Henri Beunders
Dankzij de exodus van Oostduitsers heeft Duitsland weer zijn favoriete thema gevonden: de Duitsers zelf. Het Duitse nationale besef heeft, de eeuwen door, nogal hysterische trekjes gehad, zich spasmodisch en overspannen uitend, maar het verdween meestal weer even snel als het verscheen. Dit keer is het een bandjir die over de Bondsrepubliek spoelt. De grote partijen reageren alle even overdonderd en onvoorbereid op de kracht waarmee die deutsche Frage weer om de hoek is komen kijken, en, meer nog, op de ongekend positieve geluiden over een eventuele Wiedervereirtigung uit de hoofdsteden die er toe doen. In hun radeloosheid houden ze vast aan hun oude standpunten, hun oude cliché's, paradoxen en onopgeloste vragen. De internationalistische Groenen willen de grens met de ddr ronduit erkennen en vastleggen, de rechtse cdu /csu, en zeker het triomfalistische deel ervan, wil dat 'drtlben' direct vrije verkiezingen worden gehouden hetgeen neer zal komen op destabilisatie zo niet regelrechte revolutie. En de spd wil vasthouden aan de aloude koers van 'Verandering door toenadering' en dus aan de paradox de status quo te handhaven om haar te overwinnen. Maar over één ding is iedereen het wel eens: de Wiedervereirtigung zal in elk geval plaats vinden als architect Gorbatsjov er in slaagt het Huis van Europa overeind te krijgen. Dan zullen de Duitsers weer broederlijk onder één groot dak samenleven. De kernvraag wordt in de Westduitse media niet gesteld en dus ook niet beantwoord. Die luidt: hoe zullen de Duitsers zich in dat paradijselijke Europa voelen en gedragen? Men komt bij het pogen een antwoord te vinden al gauw uit bij datgene wat intelligente mensen in het verleden over die deutsche Frage hebben gezegd, Heine, Nietzsche, Thomas Mann. Er bestaat ook een boek uit 1939 De komende Europeesche Mensch, van ene professor Walter Schubart, hoogleraar te Riga. Het is interessante lectuur na de dagelijkse lawine berichten over het aantal Oostduitsers dat de Westduitse ambassade in Praag heeft verlaten of juist weer is binnengedrongen. Het komt, schrijft Schubart, in de Oost-West-relatie meer op de Duitsers aan dan op het overige Europa. Zowel wat ligging als wat 'zielsgesteldheid' aangaat. En over die zielsgesteldheid is hij niet optimistisch. "De ziel der Duitschers is even verscheurd en verbrokkeld als de natuurlijke gesteldheid van den bodem, waarop zij wonen. De splitsende krachten hebben onder hen meer de overhand, dan onder de andere volken van Europa en de oerangst drukt er zoo zwaar, als nergens anders". Eerst die Muur Nieuwsgierig naar de zielsgesteldheid van de Oostduitsers die volgende week zaterdag hun veertigste verjaardag als staat vieren, rij ik over de Strasse des 17 Juni, voorbij de Siegesatlle, voorbij het bakstenen muurtje met het opschrift 'Eure Freiheit ist unser Auftrag', richting Oost-Berlijn. Op de radio meldt de nieuwslezer dat het meubilair in de opvangkampen in Giessen van Oostduits fabrikaat is, en dat de linkse burgemeester van het overvolle West-Berlijn, Momper, voorstelt stukken land van OostBerlijn te pachten om daar huizen te kunnen bouwen voor de Oostduitse 'Übersiedler'. Een 'Schnaps-Idee', aldus zijn rechtse tegenvoeter, de vorige burgemeester Diepgen. "Eerst moet die Muur weg!". Aan de andere kant van de Muur sjokt een jonge Oostduitser, in het zwart gekleed, het gezicht wit gepoederd, in de schaduw Unter den Linden. Hij is een van de 'Grufties' die het tot hun liefhebberij hebben gemaakt om 's nachts kerkhoven te bezoeken, de graven open te breken en de botten mee naar huis te nemen. Hij heeft nog geen heel skelet bij elkaar, zegt hij. Waarom hij het doet? "Macht Spass". Het is dus meer verveling dan symboliek, zoals het meer symboliek is dan
toeval dat op de Brandenburger Tor de strijdkar met de vier paarden naar het eigen land en naar het Oosten staat gericht? De jongen kijkt wat verwilderd. "Ik weet maar één ding", zegt hij, "die muur moet weg." En dan? Waar moeten dan volgens hem de grenzen van het nieuwe Duitsland liggen? Op de plek waar ze lagen in 1871, 1937 of 1943? "Weet ik veel", antwoordt hij vermoeid. "Overal waar men zuurkool eet, haha. Ik wil gewoon vrij kunnen reizen, tschtls!" Ik stap peinzend in mijn auto en rijd langzaam langs de geparkeerde auto's achter een Trabant met op de achterbumper 'Nie wieder Porsche' richting Alexanderplatz. Tot een uitparkerende auto zich in mijn zijkant boort. Het wordt een heel gedoe, eerst de Schutzpolizei, dan de Verkehrspolizei, en allemaal zijn ze van de nauwkeurige soort. Er worden papieren ingevuld, de zaak wordt gereconstrueerd en gefotografeerd, en het einde van het liedje zijn twee stempeltjes in het rijbewijs van de dader. Nog drie stempeltjes en hij kan zijn rijbewijs inleveren. De dader komt uit Magdeburg. Hij is 52, hij is aardig, gaat gehuld in een oversized gebleekt spijkerpak, en heet Gtlnter Krieg. Mooie naam, zeg ik. "Ha", antwoordt hij, flink van plan zijn vakantie in Berlijn niet te laten bederven. "Er zijn _er maar tien van in het land, de ddr is een vreedzaam volk". Intussen kijkt hij enigszins verwonderd naar beide auto's. De deur van die Opel half in elkaar en zijn nieuwe Wartburg 13.S slechts een paar krasjes op de bumper! "Misschien hebt U zich vergist in de kracht van de motor, die is van Volkswagen niet?", opper ik. "Maar toch", zegt hij lachend, "de ddr is zo zwak nog niet dus." Zijn vrouw biedt aan de ongelukkige ontmoeting vreedzaam af te drinken op het terras. De ober is goed in 'hamwanich', 'nicht da' verduidelijkt hij, serveert dan de 'Juice' en de dunne koffie. "Gelijk afrekenen, dan kunt U gaan wanneer U wilt". Frau Krieg moet lachen. "U wel". Voor het sapje op is, is het cliché-verhaal van de ddr anno 1989 al bijna verteld. In 1972 hadden ze de auto besteld, in maart dachten ze. Twee maanden geleden, op 26 juli om precies te zijn, hadden ze hem kunnen afhalen. Voor 32.672 ostmark en 16 pfennig. De zestien pfennig had mevrouw Krieg, een beetje uitdagend, allemaal naast elkaar op de toonbank gelegd. Ze was lid van de partij, maar was afgehaakt omdat ze altijd op vrijdagmiddag om vier uur moest vergaderen, terwijl het dan het drukst was in haar radio-zaak! Gebrek aan discipline, zei men. Maar ze hadden haar verder met rust gelaten. Vandaar ook dat ze zo lang op hun 'Staatskaros' hadden moeten wachten. Want zonder 'Beziehungen' ging hier niks. Haar moeder woonde op het platteland en wachtte al twintig jaar op telefoon. "Je moet hier dissident worden, dan heb je zo telefoon. Hoeft de Staatssicherheitsdienst minder moeite te doen om te horen wat je zegt". Natuurlijk was de ddr een klassemaatschappij geworden. Je had mensen met Ostgeld en mensen met Westgeld en dan 'die da oben' in hun getto in Pankow, die hadden alles, zelfs hun eigen ziekenhuis en hun eigen vuilnisbelt zodat de mensen niet kunnen zien dat ze alleen maar Westerse dingen eten en gebruiken. Zelf woonden ze met hun twee kinderen, schoonzoon en drie kleinkinderen in een vierkamerwoning. Niet ruim, maar ook niet duur, 130 mark. En och, alles went. "Man lebt, irgendwie". Meneer Krieg vertelde over de belabberde toestand bij hem op de fabriek, de inefficiëntie was het ergste, en besloot het exposée met de versleten grap dat het socialisme de langste weg is van het kapitalisme naar het kapitalisme. De Witz als voortzetting van de politiek met andere middelen. Maar weggaan, dat niet. Ze hadden het goed, ze hadden zelfs een 'ganz schönes Existenz' opgebouwd, en die jeugd, die was maar ongeduldig en verwend.
"Is dat een grap?", antwoordt heer Steiner op het ministerie voor journalistieke betrekkingen op het verzoek een bezoekje aan de partij-ideoloog Otto Reinhold en daarna aan de Trabantfabriek te mogen brengen. "In Neues Deutschland staat alles over de huidige politiek, en op de tentoonstelling '40 Jahr DDR' kunt uzien wat de ddr allemaal bereikt heeft", suggereert hij, vriendelijk, of liever, correct. Welnu, de tentoonstelling in het Museum für deutsche Geschichte maakt zeker duidelijk waar de partij trots op is. Er hangen foto's van enorme landbouwmachines, van supermoderne chemische fabrieken, er staan modellen van robots, indrukwekkende maquettes van nieuwe stadswijken. In een vitrine van plexiglas ligt het kleinste voorwerp, tevens het absolute hoogtepunt van veertig jaar Socialisme op Duitse Bodem: de 1 megabit superchip. Met het liberalisme heeft het socialisme
in elk geval gemeen dat het alleen met economische groei de sociale kwestie denkt te kunnen oplossen. Maar rijdend door de troosteloze satellietsteden, over de Kosmonautenallee en al die andere allees, met links de Kaufhalle, rechts de rij blokkendozen, en nergens een Kneipe om de hoek of een oma-winkeltje, dringt de indruk zich op dat de sociale kwestie hier vooral voortkomt uit het feit dat de Oostduitse ziel met beton is omgoten en dat het 'pulserende hart van de ddr ", Alexanderplatz geheten, bestaat uit een vierkante mijl gapende leegte. "Kijk", zegt de Westduitse correspondent, staande voor het raam, 14 hoog in een van de blokkendozen. "Hier zie je hoe de leiding Oost-Berlijn beziet. Bijna als de navel van de wereld.
Alleen het Kremlin is misschien nog wat belangrijker, ook al zijn de Freundschaft-Druzjba-plakketen overal weggehaald, een aantal Russische bladen hier verboden en vertoeven ze tegenwoordig liever in Peking en Boekarest. En dat terwijl de ddr een klein land is met maar 16 miljoen inwoners. Die megalomanie steunt allemaal op de deling van Berlijn. Daarom zegt Honecker steeds dat die Muur er over honderd jaar nog staat. Hij is altijd bang geweest dat zonder West-Berlijn de ddr wegzinkt in de Russische toendra". Op zoek naar de ziel buiten de betonnen hoofdstad volg ik de raad van de heer Steiner op, en begin, na het neertellen van een flinke stapel Westmarken, aan de 'Geburtstagsreise durch unserer Republik', zoals de reclameleus bij het reisbureau luidt. Potsdam is dichtbij. Daar woont een van de 'kerkvorsten' van de Evangelische Kirche, Gtlnter Brandsch.
Van Wiedervereinigung wil zijn kerk helemaal niets weten. De kerk heeft al die jaren in moeizame verstandhouding met de staat geleefd. De regerende Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (sed ) vertrouwde op de Lutherse 'Obrigkeitstradition' en de kerk heeft ook altijd de dubbele loyaliteit, één tegenover Genève en één tegenover Berlijn, gehandhaafd. Daarbij waren er vanaf het begin persoonlijke banden tussen sommige staats- en kerkleiders: ze hadden onder Hitier in dezelfde concentratiekampen gezeten en waren in elk geval één in hun anti-fascisme. In de praktijk van alledag was politiek taboe voor de kerk, en men trok zich terug op het laatste bastion van de ethische bevlogenheid en het persoonlijke geweten. Zo lang men zich druk maakte over de vrede in metafysische zin was er een compromis mogelijk. Toen de gelovigen zich meer zorgen gingen maken over zaken als kernbewapening, milieuvervuiling, de ongelijkheid en de mensonterende onvrijheid in eigen land, ontstonden de problemen. "De kerk is ongewild in de rol van hun pleitbezorger gedrongen", zegt Brandsch. Maar omdat men geen sociale encyclieken heeft zoals de paus, vindt men er evenveel politieke meningen als daar buiten. Zelf wil hij de noodzaak van hervormingen wel erkennen — "De mens moet menselijk kunnen leven, zo politiek moeten wij zijn" — maar zorgen maakt hij zich wel over de huidige oppositiebeweging. "Iedere hervorming wordt over de brdmedia als overwinning teruggespeeld. En je kunt de kar wel in beweging zetten, maar kun je hem ook op tijd stoppen? Ik weet dat iedere ddr -burger Wiedervereinigung als heimelijke droom in het hart koestert, maar het zou nergens anders op neer komen dan op Anschluss a la Oostenrijk in 1938. Duitsers hebben altijd de neiging te overdrijven. Eerst in militair opzicht, nu in economisch opzicht. Eén Duitsland zal zo sterk worden dat het wel nationalistisch moét worden om niet het verwijt van de eigen burgers te krijgen dat het zich laat ringeloren". Ook de kerkleiders die de afgelopen weken wel openlijk hebben gepleit voor radicale hervormingen, zeggen er allemaal haastig bij dat de ddr de ddr moet blijven. Zoals Heino Falcke, hulpbisschop in Erfurt. "Het moet een socialisme met een menselijk gezicht worden. Want het kapitalisme toont juist nu zijn zwakheden in zijn schrikbarende economische kracht." Net als Schubart een halve eeuw geleden, weet hij, zegt hij, niet waar de Duitser eigenlijk naar streeft. Daarom is hij sceptisch over de 'Kirche von unten', de bonte verzameling groepjes van ecologen, pacifisten en mensenrechtenactivisten die zich verzetten tegen de aanpassingspolitiek van de kerkleiding. "Ik heb de indruk dat in onze kerken en in onze maatschappij het dromen en het met-beide-benen-op-de-grondstaan nog niet in volledig evenwicht zijn". Bier, tabak en muziek In Wittenberg woont en werkt de theologiedocent Friedrich Schorlemmer in het huis waar eens Luther zijn 95 thesen tegen de ontaarde praktijk van de aflaten formuleerde om ze vervolgens tegen de deur van de slotkerk te nagelen. Vorig jaar schreef Schorlemmer zijn thesen, twintig stuks, tegen de ontaarde praktijk van het socialisme in de ddr . Conclusie: er zijn grote hervormingen nodig. Maar optimistisch is hij niet. "Telkens was er hoop en telkens werd die weer de kop ingeslagen. Na de destalinisatie in 1956, na de Praagse lente in 1968, en na het verdrag van Helsinki in 1975 toen geen jaar later Wolf Biermann over de grens werd gezet". Maar Wiedervereinigung, dat niet. "Ik wens het de Duitsers niet toe, dat wij weer een groot en machtig land worden. Ik wens het ons niet toe, omdat ik het ook onze buren niet toewens. Ik ben een beetje bang voor het eigen volk". Daarom organiseert hij 'Hierbleib'-bijeenkomsten
waarop hele families, of vriendenkringen plechtig afspreken om niet te vertrekken. Want het ergste is, zegt hij, de vereenzaming van de mens en die wordt door deze exodus versterkt. Ruim de helft van de ddr -bevolking heeft familiebanden met een kwart van de brd -bevolking. Tijdens een rondgang door het historische centrum legt een medewerker van het Lutherhuis uit waarom hij niet gelooft in radicale hervormingen van binnenuit. Zei Bakoenin niet dat de Duitsers te dom zijn voor een revolutie? En meende Lenin niet dat het voor de communisten in Duitsland moeilijker was dan elders om de overwinning te behalen, maar veel gemakkelijker om zich na een overwinning te handhaven. Waarom? "Zolang het bier 52 pfennig kost, gaat geen arbeider de straat op. Het is nog altijd zo wat Settembrini zei in Thomas Manns Toverberg: 'Bier, tabak en muziek! Dat is jullie vaderland'. Daarom heeft het regiem niet zoveel moorden op zijn geweten. Om het volk zoet te houden was het voldoende om het bier, het vlees en de huur te subsidiëren. 'Konsum' is hier het wachtwoord. Het vleesverbruik geldt als standaard voor de welvaart. En als het echt onrustig wordt, draait men een wat groter ventiel open. Vijf maanden na de arbeidersopstand in 1953 voerde men de lotto in. Dan gaat de arbeider de volgende ochtend blij weer aan het werk". De gevolgen van de Konsumne urose zijn overal in de ddr te zien. De mensen eten te veel, drinken te veel en trekken zich in het weekeinde terug in hun datsche om in de tuin te harken. En de huizen vervallen omdat de eigenaren van de huren van een paar tientjes nog geen drempel kunnen vervangen. In 1983 kreeg Wittenberg een grote opknapbeurt omdat na Goethe, Fichte, Beethoven en Bach ook 'vorstenknecht' Luther, 500 jaar na zijn geboorte, weer werd opgenomen in de eregalerij van de Oostduitse geschiedenis. Een wanhoopspoging om de burgers toch nog enig gevoel van nationale identiteit te geven. Nu, zes jaar later, is van talloze huizen de verf al weer afgebladderd, staat van sommige historische panden alleen de fa?ade nog overeind en vliegen in enkele, nog niet zo lang opgegeven klokgevelhuizen de duiven in en uit. Het Oostduitse Wirtschaftswunder is ten koste gegaan van de Substanz. Hoe kleiner de steden hoe treuriger de aanblik. De infrastructuur roest letterlijk door. Een telefoontje vanuit het gehucht GrSfenhaininchen, dat niettemin een autovrije Boulevard bezit, naar de grote industriestad Halle, zestig kilometer verderop, klinkt alsof per ongeluk is doorverbonden met Buitenmongolië. In deze miljoenenstad ziet het er, net als in wereldhandelsstad Leipzig, in sommige wijken in het centrum niet veel anders uit dan in de Bronx. "De historische binnensteden kan men over tien jaar met een bezem bijeen vegen. ' Ruïnen schaffen ohne Waffen', noemen wij dat", zegt Ludwig, die als vrijwilliger bij de Arbeitskreis Innenstadt werkt om tenminste nog een paar vakwerkhuizen te redden. Voor het raam van het kantoor, om de hoek van de Alte Markt waar Handel in elk geval nog. stevig op zijn sokkel staat, hangt een bordje: "Dringend gewenst: handkar met rubberen wielen en steigerplanken". Iemand heeft er onaergekrabbeld: "Liefst tegelijkertijd als het kan". Ludwig en zijn vrouw wonen, met hun twee kinderen, in een krappe driekamerwoning, drie hoog, waar de meeste ruimte in beslag genomen wordt door manshoge stenen kolenkachels. Ze vormen een typisch voorbeeld van een bewust levend intellectueel echtpaar, gelovig, veelbelezen, actief. En ze willen blijven, als het niet nog erger wordt. "Er zijn 500 restaurateurs in de ddr ", zegt Ludwig, "als er 200 van weggaan, kunnen we het helemaal wel vergeten om nog iets te redden van het oude Duitsvervolg
op pagina 2
00ST-DUITSLAND
'De oer-angst der Duitschers is geen vrees voor den dood, of voor de benauwing van het sterven, doch vrees voor kosmische vereenzaming'
vervolg van pagina 2
land. Het doet ook pijn om je geboortestreek te verlaten. En bovendien, als men hier ontevreden is, zal men het daar ook wel worden". Maar de frustratie wordt wel met het jaar groter, zegt zijn vrouw aan de keukentafel zuchtend. De vernietiging van de natuur, en vooral de indoctrinatie op de scholen, het maakt je op den duur murw. En dan de onvrijheid te reizen. Haar zoontjes wisselen ansichtkaarten uit met vriendjes: tien keer Moskou tegen één keer Honolulu. "Je wordt er schizofreen van. Want de ddr is, doordat de tv-antennes allemaal op de klassevijand staan afgestemd, er veel wordt gelezen en veel met elkaar wordt gepraat, het best geïnformeerde land ter wereld. De bevolking is goed opgeleid, zeer politiek bewust, men neemt alles serieus, en heeft een ontzettende energie, maar dat alles kan door het systeem nergens heen. We worden behandeld als kinderen". De lifter die mee wil naar Zitau aan de Tsjechisch-Poolse grens is een echte 'Wandervogel' met zijn baard, zijn staartje, zijn broek en vest van zeildoek, en zijn enorme, zelfgemaakte rugzak vol pannetjes en ander rammelende noodzakelijkheden. Hij gaat een paar dagen naar een vriend in Tsjechoslowakije. Die woont in een bos, in een omgebouwde mestschuur, te gek, het beekje heeft hij afgetapt en hij heeft dus altijd een douche, hij heeft een duo-wc gebouwd, zodat je met zijn tweeën goed kunt praten, over Herman Hesse bijvoorbeeld, kent u die schrijver? Goed hè? Je moet het allemaal toch in je zelf zoeken. In politiek, kerk of wat voor verbanden ook gelooft hij al jaren niet meer, ook al is hij nog maar 25. Hij werkt met gehandicapten, dubbele diensten vanwege de exodus, verdient er 560 mark mee en is tevreden. Als grootste gevaar ziet hijde ' Faschos ', de neo-nazi's, in elke klas zitten er wel een paar. En de milieuvernietiging. Als ze die natuur nou maar een beetje met rust lieten! Hij voert me langs het dorpje Pouch. Maanlandschap zo ver je kijken kunt. Per jaar, zegt hij, vreten die draglines 40 vierkante kilometer weide, bos en dorpjes op om maar die armetierige bruinkool te kunnen delven, zodat
de mensen en fabrieken het weer kunnen verkwisten. Voorbij Dresden verandert de Autobahn in een hoop keien. Maximum snelheid 40 kilometer per uur. Er wordt streng gecontroleerd, waarschuwt de Wandervogel, en liften is ook verboden, zo voegt hij er aan toe. We nemen een binnenweggetje door het ongerepte grensgebied, vol prachtige vakwerkhuizen. Zo hoort ons land er uit te zien, zegt hij. Van enig nationaal gevoel heeft hij geen last, zegt hij. In het al even snel op totaal verval afstevenende middeleeuwse
stadje Zitau klaagt een programmeur in een café over het ingestelde rookverbod, en klaagt vervolgens over alle dingen waar iedereen over klaagt. Dat zijn fabriek plotseling de opdracht kreeg creatief te worden en iets leuks voor de mensen te maken, dat ze na lang nadenken en testen met een apparaatje op de proppen kwamen waarmee je zonder water een ei kon koken. Tolle Sache! Maar ook hij gaat niet weg. Hij hoeft door al dat gekruk op de zaak ook niet zo hard te werken, en hij heeft al zijn familie hier, en bovendien een zeilplank. "Ik heb geluk dat ik niet aan de Oostzeekust woon, daar is surfen verboden zoals U zult begrijpen. Maar verder is het hier tote Hose, het zal verkeerd aflopen". Jungle van bijzinnen Zo koestert iedereen die niet weg kan of weg wil zijn eigen fatalisme, 'Resignation' en probeert hij er maar het beste van te maken. Zoals de vier jongens uit Oost-Berlijn in het Interhotel Liliënthal in Dresden. Van half negen 's avonds tot ver na middernacht wachten we tevergeefs op wat eten, en intussen drinken ze zich laveloos aan bier en cognac. Ze snappen er geen bal van dat iemand vrijwillig naar de ddr komt, zij zouden er nooit, nooit heen gaan, naar dat land met die 'Blechmarken' en die kranten die alleen maar geschikt waren voor de kattebak. Maar ach, zij hadden hun vriendschap, en hun autocross-wedstrijden zoals morgen in Bannewitz, en voor de rest, proost op de Wiedervereinigung\ en op de Kladderadatsch! In Hotel Bellevue is de volgende
avond nog wel te eten, en goed eten ook. En het uitzicht is ook aardig, met de Semperoper en het Zwinger aan de overkant van de Elbe ook al is de witte zandsteen al lang weer zwart van de uitlaatgassen. Een violist en een pianist spelen wat klaaglijke muziek, maar deze wordt bijna overstemd door de krekels die zich in een moordend tempo lijken te vermenigvuldigen, daar in de vervuilde rivieroever. De Gastronomischer Direktor legde uit wat naar zijn smaak de beste keuze is, in kilometers lange zinnen vol möchten, können en
könnten. Hij overtreft bijna de verkeersagent eerder die dag die eveneens een jungle van bijzinnen en koppelwerkwoorden, habt ihr gewesen gemust sein worden, nodig had om uit te leggen dat daar niet geparkeerd mocht worden en dat dat 20 D-Mark kostte. Nu kwam er uiteindelijk een Chivas Regal op tafel, die 22 DMark bleek te kosten, een Poulardenbrüstchen mit Estragonschaum überzogen en Blatterteighalbmond en een stuk of wat Hirschmedaillons im Speekmantel, in Bierteig gebackene Pfirsche, Wildbeersauce und Mandelkroketten. Madame de Staël beklaagde zich er een kleine 200 jaar geleden al over dat je je in Duitsland niet normaal met iemand kon onderhouden omdat de zinsconstructie de gedachte altijd aan het eind van de zin zet die het onmogelijk maakt tussenbeide te komen. Voor de eenvoudige boer en arbeider gaat de staat verbaal op de hurken zitten. Op de spandoeken rijmt men er op los — "Keiner ist zu klein, um Helfer der Partei zu sein!" — en ook Honecker wilde begin deze maand de huidige situatie graag zo uitleggen: "Den Socialismus in seinem Lauf halten weder Ochs noch Esel auf'. De tv-omroepster spreekt de kijkers ongeveer dertig keer per avond met 'lieve toeschouwers' toe. Maar daartussen door vertoont men vier keer de officiële Chinese versie van de slachtpartij op het Plein van de Hemelse Vrede, waarin duidelijk werd dat de studenten op de soldaten hadden geschoten. Vooral dat laatste heeft velen geschokt, en ze sluiten niet meer uit dat het na de fakkeloptocht
en de grote feestparade volgende week tot een zelfde oplossing van het probleem van de oppositie komt. Want beide groepen bereiden zich voor op de Grote Dag. Voor het partij-orgaan Neues Deutschlana, met zijn zinnen van een halve kolom, vol woorden die niet betekenen wat ze betekenen, of helemaal niets betekenen, zou het een koud kunstje zijn hetzelfde uit te halen als de communisten in Peking. De taal dient niet om de werkelijkheid te beschrijven maar om de mensen aan het werk te zetten en hun gedrag te veranderen zodat het socialistische doel bereikt wordt. Die werkelijkheid ziet er echter alarmerend uit. De vervreemding en ontkenning van het bestaande die het land in even intense mate bedekt als de stank van de Trabant, wordt geniaal vertolkt door de Oostduitse schrijver Christoph Hein, die daar ook bijzonder weinig woorden voor nodig heeft. Kern van al zijn romans en novellen is de zin uit 'Drachenblut': "Ik ben niet bang om te sterven. Erger is het voor mij, niet te leven". Het is bijna letterlijk wat Schubart in 1939 over de Duitsers schreef, namelijk dat "hun oer-angst geen vrees voor den dood, of voor de benauwing van het sterven is, doch vrees voor kosmische vereenzaming". Er zijn nog ddr -burgers die trots zijn op hun land, of althans op hun Heimat. Er zijn er nog meer die een groot voorbehoud maken tegen de arrogante Bundi-broeders die lachend wegscheuren bij het stoplicht of ongevraagd onder de motorkap van een 'Trabbi' kijken en nog harder lachen. Maar het overheersende gevoel na de 'Geburtstagsreise durch unserer Republik' is: de ergernis en verbittering zijn al bijna zo groot als in Polen, waar zelfs erkende hervormers in de partij geen kans hadden en de mensen liever een onbekende molenaar of bakker kozen alleen omdat hij onbekend was en niets met het regime te maken had. Misschien gebeurt er wat Honecker hoopt, namelijk dat Gorbatsjov faalt en verdwijnt. Mischien komt de ddr -bevolking al binnen afzienbare tijd toch, eindelijk in opstand. Maar voor wie denkt te weten hoe in beide gevallen Duitsland er daarna uit zal zien, is er altijd nog het woord van Goethe: "Schreiben woll'er, und leer war der Kopf, da besah er sich Deutschlana; leer kam der kopf zurtlck, aber das Buch war gefüllt". ■
Demonstratie van DDR-burgers in Leipzig