BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Assen brengen ter openbare kennis, dat de stemming en herstemming, voor zooveel noodig, voor 7 leden van den Rjad, wegens Sariodieke aftreding van de leden N. Nathans [zn., W. Krüisinga, A. Kijmmell , Dr. A. H. de Boek en Dr..P. Hiddingh en ter vermeerdering van het aantal leden in verband met art. 4 der gemeentewet, waarvoor de verkiezing, overeenkomstig art. 7 der gemeentewet, zal plaats hebben op Dinsdag 25 Juni 1901, door hen zijn bepaald op Woensdag 3 Juli en Donderdag 11 Juli e.k. Assen, 28 Mei 1901. Burgem. en Weth. voornoemd: M. A. D. JOLLES. De Secretaris, *J. WIJTEMA. ; : !
Provinciale Drentsche en Asser courant
- 01-06-1901
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Provinciale Drentsche en Asser courant
- Datum
- 01-06-1901
- Editie
- Dag
- Uitgever
- van Gorcum
- Plaats van uitgave
- Assen
- PPN
- 398540756
- Verschijningsperiode
- 1851-1962
- Periode gedigitaliseerd
- 2 juli 1870-30 december 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Drents Archief
- Nummer
- 126
- Jaargang
- 78
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
BUITENLAND. Zuid-Afrika.
De laatste Engelsch6 verliezen lijst beslaat drie kolommen in de groote Londensche bladen. Daaruit blijkt, dat op verschillende ver uiteengelegen punten in Zuid-Afrika is gevochten. Daarbij zijn een officier en 28 man gesneuveld, 4 officieren en bijna 100 man gewond, terwijl 2 officieren en 73 man zijn bezweken aan verwondingen of aan ziekte. Dese lijst bewijst weer eens hoe de Engelschen zich, dank zij de censuur, overwinningen »maken". De Temps ontvangt van de Transvaalsche legatie eene mededeeling, die vrijwel een reeds door de Petit Bleu verspreid bericht, uit dezelfde bron komend, bevestigt, dat den 2en Mei 11. de Engelschen verslagen zijn door Beyers en Breytenbach bij Kalkspruit, op een uur vgn Pretoria. Volgens het bericht aan de Temps zouden de verliezen der Engelschen 46 gesneuveld, 80 gewond en 600 gevangenen zijn. * De Boeren maakten zich meester van zes kanonnen. Men herinnert, dat van Engelsche officieele of particuliere zijde geen enkel woord over een veldslag bij Kalkspruit is losgelaten. Men seint uit Queenstown (Kaapkolonie), d.d. 29 Mei: De stadswacht bracht den nacht_door in de loopgraven en blijft actief diensfcfoeri. Tot nader bevel is het leizigersvervoer naar het noorden geschorst. De Boeren zijn, naar gemeld wordt, met een sterke macht bij Bailey; men meent dat het Kruitzicgers commando is. Uit Durban meldt men d.d. 30 Mei: Vierhonderd Boeren onder Ben Viljoen vielen Plumer's convooi aan ten zuiden van Bethel op 25 Mei. De Bueren werden verdreven na een loopend gevecht, dat zes uren duurde. De Engelsche verliezen bedroegen zes dojden, twintig gewonden ; de Boeren verloren zes dooden en dertig gewonden. Plumer's colonne kwam 24 Mei te Standerton aan met verschillende wagens, waarop Boerengezinnen en buitgemaakte voorraden geladen waren. ? Men acht de mogelijkheid niet uitgesloten van een grooten algemeenen inval in de Kaapkolonie en de verwachting uitgesproken dat de Boeren dan voornamelijk in het oosten van de Kolonie, het gunstige terrein voor krijgsverrichtingen, zouden opereeren. De Boeren zouden tot een inval op groote schaal kunnen besloten hebben, om de ontberingen van een winterveldtocht beter te boven te komen. In de bloeiende dorpen van de kolonie zullen zij zich veel beter van het noodige kunnen voorzien dan in het platgebrande en uitgeplunderde gebied van de Republieken. In Londen zijn uit particuliere bron treurige beriohten ontvangen van- de Sout African Constabnlary,
h6t politiecorps^van Baden Powell. Da soldaten beklagen zich over den moeilijken dienst steeds op het veld, zonder tenten, kapotjassen of een dubbel stel kleeren. De meeste soldaten dragen zelfs niet eens uniform en zien er armoedig uit. Er heerscht veel ziekte onder het nieuwe corps. Als men hen zoo laat —zoo wordt uit Zuid-Afrika bericht — zuilen 50 percent binnenkort aan ziekte gestorven zijn. Aan de Daily Mail wordt uit Kaapstad gemeld, dat de Boeren streng wraak nemen op de Kaffsrverkenners, die den Engelschen hunne diensten bewijzen. In Namaqualand zijn drie inboorlingen door de Boaran gegrepen, die verraad hadden gepleegd. Na 100 zweepslagen gekregen te hebben werden ze ter dood veroordeeld, doch deze straf veranderd in levenslange gevangenisstraf. De Boeren moeten verklaard hebben alle zwarten te zullen afmaken, die wapens voor de Engelschen dragen. * Met het oog op het groote aantal spoorwegaanvallen'' op het oorlogsterrein heeft de Kaapsche Regeering bijzondere belooningen uitgeloofd voor machinisten en treinbeambten, die gewond worden. «Generaal" Schoeman, die het leven verloor bij de ontploffing van een bom in zijn woning te Pretoria, was wat men gerust mag noemen een overlooper, een verrader van zijn zaak. Bij Collesberg stond hij aan het hoofd van een commando, doch toen Pretoria was ingenomen gaf hij zich aan de Engelschen over. Hij weigerde zijn eed van onzijdigheid te breken, toen hij later weer bij Barberton in handen der Boeren viel. Door French werd hij uit de gevangenis bevrijd; ook als vredesagent werd hij weer gevangen gezet te Pietersburg en twee maanden geleden weer door de Engelschen bevrijd. Het ongeluk gebeurde toen hij een brandende lucifer in "een 4.7 lydietbom wierp, die als herinnering in zijn kamer bewaard werd. Behalve hij zelf en zijn dochter is nog gestorven de vader van Ben Viljoen. Het huis van Schoeman stond dicht bij het huis vroeger door president Kruger bewoond. Een artikel van Frederic Harrison in d e Daily News, de oorlogspolitiek der Regeering, is vooral merkwaardig, omdat het is geschreven door een Engelschman.die volgens zijn eigen zeggen »noch eefi Klein-Engelschman, noch een Boer, nooh een cosmopoliet is, maar een patriottisch Engelschman die weigert elke dwaasheid en misdaad toe te juichen, waartoe regeerende demagogen het volk drijven." De schrijver kenschetst het verbranden der hoeven als »een barbaarsche, wraakzuchtige, stelselmatige poging om een dapperen vijand te terroriseeren door het land te verwoesten, dat men niet heeft kunnen veroveren, door te vernielen de huizen van soldaten met wie wij oorlog voerden en door hun vrouwen en kinderen bloot te stellen aan ellende en gebrek." Deze manier van oorlogvoering, een schending der Haagsche Conventie, zegt hij, is dubbel infaam, omdat ze wordt toegepast tegenover een troep burgers, die het bestaan van hun land verdedigen. Ze was bovendien een onzinnige dwaasheid tegenover een volk, dat men had willen inlijven bij het rijk, dat feitelijk was geproclameerd 'tot een volk van medeburgers. Ze was zoo vernederend en zoo stuitend, dat elke waarachtige soldaat het volste recht had gehad om zulk slachterswerk te weigeren. Hij betoogt, dat de vreeselijke zijde van dezen oorlog juist is de omstandigheid, dat de aard van de onderneming zulke heftige en onwettige maatregelen bijna onvermijdelijk maakt. Twee vrije en trotsche volkeren van Europeesch ras te onderwerpen en in te lijven is een schenDis, die niet beproefd is na de verdeeling van Polen. Wegens de uitgestrektheid van het land, de
moeilijkheden van de taak en de bewonderenswaardige hoedanigheden van de Boeren-patriotten, was het een zeer gevaarlijke onderneming. Het feit, dat zij van hetzelfde ras, van dezelfde afkomst zijn als-de Afrikaanders van onze eigen kolonie, maakt een burgeroorlog en rebellie bijna onvermijdelijk." _ De heer Harrison zet dan uiteen hoe deze oorlog is gemaakt door valschheid en laster. Hij valt sir Alfred Millner — thans lord Milner — heftig aan, omdat hij zich tot het werktuig heeft gemaakt van Rhodes c. s., omdat hij zijn regeering en zijn voik misleidde, door valsche verslagen en opruiende taal, omdat hij de Regeering, met wie hij moest onderhandelen, beleedigde en toen hij zag dat nog een uitweg mogelijk was, deze sloot en den oorlog onvermijdelijk maakte. Toen brak de oorlog uit en het is slechts een verkiesingsmanoeuvre in des heeren Harrison's oogen om te beweren dat de Boeren den strijd begonnen. Toen zij het rijk gewapend zagen en de bedreigingen in de officieele stukken lazen was hun inval in Natal slechts een strategische zet, gelijk een man, bedreigd door een troep gewapende roovers, den eersten slag geeft om zichzelf te verdedigen." En dan leest hij Engeland de les in de volgende bewoordingen: •Niet alleen worden wij als volk geruïneerd, vernederd en gehaat gemaakt, maar wij worden de risée van de geheele wereld. ►Soldaten, die de wet der volkeren hebben geschonden en het terrein van hun zoogenaamde overwinningen hebben gemaakt tot een woestenij, worden ingehaald als ridders van het vaderland. Generaals, die verpletterende nederlagen hebben geleden, over wie de geheele wereld zich vroolijk heeft gemaakt, figureeren op bazars en tuiHpartijen als helden en van den hemel gezonden aanvoerders.' Hij ontkent volstrekt niet den moed van soldaten en officieren maar »pralea met onmatige pocherij over een veldtocht die een lange reeks van nederlagen is geweest, van teleurstelling, van misrekening, van rampen en eeuwigdurende betreurenswaardige incidenten, is meer het werk van Hooligans dan van Engelschen, die Napoleon hebben verslagen en Europa hebben gered." Het slot van Harrison's artikel geven wij in zijn geheel weder: »De oorlog is nu uit, zeggen dag na dag bevelhebbers, Ministers en hun vrienden in de pers. Deze leugen verontrust ons, want wij zien er de voorspelling in van een nieuwe staatkunde van woede en barbaarschheid. Maar alles is nog niet voorbij. Wij zijn nog niet te boven den docdelijken slag, die deze oorlog ons rijk heeft toegebracht, noch het vergif, dat de openbare meening heeft verpest, noch de vlek op Engeland's eer in de oogen van heel de beschaafde wereld, noch de ellende over Zuid-Afrika gebracht. »En er is nog iets dat niet voorbij is. Dat is het nationaal bestaan der Boerenrepublieken, die nog niet voor altijd ten onder zijn gebracht, die — ik zeg het als patriottisch Engelschman — nooit ten onder gebracht zullen worden." Dultecbland. Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik der Nederlanden zijn gistermiddag te 5 uur 20 aan het station Wildpark te Potsdam aangekomen. Zij werden ontvangen door den Keizer, de Keizerin, de Prinsessen Victoria en Louise, den Prins en de Prinses van Saksen-Altenburg, de Hertogin van Albany met haar dochter Alice, en met den Hertog van Saksen-Coburg-Gotha, en voorts door de hofdignitarissen, de officieren van het Keizerlijk hoofdkwartier, de ambtenaren van het Kabinet, den Minister van het Keizerlijk Huis, von Wedel, en de leden van de Nederlandsche ambassade te Berlijn. Op het perron was een eerewaoht opgesteld, bestaande uit een compagnie van het GardeJager-regiment met het vaandel en de muziek. Toen de trein het station binnen reed speelde de muziek het Nederlandsche Volkslied. j : j j I : ; | : i ! j |
De Duitsche Kroonprins, die de hooge gasten van zijn vader tot Charlottenburg tegemoet gegaan was, trad met de Koningin en den Prins der Nederlanden uit den salonwagen. Nadat de Keizer de hooge gasten hartelijk had begroet en de voorstelling van het gevolg had ■ plaats gehad, schreed de Keizer met Koningin ; Wilhelmina en Prins Hendrik langs de eerewacht, : waarna deze in parade-marseh difileerde. Vervolgens vertrokken de Keizer met zijn gasten en de overige Vorstelijke personen naar i het Nieuwe Paleis. In het eerste rijtuig nam de Keizer plaats naast Koningin Wilhelmina, in het tweede de Keizerin met Prins Hendrik der Nederlanden, De rijtuigen werden geëscorteerd door een afdeeling der Gardes du Corps. Het talrijk aanwezige publiek begroette met groote geestdrift en luid gejuich den Keizer en zijn gasten. Aan het Nieuwe Paleis was een eerewacht van een compagnie van het 1ste garde-regiment met de muziek en het vaandel opgesteld. Gisteravond te 8 uur had in de Jaspis-galerij van het Nieuwe Paleis te Potsdam, een feestmaaltijd plaats, waaraan deelgenomen werd door de Koninklijke gasten met hun gevolg, de officieren van het hoofdkwartier, de verschillende hofdignitarissen, de hoofden der departementen, den Minister van het Keizerlijk Huis, en de te Berlijn en Potsdam aanwezige Prinsen en Prinsessen, benevens, den Rijkskanselier, de Ministers van Buitenlandsche Zaken en van Marine, en de chefs van de troepenafdeelingen die de eere wachten en het escorte hadden geleverd. Aan tafel zat de Koningin der Nederlanden tusschen den Keizer en de Keizerin, rechts van den Keizer zat Prinses Fiiedrich Leopold, vervolgens Prins Hendrik der Nederlanden, Prinses Ernst van Saksen-Altenburg, Prins Eitel Fritz, Prinses Alice van Engeland, enz. Aan de linkerzijde zat naast de Keizerin de groothertog van Mecklenburg-Schwerin, de hertogin van Albany, de Duitsche Kroonprins, de Erfprinses van Hohenzollern, Prins Friedrich Leopold enz. Tegenover H. H. M. M. zat de Rijkskanselier, rechts naast hem de grootmeesteres van het Huis van H. M. de Koningin, baronnesse van Hardenbroek van 's Heeraartsberg en Bergambacht, de Nederlandsche gezant, jhr. mr. D. A. W. van Tets van Goudriaan, de dame du palais gravin Keiler en graaf Du Monceau, adjudantgeneraal, chef van het militaire Huis der Koningin; links zaten de hofdame Juckema van Burmania baronesse Rengers, de Mecklenburgsche gezant Von Oertzen, en de hofdame baronesse Sloet van Marxveld. Aan het feestmaal hield de Keizer de volgende toepraak: »Niet als een vreemde moeten wij Uwe Majesteit heden bij ons begroeten; reeds vroeger had dit huis de eer door U. M. bezocht te worden, en wederom is het ons vergund in dezelfde vertrekken U. M- welkom te heeten. Werd het eerste bezoek gebracht in uwe teedere jeugd, ditmaal begroeten deze zalen de afstamelinge van Louise Henriëtte, de roos uit het Huis van Oranje, in den bloei der lente, aan de zijde van den geliefden gemaal uit kernduitschen stam. En hoe zou ook de Koningin der Nederlanden, op Brandenburgsch-Pruisischen grond, anders als dan een lid der familie van ons Huis worden begroet, bij de innige betrekkingen, die eeuwenlang tusschen mijne voorouders en de voorouders van U. M. hebben bestaan. »Ik vervul daarom slechts nog eens een plicht der dankbaarheid, als ik van ganscher harte uitspreek, hoeveel dank bet Huis BrandenburgHohenzollern aan het Huis van Oranje verschuldigd is. Met en voor hun volk te arbeiden, te leveu en te sterven hebben mijne voorouders geleerd in de Nederlanden; hun persoon te stellen voor het geloof ea de vrijheid, en met blijdschap te leven eH te arbeiden voor hun onderdanen,
dat zijn de voornaamste eigenschappen van het Huis van Oranje, die mijne voorouders en mijn Hui8 van hen hebben overgenomen. »Daarom uit heden mijn denken zich in den wensch, dat de genadige God het leven van U. M. en van U. M. Doorluchten Gemaal tot heil van Oranje en tot heil van Nederland, — wat hetzelfde zeggen wil — moge behouden en beschermen. Hieraan knoop ik tevens de belofte vast, dat de liefde en vriendschap van Brandenburg-Pruisen voor het Huis van Oranje en voor de Nederlanden nooit zal ophouden te__heerschen in de harten van mijn Huis en van mijne onderdanen, ook voor Uwe Majesteit. >In dezen zin drink ik op het welzijn van Uwe Majesteit 1" De muziek speelde hierop het Nederlandsche volkslied. H. M. Koningin Wilhelmina antwoordde: »Ik dank U. M. voor de liefdevolle gastvrijheid, die de zooeven vernomen, het verleden en het tegenwoordige samenhechtende vriendelijke woorden bevestigde. Ook ik wensch van ganscher harte, dat de oude, beproefde betrekkingen van onze door bloedverwantschap aaneengesloten Huizen steeds moge blijven voortbestaan, tot hèil van onze Huizen en van onze volken. Ik bekrachtig dezen wensch, door mijn glas op te heffen op het welzijn van Hunne Majesteiten den Keizer en Keizerin." De muziek speelde hierna het Pruisische volkslied. Nadat het diner geëindigd was kwamen Hunne Majesteiten en hun gevolg op het balkon van het nieuwe paleis, aan de zijde van de Mopke, waar de groote taptoe plaats had, uitgevoerd door alle trompetters en de muziekkorpsen van de Gardekorpsen. Daarbij waren ook de vreemde militaire attachés, de Fransche generaal Bonnal en de overste Gallet en vele dames en heeren uit Potsdam uitgenoodigd. De bijgebouwen waren geïllumineerd en met rood bengaalsch vuur verlicht. De muziekkorpsen rukten aan, begeleid door fakkeldragers met magnesiumlichten, van de zijde van station Wildpark, onder het spelen van den York-marsch, en rangsohikten zich op de Mopke. De architectuur van het slot en van de bijgebouwen, zoowel als de oude boomen, boden in de veelkleurige verlichting een prachtig schouwspel. De taptoe werd door den leger-muziekinspicient, professor Rossberg, geleid; bijzonder grootsch was de uitvoering van het Nederlandsche Dankgebed. Om 10'/ 9 uur marcheerden de muziekkorpsen naar hunne kwartieren terug. De Lokalanxeiger deelt mede, dat Koningin Wilhelmina door den Keizer benoemd is tot commandant en chef van het Garde-Jagerbataljon. Naar aanleiding van het bezoek van Koningin Wilhelmina en den Prins-Gemaal schrijft de (officieuse) Norddeutsche Allgem. Ztg.: »Hoe warm bij het Duitsche volk de harten kloppen voor de lieftallige heerscheres van onze Nederlandsche stamverwanten werd reeds eens verkondigd toen bij gelegenheid van het huwelijk der Koningin alle kringen van het land, zonder onderscheid of partij verschil, zich tot de innigste wenschen voor het geluk van het Doorluchtige Paar vereenigden. De met groote vreugde begroete gasten mogen zeker zijn in de ontvangst, welke de bevolking van Berlijn hen bereiden zal, de liefde weder te vinden, waarmede het Nederlandsche volk aan zijn jeugdige heerscheres gehecht is. Wij roepen Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik een eerbiedig en hartelijk welkom toe." De overleden graaf Wilhelm von Bismarck was de tweede zoon van wijlen den Rijkskanselier. Hij was den 1 Augustus 1852 geboren en in 1885 in het huwelijk getreden met zijne nicht
Sybilla von Arnim—KrSchlendorff. Sedert 1889 ■was graaf Wilhelm opperpresident van Hannover. De tweede zoon van Bismarck, graaf Wilhelm, nog geen 49 jaar oud, laat een jonge vronw en drie kleine kinderen achter. Wegens den diepen rouw, waarin de geheele familie Bismarck nu gedompeld is, wordt het twijfelachtig of de onthulling van het Bismarckmonument voor het gebouw vaa den Rijksdag, die op Maandag a.s. bepaald was, wel zal doorgaan. De overledene geleek in zijn uiterlijk buitengewoon op zijnen grooten vader. In de diplomatie was graaf Wilhelm nooit werkzaam. Daardoor kon hij zijn plaats als regeeringspresident behouden toen zijn vader viel (terwijl zijn oudere broeder Herbert ontslag nam) en bleef hij dat lid van de familie Bismarck, waarmede later de Keizer zijne pogingen tot eene verzoening met den pruilenden banneling van Friedricbsruhe aanknoopte. Graaf Wilhelm maakte in 1870, als gardedragonder, den beroemden «Todes Ritt" van de Pruisische garde-cavalerie bij Mars-la-Tour mee en was een der weinigen die ongedeerd er af kwamen, terwijl zijn broeder Herbert bij die gelegenheid gewond werd. De overledene had in de politiek niet de minste beteekenis en kwam, wat zijne geestesgaven betreft, niet boven de gewone middelmaat, maar was om zijne beminnelijkheid ook in de kringen van de burgerij zeer gezien. China. Uit Petersburg wordt gemeld, dat onder de plannen, tot oplossing van de quaestie der Chineesche schadeloosstelling voorgeslagen, het Engelsche plan bij de Russische Regeering wel het minst ingenomenheid vond. Het Engelsche voorstel wil, dat China obligaties zal uitgeven, voor wier rente en aflossing bepaalde inkomsten zouden worden aangewezen. In Russische Regeeringskringen wordt hiertegen aangevoerd, dat deze waarborg reeds van huis uit een zeer wisselvallige zal zijn, en dat de Mogendheden, die groote militaire uitgaven hebben gedaan, daardoor gedurende langen tijd van terugbetaling verstoken zullen blijven. In werkelijkheid zouden deze obligaties toch niets anders zijn dan zeer onbepaalde beloften tot betaling. Men blijft in Petersburg aan de meening vasthouden, dat een leening, door een of meer Mogendheden gewaarborgd, veel beter zou zijn, daar hierdoor de terugbetaling der oorlogskosten onmiddellijk zou kunnen plaats hebben. Uit overwegingen van handelsbelang verzet Engeland zich ook tegen verhooging der douanerechten in China. Rusland is het op dit punt evenmin met Engeland eens. Door verhooging der douanerechten zullen de inkomsten uit dezen tak van dienst aanmerkelijk toenemen, en dit zal de zekerheid der Chineesche leening verhoogen. Wanneer men echter bezwaar heeft tegen verhooging der douanetarieven, dan kan men de verhoogde inkomsten verkrijgen door verandering te brengen in de waarde van de zoogenaamde douane-tael, de zilveren eenheidsmunt voor de betaling der douanerechten. De Duitsche Reichsanzeiger bevat een Keizerlijk besluit, uitgevaardigd te Urville op 14 Mei, waarin wordt bepaald, dat de opperbevelhebber over het leger in Oost-Azië naar het vaderland zal terugkeeren en zijn staf wordt ontbonden, en dat het Oost-Aziatische expeditiekorps verminderd zal worden tot de sterkte van een gemengde brigade; de overige troepenafdeelingen zullen naar het vaderland terugkeeren en worden ontbonden. De bedoelde gemengde brigade zal als OostAziatische bezettingsbrigade tot nader bevel in China blijven voor den dienst der bezetting. Verspreide Berichten. De ex-Koningin van Madagascar, Ranavalo, is eergistermiddag te Marseille uit Algier3 aangekomen. Zij is met zeer weinig vertoon, hoewel officieel, ontvangen en vertrok gister naar Parijs. Vera Gelo heeft zich te Odessa verloofd met den broer van haar slachtoffer. Da ouders van den jongen man verzetten zich echter tegen het huwelijk. Uit Stockholm wordt aan de Rappel gemeld, dat de Hertog der Abruzzente zamen met professor Nansen nog dit jaar een gemeenschappelijke onderzoekingsreis in de poolstreken gaan ondernemen. De expeditie zal ingescheept worden op een Zweedsch en een Italiaansch vaartuig. • Aan de hoogeschool te Bonn zijn voor het onlangs begonnen halfjaar 68 vrouwen als toehoorderessen toegelaten. Italië staat onder de Romaansche landen vooraan wat de toeneming der bevolking betreft. De volkstelling van dit jaar toont een vermeerdering van bijna 4 miliioen sedert 1881, of 7.3 pet. Het totaal is tot 32.5 miliioen gestegen en wel gemiddeld jaarlijks met 208.000, tegen slechts 173.000 in het tijdvak 1861—81. De vermeerdering is veel geringer dan bij de Germaansche volken in Europa, maar dit komt vooral wegens de nog altijd zeer sterke emigratie uit Italië. Buiten Italië leven naar raming 37, miliioen Italianen, zoodat het geheele aantal 36 miliioen bedraagt en binnenkort de bevolking van Frankrijk zal hebben ingehaald. De toeneming is naar verhouding het sterkst geweest in Apulie, op Sicilië en in Ligurië. Zij bleef op ongeveer gelijke hoogte in Piemont en Napels (provincie). In Basilicata, waar de landverhuizing zeer sterk is, daalde de bevolking. Het sterkst is de stijging geweest in Latium (Rome) en wel met 33 pet. Een medewerker van de Matin, Gaston Stiegler, is gisterenmiddag om 10 minuten voor tweeën uit Parijs met den Noorder-expres naar Berlijn vertrokken om een zoo snel mogelijke reis om de wereld te doen. Yan Parijs zal hij achtereenvolgens de volgende plaatsen aandoen: Berlijn, Petersburg, Moskou, Irkoetsk, Striëtensk, Kabarofak, Wladiwostok, Nagasaki, Jokohama, Honoloeloe, San Francisco, New-York, Havre.
WALTRUD. ROMAN VAN SCHULTE VOM BRÜHL.
12 tik verzoek de dames, dat zij mij daarvan in het vervolg dispenseeren en ik mijn geliefd buisje mag dragen. Ik kon immers niet weten, welke idees de dames omtrent deze vragen uit de voorname stad aan de Aa meebrengen en een smoking is voor alles goed. Tot een vorstelyk hof- en staatskleediDg hebben wij het hier te Ratzenbeck Oog niet gebracht", zeide Schwarzhoff en de freule antwoordde: «Wel, toen u van middag in de door ncjjn neef beschreven kleeding het voorplein op galoppeerdet, zaagt gij er niet zeer hofachtig uit, maar als verstandige vrouw weet men toch ook hft arbeid*gewaa<1 te waardeeren." Hij boog glimlachend. «Nu, daarvoor kan men ook over een jaar, ja, wellicht van den herfst reeds, Ratzecberger karpers in Munster koopen. Als n een verorbert, freule, denk dan aan dezen dag en aan mjj'n Ket medder bespat costuuis, Wij z\in Lameljjk van (aüg iret het uitgraven der nienwe vijvers voer de vischteelt begonnen." »Help n>y een handje, Bet'.y, dat ik Schwarzbcif's werk spoedig zelf in ocgei'schouw kan nemen", zeide de najocr. «Het sal je amuseeren, Waltrud, als dat karjergebied eree&sis. Gg hebt immers, raar het Bcjj voerkomt, veel liefhebberij voor het vcgel- en vtevoik. Dat is altijd een goed teeken voor de menschcn." «Nu, als wg een ommekeer ten goede in bet Weer krijg* n, ial u zotder et-ntg bezwaar er spoedig eens in den rolstoel kunnen heenrijden. Ik heb voor geschikte toeganswegen gezergd", troostte
Schwarzhoff den vrijheer. «Ea aan de kleine jacht kan spoedig ook weer gedacht worden. Het dievenvolk moet afbreuk worden gedaas." ïLsten wij het beste hopen", zeide de vrijheer (uchtand. «Als mjjne nicht overigens gelyk heeft, dan zal ik spoedig weer van de dooden opstaan en opnieuw een flinke kerel worden. Wat zegt gij daarvaD, Hemskerk?" «Op deze voorspelling moge God zijn zegen geven", antwoordde de geestelijke. Iotusschen werd het eten binnengebracht en het kleine gezelschap nam aan de tafel plaats. Oik Kueo verscheen en de majoor zeide tot hem: «Gij wordt van daag ter eere van onre pas aangekomen gasten bij uitzondering aan de tafel der grooten geduld, mijn jongen. Ik hoop, dat gg je dit voorrecht waardig toont, en in de eefste plaats je snavel houdt." Deze speech viel volstrekt niet in Kuno's smaak. Hij zette een dom gezicht, krulde de lippen op en de blik, waarmede hg zijn vader aanzag, sprak van verzet en gekrenkte ijdelheid. «Van daag schenk ik ter eere van de damos — 't zijn zeldzame artikels bn mij geworden — een extra drupje", zeide de majoor vroolgk, terwijl hg met eene zekere plechtigheid het glas van Lisbetha, die aan *ijn rechterkant zat,, vulde en vervolgens ook Walrud inschonk. «Markob- unr .er, eer kostelijke drank, kindje. Nu zuh gij eens wat proeven", xeide hg. «Wg zijn zware wgnen niet gewoon, Frits', vermaarde de freule, maar hjj antwoordde vroolïjk : ïGg zgt zeker bang, dat Waltrud zich bedunken en een lettje uit het fatsoen komen zal. Ha, zoo 'n meisje moet zeker ganzenwijn drinken of op z$n best Hohf nasth^iicer, als het naar jou gitig. Wel zoo iets is er niet te Ratzenbeck. Dus prosit! Op de dames 1" Allen klonken met elkaar en dr nken en al nam Waltrud ook slechts een klein teugje, zoo veroorzaakte het haar toch eene eigenaardige gewaar -
woiding, toen het prikkelende vocht door hare keel vloeide. — »Gij hebt nu van alles genoten en het is nu de hoogste tjjd, dat gg afmarcheert", zeide de majoor aan het eind van den maaltijd tot Kuno. Maar deze toonde weinig lust om aan het bevel v;n zjjn vader te voldoen. Hij mokte en beweerde, dat hg nog in het minst niet moe was en toen de majoor een strengen toon aansloeg, werd de onhandelbare knaap brutaal. Als hg gaan moest, zeide hg brommend, dan moest Waltrud ook mee. Zij had niets bg hem voor, al was zg ook een paar jaar ouder. Den majoor steeg van toorn bet bloed naar het hoofd en hij hield zich met moeite in. Eau pijnlijke stile ontstond, welke Schwarzhoff verbrak, door op gemoedelijken toon te zeggen : «Wel, vriead Kuno, dan zal ik nog de nuttige geschiedenis van koning Punsphos van Wagalaweia ten beste geven, als gij belooft dan zonder tegenspraak het vertrek te verlaten. Hoe staat 't daarmee ?" «Nu goed, als het verhaal uit is, zal ik gaan", zoide de knaap genadig. En Schwarzhoff begon : »Wg bevonden ons.op een eenzaam eiland van den zoogenaamden Grooten of Stillen Oceaan. Koning Pamphos, die meende, ofschoon hg voor eenige jaren nog het cannibalisme huldigde, zgne eigene tante opgageten on ondanks alle onderricht der ^endoliügen bet zesde gebod overtreden had, dat ! bg groote vorderingen in de beschaving Is ad gemankt, viel ors dikwijls tret zgn bijtijn lastig ea was de onbescheidenheid in persoon. Dit verdroot mij reed* larjg. Op zekeren dag, dat mijn vriend Badts eet en ik in gezelschap van twee heeVen f-n t >« t p iiHU.es in i nie tent zaten — kwam kooicg Putcphos, slech' s met een wijden brok en een gomelïtt» k-n krasg aan, wederom aangerukt en verveelde er.s met igce onhebbelijke verwaandheid. Toen eenige welgemeende raadgevingen niet hielpen, stond ik op, juist znoals ik het in dit oogenblik doe, pakte den V-rutJen tronarch met een krachtigen
greep bij den nek, jnist zooals ik het hier onzen vriend Kuno doe, en schoof hem voor mij uit." Kuno had zich in de eerste verrassing niet tegen Schwarzhoff's greep verzet. Teen deie hem echter du van den stoel in de hoogte trok en voorwaarts schoof, trachtte hg weerstand te bieden. Doch de ander pakte, als met gieren graep, slechts nog beter toe, dwong hem eene buiging te#en het gezelschap te maken en ging voort: nik noodzaakte aldus zijne majesteit tot eene diepe buiging en zeide: Heeren en dames, ik veroorloof mg in naam van dezen dwaas en onmondige, u voor diens ongemanierdheden om vergeving te vragen. Daarna voerde ik den koning naar den iogang van de tent, en liet hem los met de waarschawing: Voor heden, koning Pamphos von Wagalaweia, zijt gij in genade ontslagen. Maar durft gy het wagen terng te keeren, dan kent gg mij en weet, dat ik, al ben ik anders ook een goede kerel, in zekere gevallen zeer onaangenaam kan worden." Met deze woorden duwde Schwarzhoff den knaap de deur uit, sloot die en wendde zich glimlachend tot zijne verbaasde dischgenooten : d Heeren en dames, zgne majesteit, koning Pamphos von Wagalawei, laat u door mg goeden nacht wenschen." Een oogenblik keken de anderen hem met groote oogen aan, daarop barstten zg allen in een luid gelach uit, hetgeen den woedenden Kuno is da gang onaangenaam in de ooren klonk. «Dat hebt gij weer eens listig overlegd, Schwarzhoff!" riep de majoor. »Da duivel weet, dat als ik u niet als rentmeester zoo hoog noodig op bet landgoed bad, ik bijna zou wenschea, dat gij geheel schoolmeester bg den jongen werdt. Gg kunt hem zeker nog tot iets brengen." »Nu, ik wist wel, wat ik liever deed", antwoordde Schwarzhoff. iMaar wij zullen nog wel raad schaffen. Jammer, dat hij zooveel tea achteren is vcor eene cadettenschool. Dat is het rationeelste voor zulke gevallen."
»Zgn karakter deugt niet", zeide do majoor met een zucht. »N:ets dan ergenis en ten slotte zslfs schande zou ik daarvan hebben". «Komt tijd, komt raad", troostte de pastoor. «Hij is immers niet dom en mogelgk komt hg plotseling tot inzicht, zooals oaea dat reeds zoo dikwgis heeft opgemerkt, bij voorbeeld door een ingrijpende gebeurtenis." «Bijvoorbeeld door een portie krachtige slagen, zulke slagen, dat hij tegen den muur zou willen opspringen of in een muisegat kruipen. Ha, als ik kon, zooals ik wilde, dan zou het aan mij niet liggen", riep de majoor toornig. »Ik wensch je van harte toe, dat gij dit vaderlijk ambt spoedig weer kunt waarnemen. In de schrift staat immers: Wie zijn zoon lief heeft, kastydt hem", zeide Lisbetha zalvend, maar in haar oogen tintelde het. Blijkbaar wenschte elk der aanwezigen den buiten de deur gezette een flink pak slaag tot verbetering toe, de esn uit wrok, de ander, voornamelgk de pastoor, uit ernstige, christelijke overtuiging. Slechts Waltrnd voelde zich door deze wending vaa het gesprek pijnlijk aangedaan. Bedeesd legde zg hare hand op den arm van den vertoornden man en zeide schuchter: «Ach, papa, erger u toch niet zoo, jongens zyn nu toch eenooaal jengens." Deze opmerking verwekte groote vroolijkheid, zoodat het meisje van verlegenheid hevig bloosde. «Ja, ja, gg hebt gelijk", lachte de majoor. «Jongens zijn jongens en deernen ign deernen. Maar weet ge, kind, in vertrouwen gezegd, ik mocht de deernen altijd liever. Zg hebben ook veel betere manieren en ik ben reeds heel tevreden, dat ik jou eens hier heb I Zeg eens, rookt[gij ook sigaretten ?" (Wordt vervolgd,)