de arbeider in zijn werksituatie I
Door A. F. VAN ZWEEDEN ROTTERDAM — „Bij de vernieuwing die zich in onze samenleving voltrekt is de onderneming een achtergebleven gebied gebleven. De groeiende discrepantie tussen onderneming en omgeving kan ernstige maatschappelijke gevolgen hebben. Er wordt niet voldoende over nagedacht hoe de kloof kan worden gedicht." Dit zegt prof. dr. P. J. A. ter Hoeven in een gesprek dat de ondanks alle welvaartsgroei en illusies over sociale harmonie telkens weer naar buiten brekende onvrede van de arbeiders tot onderwerp heeft. Prof. Ter Hoeven, die in zijn boek „Arbeiders tussen welvaart en onvrede " tot de wortels van de fundamentele onvrede van de arbeiders ging, is van mening dat de oude sociale formule is uitgewerkt en dat er een nieuwe moet ' worden bedacht om het arbeidersprotest te kunnen beheersen.
Prof. Ter Hoeven gaat ervan»uit dat de afhankelijkheid en ondergeschiktheid van de arbeider de fundamentele oorzaak is van blijvende onvrede en een bron waaruit op ieder moment weer conflicten kunnen voortkomen. Hij zegt: ,Het is een illusie te menen dat werkgevers en werknemers gemeenschappelijke belangen hebben. Hun onderlinge verhouing op de arbeidsmarkt kan wel gereguleerd worden, maar de instituties die wij daarvoor gecreëerd hebben bieden niet de garantie dat het conflict kan worden uitgebannen. Dat blijkt uit erupties als wilde stakingen waarvan het ontstaan vaak moeilijk te achterhalen is." Hij wil ook wel een persoonlijke grief kwijt. „Zou men de moeite willen nemen de veranderingsprocessen in de arbeiderswereld te onderzoeken, dan zou men niet telkens weer overrompeld behoeven te worden door uitbarstingen van onvrede. Maar men heeft de samenwerkingsformule ook in het sociaal-wetenschappelijk onderzoek ingevoerd. Daarom zijn ondernemers wel bereid geld te steken in onderzoeken naar de positie van de arbeider in de arbeidsorganisatie met het oog op de bevordering van de efficiency en de samenwerking, maar niet in een onderzoek naar de verhoudingen in de conflictensfeer. „Toch zou een dergelijk onderzoek zijn geld wel opbrengen, want als er meer bekend! zou zijn over de oorzaken van conflicten zou de duur ervan belangrijk verkort kunnen worden." Protestbeheersing Prof. Ter Hoeven is van mening dat het sociale probleem aan de basis nog steeds gelijk is aan dat van het begin van de industriële revolutie. Het creëren van een grote groep ondergeschikten in de samenleving betekent een latente conflictmogelijkheid!. „We zouden ons meer moeten verbazen over het feit dat het zo lang rustig is gebleven dan over het feit dat er van tijd tot tijd conflicten uitbreken." Hij noemt drie factoren bij de pogingen van de maatschappij om het arbeidersprotest te beheersen. De eerste factor was de dreiging van werkloosheid 1 . Nog tot het begin van de jaren vijftig werkte dit systeem, maar op de
jonge generatie die zo lang gewend is aan volledige werkgelegenheid heeft het geen vat meer. De tweede factor was de vorming van de verzorgingsstaat. We hebben ons van de medewerking van de arbeiders verzekerd door al heel lang levende eisen in te willigen. „Het effect van de welvaartsstaat is heel vreemd. We hebben weliswaar de kritiek van de arbeiders weggenomen, maar ik heb de indruk dat het hele systeem van sociale zekerheid geen aanleiding heeft gegeven tot gevoelens van grote dankbaarheid, omdat het als een verworven recht wordt beschouwd. Vaiv daar dat de arbeiders steeds met nieuwe en verdergaande eisen komen." De derde factor bij de beheersing
van het arbeidersprotest was de overneming van de protestmiddelen door de vakbeweging. Dit heeft tot' gevolg gehad dat de vakbondsleden zich niet meer in het beleid herkenden Steeds sterker werd Het besef dat de werknemersorganisaties geen greep meer hadden op de concrete arbeidssituatie van de arbeiders. De arbeiders willen nu de grenzen van de grotere vrijheid die zij gekregen hebben door het falen van de protestbeheersing gaan verkennen. Dit proces is
nu overal in de industriële wereld op gang gekomen, het is geen specifiek Nederlands verschijnsel. Geen katastrofe Prof. Ter Hoeven is niet geneigd hier iets katastrofaals in te zien: „Er is geen sprake van revolutie. De oude sociale formule is uitgewerkt. We moeten nu nieuwe middelen vinden om het conflict te beheersen." Wanneer de arbeiders zelf op zoek gaan naar de begrenzing van hun vrijheid kan dat een zelfversnellend effect opleveren. In Duitsland is een onderzoek ingesteld naar een reeks wilde stakingen die in september 1969
uitbraken. Uit dat onderzoek bleek dat de arbeiders zoveel meer vertrouwen in het ook in Duitsland' lang ongebruikte stakingsmiddel hadden gekregen, dat zij bereid waren er opnieuw gebruik van te maken. ,,Deze ervaring zou ook voor ons een waarschuwing moeten zijn. Wij moeten conflict-resistenter worden. We raken te gauw in paniek bij het uitbreken van conflicten, geloven onmiddellijk
dat de gegroeide verhoudingen zullen worden verwoest." „Maar in feite gaat het nog maar om milde aardschokken die de lamp heen en weer doen schudden of een schilderij van de muur laten vallen. Ons sociale bouwwerk staat met de toeneming van de conflicten van vandaag niet op instorten. ..Het is eerder een frappant verschijnsel dat in de hele industriële wereld de stakingen zo snel terug lopen." Sociaal bestel Op mijn vraag of het na de oorlog gegroeide institutionele
systeem nog wel een adequaat antwoord kan geven op de gewijzigde sociale verhoudingen, antwoordt prof. Ter Hoeven dat het inderdaad de vraag is of al te sterk bindende instituties nog wel mogelijk zijn. „De naoorlogse institutionalisering van het sociale bestel is in zekere mate uitgegaan van vastomlijnde, herkenbare belangen. Het mag verbazing wekken dit dit stelsel het zo lang heeft kunnen houden." „Het is wel duidelijk dat er behoefte is aan een overkoepelend orgaan, zoals de SER, dat meer informatief dan beslissend is. Het is van grote waarde dat er een orgaan is waarin partijen die elkaar niet kunnen vinden zich kunnen uitspreken. Ook een niet eenstemmig SER-advies heeft waarde omdat het de visie van de partijen weergeeft. Experimenten Overigens is prof. Ter Hoeven het met zijn collega Van Zuthem eens dat er meer geëxperimenteerd zou moeten worden met vormen van medezeggenschap in ondernemingen. „Medezeggenschap zal niet via SER-rapporten tot stand komen,, maar via conflicten worden afgedwongen. We zijn blijkbaar onmachtig om onze kennis toe te passen. Telkens weer laten we ons door de feiten overvallen om dan op een holletje concessies te doen. „De onderneming is een achtergebleven
gebied in de maatschappijvernieuwing. Ondernemers spreken wel in interviews of in redevoeringen over democratisering, maar dat is een ritueel, in de praktijk blijven zij sociaal onbewogen. „Laten de ondernemers nu eens fondsen beschikbaar stellen voor experimenten met zelfbestuur. Als zo een experiment goed begeleid wordt kan een concrete voorstelling verkregen worden van de problemen met vormen van medezeggenschap en medebeheer in een gemengd maatschappelijk systeem. Dan raken wij eindelijk eens af van de algemene termen waarmee ondernemers over de noodzaak van eenheid van leiding en slagvaardig bestuur praten." Wetenschappelijk onderwijs Dr. M. Brouwer, geboren in 1929, is benoemd tot gewoon hoogleraar in de psychologie van collectief gedrag, in het bijzonder ten behoeve van de politicologische opleiding, aan de Universiteit van Amsterdam. De heer Brouwer is sinds 1958 aan de universiteit verbonden. Dr. A. Verhoeff, geboren in 1925, is benoemd tot gewoon hoogleraar in de Engelse taaien letterkunde te Utrecht. De heer Verhoeff is sinds 1968 gewoon lector in de nieuwere Engelse letterkunde te Utrecht.
Dat er af en toe arbeidsconflicten uitbreken is minder verbazingwekkend dan het feit dat het zo lang rustig is gebleven
"De onderneming bleef ondanks welvaart een achtergebleven gebied". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/07/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031649:mpeg21:p007
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/07/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031649:mpeg21:p007
DR. P. J. A. TER HOEVEN (43 jaar) is hoogleraar in de sociologie aan de Nederlandse Econmische Hogeschool. In 1969 publiceerde hij zijn boek „Arbeiders tussen welvaart en onvrede", waarin hij op het spoor kwam van dingen die nu pas duidelijker zijn gaan spreken. De grondstelling van zijn studie was dat conflicten in de arbeiderswereld onvermijdelijk zijn omdat ook in een welvaartsstaat niet het feit kan worden verdoezeld dat de arbeider in een ondergeschikte en afhankelijke positie verkeert.
Zijn boek was het resultaat van onderzoekingen naar conflicten die hij in het begin van de jaren zestig uitvoerde: de Amsterdamse havenstakingen en de bouwstaking van 1960 die een zo frappante gelijkenis in ontstaan, verloop en taktiek vertoont met de bouwstaking 1971. Dit interview met prof. Ter Hoeven kan als een inleiding worden gezien van een serie artikelen over de arbeider in zijn arbeidssituatie waarbij ook de experimenten met werkstructurering bij Philips ter sprake zullen komen.
"DR. P. J. A. TER HOEVEN (43". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/07/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031649:mpeg21:p007
Lex fundamentalis Direct na sluiting van het tweede Vaticaanse Concilie heeft een commissie van kardinalen en patriarchen onder leiding van kardinaal Felice opdracht gekregen tot herziening van het kerkelijk wetbodk, de Codex Juris Canonici. Na zes jaar is een ontwerp voor een „lex fundamentalis" 'of „.grondwet" voor de r.k. kerk gereed gekomen. Die tekst is eind vorig jaar vertrouwelijk aan de bisschoppen toegezonden om er hun oordeel over te geven. Deze grondwet is tegen de bedoeling in de publiciteit gekomen en heeft felle reacties uitgelokt en openlijke protesten van vooraanstaande theologen als Kung, Rahner, Chenu, Schillebeeckx e.a. Mgr. Onclin, secretaris van de commissie, heeft onlangs officieel op die kritiek gereageerd en bekend gemaakt, dat aan de bisschoppensynode in september een gewijzigde tekst ter behandeling zal worden voorgelegd, waarover echter nog niet zal worden gestemd. De paus heeft nog geen beslissing genomen over de afkondiging van de lex fundamentalis, waarvan de definitieve tekst volgens kardinaal Felice pas over enkele jaren klaar kan zijn. Onze Romeinse correspondent was op de persconferentie van mgr. Onclin aanwezig en gaf zijn indrukken weer.
Paus Paulus VI wil blijkbaar graag de laatste stap doen. Niet, zoals door sommigen wordt beweerd, de stap die met „aftreden" wordt aangeduid. Maar de laatste stap om al de lastige zaken, veroorzaakt door het tweede Vaticaanse Concilie, aan de kant te zetten. Op een maandagochtend in jüli werd in niet al te heldere termen aan de pers uiteengezet, hoe „de Grondwet der Kerk" er uit zou zien, indien het allemaal loopt zoals de curie wenst. We waren er speciaal voor uit Spoleto overgekomen en betreuren eigenlijk een verloren dag; omdat het ons wil voorkomen, dat juist in de noordelijke landen alleen de meest verstokte voorstanders van de kerk der Controreformatie enig begrip kunnen opbrengen voor de negentig artikelen van dit document, dat zich kennelijk ten doel stelt de vernieuwing en de oecumene ongedaan te maken'. Het is nog niet zo lang geleden, dat de Nederlander Lukesius Smit tot de gelovigen zei: „Wanneer u ter communie gaat dan is dat eigenlijk zo iets als wanneer u bij een lieve tante een kopje thee gaat drinken; in dat kopje is alle liefde en het ruime begrip voor uw problemen vervat, welke die tante voor u heeft". Zulke woorden vallen wel heel moeilijk te rijmen met de „Grondwet"! De kerk van Rome heeft het de eeuwen door zonder zulk een grondwet kunnen stellen. Wat niet wegneemt dat die kerk wel degelijk als een Staat kan worden beschouwd. In de XVIde eeuw heeft de H. Roberto Bellarmino het precies zo gezegd: „De Kerk is evengoed een Staat
als de Republiek van Venetië". En let wel hij bedoelde daarmee niet de Kerkelijke Staat, waarover de paus als vorst regeerde, maar de Kerk, de wereldkerk als zodanig. Absolute monarchie Zij was toen en is eigenlijk nog steeds een absolute monarchie en beschouwt zichzelf als een „societas perfecta" in tegenstelling tot alle wereldse staten, die „onvolmaakt" zijn. Wie het met deze opvatting eens is, zou de afkondiging van een grondwet zelfs als bewijs kunnen zien, dat de paus zich aanpast aan de nieuwe tijden. Een absoluut heerser, die een grondwet uitvaardigt, doet daarmee een concessie aan zijn onderdanen. Hij zal er, wanneer hij „absoluut heerser" wil blijven, niet al te gauw toe overgaan. Dat is bij Paulus VI het geval: zijn idee van een grondwet is niet geboren uit een behoefte 's pausen alleenheerschappij te matigen, maar heeft integendeel ten doel ondermijning van zijn gezag voorgoed onmogelijk te maken. De ruim negentig „canones" bevatten alle voorschriften van de goddelijke en kerkelijke wet, die betrekking hebben op de structuur der Kerk en zetten uiteen op welke normen die structuur gegrondvest is. De „Lex" bepaalt nauwkeurig wat de Kerk is en wat het Godsvolk is, welke de ambten zijn der Kerk en welke haar betrekkingen tot de wereld. De macht van de paus, die van de bisschoppen, de rechten der gelovigen, de taak der hiërarchie, het staat er alles in, als gebeiteld in graniet: „De Kerk en de politieke gemeenschappen der wereld zijn, ieder in eigen kamp, onafhankelijk en autonoom. Elk dier twee is, trots afgebakende grenzen, die^ bepaaki worden door de
aard en de zending van ieder hunner, in eigen domein oppermachtig tegenover de mensen, die haar onderdanen zijn". „Aan de Kerk komt het recht toe te voorzien in de godsdienstige en zedelijke vorming der jeugd, alsmede het recht scholen te bouwen en te besturen en andere inrichtingen van opvoeding en onderwijs, waarin de jeugd wordt gevormd in het licht van het geloof". En verder moet de Kerk „de ouders bijstaan teneinde het aan de jongeren mogelijk te maken de eigen persoonlijkheid te ontplooien volgens de raadsbesluiten Gods". Men vraagt zich af, of dit in onze tijden ,verwezenlijkt zal kunnen worden. .. Bij de komende bisschoppensynode zal over deze „Lex" worden beraadslaagd en het is te voorzien, dat het daarbij niet zo kalm zal toegaan. Nu reeds zijn tal van theologen de mening toegedaan, dat er aan zulk een grondwet geen enkele behoefte bestaat en dat het Evangelie en alleen het Evangelie richtsnoer dient te zijn der Kerk. Zonder beroep Het meest omstreden punt zal wel zijn, waarin wordt gezegd, dat iedere toekomstige wet, uitgevaardigd door de hoogste gezagsdrager der kerk, dus door de pausen der toekomst, in overeenstemming moet zijn met deze „Lex Fundamentalis". Hier wordt dus een poging gedaan om voor alje komende eeuwen het de theologen onmogelijk te maken inzake de macht en de structuur der kerk iets te bepalen, wat afwijkt van deze „grondwet", die aan de bisschoppen vrijwel alle macht ontneemt en de paus meer dan ooit tot oppermachtig alleenheerser maakt. „Geen enkel beroep is mogelijk tegen een dóór de Paus genomen beslissing".
In het Vaticaan hoopte men, dat deze „Lex" vrijwel onmiddellijk van kracht zou kunnen worden, maar er is grote weerstand. Van de 54 kardinalen, die .zitting hebben in de commissie voor herziening van het kanonische recht hebben er slechts 32 het wetsontwerp in zijn huidige vorm goedgekeurd. En van de 30 leden der internationale commissie van theologen hebben er 17 amendementen ingediend, vijf verklaarden zich geheel en al tegen afkondiging van de wet en acht hebben zelfs geen mening te kennen gegeven. Kardinaal Felice zal bij de komende synode de bisschoppen op
de hoogte stellen en zij zullen de tekst kunnen bespreken en beoordelen, maar zij hebben niet het recht er over te stemmen. De redactiecommissie van de wet kan, waar zulks wenselijk blijkt, rekening houden met door de bisschoppen gemaakte opmerkingen. Dit vertraagt stellig de afkondiging van de „Lex", die naar men mag aannemen eerst over twee of drie jaar van kracht zal worden. Daarmee zal dan het tweede Vaticaanse concilie eigenlijk tot het verleden behoren en keert de kerk geheel terug tot wat zij na het concilie van 1870 was.
"Paus Paulus wil met grondwet der kerk resultaten Vaticaans concilie teniet doen". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/07/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031649:mpeg21:p007
IN HET HAAGSE ZUIDERPARK heeft dezer dagen ongehuwde moeder haar kind te vondeling achtergela uit wanhoop over de onmogelijkheid geschikte woonrui; te vinden. Die gebeurtenis heeft natuurlijk nogal wat zien gebaard. Er is in pers, radio en televisie veel aanda aan geschonken, waarbij vast is komen te staan dat on huwde moeders het als woningzoekenden over het algem niet gemakkelijk hebben. Het is overigens de vraag of 1 positie in ander opzicht zoveel gunstiger is. Het lijkt inderdaad niet ongerechtvaardigd te veronc stellen dat ongehuwde moeders op de woningmarkt dusver zelden of nooit een voorkeursbehandeling geno' hebben. Maar of zij daar ook het slachtoffer zijn van dis; minatie, zoals hier en daar werd geconcludeerd? Afgez van het feit dat het vaak heel moeilijk is aan te tonen < er werkelijk van discriminatie sprake is geweest, zijn on huwde moeders als woningzoekenden meestal nauweli te onderscheiden van andere alleenstaande vrouwen r kleine kinderen. Die kunnen ook vaak moeilijk wonii ruimte vinden. Dat neemt niet weg dat het woningprobleem van on huwde moeders ernstig genomen moet worden. Maar he een deelprobleem, één aspect van het totale huisvestin en woningbouwvraagstuk. En wie hier een oplossing v< probeert te vinden, krijgt gauw het gevoel in een viciei cirkel rond te draaien. Zo heeft minister Schut onlangs een rem gezet op utiliteitsbouw, in de hoop dat een deel van de daar wei zame bouwcapaciteit zich zou gaan verplaatsen naar woningbouw. Maar het is bekend dat niet alle bouwvakk de utiliteitsbouw voor de woningbouw willen inruilt Daarom is het niet helemaal denkbeeldig dat minis' Schuts maatregel tot gevolg zal hebben dat sommige bou vakkers de bedrijfstak helemaal de rug toekeren als zij de utiliteitsbouw niet langer aan de slag kunnen blijven. De woningbouw — die overigens van nog heel wat m£ factoren afhangt — zou daar niet mee gediend zijn, en a categorieën die met huisvestingsproblemen te kampen hc ben evenmin. Want, zoals gezegd, de ongehuwde moed* vormen op dit punt niet de enige probleemgroep. Mens met een medische indicatie; de grote gezinnen die, so jarenlang, in veel te kleine woonruimten zitten; vele allee staanden — het zijn alle groepen waaraan een hoge urge tiegraad moet worden toegekend. Van degenen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij t woningbouwdistributie, wordt veel begrip en wijsheid j vergd. Misschien zijn die eigenschappen niet overal ev rijkelijk aanwezig. Misschien is ook niet iedereen bij < werk begiftigd met de juiste mentaliteit. En misschi worden ongehuwde moeders dan van het een of het and wel eens de dupe. In elk geval lijkt er voor hun huisvestingsmoeilijkhed geen afdoende oplossing op korte termijn te zijn. Dat hoe minister Schuts opvolger, Udink, er intussen niet van weerhouden zich per circulaire tot gemeentebesture woningbouwcorporaties en verenigingen van particulie huiseigenaren te wenden om voor deze probleemgro< bijzondere aandacht te vragen. Voor een oplossing op la gere termijn kan echt alleen maar een grotere woningpr duktie uitkomst brengen.
"Probleemgroep". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/07/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031649:mpeg21:p007
La justice menace tout le monde, ongewenste zwangerschap bedreigt het leven van iedere vrouw. Jacob Grimm heeft reeds gezegd dat de verrichtingen des liohaams, waarbij men geen getuigen toelaat en waarover men in gezelschap niet spreekt, even natuurlijk zijn als elke andere, eten, drinken enz. En nu komt het regeringsakkoord met het plan een wetsontwerp in te dienen tot het instellen van een multidisciplinaire commissie, die zal hebben te beslissen over het al dan niet toelaten van abortus. Multidisciplinair, hoe meer zielen hoe meer vreugd, hoe meer edelheid, hoe meer hoogstaandheid. Wie en waar zijn de hovaardigen die zich vermeten te beslissen over dood of leven van een ongeboren, ongewenste vrucht? Kinderen, meisjes, ongehuwde, jonge vrouwen, maar zelfs eerwaardige huismoeders zullen in een tijdvak waarin ieder uur, iedere dag, iedere week meetelt in hun radeloosheid voor een forum moeten verschijnen, dat hun noden en noodzaken zal hebben te beoordelen. Onzindelijker, onzedelijker, hypocritisaher en mensonterender onderzoek laat zich nauwelijks denken en welke richtlijnen zullen hier gelden? In NRC Handelsblad van 10 dezer heeft de vrouwenarts Van Os, wiens naam hier geprezen zij, deze regering9plannen ten sterkste gispend, de mededeling gedaan dat in Haarlem via de huisarts meestal wel abortus kan worden uitgevoerd. De vraag rijst of het wel gewenst is de huisarts in te schakelen. Het aantal personen dat van de noden van de ongewenst zwangere op de hoogte is dient zo beperkt mogelijk te blijven. Bovendien bestaat het gevaar dat een jeugdige zwangere, die voor haar omgeving haar zwangerschap geheim wil houden, dit geheim verloren ziet gaan door de huisdokter, en dan: zwangerschap is geen ziekte. Een zwangere kan volgens een onlangs in de handel gebracht preparaat zelve constateren of zij zwanger is en de gang naar een abortuskliniek zou moeten kunnen geschieden zonder verwijzing, zo als men ook naar de tandarts gaat. Bovendien: een huisarts, die r.k. is kan zich tegenover de zwangere anders gedragen dan een huisarts die niet r.k. is.
De Codex juris canonici ve oordeelt duidelijk geslachtsg meenschap zonder kerkeliji sanctie, verbiedt onticoncepti* en veroordeelt abortus op straf van „doodzonde". De huidi;. paus laat bovendien geen geli genheid voorbijgaan dit alles verkondigen. De ongewenst zwangere, zi< begevende naar de NVSH, kó ervan overtuigd zijn te worde ontvangen en bejegend met vo ledig begrip voor haar moeilijl heden. Zij zal daar of in et land met een meer liberale we geving de verlangde ingree • kunnen ondergaan en dit g( daan zijnde bestaat de mogelijk heid dat zij onder de ziektew( zal worden gebracht. De uitke ringen zullen vele malen gerir ger zijn dan wanneer de zwar gerschap wordt uitgedragen, hc kind, in angst, met haat en mc tegenzin verwacht, zal zijn g< boren; een kind veelal onwetti en dus in verband met de hard vochtige wettelijke bepalinge omtrent onwettige kindere voorbestemd een probleemkin te worden. De desbetreffende regering.^ clausule is kennelijk vastgesteld onder invloed van de KVP. Mog het zijn dat tegenwoordig vel rooms-katholieken het niet'mee zo nauw nemen met de streng verbodsbepalingen in het voo hen geldende wetboek, de orthc doxe leiders van die partij den ken daarover kennelijk ander en moeten onder klerikale dru' daar ook anders over denker Maar dat mag voor de ander partijen geen aanleiding zij: voor die strenge eisen te buk ken. Dit zijn typisdh de eisen va" mannen, die gesetteld zijn en die de deugd predikend daardoor on overwinnelijk worden, geen re kening houdend met de gevol gen voor vele vrouwen en kinderen, als clandestiene abortu met alle daaraan verbonden gevaren. Door deze bepaling in het regeringsakkoord te aanvaarder heeft de VVD meer ministerszetels verworven, doch daarmede en daardoor voor een groot aantal jaren legalisatie van de abortus onmogelijk gemaakt en daardoor tallozen in het ongeluk gestort. Deze prijs is te hoog voor één of meer ministerszetels. Het strekt de VVD niet tot eer gezwicht te zijn voor onredelijke en onzedelijke eisen vart de KVP. Mr. A. DIRKZWAGER Rotterdam
"brieven Abortuswetgeving". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/07/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031649:mpeg21:p007