lj rees j r . e « het schoelje Q , -WIJL, eke h ^ Ct ^ on Sns van de poliDrees Ds ' 70 heeft W. A merilf='' fractlev °orzitter, de voor * u Se . President Nixon maakt oe ^ e hebben uitgeGaat rn ''' n . oren niet geloven! Wat dp , 6 f- S dom weg af op ^ent concf 1,ianden van de Presigen ■> i, in de wereld brenvoor dat waar is, geef ik v °or ziin Politiek e ' Ziin ke nnis en nul P 0 htiek besef een groent rif u niet waar is *** oLtV,:*■ Drees dat in het oBenKo 61 " Drees jr. dat in Als ijfj aar tegen te spreken. daar rerh? g Van DS ' 70 heb ik du »zendpr, ° p ' eve nals de vele b °n gestemd 6 ° P ° rees Jr ' heb ' ar als het wél waar is,
welnu, dan geef ik Drees jr geen enkele electorale levenskans meer. Ik ben er werkelijk niet op uit om de één of andere Amerikaanse president in het zadel te houden, maar wel vind ik dat het de kleine burgeman Drees jr. niet past zo'n enormiteit te verkondigen, zeker niet nu Nixon, zelfs in de ogen van links (en dat zegt tegenwoordig toch wel wat) China bij de internationale politiek heeft betrokken, de Vietnamoorlog heeft gestopt, Israël van wapens heeft voorzien, de Russen gedwongen heeft van hun voornemens om troepen naar het Midden-Oosten te zenden heeft afgehouden, en voorts de Amerikanen miljarden guldens per jaar voor ontwikkelingshulp laat betalen, om nog maar niet te spreken van de gigantische bedragen die Amerika uittrekt om mede de heer W. Drees jr. te beveiligen. J. C. TEN CATE Czn. Rotterdam.
"BRIEVEN". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1973/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031684:mpeg21:p007
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1973/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031684:mpeg21:p007
ALS NEDERLAND moet fietsen zal Frankrijk niet kunnen blijven autorijden, zo schreef laatst een Frans weekblad. De jongste ontwikkelingen wijzen erop, dat deze woorden wel eens een profetisch karakter zouden kunnen hebben. Want al blijft de Arabische olie naar Frankrijk vloeien, de grote oliemaatschappijen zijn van plan nietArabische olie te dirigeren naar landen die van de Arabische boycot te lijden hebben. En dat betekent dat ook Frankrijk een deel van de lasten te dragen krijgt. Ook Frankrijk zal zich dus niet kunnen onttrekken aan de wederzijdse afhankelijkheid, waarin alle landen van deze wereld zich bevinden. En blijkbaar heeft in een dergelijke interdependente wereld het woord „eigenbelang" een andere betekenis dan het had in de negentiende eeuw, althans zijn voor het nastreven van dat eigenbelang blijkbaar andere middelen nodig dan de oude beproefde. Het egoïsme der staten als zodanig moge van alle tijden zijn. de wijze waarop het zich manifesteert moet aan de konkrete omstandigheden zijn aangepast. Dit geldt op het ogenblik zeker voor een zo kwetsbaar land als Frankrijk, dat nog minder dan Engeland autonoom over alternatieve eigen energiebronnen kan beschikken, zoals steenkool, hydro-elektriciteit, olie uit de Noordzee en aardgas. DAAROM IS er voor de Europese landen reden te over de waarschuwing van de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, Kissinger, ter harte te nemen dat nauwe samenwerking met de Amerikaanse vredespogingen voor het Midden-Oosten meer tot de vrede en dus tot de oplossing van het olieprobleem kan bijdragen dan geïsoleerde acties. Al was het slechts omdat alleen de Amerikanen Israël de politieke waarborgen kunnen geven die de Israëli's eventueel kunnen bewegen tot het aanvaarden van vredesregelingen voor hét Midden-Oosten, die ook voor de Arabieren aanvaardbaar zijn. Eensgezindheid van de industriële wereld is ook nodig omdat de Arabieren duidelijk de neiging hebben de politieke prijs voor hervatting van hun olieleveranties op te schroeven. Zij beginnen nu al van hun vrienden positieve hulp te vragen, niet alleen in woorden, maar ook in daden, zoals de verbreking van diplomatieke betrekkingen met Israël, die gesuggereerd werd aan Japan. Hier en daar wordt ook al de eis gehoord van wapenleveranties. En dan nog bij voorkeur — zoals Khadaffi heeft laten blijken — leveranties van offensieve wapens die de Russen niet willen geven, reden waarom de Egyptenaren enige maanden geleden zelfs het merendeel der Russische adviseurs de deur heeft gewezen. Toegeven aan deze eisen zou een heilloze zaak zijn. MAAR NIET alleen met het oog op de onmiddelijke situatie is nauwe samenwerking van de hele westelijke wereld nodig. Niet minder vereist is zij voor de plannen op lange termijn om het Midden-Oosten economisch te ontsluiten en voor de maatregelen op lange termijn om alternatieve energiebronnen te vinden. Weinig bruikbaar als uitgangspunt voor dit laatste is de Franse stelling dat Europa ten aanzien van de verrijkte uranium straks niet net zo afhankelijk moet worden van Amerika als het nu is van de Arabieren voor olie. Dit is een probleemstelling die realistischer schijnt dan ze is. al was het maar omdat de energie-autarkie zo duur moet worden gekocht dat Europa's internationale concurrentiepositie er ernstig door zou worden aangetast. En niet in te zien is waarom samenwerking met Amerika en Japan noodzakelijkerwijs tot een ondergeschikte positie van Europa moet leiden. Een dergelijke vrees getuigt van weinig vertrouwen in eigen kunnen. WAT NEDERLAND betreft kan met belangstelling worden uitgezien naar de aangekondigde konkretisering van de Amerikaanse belofte van hulp in verband met de olieboycot. Een effectieve Amerikaanse hulp zou niet alleen de economische, maar ook de politieke positie van Nederland — in Europa en in de wereld — belangrijk kunnen versterken.
"Nuttige waarschuwing". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1973/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031684:mpeg21:p007
NRC HANDELSBLAD R'dam (010) 147211 - A'dam (020) 239811 - Den Haag (070) 645844 Westblaak 180 N.Z. Voorburgwal 234-240 Parkstraat 25 Hoofdredacteur: drs. A. S. Spoor. Adj.-hoofdredacteuren: W. H. Guise. drs. J. R. Soetenhorst en W. Woltz. Eindredactie: D. H. Hijman» en J. Muijrera. Chef opmaak: J. G. Karstel. Commen-atoren: H. J. A Hofland en K. M Schreiner. Opiniepagina; R. H. G. Meiier. Redactieraad CS: mr. K. L, Poll. A. van der Veen en W. Woltz. Pol. redactie: J. M Bik, mr. B C. L. Waanders (parlement) en Th. W. Westerwoudt Chef deot. redactie: t". J. Boer Chef Amsterdam: B Roodnat. Chef Rotterdam/Den Haag: N de Bruijn. Corr. Zuid-Nederland: M. Paumen. Chef buitenland: J. H. Samplemon. Correspondenten S van der Zee (Bonn), mr. E. C. A. Kuvper (Belgié) en mr. F W. A Visser (EG en NAVO) (Brussei), E. Booqe'man (Parijs), drs. W. S. A Colenbrander (Londen). E. G. Lachman (Washington), A. F. Luyendijk (Madrid), dr. M. Huber Noodt (Bern), S. de Winter (Genève). A. H. Luijdiens (Rome), dr A. F. E. Salomonson (Wenen), drs F. Suasso de Lima de Prado (Belgrado), S. M. Bouman (Te' Aviv), drs. F. G. van Hasselt (Istanboel). B Pereon (New York), M. Simons (Mexico), dr. J. van der Putten (Santiaqo), Chr. Rol! (Hongkong), K. G. van Wolfere'" ^Tokio), drs. Th. Ruyter (Dar-Es-Salaam), Gadis Rasid (Djakarla). Nieuwsdienst Le Monde. Kunstredactie; J. M. Müller (chef dag. pagina), drs J. E. Redeker (beeld, kunai). E. Wafler (film), J. Reichenfeld (muziék). W Boswinkel (toneel). P. van Eeten, B. C. van der Velden (verslaggeving). Chef mens en bedrijf: H. A. Berkhout, beursredacteur: E. A. Damen, soc. econ.: A. F. van Zweeden en J. F. van den Broek. Chef Soort: S. i. IJdema. Onderwijs/ aeest. «even: J. W. M van Spaandonk. Wetenschappen: A de Kool.
"Advertentie". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1973/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031684:mpeg21:p007
Dezer dagen / door J. L. Heldring
Over enige weken gaan negin Europese staats- en regeringshoofden in Kopenhagen „om het haardvuur" zitten. Het zou interessant zijn te weten wat ze van elkaar en eikaars politiek denken. Sommigen zijn zo openhartig geweest om dat al te vertellen. Zo onze minister-president, die een paar maanden geleden op een persconferentie te Bonn zei dat de Franse nolitiek grotendeels te verklaren was uit gefrustreerdheid. Dat is ook zo'n opmerking die hij beter voor zich had kunnen houden. Hij riskeert er meer mee dan hij er ooit niee kan winnen. Nu hij woensdag in de Eerstp Kamer heeft bestreden dat het buitenlands beleid onzorgvuldigheid kan worden verweten, moeten we aannemen dat deze opmerking weloverwogen is geweest. Des te erger.
Nee, dan is president Pompidou handiger. Die laat zich niet direct uit over het Nederlandse buitenlands beleid, en toch kunnen we met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid weten hoe hij erover denkt. I:i Le Monde van zondag-maandag jl. vertelt André Fontaine ons dat. Fontaine citeert Pompidou nergens, zodat deze zich altijd van de domme kan houden, maar het is duidelijk dat hij zijn wetenschap uit de meest bevoegde bron heeft. Na gezegd te hebban dat de president de angst van de kleine landen van Europa voor het „dictaat" van de groten zinloos vindt — in een directorium van drie zal er immers nooit eenstemmigheid zijn, zegt hij — komt hij over Pompidous oordeel over de Nederlandse politiek te spreken.
Drie opeenvolgende Nederlandse ministers-presidenten hebben hem, „hoewel tot verschillende partijen behorend", een zelfde verhaal opgehangen over het thema van de „supranationaliteit". Dat klopt alvast niet, want Pompidou heeft, voor zover bekend. Den Uyl nog niet ontmoet; en vóór het kabinet-De^ Uyl hebben we bijnn vijftien jaar lang — sinds 1958 — alleen maar katholieke en antirevolutionaire ministers-presidenten gehad, van wie — alweer: voor iover bekend — Pompidou slechts De Jong en Biesheuvel heeft ontmoet. Maar goed, zelfs het geheugen van een Franse president faalt wel eens. Belangrijker is het te weten wat Pompidou denkt van het discours over de supranationaliteit. Welnu, het komt hem „niet erg oprecht" voor, meldt
Fontaine. Het is goed dit te weten: onze eigen oprechtheid, waarvan we zelf zo diep overtuigd zijn, is voor anderen niet altijd geloofwaardig. En in de buitenlandse politiek gaat het, helaas, meer om geloofwaardigheid dan om oprechtheid. In de buitenlandse politiek is het ook goed te bedenken dat: zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten. Pompidou nu, gaat — waarschijnlijk terecht — uit van de realiteit van de staten en kan zich — waarschijnlijk ten onrechte — niet voorstellen dat een andere politicus daar niet van uitgaat. Wie zegt dat hij gelooft in de supranationaliteit, die d-eze realiteit ontkent, is dus volgens hem „niet erg oprecht". Nu wil de ironie cat Den Uyl de minst „supranationale" minister-president is die we sinds lange tijd hebben gehad. Al in de jaren '50 kon hij zich — anders dan zijn nartijgenoten Van der Goes van Naters, Samkalden of Mansholt — nooit erg opwinden over de tegenstelling: supranationaliteit of „Europa der staten". Wat dat betreft leek hij meer op de oude Drees, die ook sceptisch stond tegenover de supranationaliteit. En de rede die nij — nu minister-president — op 6 oktober jl. voor de Europese Beweging te U'reoh 1 gehouden
heeft, was ook geer. geloofsbelijdenis aan dat ideaal. Integendeel eerder. Daar zal Pompidou half december in Kopenhagen misschien achter komen. Intussen echter gelooft de Franse president dat ie Nederlandse politiek , in 'verkelijkheid" — een werkelijkheid dus die, volgens hem, verbloemd wordt door supernationale geloofsbelijdenissen — gevoed wordt door angsten die terug te voeren zijn „tot het tijdperk dat Nederland de wet van de opeenvolgende Europese hegemonieën onderging en van de banden die het Huis van Oranje tussen Nederland en Groot-Britannië heeft geknoopt". Deze interpretatie heeft Pompidou geërfd van zijn voorganger, generaal de Gaulle» die de hedendaagse politiek steeds zag in het licht van de geschiedenis. In dit licht kon hij zelfs waardering opbrengen voor de Nederlandse politiek — zij het niet voor haar supranationale verbloemingen, — hoewel hij zich in zijn eigen politiek tegenover Nederland allerminst door die waardering liet leider. Waarom zou hij ook'' En zo gek is die historische interpretatie van de Nederlandse politiek niet eens. Onze voorliefde voor de supranationaliteit is, ten dele althans, heel wel te verklaren uit ons klpine-landswantrouwen
jegens de hegemonieën der groten, die onze politiek door de eeuwen heen beheerst heeft. Dat er vele ministers zijn geweest — zelfs van buitenlandse zaken (Schmelzer bijv.) — die geloofden in de puurheid — dus niet in de historisch-materialistische oorsprong — van hun eigen supranationale voorliefde, is geen logenstraffing van die interpretatie — want ook ministers zijn zich niet altijd bewust van de eigenlijke motieven van de politiek die zij bepleiten. Wat dat betreft betreft hebben buitenlanders vaak een onbevangener kijk op die politiek. Trouwens: zelfs als die kijk verkeerd is, is hij op z'n minst even belangrijk als de interpretatie die wij er zelf aan geven. Immers, in de buitenlandse politiek hebben we in de eerste plaats met buiten tanders te maken. Dat wordt nog wel eens vergeten. En die buitenlanders zijn — het zij nogmaals gezegd — niet altijd zo onder de indruk van onze oprechtheid als we zelf zijn. Zelfs het applaus dat minister Pronk enige maanden geleden in Genève bij de vertegenwoordigers van de Derde Wereld oogstte, was niet geheel vrij van scepsis. Een van de applaudisserende Afrikanen zei terzijde over Pronks rede: „White man wants to become black man" — een opmerking waaruit een flinke dosis ongeloof >*> Nederlands oprechtheid sprak.
"Zoals de waard is vertrouwt hij ons". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1973/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031684:mpeg21:p007
door prof. K. BAKKER hoogleraar dierlijke oecologie te Leiden
Wat voor toekomst heeft het door verkiezingsuitslagen wat aangeslagen D'66? Twee actieve leden geven hun visie - ook op de taak die het partijcongres van morgen daarbij heeft.
Zaterdag congresseert D'66. De grote vraa^ is of dit congres de laatste stuiptrekking zal zijn van een partij die met zoveel élan zijn intrede maakte in de Nederlandse politiek, en ook weer zo snel de gunst van de kiezers verspeelde, of dat het een nieuw begin zal inluiden. Als de leden zich beperken tot het wondenlikken, het ontwerpen van een plan voor het dichten van het grote financiële gat en het bijstellen van statuten en reglementen, zal dat zeker niet gebeuren. Alleen een eigen „keerpunt" zal D'66 kunnen redden: de partij moet weer een eigen gezicht krijgen, een eigen identiteit die zij voor de kiezers totaal heeft verloren. Hoe moet dit «... uitzien?
De partij zal, om zichzelf te hervinden, moeten teruggrijpen op essentiële elementen uit haar beginperiode: het doorbreken van het starre links-rechts denken, zoals Van Mierlo bepleitte in zijn rede op het congres van 1968. Hij stelde toen dat door dit denken een volstrekt onbeweeglijk kiezerspatroon was ontstaan, met een grote middengroep die zich niet thuisvoelt bij de PvdA of de VVD wegens hun verouderde tegenstellingen, en daarom op de (onduidelijke) confessionele partijen stemt — als enige ontsnappingsmogelijkheid. Wat is er van deze doorbraak terechtgekomen? D'66 lijkt helaas van harte mee te doen aan diezelfde polarisatie die zij toen verafschuwde. Ik ben het geheel eens met Van Walsum (NRC Handelsblad, 7 aug. 1973) die stelde dat de polarisatie verantwoordelijk is voor het onbehagen bij vele kiezers. De grote toeloop naar PvdA en WD is hier niet mee in strijd: zij kan als noodsprong worden gezien bij het ontbreken van een alternatief. Zeker potentiële D'66 kiezers zullen inzien dat de duidelijkheid niet bevorderd wordt door het geforceerd baseren van beleidsalternatieven op „bestaande fundamentele tegenstèllingen", zodat er voor elk vraagstuk één „progressieve" en één „conservatieve" oplossing resulteert. Polarisatie leidt tot onwezenlijke tegenstellingen, door het bewust elimineren van andere oplossingen. „Duidelijkheid" die door simplificatie wordt verkregen is slechts schijn-duidelijkheid, en het lijkt aannemelijk dat dit bij veel kiezers een grote mate van onbehagen opwekt, omdat het in strijd is met hun aard en geestelijke instelling. Deze kiezers voelen er niets voor om te worden verwezen naar één van de dan overgebleven twee „fundamenteel tegengestelde kampen", omdat zij dit als een aantasting van een genuanceerde wijze van denken ervaren. Zij vragen zich af of de tegenstellingen inderdaad wel zo fundamenteel zijn. ..Het zijn mensen dié de behoefte aan vernieuwing in sommige gevallen evident vinden, jnaar in andere minder, die zich bewust zijn van de onbeperkte variëteit in methoden om een gesteld doel te bereiken en die betwijfelen of altijd kan worden vasteesteld welke methoden ■progressiever" zijn dan andere. e ' zijn, kortom, mensen die juist een sterke behoefte voelen aan een niet-gepolariseerde, niet«mfessionele, gematigd progressieve of centrumpartij, ongeveer ~oajs D'66 in haar beginperiode eefc te worden (Van Walsum). D66 zal zich ernstig moeten a fvragen of zij voor de keuze "!S? s Wiegel of Arie Groene1 wil worden gesteld. Met de PvdA De ieden van D'66 hebben inrtl Jd van harte gestemd vóór samenwerking met de PvdA. » zien de verwarring in die parJ„_ en , de opstelling van veel ._" mall §e kopstukken, waaronder Den Uyl en Vondeling. laatst had, in zijn boek i^ Smaak en voorproef" zijn h P pi? re '? tegen Nieuw Link-; duidelijk geformuleerd. D'66 n Pr , !? e ÏL een kans te maken binkeliiv 6 ^ dA de gematigde „rekbfi t "1 steun te geven en zó Va e "ragen aan de vorming volI i -^ ei \-. gemati g d -P r °g r essieve o&5 "iet geleid door idehwft 4 scherpslijpers. Het Nipii,,, n T , 20 mogen wezen: Positie. s heeft een sterke en daarrn PvdA verk regen vecorfp f e m de "Progressie0n lang S ri" atie "- De PvdA heeft Proo-i-f ■ de vo rming van onbfn i' eve VoIks Parti i Paalde tijd uitgesteld. een voor
Ook de PPR. met haar christclijk-radicale politiek, beweegt zich helemaal in de richting van de polarisatie. „Bekeren" is vervangen door „omturnen", maar ik ben niet gerust over de geestelijke instelling van veel van deze mensen. Sommigen zijn even fanatiek en dogmatisch nu ze een „wetenschappelijke" maatschappijvisie hebben, als toen ze hun vastigheid in het leven ontleenden aan de kerkelijke dogma's. Het is alweer Van Walsum die op 29 en 30 augustus in deze krant hierover veel treffends wist te zeggen. | Mond dicht Bij dit alles houdt D'66 zijn mond — althans: de kiezers horen over dit onderwerp niets. Waarschijnlijk- zal er binnenskamers wel wat worden gezegd, maar voor de buitenstaanders heeft „D'66 zich laten inpakken door de socialisten". Het grote stemmenverlies is, voor zover ik kan beoordelen, hieraan te wijten. De wai.trouwende kiezer heeft gereageerd zoals Van Mierlo voorspelde: „Met veel tamtam over vernieuwing de politiek in, en anderhalf jaar later ondergaan in een concentratie, die overheerst wordt door een oude partij." Het „Krankzinnige Avontuur" is een historische vergissing geweest. Ik geloof dat D'66 terug moet naar de idealen van het begin: het bewust halen van de politieke problemen uit de linksrechts tegenstelling en dat de partij, zoals Van Mierlo zei, de burgers uit moet leggen dat je over verreweg de meeste problemen na kunt denken zonder die tegenstelling. „Of je wilt je eigen -ismen voor 100 pet. realiseren. óf je wilt een mengvorm. Als je 100 pet. wilt, goed, maar dan kun je beter een kemelsharen mantel of een vechtpak aantrekken, want democratische politiek kun je daar in Nederland niet mee maken." Dit betekent dat onderhandelen vóór de verkiezingen, en gezamenlijk met een programma én een ploeg komen een goede zaak is. Maar, voor de „achterban" en de „buitenwacht" een huichelachtig spel opvoeren waarin je zégt na de verkiezingen niet meer te willen onderhandelen. maar het natuurlijk (en terecht) tóch doet, omdat je geen meerderheid hebt verworven, is weerzinwekkend. Democratie in de zin van D'66 wordt zo een aanfluiting. Nederland is, relatief, een paradijs op aarde. Dit is te danken aan een, over lange tijd gezien, gematigd-progressief en stabiel beleid. Er is nog erg veel te doen, maar de wil tot verandering is géén privilege van de z.g. progressieven. Het is daarom zo angstwekkend dat door de „polarisatie" waaraan D'66 meewerkt, het politiek klimaat hier steeds kribbiger, ja, grimmiger wordt. Eénziil- 1 ' ? visies, ressentiment, onverdraagzaamheid komen steeds meer in de plaats van bereidheid tot overleg en tolerantie, eigenschappen die toch eens in ons land hoog stonden genoteerd. Het keerpunt van D'66 moet zijn het duidelijk verwerpen van deze polarisatie en het tonen van het gezicht van de redelijkheid. Alleen zó kan de partij weer aantrekkingskracht herkrijgen op al die links-liberalen sociaal-democraten en belijdende christenen die zich in de oude" partijen niet thuis voelen
"D'66 moet terug naar oude ideeën". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1973/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031684:mpeg21:p007
De toekomst voor D'66 zie ik somber in als het i>ar tij congres op a.s. zaterdag 24 november zich zou beperken tot een dis cussie over de mate van aanhankelijkheid tegenover de PvdA, Keerpunt en kabinet-Den Uyl. Ik hoop op een fundamenteler gesprek. Is er plaats voor een gemoderniseerde liberaal-progressieve partij in het politieke spectrum van Nederland? Hoe moet zo'n partij er dan uitzien? Op beide vragen is een positief antivoord mogelijk. Uit de bijna gestorven Democraten '66 kan een uiterst levensvatbaar D'74 groeien. Dat is voor D'66 het nieutve perspectief.
door drs. P. J. VAN DER HAM Wethouder van Haarlem
Het partijcongres van de Partij van de Arbeid heeft de weg naar een progressieve volkspartij afgesneden. Omdat ook de PPR het laat afweten, lijkt de vorming van een grote volkspartij, waar ook andere progressieve denkbeelden dan het socialisme een kans zouden krijgen, voor goed van de baan. D'66 staat nu op de tocht: de partij heeft identiteit verloren, er zijn geen kiezers meer, er is geen geld en geen perspectief. Het een hangt met het ander samen. De identiteitscrisis is het gevolg .van het gezamenlijk optrekken met de PvdA en de PPR. Daarvan is D'66 het slachtoffer geworden. Het doel van het samengaan is wel min of meer bereikt: de polarisatie heeft duidelijkheid gebracht in de politieke verhoudingen, het confessionele midden is afgekalfd. Het onderscheid tussen de politieke stromingen is daardoor sterker komen te liggen bij het vraagstuk van inkomen en bezit. En dat is nu juist het breukpunt waar D'66 zich als thematische partij qnwennig in voelt. Wat is er verkeerd beoordeeld in de periode die wij achter de rug hebben? Allereerst de reeds genoemde misrekening op de komst van een progressieve volkspartij. Maar ook hebben wij de bestaande verhoudingen in de Nederlandse politiek onderschat en heVoen wij mee-ewerkt aan het oproepen van politieke en maatschappelijke intolerantie. Tweedeling Wij hebben indertijd geloofd in de tweedeling progressief versus conservatief. Voor de VVD is die verwachting uitgekomen: er is een conservatieve partij gegroeid, die o.m. veel aanhang krijgt door het grof bespelen van materialistisch getinte sentimenten. Maar verder is het beeld verbrokkeld. De confessionelen
zijn veel taaier gebleken dan wij hadden verwacht, hun CDA zal nog lang een belangrijk deel van het Nederlandse volk achter zich vinden. Links is geradicaliseerd. Ik denk daarbij niet zo zeer aan de PPR, een'thematische partij als D'66, en dus op langere termijn van voorbijgaande aard. Wel heb ik voor ogen de groei van de communisten en het in kracht toenemen van de marxistisch-socialistische stroming in de PvdA. Ik voorzie — bij het uitblijven van „D'74" — een blijvende vierdeling: communisten, socialisten, confessionelen, liberaal-conservatieven. Ons uitgangspunt van de toekomstige tweedeling was dus fout. Intolerantie Wij hebben ook onbewust een andere fout gemaakt. Het blijkt dat de polarisatie leidde tot een zekere mate van politieke en n-.aatschappelijke intolerantie. De formatie van het kabinet-Den Uyl was weinig verheffend: wie condities vooraf stelt, moet ze wel zindelijk blijven hanteren. Iets dergelijks dreigt zich te herhalen bij het formeren van de colleges in provinciale staten en gemeenteraden. Een programcollege, dat op zich een democratisch instituut is, mag geen vrijbrief worden om bepaalde partijen bij voorbaat uit te sluiten. Voor wie goed luistert, dreigt dat wel te gaan gebeuren. Maatschappelijke intolerantie viel te proeven bij het verschijnen van de begroting van de reeering-Den Uyl. De polarisatie leidde tot een betoogtrant die zich bewoog tussen materialistische motieven van „halen bij de hogere inkomens" en „loon naar werken". Een voorbeeld daarvan vormde de discussie over de verdubbeling van de huurwaarde van het eigen huis. Omdat intolerantie Wezensvreemd is aan onze partij, vind ik dat polarisatie alleen gebruikt
mag worden om politieke verschilpunten te accentueren. Maar wij moeten er heel behoedzaam mee omspringen. Wat moet er nu met D'66 gebéuren? Ik meen dat noodzakelijke maatschappelijke vernieuwing gekoppeld moet worden aan een aantal liberale principes als individuele keuzevrijheid, particulier initiatief, geestelijke vrijheid en tolerantie tegenover anderen. Ik zou dat progressiefliberaal of liberaal-progressief willen noemen en denk dan aan de Engelse liberalen en de Duitse FDP. Ik accepteer een belangrijke overheidsbemoeiing en een centrale planning. Nieuw daarbij is een economische groei die niet meer gericht is op de kwantitatieve groei, maar op de kwalitatieve groei van het nationaal produkt. Een belangrijke opgaaf zal het zijn om nieuwe, individu-gerichte, democratische vormen te ontwikkelen, om daarmee het overheidsbeleid te corrigeren en het individu niet door de collectiviteit te laten overwoekeren. Dat laatste is de essentie van de zogenoemde participatiemaatschappij. Ons pragmatisme van voorheen was te dun, te weinig exclusief — ook andere partijen brengen het in praktijk —, het gaf te weinig houvast en inspiratie aan onze leden en kiezers. Als keuzebepaling van de middelen is het echter juist. Bij een verdere uitwerking van deze ideeën, vooral van de sociaal-economische aspecten, belanden wij tussen de gangbare ideeën van de socialistische PvdA en de conservatieve VVD, maar voegen ook geheel nieuwe denkbeelden aan de reeds bestaande toe. Electoraal bieden wij onderdak aan de daklozen die de VVD te materialistisch. de PvdA te marxistisch vinden en die de confessionelen niet meer zien zitten.
Congres Voor die koerswijziging hebben wij een jaar nodig, om het uit te werken en aan het idee te wennen. Die tiid moeten wij ook gebruiken om onze verplichtingen in Keerpunt af te wikkelen, en — dat is een erekwestie — onze financiële schuld af te lossen. Aan Keerpunt 'zijn wij gebonden zolang het kabinet-Den Uyl bestaat en dat heeft niet het eeuwige leven. Programmatisch kunnen wij nu al afstand nemen van de PvdA, door een nieuw programma uit te werken. Dat kan in de landspolitiek. maar ook in de provincies en de gemeenten. Juist op locaal en provinciaal niveau hebben wij de meeste moeite met de behoudende, bijna orthodoxe manier waarop vele socialistische afgevaardigden politiek bedrijven. Er is dan alle reden om af te komen van het socialistische imago dat D'66 nu overschaduwt. Het komende congres zal zich duidelijk moeten uitspreken of D'66 dat wil. Dat hoeft niet meteen een breuk te betekenen met onze progressieve partners. Wel vraag ik een duidelijker uitspraak over onze toekomst, dan de congresresolutie van onze partijtop. Het zou politieke zelfoverschatting zijn om nu nog te menen dat het de voornaamste functie van D'66 is om te waken over de PvdA. Keerpunt en het kabinet-Den Uyl. Als het congres niet verder komt dan dit perspectief, zie ik voor onze partij geen toekomst meer. Het zal dan een lange lijdensweg worden. Maar dat hoeft niet" Laten wii diep ademhalen en met D'74 opnieuw beginnen. Er is in Nederland dan plaats voor een politiek spectrum van vijf geledingen: communisten, socialisten, liberaal-progressieven, confessionelen, liberaalconservatieven.
Heeft D'66 met het „krankzinnig avontuur" met Den Uyls PvdA zijn identiteit verloren?
"Perspectief voor D'66: liberaal-progressieve partij". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1973/11/23 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031684:mpeg21:p007