BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Assen; herinnerende aan de verplichting tot het doen der aangifte voor de Nationale Militie in de volgende maand Januari 1890; brengen tot dat einde hiermede ter algemeene kennis, , dat de wet van 19 Augustus 1861, Stbl. no. 72, hieromtrent heeft bepaald hetgeen in de navolgende artikelen dier wet is vermeld, te weten: Art. 15. Jaarljjks worden voor de Militie ingeschreven alle manneljjke ingezetenen, die op den lsten Januari van het jaar hun 19de jaar waren ingetreden. Voor ingezeten wordt gehouden: 1. hjj, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zjjn beide overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad no. 44); 2. hjj, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste, aan het in de eerste zinsnede van dit artikel vermelde tjjdstip voorafgaande, achttien maanden in Nederland verbluf hield; 3. hg, wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verbljjf houdt. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, behoorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den verplichten krijgsdienst is onderworpen of waar ten aanzien der dienstplichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen. Art. 16. De inschrjjving geschiedt: 1. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of zijn beiden overleden, de voogd woont; 2. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente waar hjj woont; 3. van ham, die geen vader, moeder of voogd heeft of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, in de gemeente, waar hg woont; 4. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente waar zjjn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft. Art. 17. Voor de militie wordt niet ingeschreven : 1. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is ; 2. de in een vreemd Rjjk verbljjf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zjjn voogd ingezeten. Art. 20. Hjj, die eerst na het intreden van zjjn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, is verplicht, zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrjjving aan te geven bjj Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar de inschrjjving, volgens art. 16, moet geschieden.
Daarbjj gelden de bepalingen der 2de en 3de zinsnede van art. 18. Zjjne inschrjjving geschiedt in het register van het jaar, waartoe hjj volgens zjjn leeftgd behoort. Voorts, dat de hier bedoelde aangifte moet worden gedaan ten Gemeentehuize alhier, ten tjjde, op de wijze en door hen, als bg art. 18 voorgeschreven, luidende als volgt: Art. 18. Elk, die volgens art. 15 behoort te worden ingeschreven, is verplicht, zich daartoe bjj Burgemeester en Wethouders aan te geven tusschen den lsten en 31sten Januari. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zjjn vader, of, is deze overleden, zjjne moeder, of zjjn beiden overleden, zjjn voogd tot het doen van die aangifte verplicht. Wijders, dat de overtreding van artikel 18 wordt gestraft met eene boete van f 25 tot f 100, die bjj niet-voldoening vervangen wordt door eene gevangenisstraf van ten hoogste tien maanden. En zal hiervan op den llden en den 21sten dezer openbare kennisgeving geschieden. Assen, 10 December 1889. Burgemeester en Wethouders voorn.: De Burgemeester, M. A. D. JOLLES. De Secretaris, G. L. W. VOS.
"Inschrijving voor de Nationale Militie.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/12/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102658:mpeg21:p001
"Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/12/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102658:mpeg21:p001
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Assen vestigen de aandacht van belanghebbenden op art. 10 der wet van 5 Mei 1889 (Staatsblad no. 48), houdende bepalingen tot het tegengaan van overinatigen en gevaarlijken arbeid van Jeugdige personen en van vrouwen, welk artikel o. a. voorschrijft, dat het hoofd of de bestuurder van een binnen de gemeente uitgeoefend wordend bedrjjf of van eene aldaar gevestigde onderneming, indien daarin of daarvoor op of na 1 Januari 1890 arbeid wordt verricht in eene fabriek of eene werkplaats door een persoon beneden zestien jaren, verplicht is te voren voor eiken zoodanigen persoon eene kaart aan te vragen bjj den Burgemeester dier gemeente of bjj een door dezbn aan te wjjzen persoon, onder opgave van den naam, de voornamen, den dag en de plaats van geboorte van dien jeugdigen arbeider en van den naam en de woonplaats van het hoofd des gezins waarbjj of van het gesticht waarin deze inwoont. Assen, 11 Dec. 1889. Burgemeester en Wethouders voornd.: M. A. D. JOLLES. De Secretaris, G. L. W. VOS.
"BURGEMEESTER en WETHOUDERS der". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/12/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102658:mpeg21:p001
ffnnkrdk. Uit Frankrjjk valt niet veel te melden dan de uitslag der stemming over de verkiezing van Joffrin, die, naar men weet, 5000 tegen Boulanger 8000 stemmen verkreeg, maar toch door het stembureau voor gekozen werd verklaard, omdat Boulanger niet verkiesbaar was
en de op hem uitgebrachte stemmen niet meetelden. Die zaak, naar onze Hollandsche begrippen vrjj eenvoudig, werd in Frankrjjk eene politieke quaestie bjj uitnemendheid en het eergister gevoerde debat was dan ook lang en scherp. Ten slotte werd echter, zooals wjj hebben gemeld, Joffrin met niet al te groote meerderheid toegelaten. Belangrjjker was de vraag, die onverwacht in den Senaat ter sprake werd gebracht, over de vernieuwing der handelstractaten. Op eene aanmerking van een der leden, dat de handelstractaten Frankrjjk hebben geruïneerd en het te betreuren was, dat de Minister ze wilde hernieuwen, antwoordde de Minister van Financiën, Tirard, dat niets het recht gaf tot deze onderstelling en de Regeering volstrekt niet van zins was, nieuwe tractaten te sluiten. Veelbelovend zjjn deze uitlatingen niet en zjj schjjnen er op te wjjzen, dat de Regeering niet ongenegen is, een geheel veranderde handelspolitiek aan te nemen, wat geheel in overeenstemming met de meerderheid der Kamer zou zjjn, die, naar men weet, vrjj protectionistisch gezind is. In de gister door de Kamer van Afgevaardigden gehouden zitting heeft de heer Rouvier op eene interpellatie geantwoord, dat het recht der Regeering betreffende de muntconventie van 1885 onaangetast blijft, zelfs indien de opzegging niet vóór 31 December plaats heeft. Ia vereeniging met zjjn ambtgenoot Spuller verklaarde hjj, dat de Regeering niet voornemens is de conventie op te zeggen. De discussie over dit onderwerp is daarop een maand verdaagd. Soltaehland. De reis van den Keizer van Duitschland door zjjn rjjk is een ware triomftocht. Overal wedjjvert men om hem een opgewekte en vaderlandslievende ontvangst te bereiden. Opmerkeljjk is zeker ook de geestdrift, waarmede hjj te Frankfort is ontvangen, omdat zij juist betuigt, hoe diep de wensch, om de eenheid van het Duitsche rjjk trouw te bewaren, ook daar in de harten der inwoners is geworteld. En de Keizer kent blijkbaar het geheim om telkens de verschillende tot hem gerichte toespraken met een innemend woord te beantwoorden. Wat hij eergisteren te Frankfort sprak, is misschien wel bestemd om in wjjderen kring dan zjjne Duitsche toehoorders vernomen te worden. Andermaal gaf de Keizer zjjn levendigen wensch op het behoud van den vrede te kennen, waarvan hjj de schoone vruchten onder de regeering van zjjn vader en grootvader had leeren waardeeren. Men zal moeten erkennen, dat de tot dusver door hem gevolgde politiek zeker geen recht geeft, om een oogenbliek aan de oprechtheid dier woorden te twijfelen. Evenmin valt de invloed des Keizers te miskennen op den gang der zaken in de mjjndistricten. Reeds is gemeld, dat de aanvankeljjke afwending van het gevaar eener algemeene werkstaking gedeelteljjk ook te danken was aan de van regeeringswege uitgeoefende overreding der mjjnbezitters en het valt natuurlijk niet te betwjjfelen, of die tusschenkomst is toe te schrijven aan de persoonljjke bemoeiingen van den Keizer. De berichten omtrent de bestaande
ontevredenheid big ven over het algemeen gunstig lniden, behalve uit het Saar-district, waar nog geen overeenkomst tusschen de mjjnbezitters en de arbeiders getroffen is. De Keizer is eergisteravond in het operagebouw te Frankfort ontvangen door den intendant en den raad van bestuur. Toen hg in de loge verscheen, stonden alle aanwezigen op. Na het tweede bedrjjf vertrok de Keizer en ging langs den met bengaalsche vlammen verlichten weg naar het station. Aldaar waren de generaals, benevens de hoofden der burgerljjke en militaire autoriteiten, terwjjl het 81ste regiment infanterie en drie escadrons huzaren in parade waren opgesteld. De Keizer ging langs bet front, liet de troepen onder den parademarsch difileeren, stapte vervolgens in het salonrjjtuig en vertrok ten li 1 /* ure. De N. R. Ct. bevat uit Berljjn het volgende particuliere telegram, d.d 10 Dec.: Door de Rjjksregeering werden heden aan den Duitschen Bondsraad en de Rjjksdag omvangrijke bescheiden voorgelegd omtrent de geschiedenis en de onthulling van 1. het thans door Duitschland tegen Denemarken, Zweden, Noorwegen, Rusland, Oostenrjjk-Hongarjje en achtergelegene landen uitgeschreven verbod op den invoer van zwjjnen; en 2. het door Holland, België, Frankrjjk en Engeland uitgeschreven verbod op den in- en doorvoer van vee uit Duitschland. Dit Witte Boek bevat 140 aktestukken, onder vier hoofden verdeeld. Het eerste en tweede hoofd handelen over het verbod op den invoer van zwijnen uit Scandinavië, Rusland en Oostenrjjk-Hongarjje, waarbjj uitvoerig geschilderd wordt hoe de uit Zweden over Denemarken zich verspreid hebbende zwjjnen-cholera tot dien maatregel leiden moest, en hoe die maatregel, spjjt de pogingen der Deensche Regeering om de ziekte te onderdrukken, ook thans nog moet gehandhaafd bljjven; terwjjl een zelfde maatregel tegenover Rusland en Oostenrjjk-Hongarjje noodig was en is met het oog op het mond- en klauwzeer onder de zwjjnen en ander vee. In verband hiermede wordt aangetoond hoe snel in het loopende jaar de laatstgenoemde ziekte in Duitschland toenam, zoodat er van 1 April tot 1 Juli jl. ruim 82.000 ziektegevallen werden aangegeven. Het derde hoofd handelt over hat Engelsche veeverbod tegenover Duitschland, aantoonende hoe de Regeering althans ten opzichte van Sleeswij k-Holstein dit verbod wenscht te zien opgeheven, daar er alleen in de jongst verloopen maanden, ten gevolge daarvan, 95.000 stuks Duitsche schapen minder naar Engeland verscheept zjjn geworden. Het vierde hoofd behandelt het Fransche, Belgische en Hollandsche veeverbod tegenover Duitschland. Het bevat slechts acht stukken eu slaat op het tjjdperk vi*p 10 April tot 21 November 1889. Het eerste bericht is van den Duitschen gezant in den Haag, houdende mededeeling dat de Nederlandsche Regeering, met het oog op het absolute verbod van Engelsche zjjde op den invoer van Duitsch vee, den doorvoer van Duitsche schapen voorloopig verbieden moest. Voorts wordt gewezen op de moeieljjkheden, welke in het algemeen voor het vervolg ook de bedoelde doorvoer van Duitsch vee door Nederland opleveren zal
zoolang da ziekte niet geheel onderdrukt is geworden. Evenzoo weigert de Belgische Regeering het doorvoerverbod tegen Duitsche schapen op te heffen, hoewel zij op 19 October den invoer daarvan in België onder overlegging van een . gezondheids-attest weder toestond. Daarentegen verbiedt Frankrijk ten strengste zoowel den invoer als den doorvoer van runderen, schapen, geiten en varkens van Duitsche en Oostenrjjksche herkomst, en zjj hernieuwde dit verbod, spijt diplomatieke vertoogen, op 21 November. Dientengevolge werden er in de jongste maanden ook 194,500 stuks Duitsche schapen minder naar Frankrijk uitgevoerd. De pogingen om geslacht vee uit Duitschland naar Engeland en Frankrijk te zenden, droegen tot dusver slechts weinig vrucht. Ziedaar in hoofdzaak de inhoud dezer breedvoerige uiteenzetting, welke in politieken zin ten doel heeft, bij het naderen der verkiezingen voor den Rjjksdag helder in het licht te stellen dat het tegenwoordige veeverbod in »eene volstrekte noodzakelijkheid" zjjnen oorsprong heeft en deswegen ook moet gehandhaafd bljjven. In het gister te fflberfeld behandelde socialisten-proces heeft de beschuldigde Röllinghoff bekend, dat te Barmen drie geheime club3 bestonden, waarvan hg zelf de vertrouwde persoon en correspondent was. Hij belastte zich met de verbreiding van sociaal-democratische geschriften, met het inzamelen en verzenden van gelden naar Zurich, enz. Portugal. De Portugeesche staatscourant deelt denvolledigen inhoud mede van de nota, door den Minister van Buitenlandsche Zaken, Ssnor do Barros Gomez, aan den Portugeeschen gezant te Londen gezonden, in antwoord op de weigering van Lord Salisbury om Portugal's aanspraak op het Zambesi-gebied te erkennen. De inhoud van dit stuk, hetwelk dezer dagen door den gezant aan Lord Salisbury werd overhandigd, is reeds in hoofdzaak bekend. De Portugeesche Regeering handhaaft haar aanspraken zoowel op het gebied ten zuiden als ten noorden van den Zambesi. Dat de Eugelsche Regeering in 1888 een verdrag sloot met Lobengula, Koning van Mashona-land, wordt door den Portugeeschen Minister niet als een geldig argument beschouwd, omdat Portugal, zoodra het de mededeeling daarvan ontving, terstond protesteerde en dit protest ter kennis van de Eugelsche Regeering bracht. Lord Salisbury wist dus, dat Portugal zgn rechten door dit tractaat verkort achtte en mag daarom het sluiten dezer overeenkomst niet aanhalen als een bewijs, dat Engeland betere rechten kan doen gelden als Portugal. Ten slotte geeft Senor de Barros Gomez een uitvoerige geschiedenis van Portugal's koloniale ondernemingen, bjjzonder in Midden-Afrika, waaruit moet bljjken, dat Portugal ook historische aanspraken, op feitelijke inbezitneming gegrond, kan doen gelden. Op welke wjjze het geschil zal worden bijgelegd, is nog niet zeker, maar naar alle waarschijnlijkheid zal een scheidsrechter worden gekozen ondanks het drijven der Engeische bladen, die volhouden, dat Portugal niet de minste rechten op het betwiste gebied kan doen gelden. Zwitserland. De heer Ruchonnet is tot voorzitter der Bondsvergadering benoemd. Bulgarije. Bulgarije onderhandelt met de wapenfabriek van Steyer over den aankoop van 60,000 stuks Mannlicher-geweren. Turkije. De door den Sultan verleende amnestie voldoet de Cretenzers niet. Door hare bepalingen worden sommige rechten en privilegiën opgeheven, die hun in 1878 waren verleend. Bovendien is nagenoeg ieder, die reeds veroordeeld is, ieder die een rol heeft gespeeld in den laatsten opstand en ieder die van gewone misdaden is aangeklaagd, uitgesloten van de amnestie. Uit Constantinopel wordt aan de Frankfurter Zeitung geschreven, dat de Czar en de Czarina den Sultan tegen het voorjaar hun bedoek hebben aangekondigd. Aan den Turkschen Gezant te St. Petersburg is hiervan mededeeling gedaan op den dag der aankomst van het Duitsche Keizerpaar te Constantinopel. De Russische gasten zullen op dezelfde wgze worden ontvangen als de Duitsche en hetzelfde paleis bewonen. De ontvangt van Keizer Wilhelm heeft aan de Turksche schatkist 500.000 pd. st. gekost. VERSPREIDE BERICHTEN. Emin Pasha's toestand verbetert. Volgens een telegram uit Dortmund hebben de in Juni door het bestuur der mijn »Kaiserstuhl" ontslagen arbeiders Bergmann en Schröder zich gister aangemeld en zullen weder tot den arbeid worden toegelaten. Het wederaannemen van de hoofden der werkstaking door het bestuur van genoemde mjjn wordt algemeen beschouwd als bewgs, dat het geschil vereffend is.
"BUITENLAND. OVERZICHT.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/12/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102658:mpeg21:p001
De COMMISSARIS DES KONINGS in de provincie Drenthe, Gelet op de deswege door den Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat in het 3de district gedane voordracht en op art. 3 der wet van 6 April 1869 (Staatsblad no. 39), alsmede op art. 10 no. 21 en art. 11 der wet van 15 April 1886 (Staatsblad no. 64); Heeft goedgevonden : Te bepalen, dat het verboden is gedurende de maanden December 1889 tot en met April 1890, bjj invallend dooi weder, de rijkswegen te berjjden met wagens of andere middelen van vervoer, postkarren uitgezonderd, waarvan de vracht meer dan vijfhonderd kilogrammen bedraagt. Overtreding van dit verbod wordt, overeenkomstig art. 3 der wet van 6 April 1869 (Staatsblad no. 39), in verband met art. 10 no. 21 en art. 11 der wet van 15 April 1886 (Staatsblad no. 64), gestraft met eene geldboete van f 0.50 tot f 25, onverminderd de verplichting der overtreders tot vergoeding der aan de wegen toegebrachte schade. Assen, den 10 December 1889. De Commissaris des Konings voorn., YAN SWINDEEEN.
"BEKENDMAKING.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/12/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102658:mpeg21:p001
De COMMISSARIS DES KONINGS in de Provincie Drenthe brengt ter kennis van de belanghebbenden, dat door Heeren Gedeputeerde Staten van dit gewest, bjj besluit van den 6 dezer no. 31, is bepaald, dat de JAOHT in deze Provincie op Maandag den dertigsten December eerstkomende, met zonsondergang, zal zjjn gesloten. Assen, 11 Dec. 1889. De Commissaris des Konings voornd., VAN SWINDEREN.
"BEKENDMAKING.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/12/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102658:mpeg21:p001
De COMMISSARIS DES KONINGS in de provincie Groningen, Gelezen de missive van den Hoofd-ingenieur van 'sRjjks Waterstaat te Leeuwarden, d.d. 2 December j.1., no. 541 1W/10; Gelet op art. 3 der wet van 6 April 1869 (Staatsblad no. 39); Brengt bij deze ter kennis van de belanghebbenden, dat gedurende dezen winter bg invallenden dooi, het vervoer over de groote bg het Rijk in onderhoud zjjnde wegen in deze provincie is verboden van : 1°. alle karren, voer- en rijtuigen — met uitzondering der postkarren — wier gewicht, met inbegrip van dat hunner lading, door de betrokken beambten grooter dan vijfhonderd K.G. wordt geschat, en 2°. de diligences en zoogenaamde postwagens, ingericht voor meer dan negen personen en met andere goederen dan die der reizigers beladen; alsmede dat de overtredingen hiervan worden gestraft met eene boete van hoogstens f 25, onverminderd de verplichting der overtreders, zoowel tot het staken hunner reis totdat de voertuigen tot het bepaalde gewicht zijn afgeladen,
als tot vergoeding der aan de wegen toegebrachte schade. En enz. Groningen, den 4 December 1889. De Commissaris des Konings voornd.: VAN PANHUIJS.
"De COMMISSARIS DES KONINGS in de". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/12/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102658:mpeg21:p001
DOOR A. C. GUNTER.
15. »Een vermogen 1" — Hg voegde er bg: »Wilt gij het stuk koopen, mjjnheer?" »Neen. Ik zou het zelfs niet willen hebben, al gaf men het mg ook ten geschenke. Het wekt onaangename herinneringen al te levendig bg mg op." Daarbjj dacht de Amerikaan weder aan dien noodlottigen morgen en werd ernstig. De schilderjjenkoopman scheen nog meer vragen te willen doen, maar Enid Anstruther en mrs. Bavassour traden nu het vertrek binnen en Barnes had nu nergens aandacht meer voor behalve voor de schoone Engelsche. Hg verwijderde zich langzaam van de schilderjj en nam in een donkeren hoek op een canapé plaats, vanwaar hjj haar ongestoord kon betrachten, zonder dat het opviel. Van dit oogenblik af volgden de oogen van den man, die hem aangesproken had, hem met begeerige blikken, alsof hjj een mooi stuk geld kon verdienen, als hjj den vreemdeling, die zooveel belangstelling toonde voor de schilderjj, niet weder uit het oog verloor. Zoodra hjj bemerkte, dat Barnes er vooreerst niet aan dacht om heen te gaan, verliet hg het vertrek en keerde even daarna met twee andere mannen terug, wier oogen zich, nadat zjj een oogenbiik zacht met elkaar gesproken hadden, op den vreemdeling richtten, die bjj het zien van de schilderij zjjne ontroering niet had kunnen verbergen. Het scheen, dat zjj zjjn voorkomen onuitwischbaar in hun geheugen wilden prenten, en toen zjj dit na eenigen tjjd meenden gedaan te hebben, slenterden zjj weder de kamer uit zonder dat Barnes, die door het gedrag der
bekoorljjke, jonge Engelsche geheel van streek geraakt was, hen opgemerkt had. Miss Anstruther had intusschen, na met haar vroolijk schitterende oogen een vluchtigen blik door het vertrek geworpen te hebben, waarbij zjj iemand scheen te zoeken, maar niet vond, mrs. Bavassour naar het schilderstuk geleid, waarvan Barnes zich even tevoren afgewend had en zeide nu lachend tot haar gezellin : »Dat is de schilderjj, waarvan ik u verteld heb, en daar ziet gjj den man, op wien ik verliefd ben, het wezen, dat ik met mijn geheele ziel aanbid!" Zjj wees daarbjj met haar vinger naar de schilderij. »Wien bedoelt gjj, mejuffrouw lichtzinnigheid?" vroeg mrs. Bavassour lachende, terwjjl zjj naar haar lorgnet zocht. »Die daar, die leeljjke !" Het meisje plaatste nu haar vinger precies op de figuur, die mr. Barnes moest voorstellen. Bjj deze woorden voelde de jonge man een rilling van blijdschap door de leden varen. Toen hjj zjjne bezinning weder eenigszins teruggekregen had, werd hjj woedend bjj de gedachte, dat het jonge meisje hem, als Marina hem slechts een klein weinig je knapper geschilderd had, herkend zou hebben en dan zaligheid !! Deze voor hem zelf zeer vleiende opvatting veranderde zeker wel eenigszins, toen hij de opmerkingen van mrs. Bavassour, die de schilderjj met aandacht door haar lorgnet bekeek, hoorde. ïWat zegt gjj ? Die geljjkt immers op den afschuweljjken, modernen, jongen Don Juan, dien wjj in de andere kamer gezien hebben." »Niet in het minst! Mijn lieveling" — het mei>je sprak het laatste woord langzaam en op teederen toon uit en wierp daarbjj een coquetten blik op den Barnes van de schilderjj — sis veel mooier. Gjj moet zeggen, dat gjj dat ook vindt, mrs. Bavassour, of ik word boos."
»Mooier ? Werkelijk niet." »0 ja, hjj is mooier ! Hg heeft zoo'n mooien knevel en de Don Juan had er geen." Bg deze woorden verwenschte Barnes den barbier, die hem geschoren had en hem overgehaald had zich zjjn schoonste sieraad te laten ontnemen. Na een kleine pauze hernam mrs. Bavassour, die een praktische vrouw scheen te zijn: »Welk een onzin! Gjj hebt genoeg aanbidders van vleesch en bloed, Enid." Barnes huiverde. »0, hg is ook van vleesch en bloed. Dat is niet het beeld van iemand, die alleen in de verbeelding van den schilder bestond, dat is een portret." «Hoe weet gjj dat ?" »Ik heb u verteld, waardoor mjjn belangstelling voor de schilderjj het eerst werd opgewekt — door den brief uit Egypte. Het tooneel, dat gjj hier afgebeeld ziet, herinnerde mjj aan die geschiedenis, vooral aan het voorval met den gelukspenning. Dat was oorzaak, dat ik dit schilderstuk met aandacht beschouwde en dat ik, zeker omdat de voorstelling zoo vreeseljjk is, het telkens weder moest gaan bekjjken. Toen begonnen de gezichten mij te interesseeren — vooral het zjjne — maar ik gevoelde nog niets voor hem, totdat ik jj verzuchtig werd." »Wat ?" stiet mrs. Bavassour uit. »Ik vreesde een medeminnares te hebben," zeide Enid met goed gespeelde bezorgdheid. »Een medeminnares 1" riep de nu ten hoogste verbaasde oude dame uit. »Maar meent gij dan, dat deze man van olieverf u ontrouw zou kunnen worden ?" »Neen, dat niet, maar ik vreesde, dat een andere vrouw hem eveneens beminde. Enn Spaansche of Italiaansche vertoefde dik wjj ls in dit vertrek en zag dan vol liefde naar dit gedeelte der schilderjj." Zjj wees daarbjj op Barnes en den stervenden Antonio. »Gewoonljjk
wordt zjj vergezeld door een Franschman en op zekeren dag — zjj had waarschjjnljjk bemerkt, dat de schilderjj mjj interesseerde — kwam zjj op mjj toe en vroeg mjj zonder veel omwegen, waarom ik dit stuk zoo dikwjjls en zoo aandachtig bekeek. Daar ik geen lust had, haar het verhaal uit Egypte te vertellen, zeide ik, dat ik éprise was van het gelaat van den man, die medelijden toonde. En daarop antwoordde zjj met een treurigen glimlach: »Ja, hjj had medeljjden — maar wees voorzichtig, bemin hem niet al te zeer, want hjj leeft!" waarop ik hernam : »Het zou beter zjjn, als gjj over uw eigen hart waaktet — gij ziet hem ook steeds zoo teeder aan —." »Nu — en zjj ?" vroeg mrs. Bavassour. »Zjj antwoordde: »Ik richt mjja blik naar den stervende — hjj was mjjn broeder." Daarna verwijderde zjj zich, en toen ik inlichtingen omtrent haar inwon, hoorde ik, dat zjj den dood van haar broeder geschilderd had — een zonderlinge, ziekelijke smaak, nietwaar ?" »Niet ziekeljjker dan wanneer men zijn hart aan een geschilderden man verliest", antwoordde de oude dame. »Is dat uwe meening? Ik vind het integendeel zeer geschikt. Ik kan hem ten allen tjjde zien; hjj maakt mjj niet het hof en zegt mjj ook geen dingen, waarvoor ik hem zou haten ; bij drukt mjj niet de handen totdat zg mg pijn doen en doet niets, wat mij noodzaakt mjj verontwaardigd te toonen en hem binnen de perken te houden — maar daar dit onze laatste ontmoeting ia, heb ik u medegebracht, mrs Bavassour, opdat ons afscheid niet al te teeder zjj," zeide het jonge meisje lachende. »Enid 1 gjj zjjt toch niet zoo dwaas om te hopen, dat gjj dezen man te eeniger tjjd zult ontmoeten ?" »Zooveel geluk zal voor mjj wel niet weggelegd zjjn, vrees ik," zeide Enid treurig. »En als het dan toch eens gebeurde?"
»Als hjj er zoo uitziet als daar, zal ik hem aanbidden! De anderen," — zjj wees naar de schilderjj — «hebben de uitdrukking van triomf, van haat of van woede op het gelaat — maar medeljjden? Geen een! Mjjn lieveling," hier lachte de jonge dame om het door haar gebezigde woord, sheeft medeljjden. Ik weet, dat hjj, als het noodig was, even goed zou vechten als de dapperste van hen, maar beminnen! — veel, veel beter 1" Daarna wierp zij den geschilderden mr. Barnes zulk een betooverend teederen blik toe, dat de mr. Barnes van vleesch en bloed in zjjn hoek bjjna dol werd van verrukking. Hg had niet het geheele gesprek verstaan, maar wat hg verstond, was genoeg om hem geheel van streek te brengen, zoodat hg een razend verlangen koesterde om zich als het origineel voor te stellen van den geschilderden man, dien zg aanbad. Het beetje verstand evenwel, waarover hjj nog kon beschikken, was nog juist voldoende om hem er van af te houden zulk een zotheid te begaan. »Maar zoudt gjj hem willen huwen, als gjj hem ontmoettet?" vroeg mrs. Bavassour n^, die als gehuwde vrouw terstond den wensch koesterde het jonge meisje eveneens gehawd te zien, al was het dan ook slechts met een man van olieverf en linnen. »Wie kan het zeggen? Wjj huwen zelden met den man onzer eerste liefde — maar welk een onzin! Wij zullen elkander natuurljjk nooit ontmoeten, en als het toch gebeurde, zou ik hem waarschijnlijk haten." — Zich daarna tot de schilderij wendende, vervolgde miss Anstruther: »Vaarwel, mjjn geliefde ! Al3 ik rjjk was, zou ik u koopen en wij zouden nooit weer scheiden, maar in deze wereld scheidt armoede dikwjjls hen, die elkaar beminnen." .Wordt vervolgd./
"DE VENDETTA.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1889/12/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000102658:mpeg21:p001