Vincent in Den Haag, roman uit de jaren 1881-1883, een geromantiseerde episode uit het leven van Vincent van Gogh door' Theun de Vries, verscheen voor het eerst in 1963. Toen onder de titel Ziet, een mens! Nu alweer de vierde druk bij Querido. Prijs ƒ 14,90. Een mooi verzorgde uitgave van De Vries' Spinoza, beeldenstormer en wereldbouwer is verschenen bij Becht (prijs ƒ 19,75). In 1970 kon Theun de Vries er geen Nederlandse uitgever voor vinden, zodat Spinoza toen in de serie monografieën van Rowohlt in het Duits uitkwam, onder de titel Baruch de Spinoza, in Sélbstzeugnissen und Bilddokument dargestellt. Ben Stroman schreef toen over het boek: „Een boeiend stuk vaderlandse geschiedenis gespiegeld in een zeer persoonlijke visie op een figuur die de wereldomvattende betekenis van onze Gouden Eeuw mede bepaalt". Hesse De Bezige Bij komt met een rij herdrukken tegemoet aan de hernieuwde belangstelling voor het werk van Herman Hesse. Na De Steppewolf, Siddharta, Demian en Reis naar het morgenland nu de novellen Klingsor's laatste reis en Klein en Wagner in een band (vertaling G. Huib A. Verstegen) met de bekende lieflijke omslag. Beide zijn ze geschreven omstreeks, 1920, de periode waarin ook Siddharta ontstond en hebben de vlucht van maatschappelijkgearriveerde mannen uit hun • huisgezinnen, naar een ongebonden bestaan tot onderwerp.Prijs ƒ 12,50. - Buik-boeken De wegwerp-boeken van uitgeverij Knippenberg, Buik-boeken in krantenvorm, verschijnen nog steeds regelmatig. Nummer 3 bevat stukjes van negen Nederlandse columnisten en van. twee debutanten. Nummer 4 is de complete herdruk van Dorp in Vlaanderen van Louis-Paul Boon (uit 1966). Prijs per num-" mer ƒ1,50. • .
NRC Handelsblad
- 13-10-1972
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- NRC Handelsblad
- Datum
- 13-10-1972
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Nieuwe Rotterdamse Courant
- Plaats van uitgave
- Rotterdam
- PPN
- 400367629
- Verschijningsperiode
- 1970-...
- Periode gedigitaliseerd
- oktober 1970-1994
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 11
- Jaargang
- 3
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
boeken kort Theun de Vries
DANS VAN DE HAZEN
door PAUL BIEGEL
M de rand van het bos, diep verscholen in de struiken, zat een aser. Hij hield zijn geweer op de knie ngluurde over het wijde grasland ïzonwas juist ondergegaan en echt vooruit, vlak boven de horizon, jng de maan groot en oranje als een «vroeg opgestoken licht. Het werd avond, de tijd van de hazen. Daar kwamen ze, hippend en mppend door het hoge gras, alsof ze plotseling te voorschijn waren jetoverd. Jejager hief zijn geweer. En liet het weer zakken. „Ikdroom", dacht hij, „of ik ben zelf betoverd." Want hij zag hoe de hazen ineen kring gingen zitten, oren rechtop, als brave jongetjes van de welperij, en hoe midden in die kring een klein haasje neerhurkte, zijn rug boog en zijn kop diep in het gras stak.
De jager kneep in zijn vel om zeker te weten dat hij niet droomde, want nu begonnen de andere hazen in de rondte te dansen. Hop hop naar rechts, hop hop naar links, wilder en wilder, tot het kleine haasje ineens opkeek. Met een ruk bleven de dansers dan staan, als stenen beelden in de malste houdingen. Een spelletje. De jager wreef in zijn ogen om zeker te weten dat die nog in orde waren, en toen hij opnieuw keek, zag hij de vos. Van links kwam de rode rover aansluipen, in een grote boog door het lange gras. De hazen merkten niets. Hop hop naar links dansten ze weer, hop hop naar rechts. De vos sloop dichterbij. Het kleine haasje keek op. Doodstil stonden de dansers, hun
lange oren recht overeind. Doodstil lag de vos, zijn buik plat in het gras. En als betoverd zat de jager tussen de struiken, zijn handen geklemd om het geweer op zijn knie. Een tel. Twee tellen. Drie tellen. Toen boog het kleine haasje zijn kop weer voorover in het gras, ach wat een lief gezicht, en het leuke spelletje ging verder. Maar het was geen leuk spelletje meer. De vos had een beweging te snel gemaakt en zich verraden. De kring van hazen spatte uit elkaar, het dansen werd hollen, rennen, vliegen, elk dier een andere kant uit, zigzaggend door het gras. De vos schoot overeind. De jager legde aan. Maar het kleine haasje bleef zitten, met zijn kop diep in het gras, alsof het dansen nog steeds aan de gang was.
Hier houdt het verhaal van Paul Biegel op, maar het is nog niet af. De bedoeling is dat jonge lezers van het Cultureel Supplement — die niet ouder zijn dan 14 jaar — de rest van het verhaal bedenken, opschrijven en insturen naar de redactie van het CS. De vijf leukste inzendingen worden in de krant afgedrukt en de schrijvers krijgen het boek DE SPROOKJES VAN DE LAGE LANDEN, waaruit een verhaal op deze pagina staat. De inzendingen mogen niet langer zijn dan 500 woorden (korter mag wel) en moeten vóór 1 november bij de redactie zijn. Het adres is: NRC Handelsblad, redactie Cultureel Supplement, N.Z. Voorburgwal 234-240, Amsterdam.
tekening PETER VOS
De man die zevenhonderd jaar leefde
mis eens een man op weg huis. Hij heette Jan. Het b avond en hij kwam bij 1 hoge berg, waar hij niet ' < ™ em kon. Hij rammelde ™ de honger, maar hij kon "s vinden om zijn maag mee rallen. Opeens hoorde hij • snorrende geluid van een Wtëtciei. Hij liep de kant ■vanwaar het geluid kwam belandde bij. een hol, waar stokoud vrouwtje aan het jnewiel zat. Zij trapte het j#it het een lieve lust was ma de draad vochtig met "!• Het spinnen had haar e jaren heen een plateen lange, vooruitsteonderlip bezorgd. mm jij hier?" vroeg het , toen ze Jan zag. ae wereld bestaat, ben eerste mens, die een voet *»in drempel zet. Wat wil w mij?" ben op weg naar huis", <,en ik ben verdwaald. Je de waarheid te zegen rfltl 1 ffceJcë k .1 - IWLU, ie , i£oed" Van de honger. thL:„ ze ï, de spinster, „je L e ]kom. Ga zitten." sneed zij voor hem een wterham en gaf hem er met een wonderlijke ~ le Jan zodanig verdat hij weldra gezellig vrouwtje zat te praten, je hier moederziel al^°T" vroeg Jan. , antwoordde Griet, heette zij, „ik woon t ' ct de vier winden." ,„" d Vler winden?" zei Jan rz rm „ w } nden > dat zijn mijn K,' 2ei Griet - ktoin n? Dat zou ik wel te zien " |L even. Ze kunnen thuis komen." deen minuut later 1 Plotseling geweldig i,™' en er drong zo'n *°elT P t . binnen > dat je je ■ We bevriezen. isw ' 2ei de spinster. i hpji? rderlin 9 al, die een iee ft gemaakt.» ^ een kerel binnen met ^ lüoest haar en een ha d ' J i eer f i 1 gezicht. Zijn ut „i e kleur van peper d 0o ^ an iemand, die een :t, e sneeuw heeft gebtl er kwamen er nog Ne T , Wemi 3 °f het S'^te door de hevige ''sjiinJ 1 a ' het vlas van <8 Wnn eioiel kwijt. •Z^e», zeiden zij yk, hoewel ze uit [Vi
tegenovergestelde richtingen kwamen. „Hoe gaat het met je? En waar zijn de broers?" Moeder Griet antwoordde: „Het gaat wel, Westerling, mijn jongen, en hoe is het met jou, Oosterling? Noorderling is al thuis, en Zuiderling zal ook wel zo komen, denk ik. Hij neemt er zijn gemak van, die deugniet; ik geloof dat hij op vrijersvoeten is." De woorden waren nog niet over haar lippen, of het werd opeens zo lauw en warm als was het hartje zomer. Jan gaapte van de slaap. Daar stond Zuiderling voor hem, een knappe jongen met een blonde baard, lang krulhaar en een groene mantel om zijn schouders. „Ben je daar eindelijk, mijn lieve Zuiderling", zei het vrouwtje. „Ik moet je een standje geven, als dat gespijbel niet ophoudt." „Nee, nee, moeder", zei Zuiderling. „Je praat wel anders, als je hoort waar ik ben geweest. Je weet wel, in dat wonderlijke land war de mensen niet sterven." „Waar de mensen niet sterven?" dacht Jan verbaasd. „Naar dat land zou ik ook wel' willen." „Welnu", zei Zuiderling, die ■zijn gedachten raadde, „morgen ga ik er weer heen. Wil je mee? Dan moet je goed opletten en alles doen wat ik zeg, anders kom je er nooit." „Wees niet bezorgd", zei Jan. „Je hoeft maar te bevelen, ik doe alles." De volgende mórgen voor dag en dauw stond Jan al gepakt en gezakt. Zuiderling lag nog te snurken. Jan maakte net zolang lawaai tot Zuiderling wakker schoot en haastig overeind sprong. „O, ben jij het, die herrie maakt", zei Zuiderling. „Jij verslaapt je tijd ook niet, man. We vertrekken dadelijk. Luister goed wat ik je zeg." Jan hing aan zijn lippen. „Hier heb ik een bontmutsje", zei Zuiderling. „Dat moet je op je hoofd zetten. Blijf bij mij in de buurt, anders verdwaal je. En pas op dat de muts niet van je hoofd vliegt. Want als 'dat gebeurt voordat we op de grond zijn, val je te pletter." „Daarvoor hoef je niet bang te zijn" zei Jan, en zette zijn bontmutsje op. Op hetzelfde ogenblik werd hij onzichtbaar, ook voor zichzelf. Zuiderling
sloeg zijn mantel om en begon meteen zo hard te,.waaien, dat alles in het huisje ondersteboven viel. Toen stoof hij naar buiten en Jan met hem mee. Nadat ze urenlang hadden gevlogen, zagen ze in de verte een prachtig kasteel staan, en Zuiderling zei tegen zijn metgezel dat daar de koning woonde, en dat ze nu het wonderbaarlijke land naderden, waar de mensen niet sterven. „Kunnen we naar dat paleis vliegen?" vroeg Jan. ïk zou het wet eens van dichtbij willen zien." „Goed", zei Zuiderling, en in vliegende vaart gingen ze op het paleis af. Door al die windvlagen en rukwinden vloog er in het paleis een venster open, en hoei! daar stonden ze met zijn tweeën in de kamer van de prinses. De kostbaarheden vlogen in het rond. Jan was met stomheid geslagen en vergat zijn muts vast te houden. Die waaide van zijn •hoofd en daar stond hij in levenden lijve voor de prinses, terwijl Zuiderling alweer terugvloog naar huis. De pririses was blij eens een. gewone sterveling te zien, en ze vroeg Jan waar hij vandaan kwam en hoe hij bij haar was beland. Jan vertelde zijn lotgevallen, en terwijl hij daarmee bezig was, kwam de koning binnen om te kijken wat er aan de hand was. Toen de koning hoorde van dat onbekende land en al die vreemde gebruiken, die Jan zo welbespraakt uit de doeken wist te doen, begon hij gesteld te raken op de vreemdelina. Het eind van het liedje was, dat hij Jan vroeg bij hen te blijven, en zijn schoonzoon te worden. Daar zei Jan geen nee op. Toen hij een jaar gelukkig had geleefd in het land waar de mensen niet sterven, dacht hij aan zijn arme moeder en verlangen bekroop hem haar op te zoeken. „Sire", zei hij op zekere dag, „mag ik naar huis, om te kijken hoe het met mijn moeder, gaat?" „Je mag gaan", zei de koning. „Maar in je eigen land zul je geen levende ziel meer kennen, jongen. Want je woont hier al veel langer dan je denkt." Toen de koning zag, dat Jan toch wilde vertrekken haaldehij zijn beste paard van stal en bij het afscheid drukte hij zijn .schoonzoon op het hart dat hij
tot geen enkele prijs van zijn paard mocht stijgen, want dat zou hem bitter berouwen. „Wees gerust", zei Jan, en weg was hij. Toen hij in zijn geboortestreek aankwam, kende hij daar geen steen of sterveling meer. Alles• was veranderd, iedereen was dood en begraven. Hij reed naar de burgemeester en liet hem de archieven raadplegen. Na twee, drie dikke folianten te hebben doorgesnuffeld, had men nog niemand gevonden, die heette zoals Jan. De burgemeester, die zich toch al weinig gelegen liet liggen aan de vreemdeling, wilde het zoeken staken, toen hij toevallig een half door de muizen opgevreten register zag liggen. Hij sloeg het open, en daar stond Jan, met naam en toenaam, geboekt. Maar dat was zevenhonderd jaar geleden! „Blijf bij mij eten", zei de burgemeester, terwijl hij Jan aandachtig bekeek. ■„Bedankt", zei Jan, maakte rechtsomkeert en reed weg, zonder van zijn paard gekomen te zijn, want hij was de waarschuwing van zijn schoonvader nog niet vergeten. Toen Jan weer heel wat kilometers had afgelegd, zag hij een oude man op de weg liggen onder een wagen vol versleten karrewielen. De ongelukkige zuchtte en steunde en keek hem zo meelijwekkend aan, dat Jan zwak werd en van zijn vaard steea.. „Komaan, kameraadzei Jan, „ik zal je bevrijden." Hij sjorde de grijsaard onder de wagen vandaan. Maar nauwelijks was de oude baas weer ter been, of hij greep Jan bij zijn schouders. „Ha, zwerver!" zei de oude „Nu heb ik je beet! Zie je daar die versleten karrewielen op mijn wagen liggen? Die heb ik allemaal, één voor één stukgereden door achter jou aan te zitten. Al zevenhonderd jaar achtervolg ik je, maar nou heb ik je eindelijk. Mijn naam is Pietje de Dood." Het laatste woord was nog niet gesproken of Jan, die zo lang had geleefd, viel morsdood neer. Uiï: De sprookjes van de Lage .Landen. Verzameld door Eelke de Jong en Hans Sleutelaar. Getekend door Peter Vos. De Bezige Bij. Prijs tot 5 december bij voorintekening f 18,75. Daarna f29,50.
De beste kinderboeken
De Kinderboekenweek, die morgen begint en t/m woensdag 25 oktober zal duren, heeft dit jaar als motto: de hele wereld in 'n boek. Het verband met het Internationale jaar van het Boek dat door dit motto wordt gesuggereerd blijft vooralsnog onduidelijk, maar geen kind dat zich daaraan storen zal. Dit jaar wordt er voor de vijfde maal een boekenkrantje gedistribueerd op de lagere scholen (oplage 800.000 ex.). Tevens zullen de diverse jeugdafdelingen van de Openbare Leeszalen weer allerlei evenementen organiseren. Een goede gelegenheid om elk kind te laten inschrijven bij zo'n ^leeszaal! Voor bijna geen geld kunnen ze zoveel lezen als ze willen, en zelfs voor de allerkleinsten zijn er al boeken te leen! In de boekwinkels is ook weer iets leuks te koop. Voor een habbekrats (twee kwartjes) kunnen kinderen een zaklampje kopen, Boeklicht genaamd, waarmee ze, voor zover ze daar in deze tijd van openheid en 'tolerantie behoefte aan hebben, stiekem onder hun dekens zouden kunnen lezen. En dan is er nog het geschenk. Bij aankoop van ƒ 7,50 een superspeelspel dat vol zit met plaatjes en versjes over boeken en dieren. Een ander soort ganzenbord. Voor wie die drie rijksdaalders aan met griffels bekroonde boeken wil besteden volgt hier een lijstje van die titels, die stuk voor stuk, meestal reeds bij verschijnen, in deze krant werden besproken en aanbevolen. De kleine, kapitein. Paul Biegel. Uitg. Holland, ƒ 12.90 (j + m 7-10)
Koning van Katoren. Jan Terlouw. Üitg. Lemniscaat. ƒ1050 (j + m 10 e.o.) De avonturen van Sterke Wanja. Otfries Preussler. Uitg. Lemniscaat. ƒ 8.90 (j + m 9-12)' De Pozzebokken. Bouke Jagt en Peter Vos. Uitg. v. Holkema.' ƒ7.90 (a.1.) Pluk van de Petteflet. Annie M. G. Schmidt. Uitg. De Arbeiderspers. ƒ 12.50 (j + m 8-11) De twaalf rovers. Paul Biegel. Uitg. Holland, ƒ 6.90 (j + m 11 j e.o.) De prins van Mexico. Frederica de Cesco. Uitg. Leopold.. ƒ15.90 (j + m 13 y. e.o.) De fantastische meneer Vos. Roald Dahl. Uitg. De Fontein ƒ6.90 (j + m 11 j. e.o.) Het huis tussen de bomen. Irene Hunt. Uitg. Deltos-Elsevier. ƒ11.90 (m 13 a 14 j.) Noodlanding. Ivan Southall. Uitg. Van Holkema. ƒ 8.90 (j 12 a 14 j.) Voor min of meer vergeten groepen volgt hier nog een eigen voorkeurslijst: Bernadette: Varenka, Spectrum, 9,50. Een prachtig verhaal met' beeldschone plaatjes. Voor klei•ne meisjes die van „mooi" houden. Eric Carle: Rupsje Nooitgenoeg, Gottmer, ƒ9,90. Het beste telboekje dat ik ken, en erg mooi, alweer. Voor pas-riaar-schoolgaande kinderen. Van dezelfde auteur zijn bij dezelfde uitgever ook zig-zagboeken verschenen. Voor kinderen die (nog) niet lezen kunnen. Twee en een halve meter lang en prachtig gekleurd, vol met dingen die je kunt aanwijzen en benoemen. De muis en De dierentrein, elk 5 gulden. Lannoo's Jeugdencyclopedie 18,50. Voor al die kinderen die niet zo veel geven om lezen. Zodat ze toch met een boek leren omgaan, en bovendien: in dit boek zit inderdaad een wereld aan wetenswaardigheden! Gabel en Perl, dag vogels, dag bloemen, dag mensen. Kosmos, 4,50. Voor wetenschappertjes die zich drukmaken over het milieu. Het beste kinderboek over dit probleem!