Leeuwarden, 22 Aug. In de zitting van het Gerechtshof, bestemd tot behandeling van strafzaken en gepresideerd door den heer mr. W. B. S. Boeles, is het arrest uitgesproken tegen W. J. de S., oud 63 jaren, schoenmaker, geboren te Middelburg, wonende te Veenhuizen 3e gesticht, strekkende tot bevestiging van het vonnis der Rechtbank te Assen, waarbjj bij is schuldig verklaard aan diefstal en veroordeeld tot 4 maand gev.-straf, omdat hjj den 28 Mei 1.1. te Veenhuizen ten nadeele van den sluiswachter B. Hazelhoff een rijksdaalder heeft weggenomen. Daarna is bevestigd het vonnis der Rechtbank te Assen, waarbij P. D., oud 24 jaren, arbeider te Zuidlaarderveen, gem. Zuidlaren, is schuldig verklaard aan verduistering en veroordeeld tot 3 maanden gev.-straf, omdat hjj op of omstreeks 3 Mei 1.1. te Groningen f 40, welke hem destjjds als vrachtrijder door den bakker IJlkema te Hoogezand waren ter hand gesteld om voor dezen te Groningen een zak gort te koopen, ten eigen bate heeft gebruikt. Vervolgens is het arrest uitgesproken tegen H. K., oud 28 jaren, koopman te Farmsum, die door de Rechtbank te Groningen was vrjjgesproken van de hem ten laste gelegde opzettelijke en wederrechtelijke vernieling van eenig aan een ander toebehoorend goed, als niet bewezen verklaard. Na het op nieuw gehouden onderzoek achtte het Hof bewezen dat bekl. te Tjamsweer in de herberg van G. Jager, terwjjl daar bruiloft gevierd werd, waarbij hjj genoodigd was, doch waar men hem niet meer wilde toelaten omdat hij op 2 uur des middags gevraagd was en eerst 's avonds 44 1 / i uur kwam, een glasruit ingeslagen heeft. Het Hof vernietigde het vonnis, verklaarde beklaagde schuldig en veroordeelde hem tot f 40 boete, bij niet-betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis. Gistermorgen hield de Arr.-Rechtank te Groningen zich bezig met de behandeling van eene treurige doch ernstige zaak, de zaak nl. tegen Jacob Poel, vroeger postbode. Poel wordt beschuldigd dat hjj den 45 Juni. jl. een gesloten pakket, dat hem als postbode ter bezorging naar het postkantoor te Onderdendam was toevertrouwd, en den inhoud daarvan, bestaande uit effecten en coupons, zich wederrechtelijk h eft toegeëigend; een diefstal, waarvan wij den lezers vroeger iets mededeelden. De eigenaar van het pakket, den heer M. Talons, kassier te Uithuizen, en diens be diende, verklaren ter terechtzitting, dat door hen het ontvreemde pakket is bezorgd aan het postkantoor te Uithuizen om te worden verzonden
naar Amsterdam, waarvoor laatstgenoemde een re^u voor afzending ontving van den heer Polman, beambte op het postkantoor aldaar. Door den postbode van Uithuizen naar Warfurn is een zak met brieven, waarin ook het bedoelde pakket, te Warfum aan Poel ter hand gesteld. Beschuldigde heeft op den weg van Warfum naar Onderdendam den zak geopend, het pakket er uit genomen en in een stuk land verborgen. De geleidebrief, welke vermist wordt, en waarvoor hjj eveneens terecht staat als te hebben vernietigd, moet volgens beklaagde zich nog bevinden ter plaatse waar door hem het pakket is nedergelegd. Da brigadier-rjjksveldwachter te Onderdendam, aan wien Poel de ontvreemde geldswaardige papieren weder ter hand heeft gesteld, legt een gunstige verklaring van het levensgedrag van den beschuldigde af. Nimmer is P. nog met de justitie of politie in aanraking geweest, en volgens de meening van getuige is de beklaagde, die het vorige jaar zijne vrouw door dan dood verloor, om zich en zjjne acht jeugdige kinderen van hetnoodige te voorzien, tot deze daad gekomen. De subst.officier van justitie verklaart in zjjn requisitoir medelijden te gevoelen met den ambtenaar der posterjjen, die in een gegeven oogenblik — door armoede daartoe gebracht — de verleiding niet heeft kunnen weerstaan, en zich heeft schuldig gemaakt aan de zaak, waarvoor hjj thans terecht staat. Toch wordt dat medelijden bij ZE.Gestr. wel eenigszins getemperd, als hjj denkt, dat vroeger reeds vermoedens tegen den gedaagde waren gerezen. Het wil spreker voorkomen, dat de beklaagde niet op éénmaal tot deze daad is gebracht maar hg zich vroeger reeds aan andere oneerlijkheden heeft schuldig gemaakt. P. is schuldig en zal gestraft moeten worden. Met inachtneming van de verzachtende omstandigheden eischt spreker voor bekl. 2 jaren gev. Door den ambtshalve-verdediger, den heer mr. Meyer van Warf huizen, werd op eene lichtere straf aangedrongen, hetwelk pleiter uit naam van den cliënt en diens jeugdige kinderen verzocht. De beklaagde betoonde ter terechtzitting diep berouw. De veehandelaar G. Mejjer van Oude-Pekela, die een paar weken geleden in de nabjjheid van Zuidlaren ernstig werd mishandeld en alleen tegen betaling van f 40 werd vrijgelaten, heeft dezer dagen bericht ontvangen, dat de officier van justitie te Assen tegen den brutalen aanrander eene vervolging heeft ingesteld. Door de rechtbank te Zwolle zijn o. m. de navolgende vonnissen gewezen: H. J. v. d. K., arb. te Zandveld, ter zake van mish. van Levie R. de Bruin, 5 Mei 1.1. te Ambt Hardenberg, tot 4 week gev. — H. S., zonder beroep te Meppel, ter zake van diefstal van een gouden ring, 48 Juni 1.1. te Staphorst ten nadeele van den rustenden predikant Klaas Redder, gepleegd door een kind beneden den leeftijd van 46 jaren, handelende zonder oordeel des onderscheids, tot plaatsing in een rijkswerking tot 4 April 4892. De arr.-rechtbank te Winschoten veroordeelde eergisteren het lid van de d.d. schutterij dier gemeente, den landbouwer J. H., wegens beleediging, den kap.-comm. dier schutterij, den heer Mellema, tjjdens de oefening op 5 Juli j .1. aangedaan, tot 2 mnd. gev.straf. Door diezelfde rechtbank is Engbert van der H., 36 jaar, scharenslijper te Maten, gemeente Emmen, wegens openbare schennis der eerbaarheid, veroordeeld tot 4 mnd. gev.straf. Kantongerecht te Emmen. 46 Aug. Veroordeeld: Wegens openbare dronkenschap: T. de V., J. V., S. V., J. B., arbeiders, H. K., visscher en T. T., arbeidster, allen te Nieuw-Amsterdam, R. P. en Th. P. R., arbeiders te Exloërmond, H. S., arbeider te Schoonoord, D. de G., arbeider te Ódoornerveen, H. v. O., schipper, zonder vaste woonplaats, H. A., landbouwer te Oud-Schoonebeek, H. N., zonder beroep te Coevorden, en J. A, landbouwer te Dalerveen, de 4ste tot eene boete van f 0.50, subs. 4 dag hecht., de 42de tot eene boete van f 2, subs. 2 dagen hecht., de 43de tot eene boete van f 4, subs. 3 dagen hecht., de 44de tot een boete van f 5, subs. 3 dagen hecht, en de anderen ieder tot eene boete van f 4, subs. ieder 4 dag hecht. Wegens het in staat van dronkenschap in het openbaar de orde verstoren: J. B., arbeider te Nieuw-Amsterdam, tot eene boete van f 4, subs. 4 dagen hecht. Wegens het in de gemeente Emmen als tapper aanwezig hebben van bezoekers imjjne tapperjj gedurende den voor de sluiting bepaalden tjjd: E. D., tapper te Emmen, en F. K., koffiehuishouder en schipper te NieuwAmsterdam, de 4ste tot eene boete van f 7, subs. 5 dagen hecht, en de 2de tot eene boete van f 5, subs. 5 dagen hecht. Wegens het zich in de gemeente Sleen gedurende den voor de sluiting bepaalden tijd als bezoeker in eene tapperjj bevinden en daaruit niet op de eerste vermaning der politie vertrekken: J. d. R., arbeider te Schoonoord, tot eene boete van f 2, subs. 2 dagen hecht. Wegens het zich in de gemeente Emmen gedurende den voor de sluiting bepaalden tijd, te zamen en in vereeniging als bezoeker» bevinden in eene tapperij: W. W., J. M., J. P. en J. D., de 4ste en 4de arbeiders te NieuwAmsterdam, de 2de te Veenoord en de 3de te Schoonebeekerveld, ieder tot eene boete van f 2, subs. ieder 2 dagen hecht. Wegens 4o. nachteljjk burengerucht en 2o. openbare dronkenschap: R. K,, arbeider te Veenoord, tot 2 boeten, de 4ste boete van f 2 subs. 2 dagen hecht, en de 2de boete van f 4 subs. 4 dag hecht. Wegens nachteljjk burengerucht: D. F., arbeider te Ter-Apel, D. O., arbeider te Erica, T. K., arbeidster te Valthermond, F. K. en A. de G., arbeiders te Ódoornerveen, ieder tot eene boete van f 2 subs. ieder 2 dagen hecht. Wegens nachtelijk burengerucht te zamen en in vereeniging gepleegd : J. v. K. en J. K., arbeiders te Valthermond, J. A. dienstknecht en M. D., bakkersknecht, beiden te Dalen, D. d. G., A. B. en G. S., arbeidsters te Ódoornerveen, ieder tot eene boete van f 2 subs. ieder 2 dagen hecht.
W«gens het zonder daartoe gerechtigd te zijn laten loopen van vee op eenig hooiof weiland: J. L. en J. B., landbouwers te Noordbarge, en H. V., schaapherder te 't Haantje, de 4ste en 2de ieder tot eene boete van f 0.50 subs. ieder 4 dag hecht, en do 3de tot eene boete van f 4, subs. 4 dagen hecht. Wegens het zonder daartoe gerechtigd te zjjn laten loopen van vee' op eenigen grond die ter bezaaiing en bepooting is gereed gemaakt: W. K., schaapherder te Schoonoord, tot eene boete van f 4, subs. 4 dagen hecht. Wegens het zonder daartoe gerechtigd te zjjn laten loopen van vee op eenigen grond, die bezaaid is, beneden den leeftijd van 46 jaren met oordeel des onderscheids gepleegd: A. L., schaapherder te Oude Schutting, tot eene boete van f' 3, subs. 3 dagen hecht. Wegens het zonder daartoe gerechtigd te zjjn laten loopen van vee op eenig wei- of hooiland, beneden den leeftjjd van 46 jaren met oordeel des onderscheids gepleegd: J. H. F., schaapherder te N.-Amsterdam, en G. d. J,. koeherdster te Rowinkel, ieder tot eene boete van f 2, subs. ieder 2 dagen hecht. Wegens het in de gemeeente Emmen vee onbeheerd aantreffen op eenigen grond, waarop de houder van dat vee geen recht van gebruik heeft: J. E. te Emmen en H. L. te Erm, beiden landbouwers, de 4ste tot eene boete van f 0.50, subs. 4 dag hecht, en de 2de tot eene boete van f 4, subs. 4 dag hecht. Wegens het in de gem. Odoorn vee onbeheerd aantreffen op eenigen grond, waarop de houder van dat vee geen recht van gebruik heeft: M. S., landbouwer te Emmen, tot eene boete van f 0.50, subs. 4 dag hecht. Wegens het laten staan van een trekdier op een openbaren weg zonder de noodige voorzorgsmaatregelen tegen het aanrichten van schade te hebben genomen: A. K,, schuitejager te Appelscha, tot eene boete van f 4, subs. 4 dag hecht. Wegens het vervoeren van door eene besmettelijke ziekte aangetast vee: J. K., arbeider te den Oever, tot eene boete van f 45, subs. 45 dagen hecht. Vrijgesproken: A. P., arbeider te NieuwAmsterdam, gedagvaard ter zake van straatschenderij.
"RECHTSZAKEN.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/08/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102425:mpeg21:p003
"Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/08/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102425:mpeg21:p003
Arnlioiu, 22 Aug. Vm. 8 uur. 9.16 M. f A.P. af 2.25 M. boven nul. Gev. 0.06 M. 22 Aug. Vm. 8 uur. 3.51 M. f AP. af 2 92 M. boven nul. Gew. 0,00 M. Ksnapon, 22 Aug. Vm. 8 uur. 0.72 M. f A.P. of 1.29 M. boven nul. Gev. 0,29 M.
"RIVIER- en WATERHOOGTEN.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/08/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102425:mpeg21:p003
Groningen, 23 Aug. Noteering per hectoliter en per kilo: Tarwe Kleefsche 76 kilo f 0.00 a f 0.00, Dikkop 74 kilo f 4.95 a f 5.40. Rogge: Tagaurog 70 kilo f 4.65 a f 4.75, O. inl. 72 kilo f 4.25 a f 4.40. Boekweit: Zwarte 66 kilo f 4.60 a f 4.70, id. 70 kilo f 5.20 a f 5.30. Garst: Winter 60 kilo f 3.55 a f 3.90. Haver: dikke 48 kilo f 2.90 a f 3.00, N. Probst. 44 kilo f 2.50 a f 2.60, witte voer 42 kilo f 0.00 a f 0.00, N. Zw. 42 kilo f 2.40 a f 2.50, N. Zw. Pres. 46 kilo f 2.75 a f 2.90. Paardeboonen f 0.00 a f 0.00. Koolzaad: Oldammer f 40.50 a f 44.25. Boter f 0.90 a f 4.05. Eieren f0.65 a f0.75. Marlijn, 22 Aug. Slotk. Rogge per Sept./Oct. 160.25, Nov. Dec. 163 25 per 1000 kilogrammen. Raapolie per Sept./Oct. 66 80, April/Mei 6^20 per 100 kilogr. Tarwe per Sept./Oct. 191.75, Nov./Dee. 193 00. K»l
"HANDELSBERICHTEN.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/08/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102425:mpeg21:p003
3e kl. — 4e ljjst. No. 40007 f 200. No. 46045 f 400.
"FINANTIEELE BERICHTEN. 331e Staatsloterij.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/08/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102425:mpeg21:p003
Zitting van Donderdag 22 Aug. Aan de orde is de beraadslaging over de Onderwijswet. De heer Van Houten betreurt, dat, bjj zoo korten tjjd van voorbereiding op 't onderwerp, besloten is heden, in afwijking van het reglement van orde, de discussie te houden. Spr. kan wel een rede houden, maar de liberale partij i® voorbereid; gisteravond is een voorloopige gedachten wisseling gehouden, maar van een bepaald standpunt der liberale partij kan heden nog niet bljjken. Spr. zal dus voor zich persoonljjk spreken en welllicht een afwjjkende meening toegedaan big ken dan de meeste liberalen. Hoe men 't ontwerp ook beschouwt, zeker is het niet van eenvoudigen aard; het is spoedeischend, maar alleen van het partijstandpunt der rechterzijde, die, nu 't ontwerp in staat van wjjzen is en nu men bereid en in staat is om de Reg. en de leiders te volgen, de zaak wil afdoen. Het oogenblik is gunstig en wie weet welke oorzaken binnen of buiten de partjj en de kansen spoedig konden doen verkeeren ; zoo kon men denkan; men kan met 't oog op de verzoeningsgezindheid bjj de liberalen geen tijd van debat willen geven, om te zorgen, dat de bezwaren niet te luid klinken en buiten de Kamer weerklank vinden. Dit denkbeeld kwam bij spr. op, toen hjj hoorde, dat men dacht de algemeene debatten in twee dagen te zien afloopen. Dit ware van de liberale partjj zeer verkeerd. Welk voordeel de Katholieke partij in dit ontwerp ziet, begrijpt spr. niet. Volgens de mededeelingen van den heer De Brujjn in de Eerste Kamer, zijn de scholen in het Zuiden eigenljjk sectescholen, omdat de onderwijzers door de gemeenteraden worden benoemd. Wat heeft dus de Katholieke party van deze wet te wachten? Wordt door die partij verlangd, dat de openbare school, die feitelijk secteschool is, wordt vervangen door bijzondere scholen onder geestelijke leiding ? Neen, dat kan haar belang niet zjjn. En welk belang kan zjj hebben
bij de vervanging van de openbare scholen in 't Noorden des lands door meer protestantgekleurde bijzondere scholen ? De openbare school in 't Noorden is kleurloos ter wille van de Katholieken ; ware de schoolinrichting afhankelijk van de gemeenteraden, dan zou geen onderwijzer in 't Noorden 'zjju geschorst wegens zijn uiting over het optreden van Luther bjj de hervorming. Daarenboven zullen de Katholieken hebben bjj te dragen in de meerdere kosten van 't onderwijs, ook der bijzondere scholen. Welk nut hebben dus de Katholieken van de wet ? Spr. meent, dat hst geestelijk karakter van den leider der Katholieke partjj in deze van invloed is op de houding der partjj, omdat de winst der wet gelegen kan zjjn in den meerderen invloed der geestelijken in de scholen, ten koste van de scholen onder wereldlijk gezag. Doch dat wil spr. niet. En nu de anti-revolutionairen. Men wil van die zjjde verzoenen, maar het adres van de vereen. »Marnix" bewjjst, dat de partij, die men verzoenen wil, van deze verzoening niet wil weten. Welnu, zjjn de mannen van »Marnix", enkele op zichzelf staande personen, vreemd aan de anti-revolutionaire partjj ? Of is die partjj verdeeld ? Spr. leest eenige zinsneden uit 't adres van j»Marnix" voor, waarin wordt bezwaar gemaakt tegen subsidie aan alle, ook ongodische scholen, bezwaar van het standpunt van den Staat, bezwaar voor de vrije school zelve, bezwaar ook voor de belastingplichtigen. Spr. beschouwt de beginselen in 't adres van »Marnix" als de ware anti-revolutionaire; de Staat trekke zich langzamerhand terug en make het onderwjjs geheel vrij. Er is ook een adres van onderwijzers der Christ. scholen te Njjkerk, Voorthujjzen en Zwartebroek, die mede beginselen voorstaan, welke met het ontwerp onbestaanbaar zjjn. In die richting toch kan dit ontwerp niet werken. Het is bekend, dat spr. de ontwikkeling der bjjzondere school niet tegenhouden wil; hjj wenscht niet liever dan dat de overheidsscholen kunnen verdwijnen door de voldoende voorziening in de behoefte door werkelijk vrjje, bijzondere scholen. Spr. wjjst er op, dat de quaestie der kerkeljjke subsidies heeft bewezen, hoe belemmerend de zilveren band is tusschen den Staat en de Kerk; hetzelfde is tusschen den Staat en de school te voorzien. In de Vereen, voor Christ. Nat. Schoolonderwijs stelde de heer Pierson uit Zetten de vraag of zjjne partjj geld mocht aanvaarden van den Staat voor de christelijke school en hg was daartegen; maar de heer Lohman overtuigde hem en men kwam tot een andere in een motie neergelegde couclusie: men zou de schoolwet dankbaar aannemen als aanvankelijke tegemoetkoming aan de grieven van 't Christ. onderwijs en als een eerste schrede op den weg van hervorming op dit gebied. Dit klinkt geheel anders dan de opinie van hen, die den schoolstrijd nu zien eindigen. De heer Pierson had de woorden willen inlasschen smaar niet voldaan". Het verschil was dit, dat de vraag of het doel van de partjj nu of later zou worden bereikt, tweeledig werd beantwoord. De openbare school moest leeggepompt worden, zooals de heer Pierson het uitdrukte. Het verschil was allleen of deze pomp al dan niet voldoende is. Kan men nu zeggen dat deze wet is een nationale? Neen. Spr. komt niet terug op den verkiezings-uitslag, die de meerderheid deed ontstaan; maar hjj merkt op dat men vermindering van belastingdruk had voorgespiegeld, terwijl nu deze regeling vermeerdering van druk moest tengevolge hebben. Hadden de kiezers dit geweten, dan zou de meerderheid niet door de rechterzijde zgn verkregen. De Regeering heeft gewezen op symptomen, die op een zucht naar een vergelijk wjjzen in den lande; niet om 't vergelijk zilt, maar om om 't equivalent is dat echter te doen. Men is den schoolstrijd moede en wil niet op 't subsidie bljjven hangen als men daartegenover leerplicht en voldoende onderwijskrachten kan verkrijgen voor de openbare school; daarom heeft voor spr. de toenadering der liberalen geen waarde; ze is conditioneel en de conditiën worden door de Reg. afgewezen. Voor spr. ligt het hoofdpunt in art. 2 — het subsidie-stelsel. Dearbg had de Reg. moeten classificeeren: openbare, bjjzondere en gemengde scholen, de laatste door publieke kassen en particulieren te samen onderhouden. De Reg. laat die laatste scholen 't karakter van bijzondere school behouden ; dat gaat niet; zoodra de openbare kas bijdraagt, moet even als bjj 't middelbaar onderwjjs en meer uitgebreid lager onderwijs het karakter der school gemengd zjjn, moet, overeenkomstig het karakter van den Staat, het godsdienstig begrip van allen worden geëerbiedigd. Men beroept zich vaak op Engeland, maar daar houdt men vast aan de regelen dat geen subsidie wordt verleend voor uitsluitend godsdienstige scholen of voor scholen met geesteljjke onderwjjzers; wil men in dienzelfden geest subsidie voor bjjzondere scholen, het is spr. wèl. In 't stelsel der Reg. kan men echter ook aan de ongetemd godlochenenden geen subsidie weigeren. Dit stelsel zonder voldoende waarborgen kan spr. niet aanvaarden. Wat is verder de bedoeling ? Dit bljjkt uit het antwoord van den heer Lohman aan den heer Pierson: men wil door de verplichte schoolgeldheffing op de openbare scholen de kinderen naar de bjjzondere school doen overgaan. Men laat wel toe dat kostelooze bjjzondere scholen concurreeren tegen de openbare met schoolgeld, maar niet omgekeerd. Spr. heeft hier zgn twee hoofdbezwaren aangevoerd ; hjj wil geen propaganda voor eenige godsdienstige richting met staatsgeld; hjj wil ook geen staatsgeld besteden voor de tegenwerking der Staatsschool. Wat zal men van deze schoolwet zien ? Dit, dat de openbare school min of meer zal worden leeggepompt; ze zal tot een minimum worden beperkt; maar de gemengde scholen (sectescholen door den Staat gesubsidieerd) zullen toenemen; het zuiver bjjz. cnderwjjs zal te gronde gaan. Men zal er ten slotte op moeten terug komen, niet enkel van liberale zgde, maar ook van den kant der vrienden van de werkelijk vrge school. Spr. wil thans nog doen uitkomen op hoeveel
sophismen en dwalingen dit ontwerp is opgebouwd. Hij betwist de rechtmatigheid van subsidie aan de bijzondere school niet; maar het systematisch leegpompen van de openbare school ter wille van een school, waar geen onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van de godsdienstige begrippen van allen, is in strijd niet art. 192 der Grondwet; het overbodig maken van de Staatsschool door Staatsgeld voor de bijzondere mag niet. Hoe men van rechtsgelijkheid kan spreken is spr. een raadsel. Men laat dat beginsel wel varen, terecht want het is gevaarlijk; want handhaaft men dit principe, dan moet men in alle kosten voor alle takken van onderwijs gelijke vergoeding toestaan. Houdt men de rechtsgelijkheid thans nog vol, den vordert §pr. ook de geljjke toepassing van art. 33 (neutraal karakter). Men zegt dat de ouders rechts hebben op vergoeding, omdat anders de Staat de kinderen moest opnemen. En men ontkent juist dat de Staat er zich mee te bemoeien heeft; men zegt dat dit het recht der ouders is. Volgens dat beginsel heeft de Staat het recht bijdragen te vorderen van de ouders, niet omgekeerd. Onjuist is 't ook dat de Staat voor de ouders optreedt; de Staat trekt zich het lot aan van het kind ter wille van het kind en van de gemeenschap. De Staatsschool wordt een moderne secteschool genoemd; de heer de Brujjn beweerde het tegendeel. E: zijn veie openbare onderwijzers, die tegen de moderne richting zijn. Spr. heeft, zelfs in Encyklieken, nooit gehoord van 't onbruikbare der openbare school; wel minder bruikbaar — niet onbruikbaar heette het. Over de sehooldgeldheffing is spr. geheel onbevredigd door 't standpunt der Reg. Want door de voorgestelde regeling zal men den last der gemeenten voor de school van de meer-gegoeden, die door hun belasting-penningen meer bjjdragen, overbrengen op de mindergegoeden die hun kinderen naar de openbare school zenden. In dit opzicht is spr. het oneens met de Vereen. »Marais". Welk Staatsdoel er mee bevorderd wordt om 't getal vereenigingen, die scholen oprichten, te doen toenemen, ontgaat spr. Het doel is niet de bijzondere scholen innerlijk te verbeteren, maar het getal bijzondere scholen uit te breiden, ten koste van de openbare en daarmee tevens meer macht te erlangen. Doch daaromtrent make men zich geen illusiën. Spr. doet nader uitkomen, dat ook socialistische scholen in 't stelsel der Keg. moeten worden gesubsidieerd. Een vereeniging, van socialistische zjjde opgericht om scholen op te richten, kan niet worden afgewezen, als ze rechtspersoonlijkheid eischt. Als men de Jezuïeten erkent, moet men ook de socialisten erkennen. Men zegt, eindelijk, dat het wenscheljjk is een einde te maken aan den schoolstrijd. Spr. ziet dit niet in. Juist de concurrentie maakt de openbare en bjjzondere scholen beter, en uit een politiek oogpunt is de schoolstrjjd juist oorzaak, dat zjj, die anders als de kat en de muis leven, eendrachtig samengaan. De schoolstrijd heeft de verbroedering veroorzaakt tusschen Roomschen en anti-revolutionairen. Intusschen, niet hetzelfde doel, maar de gemeenschappelijke vjjand vereenigt de fractiën der rechterzijde, en die vjjand is 't liberale beginsel, dat den Staat plaatst boven de geloofsverdeeldheid; dat politieke beginsel der neutraliteit van de school verdedigt spr,, bovenal omdat hij in de neutrale school den neutralen Staat verdedigt. De heer de Beaufort vermoedt, dat de vraag of dit ontwerp als spoedeischend of als eenvoudig moet worden geacht, wel onopgelost zal blijven. De Joop dien de zaak genomen heeft, geeft er eenigermate den schijn van spoedeischend aan en daarom moet spr. verschooning vragen voor 't niet behoorlijk ordenen zjjner denkbeelden en als hjj niet kort is; hij heeft daarvoor geen tjjd gehad. Spr. wil over het standpunt der Reg., over het politiek element in den strjjd, over het subsidie en de schoolgeldheffing iets zeggen. Andere punten laat hjj, althans voorloopig, rusten. De houding der Reg. Men heeft gehoopt, dat de schoolstrijd door dit ontwerp zou worden beëindigd; maar in de afdeelingen kon men geen zekerheid geven; 't hing van de natie af. Toch vroeg men aan de Regeering, hoe zjj er over dacht; of zjj het bjj dit ontwerp zou laten. Het antwoord op die vraag kon de Reg. (een parlementaire Reg.) niet wel geven, dan na raadpleging der politieke vrienden in- en buiten de Kamer. En wat zegt de Reg.? Van ons is geen herziening van art. 192 der Grondw. te verwachten ; en het ontwerp geeft wat binnen de grenzen van art. 192 voor 't bijzonder onderwijs mogeljjk is. Die toevoeging van het bijzonder onderwijs doet bjj spr. de vraag opkomen, of de Reg. misschien wél zal indienen een ontwerp, dat het karakter aantast van de openbare school? Zal men, toegevende aan den eisch der bijzondere om subsidie, de openbare school met rust laten ? Men heeft vroeger steeds beweert, dat de openbare school niet bruikbaar was voor hen, die op godsdienst prjjs stellen. Is dat niet meer 't geval ? Zoo ja, — hoe kan men die school dan nu onveranderd handhaven ? Of heeft men hier alleen te doen met een bevrediging van den eisch om financiëelen steun? Is de Min. van Binnenl. Zaken gerechtvaardigd met die handhaving der openbare school, als men let op zijn vroegere uitingen, door spr. herinnerd ? Of is de Min., thans beter op de hoogte van de openbare school, op zjjn vroegere meening teruggekomen ? Vroeger vond de Min. het een onzedelijke wet, als men het woord «christelijke" er in hield als een valsch uithangbord der moderne secteschool; toch handhaaft de Min. de woorden ^christelijke" deugden in art. 33. Ook de uitlatingen van den heer Keuchenius worden door spr. in herinnering gebracht; de openbare school was de oorzaak van alle rampen: en nu begrjjpt spr. wel, dat de Min. van inzicht kan zijn veranderd, niet echter, dat hij een uur langer lid kan zijn van 't Kabinet dat, zoo hjj niet van meening is veranderd, de wet niet verandert. Het politiek element in deze zaak. — Hoe men
hier van rechtsgelijkheid kan spreken, vat spr. niet, waar het een zaak van Staatszorg geldt, tegenover de vrucht van het particulier initiatief. Daarenboven houdt men zich niet aan 't beginsel, waar men wèl voor de openbare, niet voor de bjjzondere school schoolgeldheffing vordert. Spr. ziet in 't woord rechtsgelijkheid een middel, om de hardheid weg te nemen van het denkbeeld van bedeeling ; het is als de bedelaar, die gewoonlijk een nreispenning" vraagt, maar nooit reist. Men beroept zich op het waarnemen van de taak van den Staat door de bijzondere school, om 't subsidie te verdedigen. Dach dat beginsel gaat op het gebied van het Staatsrecht niet op. Spr. meent, dat het subsidie als vaste regel onmogeljjk is, maar dat het alleen onder zekere voorwaarden kan worden toegekend, als het in 't belang is van het onderwjjs zelve, met de zekerheid, dat het onderwijs goed is. Op die wjjze zou de Staat, die te zorgen heeft voor 't onderwjjs van alle anderen, niet buiten zjjn werkkring gaan. Waarom worden de bijzondere kerkeljjke scholen opgericht? Niet uit een paedagogisch, maar uit een religieus oogpunt; niet omdat het Staatsonderwijs, wat het maatschappelijke betreft, niet voldoende is, maar wjjl men een andere richting in het onderwjjs begeert. Alleen door de concurrentie van de openbare school wordt het maatschappelijk onderwjjs op de bjjzondere op een voldoende hoogte gehouden. Spr. kent bjjzondere scholen die zeer wel den toets kunnen doorstaan, maar er zjjn ook bjjzondere scholen van zeer laag gehalte. Spr. zou geen subsidie willen verleenen aan scholen, die bewezen zijn niet voldoende te zjjn ingericht. Maar subsidie — het geld van allen — te geven, zoodra er maar een vereeniging is die een school sticht, waarin 18 uren 's weeks een zeker aantal leervakken wordt gedoceerd, daartoe werkt spr., hoezeer ook tot reconciliatie bereid, niet mede. Nu de niet-politieke zjjde der zaak : de financieele. Z. i. worden de gemeenten te veel gedrukt door deze regeling en wel 't meest de gemeenten, die het zwaarst gebukt gaan onder de lasten van het onderwjjs. Bjj de toeneming der arbeiders-bevolking in de steden en het verhuizen der meergegoeden naar de plattelands-gemeenten zjjn de lasten der stedeljjke gemeenten onevenredig toegenomen, in verhouding tot de toeneming der bevolking; sommige gemeenten zjjn sterk achteruitgegaan, anderen vooruit; maar voor allen gold dezelfde maatstaf van vergoeding der kosten van het onderwijs. Spr. heeft steeds aangedrongen op ruime toepassing van het stelsel der buitengewone subsidie. Nu men een nieuwe regeling gaat maken, neme men den bestaanden druk weg en verzware dien althans niet, waardoor de wet de kiem des doods reeds met zich meebrengt. De heer Schaepman vangt met een getuigenis van bigde verrassing aan. Onvoorbereid of ten deele voorbereid, als zij zich noemden, brengt spr. aan de sprekers van heden hulde voor den vorm en den inhoud van hun redevoeringen; hjj is thans weer eenigszins gerustgesteld over het aan de orde helpen stellen van de voordracht. Spr. betreurt, dat de heer van Houten geen leider is; niet dat hjj een volgeling is, maar hij is een voorganger, die een eindweegs steeds een andere richting dan zijn volgelingen inslaat. Afgaande op 't getuigenis von den heer de Brujjn, heeft de heer van Houten beweerd, dat de openbare school in het Zuiden is een secteschool; dit is door anderen weersproken; maar al schijnt 't waar te zjjn; al is de school in Noord-Brabant in schijn een meer Katholieke dan neutrale, geljjk ze op de Veluwe een ander karakter heeft dan bjjv. in Schoterland — een Katholieke school is de openbare ook in het Zuiden niet. Niet in hetgeen geleerd, maar in hetgeen niet gedoceerd wordt, in hetgeen er gemist wordt en wat het wezen is van alle paedagogie, ligt het onvoldoende van de openbare school. Het komt er op aan, van meet af de kinderen in hart en nieren, in merg en been Katholiek te maken; de fout van de neutrale school is dezen, dat men er den godsdienst beschouwt als een verheven, ideaal gevoel, niet als het noodzakelijkste element voort 't geheele gemoed- en geestesleven. Daarom heeft men in Noord-Brabant en Limburg nog bijzondere scholen en wordt daar nog tegen de openbare gestreden. Juist omdat de hoofden der scholen afhankeljjk zjjn van de gemeenteraden, die veranderen; omdat men de scholen wil af hankeljjk laten van de publieke macht, — is spr. tegen 't stelsel van Staatssectescholen en ook tegen het stelsel van adoptie. Welke illusiën men ook heeft gehad van de neuti ale school, — ze zjjn jjdel gebleken en men kan er zich nu niet meer mee tevreden stellen. Volgens den heer van Houten, die altijd, dezelfde blijft en in volslagen gebrek van objectiviteit vervalt, staan er slechts twee machten in de wereld tegenover elkander: geestelijken en leeken; leeken — dat zjjn de strijders voor de vrijheid ; geestelijken zjjn de voorstanders van tucht en onderwerping en »Knechtschaft des Geistes". Doch de heer van Houten stelle zich gerust. Het onderwjjs wordt bjj de Katholieken gegeven door ordebroeders en zusters, die naar Kanonniek recht nog leeken zjjn, en het bestuur der scholen berust grootendeels bij leeken, wier diensten bjj de Katholieken hoog worden gewaardeerd. Nog een enkel woord. Het staat den heer v. Houten vrjj te spotten met het monsterverbond en de beëindiging van den schoolstrijd daarvoor te ontraden, het is niet vaderlandslievend dien strijd te handhaven. Spr. gelooft aan de beëindiging; hjj ziet er een ernstige, een heilige zaak in, daarnaar te streven. Spr. zal aan elk verzoeningsgezind streven zoo mogeljjk medewerken, maar 't moet vaststaan, dat de Staat niet zjj een neutrale, maar voor allen vaderlijk zorgende Staat. De heer van der Feltz is zeer conciliant gezind. Ware 't mogeljjk de verdeeldheid te doen ophouden in Kamer en land, hjj zou er een en ander voor willen opofferen. Doch het moet de liberalen mogeljjk worden gemaakt. Zal het openbaar onderwijs — een onderwerp van Staatszorg — en zal het bjjzonder onderwijs door deze regeling beter worden? Zoo
neen — dan vervalt elke reden om, bjj de grootste conciliatie, het aan te nemen. En er is inderdaad geen spoor van verbetering van het onderwjjs. Men mist het beginsel van den leerplicht, dat men van de Reg. had mogen verwachten ; dat gemis is voor spr. een teleurstelling. Maar er is meer. Het getal onderwijzers, bjj deie wet voorgesteld, is inderdaad te gering; de wet van 1878 vorderde te veel, maar nu vermindert men het te sterk, zoodat men soms 70 en 80 leerlingen tegenover éen onderwijzer zal zien. Waartoe dan subsidie verleend aan de bjjzondere scholen, als 't niet strekt, om het onderwjjs te verbeteren ? Men spreekt van rechtsgelijkheid, maar deze bestaat niet. De openbare school is voor allen; niemand wordt er geweerd. Wil men een godsdienstige opvoeding, dan moeten zjj, die dit verlangen, diezelt bekostigen. De bedoeling dezer wet zal niet worden bereikt. De verzoening zal niet komen; het toegeven aan eischen van kerkelijke zjjde is verkeerd ; de kerk heeft nooit genoeg. In Het Noorden en De Standaard is erkend, dat men den strjjd niet geëindigd moest beschouwen; Jt was een eerste stap, een «stekje", dat groeien moet tot een boom. De heer Gieicbinan neemt het woord thans uit courtoisie, om anderen gelegenheid te geven morgen te spreken. Zjjn standpunt is en zal blijven conciliant, zoover 't kan. Hjj wil op den basis van 't ontwerp — geen compromis — maar een regeling helpen tot stand brengen, om een einde te maken aan den schoolstrjjd. Hjj doet dat niet, omdat hjj iets gevoelt voor het beginsel van rechtsgelijkheid, waar men den Staat heeft, die verplicht is onderwjjs te geven voor allen toegankelijk, tegenover vereenigingen en personen, die voor zichzelf gebruik maken van hun recht om zelf scholen op te stichten. Spr. herinnert zich de uitlatingen van vroeger over de wet van '78. Het monster moest vernietigd worden. Nu, de wjjze waarop dat is geschied, valt hem mee. Maar hjj wil meer waarborgen hebben tegen ondermjjning van de openbare school, die men niet openljjk aanrandt, maar bedekteljjk wil schaden. Met voldoening heeft spr. de verklaring der Reg. ontvangen, dat deze wet geeft wat volgens art. 192 der Grondw. te verkrijgen is en dat geen wjjziging van dat art. van deze Reg. te wachten is. Toch schjjnt het, dat de Reg. nog een slag om den arm heeft willen houden. Er is geen noodzakelijkheid art. 33 der schoolwet thans te herzien; de reorganisate van de openbare lagere school staat hier niet op den voorgrond, zegt de Reg. Wanneer is die reorganisatie dan te wachten? Ook op andere punten houdt de Reg. een slag om den arm, bjjv. ook ten aanzien van de herziening van de wet op 't Midd. Ond. en de toepassing daarbjj van 't beginsel der rechtsgelijkheid. Spr. wacht het antwoord der Reg. af, maar is daarmêe niet voldaan. Want hg vestigt de aandacht op De Standaard, waar dat blad de verhouding der anti-revolutionaire partij tot de wet uiteenzet (5 Juli). En waar daar gezegd wordt: ons ideaal geven we geen oogenblik prjjs, is spr. verlangend om van de leden der antirev. partij in de Kamer te vernemen, of zjj de desiderata van De Standaard spoediger of later zullen formuleeren in bepaalde voorstellen. Daarvan hangt voor spr. veel af. Men moet elkander thans vasten grond onder de voeten geven. Erkent men het doel, geljjk de heer Pierson 't heeft voorgesteld: het leegpompen der openbare school, dan kan spr. er geen oogenblik aan denken, zijn stem aan de wet te geven. Morgen te 11 nur voortzetting. In den loop der zitting stelde de Voorzitter voor gedurende deze zittingsperiode ook des Maandags te vergaderen en wel te 1.30 uur. De heer Gremer is daartegen ; de leden hebben op den vrijen Maandag gerekend. Men moet niet, dan in de uiterste noodzakelijkheid, van 't reglement afwijken. De Voorzitter motiveert zijn voorstel, om den korten tijd die er nog in deze zitting is. De heer Lieftinck erkent, dat de tjjd kort is, maar juist daarom is er althans eenigen tijd van voorbereiding noodig. Men late dien althans aan de leden en haaste niet meer dan noodig. De heer XLoosebooin merkt op, dat er geen grond voor 't voorstel des Voorzitters is; want als de behandeling der schoolwet niet afloopt in deze, dan gaat ze van zelf door in de nieuwe zitting. De heer Keekers is ook tegen 's Voorzitters voorstel; de tjjd van voorbereiding en voor het debat is lang genoeg. Het kan voor de nieuwe zitting allo open. Men late den leden hun vrjj en dag althans voorloopig nog; men wachte den loop van het debat af. De heer A. van Dedein wil de gelegenheid tot debat zoo ruim mogeljjk geven, om de leden beter op de hoogte te brengen. Hjj zou dus Maandags en Zaterdags willen vergaderen. Het voorstel des Voorzitters om Maandag te 1.30 uur te vergaderen, wordt verworpen met 46 tegen 37 stemmen. Op voorstel des Voorzitter» is tegen heden (na de pauze) aan de orde gesteld het wetsontwerp tot verlenging der wet van 1818, houdende strafbepalingen tegen overtreding van algemeene bestuursmaatregelen.
"STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/08/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102425:mpeg21:p003