Zondag 20 Sept. Herv. gem. : 's voorrn. 10 uur, ds. D. W. Schuuring. 's Namiddags 2 uur, Doopbediening, ten behoeve der Vereeniging v. Chr. belangen, ds. Langman, pred. te Bovensmilde. Geref. kerk : 's vooral. 10 uur, ds. A. M. Donner. 's Avonds 5 1 /» uur, ds. A. M. Donner. Vereeniging v. Chr. belangen : 's voorm. 10 uur, de heer J. Lawant. 's Avonds 6 uur, geen dien«t. Ned. Herv. Kerk. Beroepen : te Vlachtwedde H. Hofstee, cand. te ïinaterwold ; te Workum ds. Heringa te Oostwold (Gr.). Geref. Kerk. Beroepen: te Oldebooru c.a. F. Bruinsma, eand. ; te Houwerzyl J. Koppe, cand. te Zuidwolde. De eerste Provinciale Groninger Uniedag zal te Groningen gehouden worden op Donderdag 15 Oct. 1896. Doel dezer samenkomsten is, om onder Gods zegen elkander te bemoedigen en te sterken in den stryd voor de school met den Bijbel en te trachten den ijver van velen op te wekken of te versterken. De vergaderingen zullen gehouden worden in het Tehuis voor Militairen in de l.utkenieuwstraat en wel in de volgende orde: 1. 's Morgens om 10 uur : a. Opening der vergadering door den president van het Locaal-Comité de Unie »Eene School met den Bijbel" te Groningen ; b. Korte toespraak van den heer ds. T. Bos, van Bedum, als vertegenwoordiger van het Hoofdbestuur der Unie «Eene School met den Bijbel" ; c. Referaat van den heer jhr. inr. A. F. De Savornin Lohman, oud-minister van Binnenl. Zaken, onderwerp »Het Unie-Rapport" ; d. Sluiting der vergadering. 2. 's Middags om 3 uur. a. Heropening der vergadering. b. Referaat van den heer A. Wiersinga, hoofd eener Christelijke school te Meppel. Onderwerp : «Het Volkspetitionnement van 1878". c. Sluiting der vergadering. 's Avonds te 7 1 /, uur zal namens de Unie optreden prof. P. Biesterveld van Kampen, die eene rede zal houden in het belang van het Chr. onilerwgs. Deze bijeenkomsten zijn voor allen, zoowel mannen als vrouwen, toegankelijk. Als d# tijd het toelaat, zal na de morgen- en na de middagvergadering gelegenheid worden gegeven tot debat. SMILDE, 18 Sept. Bij de Ned. Herv. gemeente te Hoogersmilde is beroepen cand. Gerritsen van Oosterbierum (Fr.). Op de voordracht voor hoofd der school te Schutsloot, gem. Wanneperveen, zjjn geplaatst : H. Klumper te Zwolle, J. Willems te Ambt Vollenhove en J. B. Cavaljé te Hoogeveen.
Provinciale Drentsche en Asser courant
- 21-09-1896
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Provinciale Drentsche en Asser courant
- Datum
- 21-09-1896
- Editie
- Dag
- Uitgever
- van Gorcum
- Plaats van uitgave
- Assen
- PPN
- 398540756
- Verschijningsperiode
- 1851-1962
- Periode gedigitaliseerd
- 2 juli 1870-30 december 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Drents Archief
- Nummer
- 222
- Jaargang
- 73
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Kerk en School. PREDIKBEURTEN.
Rechtszaken.
Op bevel der Rechtbank te 's Hertogenbosch is Woensdag in vrijheid gesteld Gerardina C. van Beers, voorheen dienstbode bij den landbouwer van Loon te Elshout en beschuldigd van in vereeniging met diens zoon haar op 31 Juli jl. geboren kind kort daarna opzettelijk van het leven te hebben beroofd. De Rechtbank heeft de beschuldigde buiten vervolging gesteld, die nu als getuige in deze zaak zal optreden. Haar medebeschuldigde J. v. L. bleef in voorloopige hechtenis. De officier van justitie te Middelburg heeft cassatie aangeteekend van de vrijspraak van 5 jongelieden te Borsele van meineed. Kantongerecht te Assen. 18 Sept. Veroordeeld: Wegens jachtdelict: K. K., arbeider te Peize, tot twee boeten elk van f 0.50 subs. 2 maal 1 dag hechtenis. Wegens het als hoeder van eenig stuk vee, waarbij zich verschijnselen van eene besmettelijke ziekte openbaren, daarvan niet onmiddelijk kennis geven aan den burgemeester der gemeente, waar het vee zich bevindt: H. L., schaapherder te Anreep, H. K., schaapherder te l'eelo, en M. E., schaapherder te Loon, ieder tot eene boete van f 3 subs. 3 dagen hechtenis. Wegens het verveenen zonder vergunning: K. L., landbouwer te Annerveen, en r. H., landbouwer te Assen, ieder tot eene boete van f 5 of 3 dagen hechtenis. Wegens veeweiderij : r. V. te Vosbergen, tot eene boete van f 1 subs. 1 dag hecht.; A. K. en G. S., beiden te Ees, ieder tot eene boete van f 2 subs. 2 dagen hecht., en K. W., landbouwer te Paterswolde, tot eene boete van f 5 subs. 1 dag hechtenis. Wegens burengerucht: G. O., arbeider te Drouwenerveen, D. B., wagenmaker te Gasseltemijveen, T. P., landbouwer te Drouwenerveen, G. S., landbouwer te Drouwenermond, H. F., dienstknecht te Drouwenerveen, G. H., veenarbeider te Buinerveen, en L. D., veenarbeider te Noorder-Exloërmond, ieder tot eene boete van f 2 subs. 2 dagen hechtenis. Wegen* openbare dronkenschap en burengerucht: J. B., veenarbeider te Nieuw-Buinen, tot twee boeten elk van f 2 subs. 2 maal 2 dagen hechtenis.
Wegens openbare dronkenschap: T. B., arbeider te Peelo, J. W. K., varensgezel, L. G. O., M. van der H., E. J. R., mollevangster, allen zonder bekende woon- of verblijfplaats, ieder tot een boete vau f 1 subs. 1 dag hechtenis; W. W., landbouwer te Paterswolde, T. B., bezembinder te Hooger Smilde, W. W., landbouwer te Buinerveen, ieder tot eene boete van f 2 subs. 1 dag hecht., en J. B., arbeider te Buinerveen, tot eene boete van f 5 subs. 3 dagen hechtenis. Bekrachtigd de bij verstek gewezen uitspraak van den 21sten Augustus 1896, tegen D. H., arbeider, wonende onder Rolde, waarbij hij werd veroordeeld tot 3 dagen hechtenis en opzending naar eene Rijkswerkinrichting voor den tijd van vier maanden.
Telegrammen.
's Ilajje, 19 Sept. De Regeering overweegt de voorloopige voorstellen van Portugal omtrent de grensregeling van Timor. Onderhandelingen betreffende de uitleveringstractaten van GrootBritannië, Duitschland, Italië en Zwitserland zijn nog niet afgeloopen. De Regeering bewerkt een antwoord op het laatste memorandum van Engeland in zake de »Costa-Rica-Packet". De Regeering zal niet nalaten tegen de aanhouding van de «Doelwijk" en de opbrenging en tegen hetgeen verder ter zake mocht geschieden, op te komen, wanneer door de Italiaansche Regeering niet mocht worden aangetoond, dat een en ander in overeenstemming is met hetgeen het volkenrecht, naar de op dit oogenblik meest geldende opvatting daarvan, gedoogt. Spoedig zijn te verwachten ontwerpen tot goedkeuring van handelstractaten met Oranje-Vrijstaat en Japan. Op hoofdstuk 5 der Staatsbegrooting zijn hoogere sommen aangeviaagd voor cursussen in hoefbeslag voor paardenfokkerij en voor veefokking. Door den Minister van Marine wordt voorbereid eene marineorganisatie bij bestuursmaatregel met drie types van schepen: voor Oost-Indië, voor buitenland, inbegrepen West-Indië, en voor Nederland. De vloot volgens dit stelsel zal tachtig millioen waarde vertegenwoordigen. Voor 25 millioen is reeds aangebouwd of in aanbouw; het restant in 13 jaren. BEURS VAN AMSTERDAM. pet. N e d e r 1. Cert. Werk. Schuld 2.1/2 dito Oblig. 3 dito Cert. 3 Hongarije. Goudl. 1881/93 4 Italië. Inschrijving 1862/81 5 O o s t e n r. Obl. pap. Mei Nov. 5 ditozilv. Jan. Juli 5 P o r t u g. O. bc : tl. '53/84 Tick. 3 » xrbaksmonop. 4.1/2 R u 91. Obl. Binn. leen. 1894 4 • Goud. 1880 4 » 1889 Rothschild. 4 » 1889/90 Hope 4 C. 4 » 'f 0 3e ui tg. Roths. 4 » 'P4 6e » » 4 » Leening 1867/69 4 • »'94(0.-Vit.)4 » » 1889 3 > in goud 1884 5 Spanje. Obl. Perpet. Schuld 4 T u r k jj e. Obl. Geprivileg. 4 > Douane 1886 5 > Geconv.seri D Egypte. Obl. Leening 1876 4 Mexico. 1888 6 Brazilië. Obl. Londen 1889 4 C o 1 u m b i a. dito .... 4.3/4 Ecuador 4.1/2 Venezuela. Oblig. 1881 . 4 Nederl. N.W.&Pac.Hy.B.Pan 5 N.Cult.-M. Vorstl. Aand. Kolon. Bank Oblig. 5 N. Hand. Maat. op resc. Ind. Handelsbank Aand. N.-Afr. Handclsv. » Oostenr. O. H. Bank » Amerika. Ad. Zlaxw. L. Gr.C. dito Incomebonds Peru. Corp. Lim. Cert. v. A Pref. dito Nederl. Holl. IJz. Sp. Aand M. t. Expl. v. St. Sp. » » » 1887 3.1/2 Centr.-Spoorweg Aandeelen dito afgest. v. conv. f 1000 Ind. Spoorweg Aandeelen Z.-Afr. Spw. Obl. 1891 5 N.-Br. Boxtel W. gest. 1875/80 Italië. Victor Emanuel Obl. 3 Zuid-Italie Spw. » 4 Polen. Wars.-Weenen And. Rasland. Gr.Maatsch.Obl. 4.1/2 Baltische Spoorweg 3 Fastowo Spoorw. And. 5 Iwangorod Domb. Obl. 4.1/2 Kursk-Az. 500/2000 M. 4 Mosk.-Smolensk » 5 Orel-Griasi 500/2000 » 4 Rjasan Uralsk Oblig. 4 Transcacaa Spw. » 3 Weichsel » Aand. 5 Wladikawkas 4 Zuid-West Spw. Obl. 4 Am er. At.-Top.Volgest.C.v.A. dito Cert. v.Gen.Mor.B. 4 Atl. & Pac. W. D. Obl. 4 Central Pacific Aand. Chic. N. W. Cert. » O. Ch. Gr. Trunk. 2e H. 5 Ch.&SouthW.Sp.Obl. 7 Cl. Akr. & Col. C. v. Ad. Denv. Rio Grande i Erie Spoor Aand. St. Louis & Cairo CvA. dito le Hypotheek » 4 Louisv. Nashville » Michigan-Central > Miss. Kans. Texas > » » » Obl. 4 N. Y. Ont. & West. and. Un. Pac. Hoofd. C. v. A. Un.Pac.Coll.TrustBds. 5 » Terminal Rd. Obl. 5 Wabash. C. v. Pref. Ad. Canada-South. C. v.Ad. Canada-Pacific » Nederl. Amsterdam Loten 3 Rotterdam > 3 België. Stad Antwerp. 1887 2.1/2 Hongarije. Theiss Loten 4 Oostenr. Staatsleening 1854 4 » 1860 5 » 1864 Stad Weenen 1874 Rusland. Staatsleen. 1864 5 » 1866 5 Spanje. Stad Madrid 1868 3 T u r k ij e. Spoorwegleening Ark. Const Cy. Synd. Trust Cert. vor. koers 90.13,16 103.1/4 100.1/16 102.7/16 82.3/4 84.15/16 85.1/8 26.1/4 93.1/16 63.5/16 97.1/2 98.3/4 98.1/4 99.3/8 99.7'8 101.1/2 97 81.7/8 104.3/16 60.3/8 80 87.1/2 19.1/4 102.1/2 93.7/16 70.3/4 19 16 41.7/8 46.1/4 58.1/4 101.15/16 138.5/16 68 42 136 2.5 8 4.7/8 2.15/16 7.15/16 110 91.3/4 101.1/4 29 93 205 102.1/2 64.3/8 54.3/4 52.5/8 155.1/2 97.3/4 59.13/16 78.1/4 944.1/4 99.13/16 104.1,8 100 99.1/8 88 71.3/4 97.1/4 97.5/8 11.1/16 73.1/4 41.7/8 13.3/4 137.1/2 69.3/8 101 15 10.15/16 12.9/16 7.7'8 79.1/8 40 86 10.3/16 78.7/8 12.3/8 6 67.1/2 102.1/2 ia.15/16 43.1/4 57.1/2 110 107.3/16 103 117.1/2 121.1/2 122.1/8 161 140 184 163 35 23.1/4 596 19 Sept. 90.7/8 100.5'16 100 83 84.7-8 85.7/16 26.1/4 93.5/8 63.7/16 99.7/8 96.7/8 80 87.3/4 19.1/16 19 42.1/4 45.7/8 101.5/8 42 135.3/4 8.1/4 91.15/16 102.1/4 64.11/16 54.3,4 52.5/8 59.5/8 100.1/16 104.11/16 100.1/4 70.7/8 97.1/2 73.3/16 41.15/16 13.7,8 10.15/16 7.7,8 10.1/16 78.1/4 102.1/4 lOï.1/8 163 36 602.1/2 Amsterdam, 19 Sept. Koers van het geld : Prolongatie 2'/j pet. Amsterdam , 19 Sept. Petroleum onveranderd. Keulen , 19 Sept. Mooi weer. Keulen , 15 Sept. Officiëele Rijnhoogte, 11 uur 's morgens: 3.28 M., gev. 12 centim.
Eene schets uit het Volksleven, DOOR A. F. EILERTS DE HAAN. IV.
Onder degenen, die zich verwijderden uit 'sLands "Welvaren, bevond zich een man, die den heelen avond druk den borrel had aangesproken, maar nagenoeg geem deel had genomen
aan de gesprekken; in wiens oog wat onrustigs was en op wiens gelaat een trek verspreid lag, die aan iets deed denken, wat men geweten noemt. Heeft hij soms verdriet. Janbaas '? Maar dan heeft hij zeker een geheel verkeerd remedie tegen de kwaal gezocht, en dat voelt hij zelf wel en soms heel diep. Is zij geheel in haar recht, die zuchtend van tijd tot tijd de deur harer kleine woning opent, om te zien of haaiman nog niet komt en bij iedere teleurstelling de verzuchting slaakt: «welk een schepsel, wat een vent!" »'tWas een beste knecht," zeide zijn baas, bij wien hij voor jaren arbeidde, «daar kan wat uit groeien." Altijd was hij de eerste aan 't werk, en als de avondschaduw daalde was hij er nog. Toen zijn wagentje zoowat aan 'trollen was, toen had hij het ook in 't hoofd gekregen om te trouwen. Het had nog wel wat kunnen wachten, dat trouwen, want hij was nog jong en in zijn leertijd, de tijd, die door vele jongelieden snel wordt doorgewipt, zoo snel, dat ze niet de noodige kennis bezitten om zulk werk te leveren, dat ze in de behoeften van een huisgezin kunnen voorzien. Maar met Jan was het wat anders, dat vond baas zelf. Hij was krachtig, ijverig en verdiende veel geld. Maar baas zei ook: «jongen, pas op dat je geen verkeerde keuze doet.". Dit was nu wel wat dwaas van baas. Hoe zou Jan, een jonkman van eenentwintig jaren, die zelf zijn kost ruim verdient, eene verkeerde keuze kunnen doen! 't Was maar om wat te zeggen. Oudelui worden wel eens al te zorgvuldig, en baas zou ook niet in zijn jeugd, waar het op hartszaken aankwam, het advies van anderen hebben ingewonnen. De Meimaand kwam en de lentezon gluurde door de ruiten van eene kleine lieve woning. Net, keurig net ziet het er binnen uit. Men zou willen, dat alle woningen der arbeiders in dorp en stad er zóó uitzagen. Hagelwitte gordijnen hangen voor de ruiten en tafel en stoelen glimmen of ze van mahoniehout waren. Op den schoorsteenmantel staan ornamenten, daarboven hangt een spiegel met vergulde lijst en daar bezijden de portretten van eene bejaarde en een paar jonge dames, die, het is duidelijk te zien, niet tot de familie der bewoners behooren. Naast den haard staat een kastje. Het heeft al jaren dienst gedaan en zou eene levensgesckiedenis kunnen verhalen. Maar het glimt u tegen en daarop staan een mooi theeservies, een paar kristallen karaffen met dito glazen. Die woning is gehuurd door Jan, die de bruigom is geworden en zijne bruid heeft haar grootendeels gemeubileerd. Ze kon dit dan ook doen, niet van hare spaarpenningen, dit kan in dezen tijd, waarin men zóóveel noodig heeft voor kleeding en opschik, niet geschieden. Men moet immers mededoen in de wereld waarin men leeft. Mevrouw en de jonge dames, wier portretten daar naast den spiegel hangen, hebben gezorgd dat Anna een goed uitzet kreeg. Ze mochten dit dan ook wel doen, want Anna was eenige jaren een trouw en goed dienstmeisje bij haar geweest. Of ze nog niet wat meer voor haar hadden kunnen doen? Dat wil ik in het midden laten. Heeren en mevrouwen worden soius verkeerd beoordeeld; maar het oordeel, dat er over boden geveld wordt, is ook soms alles behalve juist. Als men soms dames over dienstboden hoort praten, dan zou men meenen dat heeren en mevrouwen volmaakt en de dienstboden de meest zorgelooze en ondankbare schepselen zijn. En omgekeerd, als men de boden hoort over de hoofden des gezins, waarin ze wonen, dan zou men denken, dat dit schepselen zijn zonder medelijden, zonder hart. De zaak is zekei wel deze: beiden zijn raenschen uit verschillende standen met hunne lichten schaduwzijden, hunne deugden en gebreken. Jan beleefde aanvankelijk gelukkige dagen met zijn vrouwtje. Dat zonnetje van dien Mei-dag verlichtte en verwarmde hunne woning, 't Bleef er even keurig, hoewel Anna met der tijd andere bezigheden kreeg dan de gewone en wat naaiwerk voor hare mevrouw. Als Jan eene opmerking had willen maken, dan had hij zijn wijfje wel eens in 't oor willen fluisteren, dat men de tering naar de nering moet zetten en dat, als men niets anders bezit dan zijn dagelij ksche verdienste, men dan heel zuinig moet zijn. Maar dit kon hij niet over zijn hart verkrijgen. Anna had het immers in haar dienst zoo goed gehad en dat alles zoo in eens te laten varen, dat kon toch niet. 'tZou wreed zijn zoo iets aan te roeren, inzonderheid omdat zij in een toestand was, waarin het beter was over zulke dingen uiet te praten. Welk jong vrouwtje kon het kwalijk genomen worden, dat ze eens met hare kleine schatten pronkte; dat ze eens vriendinnetjes uitnoodigde; dat er dan een goed kop thee gebruikt werd en dat de mooie trommeltjes niet ledig, de karaffen goed gevuld waren; welk Christenmensch kon dit euvel duiden! Men is maar ééns jong en maar éé»s in 't leven. Maar dat leven, al is het nog zoo kort, kan toch een lange reeks van jammer en ellende baren; kan den mensch werk genoeg verschaffen om er met eere door te worstelen. Dat ondervond ook Jan, die het eens zoo dwaas vond dat zijn baas zich met zijne hartsgeheimen bemoeide. Neen, hij had geen gelukkige keus gedaan. Het hielp hem niet of hij van den morgen tot den avond wroette en sloofde, of hij zuinig was op de kleintjes. Als zijn kleeding soms vernieuwing eischte, zeide zij: »'t kan nog wel", 't Hielp hem niet of hij cent voor cent bespaarde. Zijn vrouwtje wist er wel raad mede. Leefden ze dan zoo bij den dag en in overvloed? Och neen! Zij aten niets dan gewonen volkskost, die, als do menschen zelf het maar wilden, wel wat voedzamer zou kunnen zijn. In die mooie meubeltjes, in dat aardige servies, in die lieve vriendinnetjes schuilde de kwaal. Of Jan 't vergoelijkte, kwaad bleef het, dat moest hij erkennen en hij gevoelde het diep dat het einde den last zou dragen. Maar daarover sprak hij niet met haar, die hij zoo innig liefhad. Zijne zorgen waren het geheim zijns harten. Ze kregen kinderen. En de vriendinnetjes zeiden dat het lieve kinders waren ep de buren zeiden het ook. Het servies moest telkens dienst doen en de karaffen ook. Het was niet te verwonderen, dat de zorgen van Jan iederen dag toenamen tot hij eindelijk, toen het hem te bang werd, toen hem de huur zijner woning werd opgezegd en hij naar een armzalig vertrekje verhuizen moest, toen hij zijne vrouw en kinderen in lompen zag, 't verwondert ons niet dat hij toen zijn troost zocht in die vriendelijke kamer, waar het zoo warm en zoo gezellig was, die societeit in 'sLands Welvaren. Armzalige troost! V. Het sneeuwen heeft opgehouden. Aan den diep blauwen hemel fonkelen de sterren. De wintervorst heeft bloem bij bloem getooverd op de ruiten en ze in grillige vormen tot tuiltjes geweven. Het vertrek, waarin we zoo aanstonds die verschillende menschen ontmoetten, is nu ledig. Een dikke rook gemengd met jeneverlucht hangt er nog, maar deze zal wel spoedig verdwijnen, als het in het vertrek wat koeler zal zijn geworden; spoediger zeker dan de nevel, die hangt over 't brein van hen, die daar straks het vertrek verlieten.
Jan was de laatste die opstond, 't liep tegen middernacht. Sjoerd, de kuiper, had een half uur vroeger het vertrek verlaten. Piet van Essen had het met Jan uitgehouden, hem op nog een borrel getrakteerd, hem toen een eindje naar zijne woning begeleid, en hem ingefluisterd, dat hij een verduivelde ferme vent was, die zich niet door zijn huiskruis liet ringelooren. Toen was hij alleen voortgestrompeld naar zijn ellendig verblijf. Sombere gedachten woelden er toen door zijn brein, en daarin speelden het verleden en het heden eene hoofdrol. Dat gelukkige, dat zalige verleden! Hij mocht er niet aan denken. Het huisje, waarin hij vroeger woonde en dat hij nu toevallig voorbij moest gaan, was hem een doorn in het oog. Verder, verder! de sombere werkelijkheid tegemoet. Is hij de schuld van zijn ongeluk'? Hij? weineen! Die vrouw, welke hij ter kwader ure op zijn levenspad had ontmoet, was zijn booze demon geweest. 't Is koud in de kanier, welke hij nu waggelend binnentreedt. De laatste vonk in de vuurpot is uitgedoofd, misschien wel in het oogenblik toen Piet hem op den laatsten borrel trakteerde, om zijne zorgen af te spoelen. Ik schets het tooneel niet dat daar voorviel; ik herinner de verwijtingen niet, welke twee menschen, die zoo gelukkig hadden kunnen zijn, elkaar deden in 't bijzijn van balf verkleumde hongerige kindertjes. Maar elk dier verwijten doet ons denken aan den zwarten Koning, die blank geschilderd wilde worden. Aan wie van beiden de schuld? of was er niet soms eene diepere oorzaak der kwaal? Er hangt zooveel, zoo eindeloos veel van de opvoeding af. «Het opvoedingsvraagstuk is voor de maatschappij de vraag van leven en dood, de vraag van welke de toekomst afhangt." Die woorden van een beroemd tijdgenoot (Renan) zijn zoo waar. En de opvoeding van dat eens zoo lieve vrouwtje van Jan was niet goed geweest. Ze was gesproten uit den boesem der volksklasse, welke, als zij hare roeping goed begrijpt, mede de kern der natie uitmaakt, maar wanneer zij zich verlaagt, der maatschappij zoo ontzaggelijk veel ellende kan berokkenen. Men hoort soms wel eens uit den mond van dezen of genen: »wij zijn maar gewone lieden, ons telt men niet." Hoe vergist hij zich, die zoo spreekt. Weinig in tel: Lees de courant. Worden goede, edele daden ook van den nederigsten niet geroemd, niet geprezen ? Leest men niet: een arbeider vond eene beurs met geld, en met dat geld, waarvoor hij zooveel had kunnen koopen, dat hij eigenlijk wel noodig had, begaf hij zich naar het politie-bureel, om het den eigenaar zoo mogelijk te doen gewerden. Leest men niet: er was een schip in nood, de storm zweepte het en de bemanning zag den dood reeds angstig te gemoet. Maar daar waren mannen, wakkere mannen, die met gevaar voor hun eigen leven de schepelingen redden. Leest men niet: er woedde in eene wijk der stad een vreeselijke ziekte. Voor verpleging werd goud geboden, maar wat geen goud vermocht deed menschenliefde. Arme menschen deden hun broeders wel en verpleegden hen. Leest men niet dat, bij een plotseling uitgebroken brand, een arme metselaar zich met levensgevaar naar boven werkte om het kind te redden van den man, die hem eens schriklek griefde. Al heeft een mensch niet veel geld, ja. al is hij arm, al heelt hij geen mooi kleed, al woont hij in eene nederige hut, al moet hij veel missen wat hij anderen ziet genieten, iets bezit hij, waarop hij trotsch mag wezen. Dat is menschenwaarde. Wel hem die haar waardeert. Helaas! ze wordt maar al te dikwijls in verkeerde dingen gezocht. Ze wordt maar al te dikwijls in verkeerde dingen schijnbaar getoond. Hoor! daar klinken kinderkreten in de woning. Er is een nieuwe wereldburger op het groote tooneel getreden. Wordt de vorstentelg, bij zijne komst in de wereld, met vroolijk klokgelui begroet; met blijdschap wordt ook het kind des armen ontvangen ; en wordt het vorstenkind door gedienstige hovelingen om strijd geprezen, in de eenvoudigste woning worden ook de voortreffelijke hoedanigheden van de pasgeborene breed uitgemeten en de moeder, al is ze zwak, doodzwak, zij kan haar kind niet genoeg hooren bewonderen. Eigenlijk kan zij het van haar man niet goed op dat hij niet als zij dweept met den kleinen lieveling. Wat zal er worden van mijn kind? Dit is de vraag, die zoowel op het schamele leger als op het vorstelijk ledikant in het moederhart oprijst. Ten deele hebt gij, o moeder! de toekomst van uw kind ia handen, want altijd heeft de eerste, door eene teedere en verstandige moeder bestuurde opvoeding op onze toekomst evenveel invloed als de voortreffelijkste natuurlijke aanleg. (Slot volgt).
Brieven uit de Hoofdstad.
Bescheidne Wahrlieit sprech' ich dir. Mephisto. CCCXVHI. Wanneer het gebruikelijk was, dat de burgemeester van Amsterdam, in navolging van de troonrede, op den eersten Dinsdag in September een toespraak hield, waarin hij mogelijke plannen voor de toekomst ontwikkelde, dan zouden we nu wellicht reeds weten of het waar was, dat de heer Treub, die thans Woensdag officieel heeft medegedeeld te zullen heengaan maar, totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn ingekomen, een «daadwerkelijk" aandeel in het bestuur der gemeente te zullen behouden, nog voornemens is een spoedig in te dienen voordracht te verdedigen, waarin zal worden voorgesteld de beide gasfabrieken in eigen beheer over te nemen. We zouden dan ook wellicht kunnen weten, of het evenzeer waar is, dat hij dezelfde goede voornemens koestert omtrent de tramlijnen der Amsterdamsche omnibus-maatschappij en dat de desbetreffende voordracht den Raad reeds zou bereikt hebben, ware 't niet dat de financieele commissie maar niet met haar advies kon gereed komen. Het houden van zulk een openingsrede van het seizoen zou tevens den burgemeester de gelegenheid geven om de leden te bezweren, zich ter wille vaa den kostbaren tijd in het debat te matigen. We hebben toch Woensdag j.1. weer een staaltje van praatwoede gehad, die, wordt zij consequent doorgedreven, zeker teil gevolge zal hebben, dat de Raad vóór het vertrek van den heer Treub, en vóór de behandeling der begrooting nooit met de in 't zicht zijnde belangrijke voordrachten zal gereed komen. Is het ooit bij een Gemeenteraad in Nederland voorgekomen, dat, waar de voorzitter een agenda met een en twintig onderwerpen in behandeling bracht, het eerste onderwerp reeds dadelijk den duur van een geheele middagzitting in beslag nam, hetgeen den voorzitter aan het einde de gebruikelijke frase deed uitspreken: «wegenshet vergevorderde uur zullen de overige punten der agenda in een volgende zitting behandeld worden." En het was niets nieuws, waarover men het had. Het geven in erfpacht van bouwterreinen in plaats ze te verkoopen, was in 1891, in 1892
en nog onlangs in Februari van dit jaar in het breede behandeld; de voordracht was daarvan het resultaat en niemand had gedroomd dat haar bespreking bijna drie uren in beslag zou nemen. Ten slotte kwam weer de humor om den hoek kijken. Mr. Pijnappel, wiens schuld het was dat zoo breed een debat werd opgezet, had op het eerste punt van het besluit een amendement ingediend en het was daarover dat de stemmen staakten, zoodat we in een volgende zitting de kans loopen bij het tweede punt het debat nog eens te zien heropenen. Toch konden wij uit de gevoerde discussie iets leeren. De heer D. Schut, die als aannemer wel op de hoogte kan zijn, betoogde het nut van het geven der gemeentegronden in erfpacht, omdat daardoor een einde zou komen aan de heerschappij der grondspeculanten in het groot. Volgens hem werden die gronden niet verkocht aan de personen, die daarop bouwden, maar wel aan rijke speculanten, die ze weer veel duurder van de hand deden aan personen, die weinig of geen geld bezaten. Zij hielpen deze zelfs aan voorschot om te bouwen, lieten ze voortsukkelen totdat de huizen nagenoeg gereed waren en wanneer dan de bouwers niet aan hun verplichtingen konden voldoen, werd alles voor de hypotheek geannexeerd. Zoo werd menig timmermansknecht met een paar spaarduitjes plotseling eigen bouwer, om weldra, geheel uitgezogen en doodarm, weer tot het proletariaat af te dalen. Nu meende de lieer Schut, dat, wanneer het kapitaal voor den grond niet meer benoodigd was, kleine kapitalisten er veel eerder toe zouden komen om gronden in erfpacht te nemen en daarop soliede huizen te bouwen, zoodat ook aan het stelsel van den zoogenaamden revolutiebouw, dat het bouwtoezicht zooveel hoofdbrekens bezorgde, een einde zou komen. Het is juist die speculatiegeest en die revolutiebouw, welke onze nieuwe wijken zoo afschuwelijk leelijk hebben gemaakt en welke ook dreigen de terreinen achter het Rijksmuseum te vergiftigen. In Arehitectura, orgaan van het genootschap iArchitectura et Amicitia", wordt dan ook de vraag gesteld, of met het oog op bovengenoemde terreinen, die toch voor een iuxewijk zijn bestemd, de tijd niet gekomen is om langs wettelijken weg de vrijheid voor ieder om te bouwen te beperken of aan banden te leggen. Zooals het bouwtoezicht thans fungeert, meent de schrijver dat het denkbeeld niet practisch uitvoerbaar zou zijn. Bovendien geeft geen enkel ambtenaar, daaraan verbonden, den waarborg op aesthetisch gebied gezonde adviezen te zullen geven. Arehitectura wil nu dat het Gemeentebestuur een permanente commissie zal benoemen, die speciaal voor deze wijk werkzaam zal zijn en waaraan alle plannen behooren t : worden onderworpen, terwijl reeds bij den verkoop van grond de voorwaarde kan bedongen worden, dat de vrije beschikking van den grond dan pas ingaat, wanneer van den opbouw de plannen met details zijn overgelegd en goedgekeurd. Dit denkbeeld is nog zoo kwaad niet, maar hoe zal er moeten gehandeld worden als de gronden in erfpacht worden uitgegeven ? Wel zegt art. 2 der voorwaarden, dat de grond zal worden bebouwd, »met inachtneming zoowel van de voorschriften der politieverordening als van de bepalingen, welke bij de uitgifte omtrent tijd en wijze van bebouwing mochten zijn gemaakt," maar heeft dit voorschrift ook een aesthetische strekking ? Het komt mij voor, dat onder «wijze van bebouwing" nog al veel is saam te vatten en dat het Gemeentebestuur zeker maatregelen kan nemen, die voorkomen dat de luxe-wijk, welke men achter het Rijksmuseum wil^ stichten, niet aan de bandeloosheid der bouwondernemers, waarmee reeds een begin is gemaakt, worde overgeleverd, opdat de grootsche stichting van Cuypers een haar passende omgeving erlange. * * * Ik ontving daar juist de officiëele kennisgeving, dat op Dinsdag den 20sten October a.s. zal plaats hebben, de verkiezing van een lid van den Gemeenteraad om af te treden in 1897 en van een ander lid om af te treden in 1901. Dit laatste jaartal klinkt nu wel een beetje ongelooflijk, met het oog op de invoering van de nieuwe kieswet in het volgende jaar. Dat echter de verkiezingen ditmaal speciaal belangrijk zijn, valt niette loochenen; men hoopt toch in een der twee nieuwgekozenen een wethouder van Publieke Werken te kunnen ontdekken. In den Raad zit op het oogenblik niet één man, die in staat is in de voetstappen van den heer Treub te treden en diens erfenis te aanvaarden. De heer Gerritsen, dien men reeds vroeger als wethouder heeft aangewezen, is door zijn positie als lid van de Tweede Kamer te veel gebonden en wanneer wij dan verder de rei langs gaan, dan vinden we alleen den heer D. Schut, den aannemer, wien het zeker niet aan zaakkennis ontbreekt en die ook genoeg meester van het woord is om zijn man te staan. Met het oog op de concessies echter, of liever op de geschillen, welke uit de afwikkeling der concessies kunnen ontstaan, is het ook weer noodig dat de nieuwe wethouder niet alleen is een practisch man, maar ook een man van juridieke opleiding en ervaring. Eerst dan, als mr. Treub Staathuishoudkunde aan de leergrage Nederlandsche jongelingschap zal doceeren, zal men gevoelen, wat men aan dezen man mist en het is van algemeen© bekendheid, dat de burgemeester, dien men een conservatief-iiberaal kan noemen, met het grootste leedwezen het vertrek van den radicalen heer Treub moet dulden. Het is waarlijk zonderling, dat men van liberale zijde nog niemand heeft hooren noemen, die als candidaat in aanmerking zou willen komen. Het is waar, de taak van lid van den Amsterdamschen Gemeenteraad wordt met den dag veelomvattender en moeilijker, en niet velen zullen lust hebben om voor eenige maanden zitting te nemen, met de kans het volgende jaar weer naar huis te worden gezonden, maar toch is het een zonderling verschijnsel, dat in een stad, waar de élite van den koopmansstand, van de financiers en van de balie, die toch het grootste contingent voor den raad leveren, wordt gevonden, de eerzucht zoo weinig is, dat men een candidaat met een lantaarntje moet zoeken, om het dan nog te bepalen bij personen van wie men maar al te zeer kan zeggen : «Tel brille au second rang, qui s'éclipse au premier." Zal dit alles beter worden indien het nieuwe kiesrecht de bekwame personen te voorschijn brengt, die,_ naar men wil, uit alle klassen der maatschappij vanzelf zich op den voorgrond zullen dringen ? Zullen dan de ai'istoi — ik bedoel dit woord in de goede beteekenis — leeren inzien, dat men met kan volstaan met een wijsgeerige beschouwing over maatschappelijke toestanden, maar dat men ook ~doil payer de sa personne ?" Jan de Wit.