KORTE LIJNBAAN Ï8. BOTTEROAW.JEL. (010; 119403 1^7 1 RIJKEN tl, LANGE
NRC Handelsblad
- 02-11-1973
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- NRC Handelsblad
- Datum
- 02-11-1973
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Nieuwe Rotterdamse Courant
- Plaats van uitgave
- Rotterdam
- PPN
- 400367629
- Verschijningsperiode
- 1970-...
- Periode gedigitaliseerd
- oktober 1970-1994
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 29
- Jaargang
- 4
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Advertentie
Advertentie
Nog even een herhaling van de oproep, die wij in het CS van 5 oktober aan oude en jonge essayisten hebben gedaan: evenals vorig jaar schrijft NRC Handelsblad een essay-prijsvraag uit, ditmaal over het onderwerp „De ideale universiteit". Ook essays over deelonderwerpen, die met het algemene onderwerp verband houden, zijn welkom. Het essay mag niet langer zijn dan 4000 woorden (wel korter) en het mag nog niet eerder in boek, tijdschrift of krant zijn verschenen. De beste inzending wordt in het Cultureel Supplement gepubliceerd en beloond met 500 gulden (bij voldoende belangstelling zullen wij behalve het bekroonde ook enkele andere essays in het CS opnemen). De sluitingsdatum is 15 november 1973, het adres NRC Handelsblad, Cultureel Supplement, N. Z. Voorburgwal 234-240, Amsterdam.
Ludwig en Old Shatterhand twee Duitse volksheiligen Gesprek met Hans-Jürgen Syberberg
Hans -Jürgen Syberberg was een onbekende Duitse cineast, tot hij zich opwierp als naaste concurrent van de beroemde regisseur Luchino Visconti. Beiden maakten een film over Ludwig II van Beieren. Vooral bij de Franse filmcritici viel de vergelijking uit ten gunste van Syberberg, en zijn film loopt sinds mei met veel succes in een exclusieve bioscoop in Parijs. In Nederland was Syberberg de grote ontdekking van het festival Arnhem Alternatief, en de Ludwig-film bleek sindsdien de grootste publiektrekker van het niet-commerciële circuit. Syberberg, in Oost-Duitsland geboren, begon zijn filmloopbaan in 1935 op zijn zestiende jaar met het opnemen van Brechts theater-ensceneringen. Deze maand presenteerde hij zijn Ludwig-film in Antwerpen. Terwijl de pers en het zeer schaarse publiek de vertoning in de bioscoop van een buitenwijk bijwoonden, praatte Syberberg in een nabijgelegen café over de langharige Ludwig, de toneelbons Brecht, en de oplichter Karl May, over wie zijn volgende film zal gaan. De weduwe van Lehar en de Ufa-actrice Kristina Söderbaum, bekend uit de antisemitische film Jud Süss, spelen de bijrollen in Syberbergs lesje in Duitse cultuurgeschiedenis.
door FRANK ZAAGSMA „Een zeer eigenaardige film. Iets anders dan anderen. Iets origineels. Voor geen cent commercieel natuurlijk", is het commentaar van de voorzitter van de Antwerpse filmpers Mare Turfcruijer op Syberbergs Ludwig-film, gratis verstrekt aan zijn vakbroeders die de film nog niet gezien hebben en voorzichtig bij Syberberg informeren wat de boodschap van de film is. „De zwakte van de film is, zo men wil, dat hij geen boodschap heeft", antwoordt Syberberg. Later, wanneer de verzamelde pers een biefstukje met patat genuttigd heeft en vertrokken is naar de bioscoop, vraag ik hem vanuit welke motieven hij zich voor de figuur van Ludwig begon te interesseren. Syberberg: „Het is begonnen als een grap. Ik zat 's avonds met een paar vrienden in de trein, en toen kregen we het idee om een film over Ludwig te maken. Dat lag voor ons net zover weg als een film maken over de paus. Het was in de tijd dat meh nog met portretten van Mao over de straat liep, een film maken over iemand als Ludwig was te grotesk om aan te denken. Maar ik bedacht een scène met Wagner op de motorfiets, en Ludwig zou dan een langharige zijn en een homosexueel, en de man die Beieren verkocht aan Pruisen. Dat was louter een grap, en als zodarii hebben we het ook aan de televisie als project aangeboden". „Toen heb ik de paperassen bestudeerd en, dat is het curieuze, enerzijds gemerkt dat de figuur van Ludwig veel interessanter was dan alleen maar als grap, en anderzijds dat hij grotendeels precies zo was als ik bij wijze van grap gedebiteerd had. Hij was namelijk zeer ijdel en bij de militairen gehaat omdat
hij lange haren droeg. En hij bereed weliswaar geen motor, maar hij heeft op paarden werkelijk tot het excessieve toe gereden, hele nachten lang. Hij heeft geld uit de staatskas genomen eh daarvoor kastelen gebouwd en de opera's van Wagner bekostigd. Dat wist ik toen niet, ik had het alleen maar bedacht en dat bleek exact zo uit te komen". „Bij het zoeken naar materiaal heb ik nogal wat moeilijkheden gehad met de familie van Ludwig.-Die verbood mij hun grote ■ archief te betreden, dat trouwens aan de staat toebehoort. Het is een zeer rijke en machtige familie in Beieren. Ik kreeg de indruk dat Ludwigs erven nogal jaloers zijn op zijn roem. Nadat de film af was kreeg ik ook moeilijkheden met de weduwe van Lehar. Die deed me een proces aan omdat ik het liedje „Gern hab ich die • Frau geküsst" gemengd heb met de" muziek van Wagner. Ze klaagde dat ik Lehar kapot maakte met Wagner. Ik zei: dat begrijp ik niet, Wagner is toch veel beter dan Lehar? Maar zij beweerde dat dat voor de juristen niet geldt, er is geen bewijs te vinden dat Wagner beter is. Het schijnt dat men niet ongevraagd muziek door elkaar mag mengen. Dat is ook bij beelden het geval. Als je een close-up laat zien van Willi Brandt terwijl hij praat, en je geeft dan opeens een beeld van een naakt meisje terwijl Brandt nog steeds doorpraat, dan kan Brandt een aanklacht indienen". Heilige Heeft aan Syberbergs belangstelling voor Ludwig ook een eigentijdse betrokkenheid ten grondslag gelegen? Het grote conflict in de film speelt tussen
de adel en de politici die zo sriel mogelijk willen industrialseren, en de aan het nog ongerepte landschap verknochte vorst die de voor de industrialisatie benodigde gelden opsoupeert. Syberberg: „Ik geloof dat als iemand vandaag een film maakt over een historisch thema, hij de geschiedenis steeds vanuit het perspectief van het ■ heden bekijkt. Dat heeft bij Ludwig ook een rol gespeeld. Het was de tijd van de proletarisering en de massificatie van de mensen enerzijds, en anderzijds had je Ludwigs sehnsucht naar vrijheid, individualiteit en de natuur". „Voordat beide films over hem ontstonden, was Ludwig in Duitsland een legende, een soort heilige. Een tot lieveling geworden kitschfiguur. Lange tijd heeft men hem niet ernstig genomen. Als je er nu over nadenkt, merk je dat hij typisch voor zijn tijd stond, dat hij binnen de cultuur een centrale positie inneemt. Ik heb de film vanuit een ironische houding gemaakt, maar de ironie wordt op een tweede niveau weer ernst. Het is sentimentele pathos die door komedie afgewisseld wordt. Dat is met Ludwig verbonden, - omdat hij zonder pathos of ironie nauwelijks te verdragen is". Ondertussen worden Syberbergs "woorden geregeld overstemd door een binnengekomen groepje Antwerpenaars dat na het innemen van enige alcoholica allengs vrolijker is geworden en steeds frequenter in een homerisch gelach uitbarst. Ik beweeg de microfoon dichter in de richting van Syberbergs mond en vraag hem naar de Brecht-film die hij in 1971, een jaar voor Ludwig, gemaakt
heeft. Syberberg: „Die film is gebaseerd op de opnamen van de toneelrepetities van het Berliner Ensemble die ik in 1952 en 1953 gemaakt heb. Ik- was destijds meer geïnteresseerd in het theater dan in de film, ik woonde in Rostock, fotografeerde veel toneel en maakte zelfs 8 mm opnamen van theateropvoeringen". „Ik werd via Brechts assistent die in Rostock een stuk van Molière had geënsceneerd naar Berlijn uitgenodigd. Brecht heeft me ontvangen op zijn bureau en me belangrijker geacht dan ik was. Als ik het nu bekijk, was het erg handig van Brecht. Hij was in het cultuurbedrijf van de D.D.R. een zeer belangrijk man, maar desondanks bestonden er geen filmopnamen van zijn ensceneringen. Hij heeft zelf veel laten fotograferen op eigen kosten, maar op het idee om op 8 mm opnamen te maken was hij niet gekomen. Hij zag kans om mij in deze leemte te gebruiken en verschafte me meteen toegang tot alle repetities. Ik was voor hem niet zozeer als persoonlijkheid belangrijk, maar als werktuig. Omdat ik toen nogal een fanaticus was, heb ik goed gefunctioneerd. Hij stelde mij vragen zoals iemand doet die als prominente figuur wat privileges geniet en wil weten hoe men in een dictatoriaal systeem van onderen denkt. Ik heb hem dingen bericht die hij zelf niet ervaarde. Hoe gecompliceerd het •was om van Rostock naar Berlijn te komen, dat je daarvoor trucs moest gebruiken. Bij mij was het relatief eenvoudig omdat ik een uitnodiging had van het Berliner Ensemble. Maar je moest je in Berlijn wel steeds melden bij de politie". „Maar als je eenmaal in OostBerlijn
zat, kon je gemakkelijk met de metro naar West-Berlijn rijden. Ik ging daar veel naar de bioscoop, er liepen daar veel interessantere films dan in de DDR. La belle èt la béte van Cocteau, die voor mijn Ludwigfilm erg belangrijk was. Les jeux sont faits van Delannoy, en natuurlijk de films van die jonge acteur die de' prins van Hombourg gespeeld heeft, Gérard Philipe. Ik ben toen naar West-Duitsland gevlucht. Waarom? Dat had zeer veel gronden. Ik wilde destijds weg van het ouderlijk huis. Ik wilde ook niet meer naar school, ik was zeer vroeg rijp door het contact met het toneel en Brecht en wilde praktisch iets gaan doen, gewoonweg werken. En natuurlijk politieke gronden. Ik was nogal teleurgesteld in het systeem. West-Berlijn beviel me beter, het was levendiger". „Nadat ik eenmaal gevlucht was heb ik in veel doorgangskampen gezeten. De staat nam de verantwoordelijkheid over voor mij, want ik was minderjarig. Ik moest toch naar school gaan, in de provincie, waar ik noch de bioscoop had, noch het theater. Ik luisterde elke nacht naar de radio. Dat was mijn enige contact met de buitenwereld. Later ben ik kunstgeschiedenis gaan studeren. In die tijd was de Duitse film in de situatie dat jonge fanatieke cineasten in het geheel geen kans hadden. Jonge mensen werden systematisch geweerd. Pas in het midden van de jaren '60 kwam er een begin met de korte
films. Politiek geëngageerde films van de groep van Oberhausen". Het gelach is inmiddels opgehouden. Syberberg vermeldt zijn hardnekkige en uiteindelijk succesvolle pogingen om bij de televisie aan de slag te komen, zijn documentaire over Romy. Schneider, zijn twee films over de in 1970 zeer bejaard overleden acteur-regisseur Fritz Kortner, die hij tijdens de repetitie van een toneelscène aan het werk als regisseur filmde en een jaar later monologen uit Faust en De Koopman van Ventië liet uitspreken. Voor Fritz Kortner spricht Monologe für eine Schallplatte kreeg Syberberg de Bundesfilmpreis. Het geld stelde Syberberg in staat om in 1968 zijn eerste speelfilm Scarabea te maken, die door de Duitse filmkritiek niet in dank afgenomen werd. Syberberg: „In die tijd was de sociaal-critische film in de mode. Scarabea was daarentegen een zeer archaische film, en dat heeft men niet geaccepteerd. Het is het begin van een lange controverse met de Duitse kritiek geweest, en de kritieken over Ludwig zijn er een consequente voortzetting van. Men mag mij nog steeds niet,'ondanks het succes in Parijs". Söderbaum Niettemin gaat hij door, hoewel hij op zijn vingers kan natellen dat zijn keuze van de actrice Kristina Söderbaum voor zijn
nieuwe film over Ka-rl May de nodige ergernis zal verwekken. Söderbaum werd berucht door haar vertolking van het frisse, zeer arisch meisje dat . in de film Jud Süss, in 1940 gemaakt door haar echtgenoot Veit Harlan, overweldigd werd door de vileine jood Süss Oppenheimur en zich vervolgens uit schande verdronk. Daarnaast is Syberberg van plan een film over Hitier te gaan maken, en een film over de naoorlogs processen rond Veit Harlan, die ervan beschuldigd werd de moord op zes miljoen joden met Jud Süss gestimuleerd te hebben. Syberberg: „Ik zie Karl May als een romantisch, maar geen militant fascist die tussen de gebroeders Grimm en Hitier in zit. Als Söderbaum in die film speelt, kun je die verbinding leggen. Op Karl May ben ik gekomen doordat hij een tijdgenoot van Ludwig was. Hij heeft de laatste tien jaren van zijn •leven alleen maar processen gevoerd. Hij was toen een grote ster, een schrijver voor de katholieke familietijdschriften en voor de schooljeugd, een nationale auteur van het tijdperk van Wilhelm II, en toen kwamen plotseling erge dingen aan het daglicht. Hij had in zijn jeugd tien jaar in de gevangenis gezeten. Men gaf romans uit die hij onder een pseudoniem had geschreven. Daar zaten erotische passages in waarvan hij beweerde dat een ander ze geschreven had. Hij heeft zichzelf Doctor genoemd en de Doctorstitel gekocht van een kapper in Chicago. Hij bleek niet in Amerika geweest te zijn, en toch schreef hij alles in de ik-vorm als vriend van Winnetou, als Old Shatterhand. May heeft steeds meer aanklachten wegens laster ingediend, en de processen deels gewonnen, deels verloren. Dit probleem van de gerechtigheid en de fantasie, van de cultuurkritiek in zijn tijd, wil ik behandelen. De tijd van het burgerdom en het patriottisme. Het chauvinisme van de Duitsers die enerzijds allemaal kleine Old Shatterhands wilden zijn en anderzijds beledigd waren dat Karl May eigenlijk een misdadiger was. Old Shatterhand was een misdadiger".
Hans-Jürgen Syberberg
Boven en onder: Scènes uit Ludwig Links: Harlan met Kristina Soderbaum tijdens de produktie van Kolberg Rechts: Ludwigs droom over het nazidom
DRIE DANSERESSEN - HONDERD GISELLE'S
door W. BOSWINKEL Op 22 november geeft het Nationale Ballet de honderdste voorstelling van het romantische ballet Giselle en het ziet cr ïïiet naar uit dat dit meester- - Werk uit 1841 van het repertoire 2 al verdwijnen. Zeker niet als het ligt aan de drie danseressen die om beurten de veelgevreesde maar ook bijzonder begeerlijke hoofdrol dansen - hier volgen flarden uit een gesprek dat we tussen repetities door ■Tiet de drie hadden. Ten eerste Maria Hardi, Hongaarse
van geboorte, opleiding in eigen land en eerste carrière daar, leertijd bij het Bolsjoi in Moskou, met haar echtgenoot Zoltan Peter nu na een periode in München bij het Nationale Ballet; ze heeft Giselle in vier verschillende versies gedanst. Dan Monique Sand, Franc aise, begonnen in Toulon, met haar echtgenoot Francis Sinceretti via Genève en Hamburg in ons land geëngageerd. Ten slotte de zeer Nederlandse Aiexandra Radius, die haar carrière
grotendeels in eigen land heeft gemaakt, met haar man Han Ebbelaar ook buiten de grenzen erkenning vond, en nu met hem samen in Amsterdam domicilie heeft. Eerste vraag natuurlijk: wat maakt deze rol aantrekkelijk? Sand: „Dat je er werkelijk in acteren kunt, en niet alleen maar de voorgeschreven passen keurig op tijd uitvoeren. Er gebeurt in het eerste bedrijf veel met het meisje_Giselle, en van
de danseres wordt geëist dat ze dat op een persoonlijke manier weet uit te spelen." Radius: „Het is een rol waar je over na kunt denken, en voortdurend mee bezig bent. Het komt in een ballet weinig voor dat je uit veel mogelijkheden kunt kiezen en dat heeft bij Giselle al direct te maken met de manier waarop je het verhaal ondergaat. Om te beginnen is het al moeilijk een stijl te kiezen die zowel recht doet aan het verhaal van het dorpsmeisje
dat stapelverliefd wordt op een vermomde edelman, alsoo,k aan het feit dat ze na de onthulling van zijn ware identiteit snel krankzinnig wordt en sterft." Daarmee zijn we bij de beroemde sterfscène, die bij de deskundige toeschouwer altijd een gourmet-sensatie oproept. Gaat het met klauwende handen en een opengesperde mond, of ingetogen zoals bijvoorbeeld Oelanova het deed? Aradi: „In elk geval kan het niet meer zoals het oorspronkelijk wel gedaan is, met een hevig pathos - ik veronderstel dat ze daar in de echte romantische periode "wel zwaar werk van gemaakt hebben. Je kunt tegenwoordig met minder middelen wel dichter bij de mensen komen, zonder aan dramatisch effect te verliezen." Sand: „Ja, maar toch zie je dan maar weer, dat ik er veel meer drama van maak. De mensen zijn tegenwoordig door de televisie en de film erg gewend geraakt aan geweld en in dat opzicht moet je het publiek tegemoet komen." Radius: „Maar als je dat doorzet en zelfs de suggestie dat Giselle zelfmoord pleegt met het zwaard van haar minnaar (en dat is gebeurd), dan moet je ook met bloed aan de handen gaan werken - dat kan toch niet?" Hysterisch De psychologie van Giselle is aan de orde. Er zijn versies te zien geweest waarin Giselle direct al bij haar opkomst te herkennen
was als een wat typisch meisje, dat zich schrikachtig rondbeweegt en slechts met moeite het contact met de omgeving in stand hield. Dit wordt veroordeeld. Hoewel? Aradi: „Eén ding is voor mij zeker: ze is hysterisch. Al is het dan niet authentiek overgeleverd, in alle versies zie je dat ze dat bloempje uitplukt van: hij houdt van me, hij houdt niet van me - altijd loopt het uit op die huilbui bij negatief resultaat. Gewoon kun je dat niet noemen." Alle drie dansen zij hun rol met hun eigen echtgenoot als tegenspeler, en dat vinden ze erg prettig. Dat heeft dan voornamelijk
te maken met de interpretatie van de beide rollen, die zorgvuldig op elkaar moeten worden afgestemd. Radius: „Als in het begin al blijkt dat er met de verklede prins iets aan de hand is, dan mag je nog wel geloven dat hij eerlijk is in zijn bedoelingen tegenover Giselle, maar dan moet zij ook de kans hebben een licht element van onrust in haar spel te brengen. Staat hij daar gewoon als een verliefde man in eenvoudige kleding - dan moet ook zij het anders doen. Overschakelen van de ene naar de andere partner vind ik nogal moeilijk, omdat er uitgewerkte karakters op het toneel moeten staan."
Aiexandra Radius Maria Aradi Monique Sana