door S. VAN DER ZEE
i k wordt in OoatI' * htste partijcongres ! ,(t 'alistische EenheidsE S(C ! ld gehouden. Het l'.^ 3 thema zou kunnen - «I over dit e " h de schaduw van vjüven hangen, ofr J " een partijleider arnaast zal er stel'J, oet) iso u ssiee over \ j h e vraagstukken. r respondent in Bonn, KI" Zee. gee" hiernaast ' L over wat er van « |, te verwachten. . 1
16 juni — Het '' Walter Ulbricht ■Ljtief voorbij te zijn E de afgelopen wen °S twijfelden, gisteren hun zeker'em.Wiegen. Bij de opeKn het achtste partij«T van de Socialisti|?enheidspartij Duitshrr) in Oost-Berlijn L ® a n die bijna een L u w lang de OostLlitiek heeft bepaald, ' laten gaan. heet het dat de bijna ■ oiide U.'bricht ziek is. Ljig is evenwel dat de jre partijleider, zich nog uur eerder nadrukkegepresenteerd. Namehij maandag op het ^nse vliegveld Schöne[JT rol van ceremonieOosteuropese congresonder wie de Russische jder Breznjew, verweilingen van Westduitse tioiogen wordt dan ook erg geloofd dat de — sar ziekelijke — Uigeveld door weer en plotseling het ziekbed aceten opzoeken. Een van mening dat de partijleider, Erich Hothans zijn kans wil griii zich demonstratief als je man van de DDR naar :e schuiven. Slechts de «beid van Ulbricht zou ser in staat stellen uit de
schaduw van zijn vroegere chef te treden. Daarentegen geloven anderen dat Ulbricht niet om persoonlijke, maar om ideologische redenen is geweerd. In zijn openingsrede zou hij als voorzitter van de SED wel eens dingen kunnen gaan zeggen die niet geheel in de Russische conceptie zouden passen. Weliswaar heeft hij, de grote afwezige, formeel het congres mogen openen, maar zijn rede is voorgelezen
door een lid van het Politburo, Axen. Hiermee is voorkomen dat Ulbricht eventueel voor de 2000 gedelegeerden aan het improviseren zou slaan. Het is een theorie die past in een publikatie van het Deutsehland-Archiv, een Westduits instituut dat wordt gesteund door het ministerie voor betrekkingen tussen beide Duitse staten in Bonn. Volgens {leze publikatie zou Ulbricht op 3 mei van dit jaar niet vrijwillig zijn teruggetreden maar ten val zijn gebracht, waarbij de Sowjetunie een stevig handje zou hebben geholpen. Het instituut beroept zich bij deze onthulling oo Oostduitse bronnen. Ter staving voert het Deutschland-Archiv aan dat Ulbricht voor zijn ,,val" in partijkringen hevig zou zijn bekritiseerd. Onder meer zouden op conferenties van districtsgedelegeerden Ulbrichts lievelingsideeën op het gebied van de prognose en cybernetica zijn aangevallen. Om
die reden zou Honecker in het begin van dit jaar verschillende centrale projectgroepen die zich zouden bezighouden met het uitwerken van prognoses voor de jaren zeventig en tachtig hebben ontbonden. Naar Roemenië Verder zou men Ulbrichts reis naar Roemenië die reeds een keer is uitgesteld, definitief hebben afgezegd om te voorkomen dat de bejaarde politicus zijn loopbaan als staatshoofd met een politieke show zou proberen te beëindigen. Tenslotte — wat wel het zwaarstwegend zou kunnen zijn— zouden de Russen steeds meer bezwaar hebben gekregen tegen Ulbricht'omdat deze hen niet zou willen volgen in hun Berlijnen Duitslandpolitiek door een wat meer flexibele houding aan te nemen. Volgens het DeutschlandArchiv zou het Russische ongenoegen over Ulbrichts halsstarrigheid dit jaar onder meer tot uiting zijn gebracht na afloop van de zestiende zitting van het Oostduitse centraal comité. Terwijl de Russische ambassadeur in Oost-Berlijn, Abrassimow, Erich Honecker zeer demonstratief de hand zou hebben gedrukt, zou hij Ulbricht hebben genegeerd. Wat hiervan ook juist moge zijn, in ieder geval behoeven de Russen veel minder rekening te houden met Honecker dan met Ulbricht. Tenslotte bezit Honecker noch de persoonlijke autoriteit noch de macht van zijn voorganger. De verwachtingen zijn dan ook, dat hij het
minder in een cumulatie van eigen macht zal zoeken en meer in collectieve aanpak, in de vorm van een triumviraat. Honecker als partijleider; Willy Stoph, thans nog voorzitter van de ministerraad, als staatsraadvoorzitter; de in het Westen nog onbekende Horst Sindermann, thans een van de twee plaatsvervangende vice-voorzitters van de ministerraad, als opvol-" ger van Stoph. Continuïteit Het wachten is evenwel op het tijdstip dat Walter Ulbricht ook als voorzitter van de Oostduitse staatsraad zal aftreden. Dat dit deze week op het partijcongres zal gebeuren is onwaarschijnlijk. Tenslotte moet dit SED-congres een toonbeeld van „stabiliteit en continuïteit" worden, zoals Ootsduitse commentatoren in de afgelopen weken steeds weer hebben benadrukt. Dergelijke sensaties zouden in dit beeld niet passen. Mogelijk is wel, dat in de komende dagen de nieuwe lijn zal worden doorgetrokken; in die zin dat de generatieverschuiving zowel in het Politburo als in het Centraal Comité doelbewust wordt gecontinueerd. De 60en 70-jarigen moeten plaatsmaken voor de 40- en 50-jarigen. Voor mannen en vrouwen die omstreeks Hitiers machtsgreep in 1933 nog slechts de korporaals onder het communistische voetvolk waren en het Derde Rijk veelal in gevangenissen en concentratiekampen hebben moeten beleven. Een verandering in de binnenlandse
situatie is overigens van hen niet te verwachten. Eerder ziet het ernaar uit dat Honecker en de zijnen hun boeren- en arbeidersstaat in de komende maanden nog sterker van de Bondsrepubliek zullen afgrendelen. De Westduitse eis naar „menschliche Erleichterungen in de DDR — aldus een geliefd slagwoord van politici in de Bondsrepubliek voor een liberale bezoekregeling tussen beide Duitsé»staten, betere contactmogelijkheden — zal in Oost-Berlijn met nog meer hoon worden ontvangen. 'Economie Tenslotte heeft de SED-leiding op dit moment wel andere zorgen aan het hoofd, zoals van economische aard. Nog in de afgelopen winter heeft de Oostduitse industrie grote problemen gehad met bijv. de energieverzorging, wat weer vertragingen in de leveranties aan het binnenland alsook aan het buitenland ten gevolge heeft gehad Opdat deze achterstand kan worden weggewerkt, is in de afgelopen maanden een groots opgezette actie gevoerd, waarbij is opgeroepen om met het oog op het partijcongres tot topprestaties te komen. Wekenlang is er in Oostduitse bedrijven dan ook in Stachanow-tempo gewerkt, opdat maar voor het congres de miljoenste transistor, de 550ste transportfiets of duizend ton staal extra kon worden afgeleverd. Volgens de Oostduitse pers zou men hierin glansrijk zijn geslaagd.
In de Bondsrepubliek vraagt men zich in economische kringen evenwel af of de — inderdaad zeer produktieve en potente — Oostduitse industrie niet bezig is zich te vertillen. In ieder geval zal deze week de economie, in het bijzonder de richtlijnen voor het nieuwe vijfjaren-plan, het belangrijkste gespreksthema vormen. Althans, dat is de bedoeling. Waarschijnlijk zal Honecker tevens de gelegenheid aangrijpen om duidelijk te maken dat hij geen vervolger is van technocraten, economische pragmatici — waarvan men hem aanvankelijk heeft verdacht — maar dat hij bereid is om samen te werken. Achter de hand Achter de hand heeft hij hiervoor zijn nieuwe man Horst Sinderman, de voormalige partijsecretaris uit het district Halle en sinds kort vice-voorzitter van de ministerraad. Sindermann heeft immers in de DDR de reputatie een succesvol, intelligent organisator te zijn die onder de bevolking 'n zekere mate van populariteit bezit. Dit heeft hij vooral te danken aan zijn herhaalde oproepen aan partijgenoten om meer zakelijkheid te betrachten. Ofschoon men hem al jaren de bekwaamheid toeschrijft'van de DDR een wat liberalere staat te kunnen maken, heeft hij dit tot nog toe niet kunnen waarmaken. Vermoedelijk zal dit, wat hem betreft, ook ooit gebeuren.
Ulbricht
Honecker
Stoph
"Periode van Ulbricht lijkt voorbij te zijn". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031557:mpeg21:p007
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031557:mpeg21:p007
X. M. van Spaandonk 'erentie van minisonderwijs, die deze in Brussel is gehouwerd geconfronteerd Je zo langzamerhand inende vraag: wie roe'elke Europese minis"ffi onderwijs op grond f elke bevoegdheid telden om zich te be' over de al dan niet ieke onderwijsprobleEn: welke betekenis ^ gezag hebben de op bijeenkomsten geforuitspraken voor ionale en/of Europese 'ijs en in het laatste voor welk Europa? Antwoord is voorlopig !at er aan het Euro"""krwijs door alle instanties en or:es wel intensief onsamenhangend en f en d wordt gedokterd e nige directe betot het nemen 5 za ke doende bei nisters conferentie, die in», nu aan tiaar zevende i ji toe was, is een vrijgebeuren in het kader Raad tog van Europa. Op J an een van de ,e ~ cJ' "e de organisatie en op zich wil nemen, : fP m de twee jaar bijeen. .* 18 dan wel zo ruim il/ft ook staten, die ^ zijn het cultureel ondertekenden zoals Kv Vaticaan, ook ^o^'gd waren. M O» v >; ^de ministersconfevan samen met de ' if . on derwijsministers V'® nden van de Eurosctla PP en D aar t 0 e » Jaar i n Dën Haag t onH mst '8atie van de ïJ^/wijsmmister Guitjlt e n - Na moeizame 4 f etl voorbereidingen H D, r '' besloten de miC 25 ^ Sse l bijeen, te roe.f d e ^ ei ', Dat ging niet e dat, voorlopig geo-a van 30 juni iijn n °g zeer twijfelach, r ! Euf ^entie van de had tf e , knd en (Grie, ' ar V". 21ste kunnen % niet) kwam de liet '^-conferentie als ^ . Clee l ter sprake. !ter - 'vraag wat de lV da n , ber eiken, anders •"«fd i n , e tWint.ig. was al ..'••ar, H "et vijftalige pe%i r iS. „Europees > n ,,ï; eu Ws" In het We M ^er 52 van mei u aI gemeld, dat de conferentie
ministers op 25 mei zich zouden hebben beraden over onder andere de wederzijdse algemene erkenning van diploma's, een samenwerkingsorgaan voor het onderwijs, een Europees researchbureau voor onderwijskundige problemen, de stichting van transnationale universiteiten vooral in de grensgebieden en het nieuwe leven inblazen aan de verwezenlijking van de in Florence te stichten Europese universiteit. In een overzicht van de zeven reeds gehouden bredere conferenties in het kader van de Raad van Europa treffen wij als onderwerpen onder andere aan de stichting van een Europese raad voor universitaire problemen, intergouvernementele samenwerking op het hele onderwijsgebied, een gezamenlijke onderwij sdocumentatie enzovoorts en verder meer direct praktische onderwerpen als gebruik van technische middelen bij het onderwijs, scholenbouw, onderwijzersopleiding, zin van * examens enz. Dit jaar was de integratie van wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs aan de orde. Mini-Europa Wel ter sprake kwam op de Brusselse conferentie wat de Europese gemeenschappen doen aan onderwijsproblemen voor zover die een onontkoombare consequentie zijn van de sociaal-economische vraagstukken, waar de EEG zich meer direct mee bezighoudt. Een zijdelingse benadering dus van het onderwijs, die eclhter steeds dringender en daardoor omvangrijker wordt. Onder de EEIG ressorteert een instituut voor universitaire studies, dat in eerste instantie de studie over Europese vraagstukken beoogt. De organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) in Parijs, die nagenoeg dezelfde staten als vertegenwoordigd in de ministersconferentie tot lid heeft met daaraan nog toegevoegd Amerika en Canada, ontwikkelt zich noodgedwongen ook steeds meer in de richting van directe bemoeienis met het onderwijs Vorig jaar is de OESO zelfs overgegaan tot de oprichting van een afzonderlijke onderwijsresearchafdeling, de CERI. Ook de OESO heeft er behoefte aan de onderwijsministers van de ledenstaten bij elkaar te brengen om problemen uit te wisselen en onderzoekresultaten te bespreken. Eenzelfde ontwikkeling doet zich voor bij do UNESCO, die zich in het kader van de Verenigde Naties met meer sociaalculturele problemen bezighoudt. Ook in het geheel van de UNESCO neemt de directe bemoeienis met het onderwijs een steeds ruimere en zelfstandiger plaats in. Thema van het internationale jaar was vorig jaar het onderwijs. Dit jaar is een internationale commissie voor onderwijsontwikkeling met aan het hoofd de Franse oud-minister van onderwijs, E. Faure, haar werkzaamheden begonnen. Buiten deze statenorganisaties
zijn er dan nog de talrijke internationale organisaties van het onderwijs zelf en de organisaties, waarvoor het onderwijs niet direct doel is maar die er steeds minder omheen kunnen. Ook daar -komen min of meer dezelfde problemen, onderzoeken en voorstellen aan de orde. Ook met de activiteiten van deze organisaties worden de regeringen en dus de ministers van onderwijs geconfronteerd. Zo werd onder auspiciën van de EEG door de vereniging „De Europese universiteit" eind vorig jaar in Grenoble een interEuropees colloquium gehouden over de universitaire samenwerking. Er werd daar toegewerkt naar een Europese universitaire gemeenschap voorlopig opererend als een vereniging van Europese universiteiten. Maar dat geldt dan alleen voor het mini-Europa van de Zes en niet het midi van de twintig. Die vereniging zou dan weer een representatief comité moeten hebben voor contacten met de Raad van Europa en andere instanties en organisaties. Permanent informatief De grote ministersconferentie heeft het probleem van het onsamenhangende en vrijblijvende van de intergouvernementele organisaties van het begin af onderkend. In Brussel zijn nu enkele concrete voorstellen gedaan om te proberen wat meer orde op zaken te stellen. Als typische moeilijkheid wordt daarbij ondervonden, dat de specialistische ministers van onderwijs, althans binnen de Raad van Europa, statutair geen internationale bevoegdheid hebben. Dit komt de ministers van buitenlandse zaken toe, die alleen bevoegd zijn tot het nemen van internationale besluiten. Toch heeft men in Brussel het voorstel gedaan de ministersconferentie permanent te maken en een eigen functie te geven. Dit houdt in, dat het geen vrijblijvende zaak meer is afhankelijk van de uitnodiging, die een van de landen doet tot het houden van zo'n conferentie. De conferentie kan op eigen initiatief voor plenaire of gerichte deelzittingen worden bijeengeroepen. Uit het comité van ambtenaTen, dat de ministers assisteert, wordt nu een vaste kerngroep gevormd en wisselende werkgroepen om de conferenties voor 1e bereiden en de samenwerking te realiseren met de reeds eerder genoemde organisaties, die min of meer op hetzelfde terrein bezig zijn. Voor de nodige werkzaamheden zal voorlopig nog gebruik worden gemaakt van het secretariaat van de Raad van Europa. Ook het comité van ambtenaren zal op eigen gezag bijeen kunnen komen. Dat gebeurt volgend jaar al. in Straatsburg wordt dan een interimconferentie gehouden over het onderwijs aan immigranten. Voor de achtste conferentie, die in 1973 in Zwitserland wordt gehouden, is als onderwerp gekozen: de behoefte van zestien- tot negentien-jarigen aan onderwijs zowel fulltime als parttime.
"onderwijs blijft vrijblijvende zaak". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031557:mpeg21:p007
In Rome worden sinds kort op de openbare weg eposities georganiseerd van beeldende kunst. Als eerste stelde de Amerikaanse Beverley Peppers haar werk ten toon op de Piazza Margana, een pleintje dat geresereverd is voor voetgangers. Haar werk is gemaakt van roestvrij staal en cor-ten staal. Het grootste van de vier geëxposeerde werken is de ongeveer 3500 kg wegende Gespleten pyramide (voorgrond) gemaaktavan donkerrood cor-ten. Bevercy Peppers werkt momenteel aan een sculptuur voor de stad Boston.
"Kunst op straat". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031557:mpeg21:p007
Door J. W. M. VAN SPAANDONK De te verwachten nog snellere groei van deelneming aan verder onderwijs en vorming na het middelbare (secundair) onderwijs en de steeds grotere verscheidenheid in dat postsecundaire (tertiair) onderwijs maken een grondige herstructurering in alle Europese landen urgent. Dat tertiaire onderwijs zal met integratie van wetenschappelijk (WO) en hoger beroepsonderwijs (HBO) als één totaal gegeven moeten worden benaderd. Binnen dat totaal zal ieder ongeacht milieuherkomst een kans gegeven moeten worden een hem passende keuze te doen uit de zoveel mogelijk uiteenlopende mogelijkheden tot studie, vorming en beroepstraining. Aan het begin van dat hoger onderwijs, nu nog onderscheiden in de volstrekt gescheiden vormen van WO en HBO zal begonnen moeten worden met een oriëntatiejaar. In dat jaar zal zo uitgebreid mogelijk informatie moeten worden gegeven over alle bestaande of nog te verwezenlijken studiemogelijkheden
. 1 araplu om een aan de eigen capaciteiten en wensen van het individu aangepaste keuze te doen. De nog op basis van diploma's, graden, certificaten enz. bestaande status-verschillen tussen de gescheiden vormen van hoger onderwijs zullen moeten worden opgeheven en vervangen door een reële waardering van de bereikte onderwijsresultaten. Daarvoor is nodig, dat de maatschappelijke waardering, uitgedrukt in carrièremogelijkheden en salarisschalen, op die concreet bereikte resultaten wordt afgestemd en niet meer op algemene diploma's, die over de specifieke geschiktheid voor een omschreven functie geen duidelijke aanwijzing geven. Tot deze aanbevelingen kwam de openingsconferentie in Brus - sel. De conferentie was absoluut eenstemmig over de noodzaak het post-secundaire onderwijs als een geïntegreerde eenheid te zien met handhaving, eventueel uitbreiding van de bestaande verschillende opleidingen. Welk model van samenwerking tussen HBO en WO gekozen wordt, is een zaak die nationaal moet worden uitgemaakt. In ieder geval zullen het open instellingen moeten zijn en geen gesloten eenheden. In de onder verantwoordelijkheid van prof. R de Moor opgestelde Nederlandse nota wordt
een duidelijke voorkeur uitgesproken voor het paraplu-model. Volgens dit model wordt het hele post-secundaire onderwijs gezien als een organieke eenheid, waarbinnen HBO en WO gezamenlijk fungeren. Na afloop van de conferentie gaf prof. de Moor, door de regering belast met de planning van het hoger onderwijs, als zijn persoonlijke mening, dat niet gestreefd moet worden naar nog meer instellingen van wetenschappelijk onderwijs door splitsing of uitbreiding. Hij meent dat eerst moet worden bezien welke vormen van hoger beroepsonderwijs met universiteiten en hogescholen kunnen worden geïntegreerd. Hij veronderstelt, dat met de invoering van de studiehervorming volgens de wet-Posthumus verwacht kan worden, dat de groeiende stroom van studenten zich geleidelijk meer in de richting van het beroepsgericht onderwijs zal ontwikkelen. Om daarbij te ontkomen aan ontoelaatbare gevolgen zal volgens de resoluties van de conferentie aan drie voorwaarden moeten worden voldaan: deelneming van het beroepsgericht onderwijs aan het wetenschappelijk onderzoek zowel fundamenteel als toegepast, een gelijkwaardige maatschappelijke waardering voor beide richtingen al dan niet uitgedrukt in graden, diploma's of certificaten en een maatschappelijke persoonlijkheidsvorming in beide studiestromen.
De ministersconferentie wil de hogere opleidingen niet zien als een eenmalig afsluitende carrièrebepaling, doch als een aanzet tot permanente studie door het aankweken van een daartoe vereiste basiskennis en studie-attitude Zij wil daarom de studie niet binden aan een leeftijdsperiode, doch pleit voor een constante wisselwerking tussen het uitoefenen van een functie en het studeren na een basisopleiding. Die basisopleiding kan dan maar algemeen en korter zijn. Binnen de functieuitoefening zullen dan echter wel mogelijkheden van kortere of langere duur voor na-, om-, her-, en bijscholing moeten worden aangebracht." In de Belgische nota wordt gezegd, dat wat de leerplicht was voor de negentiende eeuw, de permanente educatie is voor de twintigste eeuw. Samenwerking Om dit alles te verwezenlijken 'zal volgens de resoluties van de conferentie een nauwe samenwerking noodzakelijk zijn tussen de onderwijsinstellingen, werkgevers, werknemers, studenten en onderwijsdeskundigen. Verder is een beter overleg en aansluiting nodig met het secundaire onderwijs en zal een duidelijk beleid voor na-schools onderwijs moeten worden ontwikkeld.
"Grondige reorganisatie tertiair onderwijs een Europees belang". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031557:mpeg21:p007
De echtheid van de door de New York Times onthulde documenten over de oorlog in Vietnam is door de Amerikaanse regering niet ontkend. Bezwaar is alleen gemaakt tegen het feit dat hier geheime documenten aan de openbaarheid zijn prijsgegeven. Sommigen hebben dit feit schokkend genoemd. Dat kan er evenwel de aandacht niet van afleiden dat de inhoud van de nu onthulde studie van het Amerikaanse ministerie van defensie nog schokkender is. Want wat hier aan het licht komt. is dat Amerika geenszins het militaire avontuur in Vietnam is „ingegleden", maar dat de acties in dat land welbewust zijn voorbereid, met opzettelijke misleiding van de publieke en parlementaire opinie. De grootste blaam moet in dit opzicht ex-president Johnson treffen, die zijn verkiezingscampagne in 1964 in het teken van een gematigde Vietnampolitiek had geplaatst, terwijl hij intussen de bombardementen liet voorbereiden. Maar zijn belangrijkste medewerkers en adviseurs gaan evenmin vrijuit. Wat zij deden deden zij immers in volledige vrijwilligheid, hoewel het minister McNamara siert dat hij althans opdracht tot deze objectieve studie gaf. Nauwelijks minder schokkend is te ervaren hoeveel onheil aangericht kan worden — ook in een regeringssysteem dat niet, zoals het Duitse van 1933 tot 1945, fundamenteel misdadig is — door het cynisme dat het doel de middelen heiligt. En enigszins als een schok komt ook de realisering dat al dit cynisme en al deze machtspolitiek tegen de helft van een klein volk ten slotte is uitgelopen op een resultaat dat niet anders dan een militair fiasco genoemd kan worden, nu blijkt hoe goed alles was voorbereid. Intussen mag niet uit het oog worden verloren dat in een demócratie de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid, en daarmee de uiteindelijke verantwoordelijkheid, ligt bij de volksvertegenwoordiging. Juist is dat het Congres in deze zaak willens en wetens om de tuin is geleid. Maar dat neemt toch niet weg dat de Amerikaanse volksvertegenwoordiging zich om de tuin heeft laten leiden, ten dele met zeer ongeloofwaardige verhalen. Zij heeft willen geloven wat haar werd voorgeschoteld, aanvankelijk vrijwel unaniem, en zij heeft niet de moeite genomen zelfstandig de feiten te onderzoeken voordat zij beslissingen over oorlog en vrede liet nemen. Daarmee heeft zij het falen van de uitvoerende macht molijk gemaakt. In dit politieke vlak ligt ook het belang van de publikatie van het rapport , van het Pentagon door de New Yórk Times. Zij is niet belangrijk omdat er oude koeien uit de sloot worden gehaald, maar wel omdat wordt aangetoond hoe groot het gevaar is als politieke organen te kort schieten —• uit gemakzucht of uit luiheid — bij het volvoeren van hun taak. Politiek van betekenis kan de publikatie ook nog om een andere reden zijn. Sedert enige jaren heersen er bij een minderheid in het Congres wel degelijk twijfels aan de juistheid van het in Vietnam gevoerde beleid. Die minderheid is de laatste tijd belangrijk toegenomen. Bovendien heeft zij het doel van haar actie verbreed. Het gaat niet alleen meer om het einde van de oorlog in Vietnam. Gestreefd wordt er ook naar terzake van oorlog en vrede in het algemeen de i door de grondwet gewenste machtsverhouding tussen president en volksvertegenwoordiging te herstellen. Deze verhouding was de laatste jaren al te zeer in de praktijk in het voordeel van de president gewijzigd. Dit streven naar een herstel van de juiste verhouding tussen uitvoerende macht en parlement kan in de publikatie van The New York Times een belangrijke steun vinden.
"Politiek falen". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031557:mpeg21:p007
Sowjet-Unie — Een autoserie is in de Sowjet-Unie van de pers gekomen: vijf zegels met „portretten" van in de SowjetUnie gebouwde auto's: de vrachtauto's Gaz 66 en Belaz 540 en de personenauto's Zaporojets, Moskwitsj en Wolga. DDR — Drie Dürerzegels verschenen in de DDR en wel in de waarden van 10, 40 en 70 pf. Op de zegel van 10 pf. een zelfportret van Dürer van omstreeks 1500, op de zegel van 40 pf. drie pratende boeren en op de laatste zegel een portret dat Dürer in 1526 maakte van Philipp Melanchton, de „praeceptor Germaniae".
"nieuwe postzegels". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031557:mpeg21:p007
Na het lezen van het artikel Wonen in Hoogvliet: riskante onderneming (NRC Handelsblad van 5 juni) schoot mij een vergelijking te binnen: tussen de risico's die de inwoners van Hoogvliet nu lopen en de risico's die men in Zeeland liep voordat begonnen werd aan de Deltawerken. Het artikel maakt duidelijk dat de eerste groter zijn dan de laatste. Springvloeden als die van 1953 komen aanzienlijk minder vaak voor dan explosies en gaswolken uit de chemische tanks en schoorstenen te Hoogvliet. De Zeelanders hebben ook heel wat minder dagelijkse overlast van de zee dan de Hoogvlieters van hun industriële broodheren, integendeel. Als ik verder lees over het instructieve vouwblad dat dezer dagen in Hoogvliet huis aan huis is bezorgd en waarin staat wat men moet doen bij explosie en/ of gifwolk — kruip met uw hele gezin in de binnenste ruimte van uw huis, stop naden en kieren dicht, rook niet, vermijd inspanning, houd natte doeken gereed voor neus en mond en zet de radio aan om te horen of u geëvacueerd wordt — dan vraag ik me af waarom de regering na de ramp van 1953 niet dergelijke vouwbladen in heel Zeeland heeft gedistribueerd, met eventueel per persoon een zwemvestje erbij. Dat heeft de regering niet gedaan. Inplaats daarvan heeft zij tijd noch moeite gespaard om dijken en andere deltawerken tot uitvoering te brengen en zo het water onder controle te krijgen. Zouden er niet evenveel tijd en moeite besteed kunnen worden aan het onder controle krijgen van de ziekmakende viezigheid die men in Hoogvliet c.a. jaar na jaar in te ademen krijgt? A. van der PAS Den Haag
"brieven Wonen in Hoogvliet: riskante onderneming". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/06/16 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031557:mpeg21:p007