel van Oldenbarnevelt, maar er zijn meer wetenschappelijke belangen met een beroemd lijk verbonden. De staatkundige geschiedwetenschap is geïnteresseerd in de papieren die Oldenbarnevelt vóór zijn berechting in gevangenschap onder zijn stoel had verborgen. Volgens zijn huisknecht had Oldenbarnvelt vele vellen aantekeningen die hij voor zijn verdediging had gemaakt, onder zijn stoel genaaid. Aangezien de Landsadvocaat tot de grootste rechtsgeleerden van zijn tijd behoorde, zijn er ook rechtshistorische belangen met die papieren gemoeid. Zelfs de antiekhandel heeft belang bij het lijk van Oldenbarnevelt, want het is niet uitgesloten dat het Stokje van Oldenbarnevelt nog in omloop is. Eén van de omstanders die na de onthoofding op het schavot zijn geklommen, moet met het stokje aan de haal zijn gegaan. Op oude tekeningen die van de terechtstelling zijn gemaakt, ligt het nog op het schavot naast zijn bovenkleding, die hij zojuist heeft uitgetrokken om zijn beul tegemoet te gaan. De 71-jarige Oldenbarnevelt, die niet meer zonder stok kon lopen (ook daarom sprak de wereld er
schande van dat men een grijsaard met zo'n eminente staat van dienst van het leven had beroofd), had leunend op zijn huisknecht het schavot beklommen, dat voor de ingang van de Ridderzaal — vlakbij de werkkamer waar premier Lubbers nu elke dag zit te informeren — was opgericht. Oud-premier Van Agt schijnt tijdens een kabinetsformatie die niet wilde vlotten zijn gesprekspartner Den Uyl eens de plaats van het schavot te hebben aangewezen met de woorden: „Daar werd de leider van de oppositie die een gevaar voor de staat was geworden in 1619 het hoofd afgeslagen." Het volk dat te hoop was gelopen om de terechtstelling van Oldenbarnevelt te zien wa» de christelijke F-side van die dagen. Het was godsvruchtig en met hart en ziel verbonden met de heersende domineespartij, maar het schreeuwde de remonstrantse Louise de Coligny op straat even goed voor 'Arminiaanse hoer' uit, omdat de prinses-moeder van Oranje met Oldenbarnevelt sympathiseerde. Op het schavot vocht het om een relikwie van de beroemde Advocaat (zoals zijn titel . luidde voordat het raadpensionarisschap ingang vond). Dat tafereel is in vele geschriften uit die tijd in nagenoeg gelijke bewoordingen beschreven. Ze vochten om het bloed van de onthalsde Landsadvocaat dat ze in hun zakdoeken opvingen en ze vochten om elke splinter die ze uit de planken van het schavot konden losrukken. Bloed en splinters werden nog ter plaatse verkocht. Een zekere P. Hanneman gaf een ooggetuige-verslag van die onsmakelijkheden in een brief aan een neef (in 1670 gepubliceerd in de Waarachtige Historie van het Leven van wylen den Heer J. van Oldenbarnevelt). ,,'t Hooft afgeslagen zynde, wierde daar zoo geweldig om 't bloed
gegrabbelt, d'eene uit nieuwsgierigheid, d'ander uit bloedgierigheid, sommigen doopten der hare neusdoeken in. Zoo dat het bloed wech gerooft was, in korter tyd, dan gy dezen brief zoud konnen lezen. Heb ook gezien een Boer, die zeide, komt, verkoopt my ook voor een halven Rycxdaalder van Barnevelts bloed (het was wat bebloed zant), het welk hy in een neusdoek knoopte, en zei, Dat hy 't zoo lang in een doosje bewaren zoude, tot dat er wraak van genomen zoude zyn." ' De zwaar gestrafte familie van Oldenbarnevelt stond machteloos tegenover de relikwieënhandel die onder haar ogen werd bedreven. Maar aan het ongeluk van Oldenbarnevelts vrouw en zijn zonen was nog geen eind gekomen. De rechters die het met de procesregels niet zo nauw namen (en onder de liberale intellectuelen dan ook prompt het oordeel van een gerechtelijke moord over zich afriepen), confisqueerden, in strijd met een octrooi uit 1593, ook de goederen van Oldenbarnevelt. Zijn zonen, die plotseling van grote bezittingen (in grond) werden afgesneden, lieten het er niet bij zitten. Ze procedeerden en ze smeedden vier jaar later een complot tegen Maurits. Maar doordat ze de aard van hun vader hadden, misten ze de doortraptheid om de stadhouder uit de weg te ruimen en liepen tegen de lamp. Willem van O., Heer van Stoutenburg en Rhoon, maakte zich uit de voeten, maar Reinier, Heer van Groenevelt, werd gegrepen en evenals zijn vader onthoofd. Men had nog wel zoveel consideratie met hem dat hij in het graf van zijn vader mocht worden begraven. De andere (zes) medeplichtigen werden gevierendeeld, hun hoofden op staken gezet. Ook van dié hoofden is niets meer teruggevonden.
"Uitkijk op het schavot". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031547:mpeg21:p007
"Tekening Frits Müller". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031547:mpeg21:p007
Door Derk-Jan Eppink Redacteur NRC Handelsblad
Afrika, wordt dat ooit nog wat? Deze brandende vraag, niet retorisch of denigrerend bedoeld, stellen zich veel ontwikkelingswerkers en experts van het IMF die proberen het zwarte continent uit het slop te halen. De economieën van bijna alle Afrikaanse landen beneden de Sahara — Zimbabwe en Kenia uitgezonderd — zijn vastgelopen en uitgeteerd. Afrika is achteruitgeboerd sinds de meeste landen in de jaren zestig onafhankelijk werden. De opbouw van eigen industrieën is mislukt en de technologische revolutie heeft het ook gemist: Afrika is terug bij af, terug bij de vraag hoe de miljoenen buiken kunnen worden gevuld. De Saharalanden valt weinig te verwijten omdat in het 'Afrika van de woestijn' niets groeit en deze staten wel altijd afhankelijk zullen blijven van Westerse ontwikkelingsbijdragen, als beloning voor mensen die de woestijn willen tegenhouden. Maar wat in het 'Afrika van het bos' is gebeurd is een tragedie: gebieden rijk aan bodemschatten, aan vruchtbare grond en aan menselijk potentieel zijn uitgemergeld. 'Het kolonialisme', zullen sommigen zeggen. Misschien, maar Ethiopië dat nooit een kolonie was is er het ergste aan toe. En West-Afrika waar de Fransen een schaduwmacht achter de schermen hebben opgezet, heeft nog wel een infrastructuur, terwijl in landen als Zaïre, Oeganda en Zambia — waar Belgen en Britten voorgoed zijn verdwenen — de socie'te civique , de burgermaatschappij, niet meer bestaat. Landen die vroeger parels van Afrika werden genoemd, zijn nu synoniemen voor hongersnood, ziektes en burgeroorlog. In Afrika is niet gelukt wat in veel landen van Azië wèl kon: vooruitgang boeken. Staatskas In Afrika is economische ontwikkeling vaak verward met het opbouwen van logge ambtenarenapparaten, met het idee dat alle heil van de staatsorganen komt. In de jaren van nation building is dat begrijpelijk, maar nu niet meer. De staatapparaten zijn een
blok aan het been van Afrikanen geworden omdat zelfvoldane en uitgezakte bureaucraten onder het mom van overheidsdiensten de staatskas en de economie ruïneren: hoge functionarissen vullen hun inkomens aan met geld uit de staatsruif en lagere ambtenaren — politie-agenten, douaniers — troggelen geld uit de zak van voorbijgangers. De laatste jaren zijn in Afrika overheidsrestricties, wegcontroles, vergunningen en heffingen schrikbarend toegenomen. Bij elke schijf verwacht een ambtenaar dat er geld wordt geschoven: een gezwel van corruptie dat elk economische activiteit kapot maakt, alles en iedereen frustrerend van kleine handelaar tot Westerse investeerder. Het IMF probeert in zijn aanpassingsprogramma's deze ambtelijke lintworm uit te schakelen: een gezonde kuur voor Afrika. Corruptie is echter een symptoom, de wortel van het kwaad schuilt in de een-partijstaten, ongeacht van linkse (Benin of Ethiopië) of van rechtse signatuur (Zaïre of Ivoorkust). Deze een-partijstaten hebben elke vorm van kritiek — een politieke oppositie, een vrije pers of een onafhankelijke rechterlijke macht — uitgeschakeld. Alle burgers zouden één zijn in de moederschoot van de partij, zo meenden de Founding Fathers. Maar dat is niet zo. De regimes ontwikkelden zich tot autoritaire bureaucratieën en de leiders omringden zich met ja-knikkers, hielenlikkers en klaplopers: een sociale elite van nouveaux riches die de burgers zonder scrupules besteelt. De overheid werd synoniem voor rijkdom, zekerheid en geld graaien omdat de staatsmacht niet werd beperkt door tegenmacht, door een wettige oppositie, door de pers of door rechters. Op internationale conferenties praten mensen uit deze stedelijke elites van Afrika graag over verlichting van de schuldenlast. Kwijtschelding van de schulden is
onvermijdelijk om Afrika uit het slop te helpen, maar wat is met al die miljarden aan leningen gebeurd, waar is dat geld gebleven? Is het verkeerd geïnvesteerd in Afrikaanse landen of staat het op rekeningen in Zwitserland? Geldschieters Ook het beladen woord 'solidariteit' is een geliefd thema. Maar solidariteit met wie? Met de allerarmsten die geen stem hebben of met de stedelijke elites in de dure buitenwijken, met mensen die rond de kerst graag winkelen in Parijs of Londen? Het merkwaardige van de IMF-aanpassingsprogramma's is dat de onbetwiste leiders meer democratische vrijheden toestaan omdat ze een goede indruk willen maken bij de geldschieters. Die ontwikkeling moet worden versterkt omdat economische hervormingen geen zin hebben als het politieke systeem gesloten blijft. Afrika heeft democratie nodig — niet noodzakelijkerwijs naar Westers model — maar wel volgens het beginsel dat de staatsmacht wordt beperkt door tegenmacht, door een of ander systeem van checks and balances. Democratie is nodig om de allerarmsten een stem te geven in het politieke bestel en de grootsheidswaanzin van schertsfiguren als Mobutu Sese Seko te beperken. „Maar democratie is een Westerse uitvinding", zeggen sommige Afrikanen die vroeger het marxisme van de daken schreeuwden en het ene na het andere Vijfjarenplan uit de hoed toverden. Nee, democratie — in welke vorm dan ook gegoten — is een universeel begrip, net als de rechten van de mens: en tot dat universum behoort ook Afrika. Het zou juist van arrogantie, zo niet van racisme, getuigen als Afrikanen democratie en mensenrechten worden ontzegd „omdat ze er toch niets van terechtbrengen". Zolang de staatsmolochs van Afrika geen beperkingen kennen, zakt het continent verder weg en
is ontwikkelingshulp alleen nog een kwestie van pappen en nathouden. Afrika zal snel een vergeten gebied zijn als de leiders en de hen omringende elites niet van koers veranderen: de geïndustrialiseerde landen in West-Europa oriënteren zich op nieuwe markten in Azië, Latijns Amerika en Oost-Europa. Maar in Afrika worden de filialen gesloten, is desinvestering de trend omdat bedrijven worden weggejaagd door corrupte bureaucraten. Schuldgevoel Onze raakvlakken met Afrika slijten af: in West-Europa zijn de Wereldwinkels nog monumenten van vervlogen idealisme en is het debat over de Nieuwe Internationale Economische Orde (NIEO) van de agenda verdwenen. Over ontwikkelingshulp bestaat toch consensus? Inderdaad, die van het gemeenschappelijke schuldgevoel en voor inzamelingsacties blijft ook nog wel een basis, die van het medelijden. Ontwikkelingssamenwerking is in Afrika een straat met eenrichtingsverkeer gebleven en heeft bij de sociale elites een 'cargo-cultuur' doen onstaan. Afrikaanse functionarissen spreken graag over een 'contract van solidariteit', zoals onlangs op een conferentie van de Raad van Europa in Benin. Een goed idee, maar dan moet dat contract niet eenzijdig zijn, rechten en plichten regelend voor beide partijen. Europa zou middelen kunnen bieden voor de wederopbouw van een effectief bestuur, voor het aanzwengelen van particulier initiatief, voor diversificatie van produktie en verbetering van de landbouw. Die extra bijdrage heeft alleen nut als Afrika meegaat in de mondiale stroom van economische hervormingen en het geven van meer politieke vrijheden, als de stedelijke elites zich het lot van hun armen aantrekken. De rijke bovenlaag in de Afrikaanse hoofdsteden komt echter bedrogen uit als zij onder de boom blijft wachten op de zilvervloot en een 'contract voor solidariteit' ziet als een middel om de praktijk van zelfverrijking voort te zetten: de zilvervloot zal niet meer uitvaren.
"Continent wacht tevergeefs op terugkeer van verspeelde zilvervloot Is Afrika reddeloos verloren?". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031547:mpeg21:p007
HET SIGNAA1 dat de vakbeweging deze week gaf is niet mis te verstaan. Als er geen centraal akkoord komt met afspraken over werkgelegenheid blijven de looneisen hoog. De Industriebond FNV beet de spits af met een reële looneis van 2 procent. CNV-voorzitter Hofstede reageerde dat de bond groot gelijk heeft. FNV-voorzitter Stekelenburg viel de eer te beurt enige scepsis te mogen uiten over de opstelling van de eigen bond. En dat alles met hetzelfde doel: de noodzaak van een centraal akkoord sterker onder de aandacht brengen. De opmerkelijke rolverdeling had in ieder geval direct politiek effect. Een centraal akkoord moet in november worden gesloten vóór de cao-onderhandelingen in de industrie van start gaan. Onderhandelingen met het demissionaire kabinet over zo'n akkoord lijken bij voorbaat weinig succesvol. Het is dus zaak dat er voor die tijd een nieuw kabinet zit. De waarschuwing is door de heren Kok en De Vries, die zich dagelijks aan de onderhandelingstafel van informateur Lubbers vervoegen, goed begrepen. Maar of hun schatting dat de formatie in de eerste helft van november kan zijn afgerond niet te optimistisch is? Er moeten juist met het oog op het centraal overleg in de formatie nog enige vuiltjes worden opgeruimd. Zo zal toch duidelijk moeten zijn waar de grens ligt van de bereidheid om de uitkeringen gelijk op te laten gaan met de stijging van de cao-lonen. PvdA en CDA zijn het op dat punt nog niet eens. ANDERS DAN in 1982 is er voor de vakbeweging geen aanleiding af te zien van het opvragen van de volledige loonruimte voor loon en extra werkgelegenheidsmaatregelen. De bedrijven, zeker in de industrie, zitten ruim in het geld. De winsten zijn in het algemeen hoog. De noodsituatie van 1982 is geschiedenis. Zelfs uit ondernemerskringen komen geluiden dat de bedrijven loonsverhogingen ter grootte van de stijging van de arbeidsproduktiviteit plus inflatie gemakkelijk kunnen lijden. Tegen die achtergrond en daarbij meegenomen dat het gaat om een openingsbod, is de totale claim van de industriebond niet eens verontrustend hoog. Er zitten alleen twee addertjes onder. De industriebond wil, in afwijking van het standpunt van de FNV, incidentele loonsverhogingen niet, ook niet voor een deel, uit die loonruimte laten betalen. De stijging van de arbeidskosten is daardoor sterker dan hij wil doen geloven. Daarnaast is in de verdeling van de loonruimte het accent verlegd van werk naar inkomen. Nou zat het er dik in dat de vakbeweging de minieme reële loonstijging waarmee het planbureau en de politieke partijen zich de afgelopen weken rijk rekenden zou willen overschrijden. Een beheerste reële loonstijging is onder de huidige omstandigheden ook niet slecht. Maar het verschil tussen wat de politiek wenselijk acht en de eis van de industriebond is nu wel erg hoog. Zeker als men bedenkt dat ook zonder een reële loonsverhoging de koopkracht van de doorsnee werknemer volgend jaar kan stijgen als gevolg van de geplande belastingverlaging. Om nog te zwijgen over de gevolgen voor de werkgelegenheid. VOORLOPIG GAAT het nog om claims. Het gevecht begint pas. Er is echt reden tot verontrusting als de werkgevers straks bereid zijn de reële looneis van de Industriebond FNV volledig in te willigen. Dat zal gevolgen hebben voor andere bedrijfstakken. En het is nog maar de vraag of het zal lukken het enthousiasme daar zo te temperen dat er niet meer wordt gevraagd en gegeven dan die bedrijfstakken kunnen trekken. De stijging van de arbeidsproduktiviteit is in de andere sectoren in het algemeen lager dan in de industrie. Het zou ongunstig zijn als de industrie als trendsetter gaat fungeren. DAARBIJ KOMT dat het steeds moeilijker zal worden - zeker zolang de economische groei aanhoudt - om partijen opnieuw tot matiging te bewegen. Ook omdat werkgevers en werknemers nu al harder tegenover elkaar staan dan een, twee jaar geleden. Wat dit jaar misschien nog geen loongolf genoemd kan worden zou het gemakkelijk volgend jaar kunnen worden. Voor een nieuw kabinet is dat geen aantrekkelijk vooruitzicht. Het zal al snel ontdekken dat de koppeling van de uitkeringen aan de ontwikkeling van de gemiddelde cao-lonen dan niet meer te handhaven is. Daar ligt een direct belang'van de overheid bij centrale afspraken tussen haar en sociale partners, of, zoals in 1982, tussen uitsluitend werkgevers en werknemers. Er zijn nog andere belangen: meer werkgelegenheid, een sterker sociaal evenwicht. De overheid zal een deel van de verantwoordelijkheid moeten dragen. Het in beginsel gelijk laten opgaan van uitkeringen met de lonen is een van de middelen. Het bevorderen van winstdelingsregelingen een andere mogelijkheid. HET BELANG van de werkgevers is niet minder duidelijk. Ze hebben eind jaren zestig, begin zeventig kunnen zien wat de gevolgen zijn van een zich zelf versnellend proces van afwenteling. Wie kan daar naar terugverlangen? Werkgevers plaatsen zich buiten de realiteit wanneer ze ontkennen dat grote groepen in de samenleving, onder wie uitkeringstrekkers, zich door het beleid van de afgelopen jaren tekortgedaan voelen. Geen kabinet kan volstaan met het herhalen van het in deze jaren gegeven antwoord. Een beleid gericht op zowel meer werkgelegenheid als op een gelijke inkomensontwikkeling kan pas slagen als de loonstijging beperkt blijft. Het is al te gemakkelijk die verantwoordelijkheid alleen bij de vakbeweging te leggen.
"Looneisen". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031547:mpeg21:p007
'Zwangerschap ten koste van alles' is soms meer ten voordele van de behandelend arts (primeur!) dan van moeder en kind. P.A. Stewart, Erasmus Universiteit Rotterdam. t De meeste promovendi hebben de neiging om een stelling teveel op te nemen. M. Koppen, Katholieke Universiteit Nijmegen. Vanwege de noodzakelijke relativerende bijwoorden, bijvoeglijke
naamwoorden en bijzinnen, hebben publikaties in de sociale wetenschappen meer woorden nodig dan die in de exacte wetenschappen. J.M. van der Klei, Vrije Universiteit Amsterdam. De tijd die besteed wordt aan het onderwijs in het Engels in de basisschool zou beter besteed kunnen worden aan het onderwijs in schriftelijke vaardigheid in de moedertaal. Pieter de Haan, Katholieke Universiteit Nijmegen.
"STELLINGEN". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031547:mpeg21:p007
NRC HANDELSBLAD Hoofdredacteur: W. Woltz; plv. hoofdredacteur: mr. M.E. Chavannes; adj.-hoofdredacteur: M.J.M. van Rooy; chef redactie: J.P. ter Horst; commentatoren: H.J.A. Hofland, mr. F. Kuitenbrouwer, J.H. Sampiemon, dr. S.J. Toirkens; chef opiniepagina: H.A. van Wijnen.
"Advertentie". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1989/09/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031547:mpeg21:p007