Ü® rubriek Dezer dagen " Heldring op 14 okto!Sm n f aar geleverd °P de l de memorie van toey de begroting van r ^ zaken die handelen turopese Veiligheids-,ku re i eert de houding j r , Schmelzer als ge[q Uo ^°° rbr eking van de ■ni* opa en °P <*e Ntnuni y. an de macht van S^'sche Partij in ■Li te §en deze intentie Öch a f n ?t eft ' vraa St Helts»., °' het wel verstanktn tn ° duidelijk kenbaar Nilpl 1S echte r volgens Dan zouden „aanvaardbaarheid naar binnen" en „uitvoerbaarheid naar buiten" wel eens samen kunnen gaan! P. R. BAEHR Amsterdam Blijkens zijn reactie op mijn artikel' van 14 oktober heeft proj. Baehr in dat artikel meer gelezen dan erin staat. Zo zegt hij dat ik daarin minister Schmelzer verwijt misschien niet erg verstandig te zijn geweest de intenties van zijn „Ostpolitik" zo duidelijk kenbaar te hebben gemaakt. Ik heb slechts de vraag gesteld of dat verstandig was. Ook ben ik er helemaal niet ,,zo zeker" van als prof. Baehr uit mijn artikel meent te kiinnen opmaken dat een politiek naar buiten toe beter uitvoerbaar is als men de grondslagen eifyan geheimhoudt. Ik heb slechts gezegd dat de eis van aanvaardbaarheid naar binnen en de eis van uitvoerbaarheid naar buiten „niet altijd" met elkaar kloppen. Met die stelling zal prof. Baehr het toch wel eens zijn — J. L. Heldring.) Ziekteverzuim In de krant van 23 september 1972 schreef mr. P. Kremer oVer de oorzaken van het toenemende ziekteverzuim: „Daarom geneer ik me niet voor de hypothese dat er aanwijsbaar verband bestaat tussen het gewijzigde visitepatroon en het afnemen van onze arbeidskracht." Om een tekort aan slaap te voorkomen stelde hij vervolgens voor: „Laat ons elkaar weer bezoeken tussen zeven en elf uur." Ik moest aan deze uitsipraken denken, toen ik onder het hoofd „Ausbildung-Job-Verdienst" in de editie van 6 oktober jl. van het Westduitse weekblad Die Zeit de volgende, zeer interessante passage las: „Arbeit macht seltener krank als falsches Verhalten bei Erholung und Freizeit. Das jedenfalls behauptet die Bundesvereinigung für GesundheitserziehunsBei 300 Mannern, die pauschal ihre Arbeit als Krankheitsursache angegeben hatten, wurde diese Behauptung genauer überprüft.. Das verblüffende Ergcbnis: In der Mehrzahl dex Falie wurden Konflikte in Familie und Betrieb, mangelnder Schlaf, fehlende Bewegung und unvernünftige Lebensweise als wirkliche Krankheitsursache erkannt." Drs. A. A. VERSCHUUR Woudenberg
NRC Handelsblad
- 23-10-1972
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- NRC Handelsblad
- Datum
- 23-10-1972
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Nieuwe Rotterdamse Courant
- Plaats van uitgave
- Rotterdam
- PPN
- 400367629
- Verschijningsperiode
- 1970-...
- Periode gedigitaliseerd
- oktober 1970-1994
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 19
- Jaargang
- 3
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
brieven ndslagen van politiek
boeken Pitlo herdrukt
Bij H. D'. Tjeenk Willink zijn verschenen twee gewijzigde herdrukken van boekwerken van prof. mr. A. Pitlo. Het betreft hier de tweede druk van Evolutie in het privaatrecht (prijs ƒ 19,75). de juist onlangs met emeritaat gegane Amsterdamse hoogleraar heeft hierin zijn visie op de ontwikkeling van het privaatrecht neergelegd omziend naar het verleden en vervolgens blikkend naar de toekomst. De opzet doet denken aan die van The summing up van Somerset Maugham aan het eind van zijn schrijverscarrière. Bij vergelijking met de eerste druk van 1969 valt op dat in de strekking van de overpeinzingen van de auteur niets is gewijzigd maar dat in ieder van de negen hoofdstukken nogal wat veranderingen in de formulering zijn aangebracht, nog afgezien van het, waar nodig, „up to date" brengen van de inhoud. De tweede herdruk is de vijfde editie van Het systeem van et Nederlandse privaatrecht, in deze druk tot stand gekomen in samenwerking met mr. H. J. N. Boskamp (prijs ƒ 39,50). Deze nieuwe bewerking t»rengt vrij ingrijpende wijzigingen in de tekst, vooral als gevolg van de invoering in 1970 van het nieuwe personen- en familierecht maar ook in andere opzichten. Dat een handboek in veertien jaar vijf drukken beleeft toont wel aan, dat het zich een plaats heeft verworven die niet meer is weg te denken. „Het systeem" zal zeker binnen afzienbare tijd zijn zesde druk halen. Er lijkt dan grond voor het gladstrijken van enkele oneffenheden. Zo betrof de vermaarde Bovagcluasule niet alleen stallingsovereenkomsten en zou de niet-geschoolde lezer uit de beschouwingen over de aansprakelijkheid van de advocaat kunnen afleiden dat deze voor iedere fout instaat: de heersende leer is dat hij slechts aansprakelijk kan worden gesteld voor fouten, die geen behoorlijk advocaat mag maken. G.V. Transplantatie Ethiek van de transplantatie is het voornaamste onderwerp van Roy Calnes populaire boek „Nieuw leven door transplantatie," ingeleid door dr. D. Westbroek (Lemniscaat, ƒ 12.50). Hij heeft er een oorspronkelijke visie op. Wie na zijn dood een orgaan afstaat redt zodoende het leven van een medemens. Orgaantransplantatie, in het bijzonder de nu al veelvuldig toegepaste niertransplantatie, betreft immers altijd ziekten die zonder een ingrijpende behandeling tot de dood leiden. Afstaan van een orgaan is dus een daad van naastenliefde; wie het doet, schenkt een ander een nieuw leven. Dit is een belangwekkende gedachtengang, want Calne verlegt het accent van de orgaantransplantatie van de meer af-Schrikwekkende aspecten — plotselinge dood door ongeluk, reanimatie etc. — naar het concrete. harde feit dat een geslaagde transplantatie een mensenleven redt. Dit denkbeeld zal gemeengoed
in de maatschappij moeten worden willen in de toekomst voldoende nieren en andere organen ter beschikking komen om alle patiënten die in aanmerkig komen te kunnen redden. Transplantatie moet dus een populair onderwerp worden. Hiertoe dient de rest van het boek, waarin Calne — zelf als chirurg actief bezig in de niertransplantatie — een eenvoudig en helder overzicht geeft van de voornaamste biologische, chirurgische en organisatorische bijzonderheden van orgaantransplantatie. H.S.V. Iriscopie Het Handboek der iriscopie van N. Bos, met een woord vooraf van P. Ö. Clignett, arts (uitgeverij De Driehoek, ƒ 29.50), plaatst een recensent voor een ernstig dilemma. Iriscopie is de kunst om aan de iris van een patiënt af te lezen aan wat voor kwalen hij lijdt. De methode werd in 1881 in de wereld gebracht door een Hongaarse arts en berust op de overtuiging dat de iris van het oog een projectieveld van alle inwendige organen zou zijn, zodat afwijkingen hieraan afgelezen kunnerf worden aan veranderingen in de iris. Zo zou bijv. de schildklier zijn projectieveld op de rechteriris hebben op een punt dat correspondeert met drie uur van een wijzerplaat, op de linkeriris ligt dit punt op negen uur. De gangbare fysiologie deelt deze overtuiging niet, zodat de iriscopie alleen leeft in het marginale terrein dat, al naar gelang de waardering, wordt omschreven als kwalzalverij of onbevoegde geneeskunst. Voor deze iriscopie geldt niet minder dan voor bijna alles wat hier gebeurt; het is voor een buitenstaander niet goed mogelijk een helder inzicht te krijgen. De simpelste en meest toegepaste oplossing in zo'n geval is om alles rustig te negeren. Dit beleid is echter niet vol te houden wanneer je een onbevangen oordeel moet geven over een geschrift als dat van de iriscopist Bos. Het boek beoogt een praktische handleiding te zijn bij de studie van de iriscopie; het kwam tot stand in het onderwijs dat de auteur geeft aan leerlingnatuurgenezers. Los van de vraag of de inhoud op waarheid berust — een vraag die alleen beantwoord zou kunnen worden door uitvoerig eigen onderzoek — moet gezegd worden dat het geen slechte indruk maakt als leerboek voor een praktisch vak (als dit woord hier op z'n plaats is). Het is systematisch opgezet, goed leesbaar geschreven en voorzien van duidelijke illustraties. De lezer kan de kennis die hij opsteekt toetsen aan de hand van ruim twintig fraaie kleurenfoto's van irissen van patiënten, compleet met irisdiagnose en (overigens erg sömmier) de klinisch-wetenschappeli jke diagnose. x Theoretisch is het boek erg zwak: een verklaring voor het gepostuleerd bestaan van de orgaanprojecties op de iris wordt niet gegeven. Het geheel is bijzondar ongeloofwaardig, maar de documentatie in de vorm van de foto's maakt een bijna verontrustend solide indruk. Zou de iriscopie misschien te zijner tijd nog eens net zo'n hoge vlucht nemen als nu de acupunctuur? H.S.V.
Spanje: Biesheuvel als de Ridder van Droevige Figuur
■ e correspondent F LUYENDIJK
.„CELONA, 23 okt. — 5 verschillende berich1 ver de Europese top0 tie. die door vrijwel Spaanse dagbladen keurig en voor een r deel via de speciale cLgevers is' gerapporkan opgemaakt worLdat men „officieus" niet Weden is over de voor* yk technische en nonteke inhoud van het -anmuniqué.
heerst weliswaar geen aialisme, ook niet in de reMsgebonden bladen, over de 'akte pogingen tot het vorva n een parlementair-detische gemeenschap met -te verkiezingen voor een Les parlement, maar men i'toch de zucht van verlichï-aarnemen dat het niet zo, 5 gekomen. t enige extremistische uit"ering, die qua toon doet ta aan de ultras van Bias ( vormt merkwaardigerwijs Brusselse correspondent van | K er onafhankelijke, serieuze Mn of meer liberaal-conserWe dagblad La Vanguardia '■ steevast ijvert voor een lopese democratisering van Lje en dat Augusto Assia, van de prominentste proijcse journalisten naar de -entie in Parijs had afgeBrusselse correspondent ■ die zo nu en dan ook bit de Belgische hoofdstad [berichtgever over politieke Jerlandse gebeurtenissen ftoneert, heeft zijn vreugde onder stoelen of banken ge; n over de teleurstelling van iholt, die hij aan de hand een caricatuur in De Telek als Don Quichotte aanJt en die onze minister-presiBiesheuvel letterlijk beti| als de Ridder van de DroeFiauur. omdat zijn demoKringspogingen tot de ::e Gemeenschap mislukt pe correspondent, Andres "0, die in het Barcelonese 1 met zijn Brusselse bejving over Nederland ge»blijk geeft van zijn afvan alle progressieve stroin ons land en soms met "derlijkste verhalen komt, onlangs over de geboorte J e eerste kleinzoon van ko5 Juliana in plaats van de ® kleindochter (en • dat tot '"aal toe), weet ook, notabe■ Brussel, het hoogst bejke Europese nieuwtje te w dat \de Fransen, om Molt een toontje lager te
laten zingen" hem bij zijn aankomst op het vliegveld Orly ontvangen hebben met een protocol van veel geringere allure dan het normale protocol voor een staatshoofd of regeringsleider. \ oordeliger Deze correspondent van La Vanguardia prijst Pompidou in superbriljante termijn en komt er rond voor uit dat de „overwinning" van de Franse these voor de Spanjaarden voordeliger kan zijn dan het tegendeel. Ten eerste,, schrijft hij, omdat daardoor de invloed van Frankrijk, die de openlijke „vriendin" nummer één is van Spanje, binnen de EG versterkt wordt. Ten tweede omdat de versterking van de instellingen van de Gemeenschap en speciaal de democratisering van het Europese parlement de obstakels zouden vergroten voor een eventuele toelating van Spanje, zoals het op dit moment is, of de prijs zouden verhogen die het in de toekomst moet betalen. Dat is duidelijke taal. Deze Brusselse correspondent van het grootste blad van Spanje is de enige die een zeer triomfantelijk antidemocratisch Europees standpunt in de Spaanse pers heeft weergegeven, pro-Frans en anti-Nederlands. Het zou interessant zijn om te weten of Garrigo al deze meningen puur persoonlijk heeft geformuleerd of dat hij geïnspireerd is door de Spaanse delegatie in Brussel, die onder leiding staat van oud-minister Ullastres. Dit is een man die altijd van intelligentie heeft blijk gegeven, van een eindeloos geduld bij de ~voor zijn land moeilijke onderhandelingen en van bijzondere tactische diplomatieke gaven. Het lijkt vrijwel onvoorstelbaar dat Garrigo zijn venijnige en persoonlijke aanval op Biesheuvel (met een zogenaamd grappige terminologie, die een buitenlandse correspondent in Spanje nooit ten opzichte van een autoriteit als bijvoorbeeld Carrero Blanco of Lopez Bravo zou gebruiken) uit de hogere regionen van de Spaanse delegatie heeft geput. Maar aandacht heeft zijn subjectieve en onverbloemd jubelende berichtgeving in het Barcelonese blad in elk geval getrokken. Geen neiging Een tegengeluid in Spanje was te vinden in een verklaring die Walter Behrendt, de voorzitter van het Europese parlement, tegenover het weekblad Actualidad Economica heeft afgelegd en waarin deze onverbloemd heeft gezegd dat • een associatie van Spanje met de EG tot nu toe niet mogelijk was. De reden was dat de Spaanse regering in de overgangsperiode geen neiging heeft getoond maatschappij en staat te wijzigen in de richting van een liberale democratie. Woorden , die in verschillende Spaanse dagbladen groot afgedrukt zijn, zeker nu zij overeenkomen met het eerste artikel van de preambule van het Parijse slotcommuniqué.
Was Den Haag wel goed voorbereid op de Europese top?
door K. SCHREINER
Op de Parijse topconferentie is besloten dat de landen van de Europese Gemeenschap tot 1980 het geheel van hun onderlinge betrekkingen zullen vormen tot een Europese Unie, een soort van politiek-institutionele overkoepeling van de economische integratie.. Dat is een' ontwikkeling -geweest die de Nederlandse regering blijkbaar heeft verrast. Want twee dagen voor de top heeft minister Schmelzer in Den Haag verklaard, geen onverwachte, nieuwe spectaculaire beslissingen tegemoet te zien. En nieuw, onverwacht — althans voor Nederlanders — en toch ook wel spectaculair mag het besluit om een Europese Unie te vormen worden genoemd. Ook al sluit het idee van een dergelijke unie aan bij denkbeelden die reeds zijn geformuleerd in de tweede topconferentie van de Zes, in juli 1961 in Bad Godesberg bij Bonn gehouden. Verrassend is ook, dat het idee van de Europese Unie in Parijs zo onverwachts is geopperd door een der Beneluxpartners van Nederland, premier Eyskens van België. (Belgische journalisten deelden in gesprekken mee al weken van de desbetreffende plannen van hun premier op de hoogte te zijn.) Kort gesprek Maar dat het Beneluxoverleg inzake de''top vrijwel niet is gevoerd was al meegedeeld door ministér Schmelzer in zijn Haagse persconferentie van dinsdag. Sinds de voorbereidende bijeenkomst in Rome op 20 september was er op ministerieel niveau niet meer gesproken in het kader van de Benelux, zo zei hij. Mr. Biesheuvel vulde dat in Parijs na het begin van de top nog aan met de mededeling, dat er wel een kort gesprek was geweest woensdagavond in een Parijse hotelkamer. De vraag kan rijzen of de Nederlandse delegatie wel voldoende geprepareerd naar de topconferentie is gegaan, althans voorbereid op die punten die werkelijk aan de orde zouden komen meer dan op die, die buiten Nederland
niemand belangrijk acht, zoals de directe verkiezingen voor het Europese parlement, die door de topconferentie zijn verworpen. Daarnaast is er het probleem van de verhouding tussen de „versterking van de instellingen" — wat meer omvat dan alleen maar „democratisering" van de Gemeenschap — en het ingaan van de tweede fase van de monetaire unie.
Dat daartussen een band moet bestaan is betoogd in het memorandum van de Nederlandse regering van 26 mei: naar Nederlandse mening zullen voor de verwezenlijking van de monetaire en economische unie fundamentelere wijzigingen in de institutionele structuur van de Gemeenschap moeten worden aangebracht dan in dat memorandum, dat met het oog op de top was geschreven, werden voorgesteld. Wijzigingen, die kunnen leiden tot „een besluitvaardige centrale leiding", waarop de Europese volken „een voldoende democratische controle kunnen uitoefenen". Het standpunt van dit memorandum werd als het ware herhaald in de krachtige slotpassage van de inleidende rede die premier Biesheuvel op de top heeft gehouden. Ultimatum De indruk ontstond, dat Nederland bij monde van mr. Biesheuvel op de top had geweigerd zich inzake de definitieve ingang van de tweede ronde van de economische monetaire unie vast te leggen indien aan bepaalde Nederlandse institutionele eisen niet zou worden voldaan. Ervaren Franse journalistieke waarnemers vroegen aan Nederlandse collega's of de Nederlandse delegatie van plan was dit „ultimatum hollandais" vast te houden. De bewoordingen van het slotcommuniqué inzake de monetaire unie werden door Nederlandse
journalisten in eerste aanleg dan ook als een succes van de Nederlandse delegatie uitgelegd. Maar op de desbetreffende vraag antwoordde niet mr. Biesheuvel maar mr. NeliSsen, dat deze hele kwestie bij de ministers van financiën in het gesprek over de monetaire unie niet aan de orde was geweest, noch in' Rome, noch in de bijzondere bijeenkomst die zij in de marge van de Parijse top hadden gehouden. Mr. Nelissen zei verder dat de ministers van financiën eenstemmig over de monetaire unie hadden beslist. Herhaling Nu was het antwoord van mr. Nelissen een antwoord op een niet gestelde vraag. Het ging er niet om wat de ministers van financiën hadden gedaan, maar wat er gebeurd was bij het staatshoofd en de regeringsleiders. Een herhaling van de vraag leverde echter slechts een herhaling van het antwoord op, weergegeven door mr. Nelissen en niet door mr. Biesheuvel. De implicatie is, dat het staatshoofd en de regeringsleiders dit onderdeel van de monetaire unie als een hamerstuk hebben behandeld, nadat de ministers van financiën het erover eens waren geworden. Maar dat zou inhouden dat de Nederlandse minister-president op de topconferentie een krachtige verklaring heeft afgelegd, die op de buitenwereld de indruk van een ultimatum maakte, die echter sloeg op een situatie die op dat ogenblik en in dat gezelschap helemaal niet bestond. De vraag waar die verklaring dan wel op moest slaan is in Parijs onbeantwoord gebleven. Grote betekenis Waarom dit hele verhaal over de Europese Unie enerzijds en anderzijds het verband tussen de overgang naar de tweede fase van de economische unie en de daarmee samenhangende Nederlandse institutionele eisen? Het antwoord luidt: Omdat tussen deze twee kwesties een verband bestaat, dat van grote betekenis is voor de Nederlandse Europese politiek in de komende maanden en jaren.
Met een positieve formulering valt óver de nieuw te vormen Europese Unie nog weinig te zeggen. Maar een negatief geformuleerde kenschets is mogelijk: De Europese Unie betekent dat er in afzienbare tijd geen federatie zal komen, los van de vraag wat voor een Europa er wel zal komen. Met andere woorden: het „federale perspectief" is sinds de top van Parijs niet langer aanwezig wat de Europese ontwikkeling betreft. Deze federale ontwikkeling is — voor de afzienbare tijd — door de partners van Nederland van de hand gewezen. Op ,dit „federale perspectief" is het Nederlandse Europese beleid in overwegende mate gebaseerd. Dat blijkt uit de voorstellen voor directe verkiezingen. Het blijkt nog meer uit de voorstellen inzake de Europese instituties, die duidelijk aan het federalistische arsenaal zijn ontleend. Aan die politiek is in Parijs de bodem ontvallen — indien er ooit een bodem voor aanwezig is geweest — blijkbaar in veel sterkere mate dan in Den Haag verwacht was. Dit feit is weer van belang bij het beoordelen van de vraag op welke wijze nieuwe terreinen van Europese samenwerking onder de Europese verdragen moeten worden gebracht. Beste weg Zolang het „federale perspectief" er was kon nog op theoretische overwegingen worden gepleit deze via artikel 235 van het EEG-verdrag onder de Gemeenschap te brengen, dus zonder uitgebreide verdragswijziging die door de nationale parlementen zou moeten worden goedgekeurd. Maar nu dit „federale (perspectief" door de top is weggehaald rijst de vraag wat een vergemeenschappelijking betekenen kan indien de Gemeenschap zelf in belangrijke mate intergouvernementeel blijft zeker op het belangrijkste punt namelijk de besluitvorming. De nieuwe gebieden te betreden door middel van intergouvernementele organisaties zou onder deze omstandigheden zeker voor de kleine leden van de Gemeenschap wel eens de beste weg kunnen blijken te zijn.
De conferentie voor de pers na de slotbijeenkomst van de Europese top vrijdagnacht in Parijs. V.l.n.r. John Lynch (Ierland), Maurice Schumann (Frankrijk), Barend Biesheuvel, George Pompidou en (staande) Edward Heath), Giulio Andreotti (Italië), Willy Brandt, Anker Joergensen (Denemarken).- •
De „vader van de Europese integratie", de Fransman Jean Monuet, wachtte vrijdagnacht lange tijd tevergeefs voor de Quai d Orsay op de deelnemers aan de Europese lop.
Hard tegen hard
HET BESLUIT VAN de medische staf van het Binnenziekenhuis in Eindhoven om de open hartchirurgie zonder dr. P. J. van der Schaar voort te zetten roept vragen op. Wordt het belang van de patiënten hiermee wel gediend of lopen ze hierdoor ontoelaatbare risico's? Tenslotte heeft dr. Q. A. M. Eijsbouts („in medisch en organisatorisch opzicht beschouw ik dit als een uitdaging") niet de ervaring van Van der Schaar en werd de heer Mashhour, vroeger assistent van de laatste, zonder diens instemming tot zelfstandig hartchirurg benoemd. We hoeven niet eens te suggereren dat er zg. kunstfouten worjlen gemaakt om ons voor te stellen hoe het patiënten te moede zal zijn als zij door het nieuwe team zullen worden geopereerd, en welke vragen er rijzen bij nabestaanden zodra er op de operatietafel iets misgaat, door welke oorzaak ook. De vorming van een zelfstandig hartchirurgisch centrum in Eindhoven is hier geen stap verder mee gekomen — de hartchirurgie blijft een onderafdeling van de algemene chirurgie. Toch ligt hier nog steeds het kernpunt van het conflict. Het heeft zich eerder voorgedaan in andere hartcentra, zij het dat de moeilijkheden daar binnenskamers zijn opgelost. Ook daar werden associaties tussen algemene chirurgen en hartchirurgen beëindigd. Dat lijkt niet onlogisch, als men weet dat een hartchirurg veel, moeilijk en verantwoordelijk werk verricht tegen een jaarlijkse vergoeding (in het geval van Van der Schaar was dit honderdduizend gulden) terwijl het inkomen van een algemeen chirurg in deze situatie wel tot het tienvoudige kan oplopen. DE ROL VAN DE STAF die het recht in eigen hand heeft genomen is op zijn zachtst gezegd discutabel: hij heeft een motie van de cardiologen aangenomen waarin hij zegt dat hij met Van der Schaar „wiens vakkennis en vaardigheid thans niet ter discussie behoeven te worden gesteld", niet kan samenwerken. Maar het merendeel van die staf, zoals de keel-, neus- en oorarts, de gynaecoloog, de plastisch chirurg, 'de apotheker en de ingenieur die zich met de computers bezighoudt, om een paar voorbeelden te noemen, hebben praktisch weinig contact met de hartchirurgie. Waarom dan die uitspraak? Degenen die de sleutelpositie innemen zijn de cardiologen. Zij immers moeten hun patiënten onder de best aanwezige voorwaarden laten opereren. Als die voorwaarden in het Binnenziekenhuis niet (meer) aanwezig zijn zal men elders een centrum moeten beginnen, in het St.-Josephziekenhuis bijvoorbeeld. De cardiologen zouden een dergelijk plan moeten steunen in plaats van zo verbeten aan één der partijen vast te houden en het conflict hard tegen te willen uitvechten. Anders is de kans op een volwassen hartchirurgisch centrum voor Eindhoven en omgeving verkeken.