Da MINISTER van JUSTITIE vestigt voor het laatst de aandacht van alle belanghebbenden op de noodzakelijke vernieuwing van de op 1 Januarij 1879 bestaande HfFOTHHCUBE HVSCHIUJVlSföBW ingevolge de bepalingen der wet van 5 Juni) 1878 (Staatsblad no. 90.) Bij gebreke van vernieuwing gedurende de nog loopende maanden van dit jaar 1880 houdt de vroegere inschrijving op van kracht te zijn en kan zij niet meer worden vernieuwd. De aanvraag tot vernieuwing moet geschieden door den hypothecairen schuldeischer of door een derde namens hem op de wijze in artikel 2 der genoemde wet omschreven. Toeziende voogden en toeziende curators zijn, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, verpligt toe te zien, dat de hypothecaire inschrijvingen tot zekerheid van het beheer van den voogd of curator, binnen den voormelden tijd worden vernieuwd. De overschrijving van processen-verbaal van beslag op onroerende goederen, die niet in 1880 zal zijn vernieuwd, vervalt daarna van regtswege en wordt ambtshalve doorgehaald. 's Gravenhage 16 Junij 1880. De Minister voornoemd, A. E. J. MODDERMAN.
Provinciale Drentsche en Asser courant
- 30-11-1880
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- Provinciale Drentsche en Asser courant
- Datum
- 30-11-1880
- Editie
- Dag
- Uitgever
- van Gorcum
- Plaats van uitgave
- Assen
- PPN
- 398540756
- Verschijningsperiode
- 1851-1962
- Periode gedigitaliseerd
- 2 juli 1870-30 december 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Drents Archief
- Nummer
- 282
- Jaargang
- 57
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Ministerie van Justitie.
OVERZIGT der belangrijkste gebeurtenissen.
In de Belgische Kamer heeft de heer Paul Janson eene even degelijke als schitterende redevoering gehouden over den kerkelijken of liever over den schoolstrijd. «De Regeering — zeide hij — heeft een pligt en wel deze: )> «zij dwinge de priesters tot eerbied voor, tot gehoorzaamheid aan 'sLands wetten!"" en ik roep haar daarom toe: « «hebt gij de wapenen om dien pligt te vervullen, bedient er u van — zoo niet, dan zullen wij u die verschaffen!" Dan vraag ik: »«zal de Regeering nog blijven voortgaan met het geven van studiebeurzen aan Seminaristen, opdat deze door 's landspenningen tot vjjanden van het land opgevoed worden? »«Zullen de Seminaristen nog langer bevrijd blijven van de militaire dienst, terwijl arme boeren in hunne plaats moeten dienen ? » «En de begrooting van eeredienst, moet die bezwaard blijven met zulk een hoog bedrag voor tractementen van een zoo groot aantal priesters, nu de geestelijkheid door hare houding en door dienstweigering één derde der geloovigen buiten de Kerk gejaagd heeft ? » «En dan de kerkfabrieken ? wie weet of bij een scherpe en ernstige controle niet daar ons budget van onderwijs te vinden ware! » «Eindelijk, kosteloos onderwijs is de logische consekwentie va;i den huidigen strijd, van de concurrentie der Geestelijkheid, en zouden wij aarzelen het onderwijs verpligtend te stellen, nadat de Geestelijkheid het reeds binnen den kring van haar gezag gedecreteerd heeft?"" «Dat, mijne heeren — zoo eindigde de spreker, het oog op de regterzijde rigtende — zijn radicale oplossingen, maar gij hebt die noodzakelijk gemaakt! «Wij zullen niets radicaler zijn dan gij en uwe Bisschoppen, maar wij zullen het wezen om terug te keeren tot de zuivere toepassing der constitutionnele beginselen!" De Fransche Senaat had weder een begrootingstumult. Driemaal werd een Senator, die 5 1 /, uur achtereen sprak, tot de orde geroepen en eindelijk vroeg de President aan de vergadering of men hem nog zou laten voortspreken. Met 123 tegen 111 stemmen was't antwoord: ja. »Nu zie ik van het woord af" — zei de redenaar triomfantelijk. Met 241 tegen 206 stemmen nam de Senaat een amendement aan, 't welk voorschrijft, dat de gemeenten zes opeenten zullen heffen ten behoeve van het lager onderwijs. De Minister bestreed dit voorstel, 'twelk, zeide hij, de geheele wet in gevaar zou brengen. Of hij zich bij het besluit van den Senaat zal
nederleggen, is nog niet bekend. De Parijsc'ie Figaro wil weten, dat Gambetta, Frankrijks stille dictator, alles behalve op zijn gemak is over de bedreigingen, welke in sommige vergaderingen worden gedaan, en waarvan de afschuwelijke petroleuse Louise Michel zich tot tolk heeft gemaakt. Naar het schijnt, voerde dit vrouwelijk monster, tijdens het laatste Keizerrijk, in haar schild, om Napoleon III, als een hinderpaal voor het geluk des vol s, dat zij «aanbidt", uit den weg te ruimen, en nu Gambetta een hinderpaal is geworden, kon zij wel eens eenzelfde plan tegen hem koesteren. Gambetta' s vrienden hebben hem ten minste, zegt men, aangeraden, zijn voorzorgen te nemen, en aangezien de maliënkolder het nachtgewaad der dictatoren is, zal hij wél doen, met er een aan te trekken. Er wordt zelfs beweerd, dat de wacht van het Palais Bourbon verdubbeld is. Mgr. Czacki, Pauselijk Nuntius, heeft aan Barthélemy St.-Hüaire, den Franschen Minister van Buitenlandsche Zaken, een brief van Leo XIII ter hand gesteld, over welks inhoud de berigten uiteenloopen. Volgens de Correspondance Havas is het stuk eenvoudig eene nota, ten vervolge op de reeks diplomatieke documenten tusschen het Vaticaan en den Minister gewisseld, na de afkondiging der decreten van 29 Maart. De clericale bladen daarentegen beweren, dat de brief een vormelijk protest van den Paus tegen de politiek van het Kabinet bevat. Van openbaarmaking van den brief is, naar het schijnt, geen sprake. Het volk van Groot-Brittanje verdrinkt aan spirituaal vocht in 't jaar eene waarde van 1440 millioen gulden. In Engeland en Wales werden in 1873 door de politie ia bewaring genomen 183.000 dronkaards. Die staan kon, was daar niet bij. De meesten hactden in de goot gelegen of waren vechtende gearresteerd. De schoone sexe was bij genoemd getal met 30 pet. vertegenwoordigd. • Liverpool is een echte dronkenmans-stad. Te Sheffield werden in 1879 in ééne week 956 matigheids-preeken gehouden en werd door een der redenaars gezegd : «Veel van de ellende en ontbering van dit en van de vroegere jaren zou afgewend zijn, waren we matig en ingetogen geweest. Nimmer zullen we een waarlijk gelukkig, welvarend en vrij volk kunnen wezen, zoolang wij niet meer matigheid en zelfverloochening aan den dag leggen. Het geldverlies, door de onmatigheid veroorzaakt, is vreeselijk en verbazend, maar het stoffelijk nadeel is nog gering in vergelijking van het zedelijk onheil daardoor aan de natie berokkend. Met al den ernst, die in ons is, een duivel trachten te verslaan, die ons onvermijdelijk ter helle zal voeren, is de pligt
van ieder goed burger en opregt Christen". In de jongste zitting van den Pruissischen Landdag is geklaagd over hindernissen, door Engelsche visschers aan Duitsche in den weg gelegd. De Minister antwoordde, dat verboden visscherij langs de kust zich een kanon-schot wijd uitsrekt en dat hij wel genegen is om, ten gerijve der inlandsche visscherij, eenige kanonneerbooten op de kust te stationneeren. Is men te Berlijn huiverig, om aldaar in 1882 eene internationale Tentoonstelling te doen houden — Zwitserland denkt er aan voor 'tjaar 1884. Bern, Genève, Zürich en Bazel komen voor het plan in aanmerking, maar — het geld ? In Hongarije heerscht wezenlijke godsdienst-vrijheid — zeide dezer dagen een der Ministers — en dit land zal nooit het tooneel zijn van een strijd, zooals die welke in de Pruissische Kamer is gevoerd. Drie honderd Fransche Jezuiten hebben zich te Hetzendorff, bij Weenen, gevestigd. Italië wordt bedreigd met eene Minister-crisis. Interpellanten, zoowel uit de linker- als uit de regterzijde, verklaarden in de Kamer dat de antwoorden der Ministers onbevredigend zijn. Uit de linkerzjjde kwam zelfs een voorstel om een votum van wantrouwen ten aanzien van het Regeeringsbeleid uit te brengen. De Minister Bonglii betoogde daarop in eene redevoering, die twee uur lang met groote attentie werd aangehoord, hoe gevaarlijk het onruststoken der bewegingspartij was. Keizer Alexander vertrekt van Livadia op 29 e.k. en komt op 2, welligt op 3 December te St. Petersburg. 'tPlan schijnt te zijn om één dag te Moscou te vertoeven. De Vorstin Dolgorucki met hare kinderen zullen voortaan den naam dragen van Jurgewsky en niet van Jurgew. Griekenland wil — zoo schrijft men uit Athene — den strijd tegen Turkije beginnen, in spijt van de waarschuwing van Duitschland's gezant von Radowitz. De President der Vereenigde Staten van N.-Amerika heeft een dank- en biddag uitgeschreven. «Gedurende geen tijdperk in hunne geschiedenis — zoo zegt de President in eene Proclamatie aan het volk — sedert de Ver. Staten een natie werden, heeft dit volk zoo overvloedig en zulke algemeene redenen tot vreugde en dankbaarheid voor de gunst des Almagtigen Gods gehad en is zoo verpligt Hem te danken voor Zijne liefderijke goedheid en Hem ootmoedig zijne voortdurende zorg en bescherming af te smeken.
^Gezondheid, rijkdom en voorspoed, tot aan de grenzen onzer Staten; vrede, eer en vriendschap met de geheele wereld; krachtige en getrouwe gehechtheid van onze geheele bevolking aan de grondslagen van vrijheid en regt, welke oorzaak zijn van de grootheid onzer natie en dan de wijze instellingen en krachtige zamenstelling onzer Regeering, die het zullen vereeuwigen — laat de dank van een gelukkig en vereenigd volk, voor dit alles, als met één stem, opstijgen in godvruchtige hulde aan den Gever van al het goede."
Zwolle, 24 November 1880.
Zwolle, 24 November 1880. De COMMISSARIS DES KONINGS in de provincie Overijssel, Gelezen enz. Besluit: te bepalen: 1°. dat gedurende de maanden December 1880 tot en met April 1881, bij invallend dooi weder, de groote rijkswegen zullen worden gesloten voor alle wagens of andere middelen van vervoer, waarvan de vracht meer dan vijfhonderd kilogrammen bedraagt 2°. dat de tolgaarders en andere beambten van het bestuur der wegen, op de stipte naleving van de gemelde bepalingen naauwkeurig zullen moeten letten, wordende zij bij deze gemagtigd en gelast, om gedurende dezen winter, telkens bij invallend dooi weder, op de eerste aanzegging van den betrokken opzigter der wegen alle rjj- en voertuigeri, waarvan zij, ook bij gemis van weegbruggen, de overtuiging hebben, dat zij met meer dan het hierboven bepaalde gSwigt zijn bevracht, niet te laten doorrijden, maar de tolboomen gesloten te honden, tot zoo lang het te zwaar gewigt is afgenomen, hetwelk met afzonderlijke middelen zal moeten worden vervoerd; 3°. enz. De Commissaris der Konings voornoemd, GEERTSEMA.
De dokter uit Batavia, eene Amsterdamsche geschiedenis uit de tweede helft van de 17e eeuw,
VAN AUG. EGBERT VON DERSCHAU. 6. V. Het Oostindische huis, het middelpunt van het reusachtige handelsverkeer van de souvereine Oostindische compagnie, lag tegenover het Trippenhuis aan den Kloveniersburgwal en op den hoek der oude Hoogstraat. Vreemd * wisselen in den loop der jaren de lotgevallen der volkeren. India House in Leadenhall-street te Londen, de zetel der Engelsche Oostindische compagnie, was toen ten tijde een naauwelijks opgemerkt mededinger van het Amsterdamsche huis — heden heeft het den reeds lang en ver overvleugelden mededinger zelfs uit het geheugen der menschen verdrongen. De souvereine, Hollandsche Oostindische compagnie bestond toen in de stad Amsterdam als een staat in den staat. Aan het hoofd der maatschappij stond een college van een-en-twintig mannen, de zoogenaamde bewindhebbers, dat wederom gepresideerd werd door den directeur der compagnie — nu reeds in het tweede geslacht een jonkheer van der Trip. Onder de bewindhebbers bevonden zich de chefs der eerste Amsterdamsche huizen, die een zetel in dit college bijna nog hooger schatten dan een in den Riad der stad, ja zelfs de regeerende burgemeester van Amsterdam, Kornelis van Vloswijk, Diemerbrug en Papenkoop, had het niet versmaad eene plaats onder de bewindhebbers in te nemen en verdeelde zijn tijd tusschen het stadhuis en het Oostindische huis. Dit laatste was een ruim gebouw met tallooze kelders en groote p^kzolders, waar, volgens de mededeelingen van Filip van Zesen, «de pepers, de nagels, de muskaatnoten met hunne bloesems, evenals het koorn op de koornzolders, bij hoepen lagen en door de mannen, die de kruiderijen moesten uitzoeken, uitgezocht en gezuiverd werden." Het bevatte verder prachtige zaleil, versierd met de trofeën uit de oorlogen tegen de Hindoes en Maleijers, met verwonderlijk vreemde wapenen, gevlamde zwaarden, getakte spiezen, bogen en pijlen, korte Japansche sabels en kromme houwers, met vreemde handvatsels. Daartusschen lagen echter ook weer prozaïsche vertrekken,
schrijfkamers, waar ontelbare pennen rusteloos over het papier vlogen, en spreekkamers, waar onder groote allongepruiken fijn bedachte plannen werden uitgebroeid. In het midden van het gebouw bevond zich eene groote vierkante binnenplaats, waar de krijgslieden gewoonlijk geinspecteerd werden, voor zij naar Batavia werden ingescheept. Maar op den geboortedag van den directeur der maatschappij heerschte in de groote ruimte niet de gewone, levendige drukte van onvermoeide werkzaamheid. Het wemelde niet zoo als anders, deur in en deur uit, trap op en trap af, eene feestelijke kalmte heerschte in het Oostersche huis en in eene der groote conferentiezalen waren de bewindhebbers met de beambten der compagnie verzameld om, als de direkteur verscheen, hem hunne gelukwenschen aan te bieden, zooah een souvereine vorst die van zijn hofstaat ontvangt. Er waren trouwens ook weinig vorsten in Europa, die zulk een uitgestrekt gebied hadden, als de directeur der Oostindische compagnie, en hoezeer Filip van der Trip ook door zijn lijden gedrongen was, de leiding der zaken meer dan hem lief was aan zijn broeder over te laten, toch hield hij er zich stipt aan om op dezen dag zelf in het Oostindische huis* te verschijnen en zelfs de uitgestrekte etablissementen, die de maatschappij op het eiland Oosterbrug bezat, te inspecteren. Geleund op den arm zijner nicht Katharina, zijn broeder Frederik aan den anderen kant, had hij de plegtige gelukwenschen ontvangen en was vervolgens, door de bewindhebbers en de gezamenlijke beambten gevolgd, door de lange reeks van zalen gegaan, Katharina hier op eene bijzonderheid opmerkzaam makende, daar de uitvoering van eene door hem bevolen verandering besprekende, of ook wel eene nieuwe verbetering gelastende. Nu besteeg hij weder de met zes dikke isabellen bespannen praalkoets, Frederik en Katharina volgden hem in het rijtuig, bij elk portier plaatste zich een looper, achterop stonden echter drie Moren, op wier tulbanden met witte en purperen strepen hooge reigervederen wapperden. Zoo rolde de koets over de Nieuwe Markt langs den regteroever der Geldersche kade, vervolgens langs den Buitenkant tot aan de tweede brug der nieuwe vaart. Hier verlieten de gebroeders van der Trip en Katharina het rijtuig en gingen te voet over de brug naar het eiland Oosterburg. (-{•) In de aldaar aanwezige etablissementen zweeg dan ook de dagelijksche, luidruchtige werkzaamheid. (f) Hier bevinden zich tegenwoordig de marine etablissementen van den Staat.
De arbeiders hadden hunne werkplaatsen zorgvuldig opgeruimd en zelfs met vanen en groene takken versierd. In feestgewaad stond ieder arbeider op zijne plaats en aan den ingang van elke afdeeling begroette de opzigter jonker Filip met een korten gelukwensch, welk door dezen minzaam werd beantwoord. Men wandelde zoo dopr de scheepstimmerwerven met de reusachtige dokken, vervolgens ging men naar de mastrnakerij, de zeilfabriek, de touwslagerij en ten laatste naar de reusachtige smederij, die vijf afdeelingen telde. Op andere dagen gloeiden hier knetterende vuren, blies de blaasbalg en spatte op het aambeeld het roodgloeijende ijzer onder de zware slagen, die met roet bedekte gezellen daarop lieten (vallen. Maar nu stonden die gezellen netjes gewasschen en met zorg gekleed werkeloos op hunne plaatsen en wachtten geduldig op het verschijnen van hun oppersten chef en met nog grooter belangstelling op het begin van het feestmaal, dat jonker Filip op dien dag voor hen liet aanrigten. Eindelijk verscheen de verwachte, wisselde met den opzigter gelukwe 'ch en dankbetuiging en ging vervolgens, evenals vroege» op Katharina's arm geleund en van zijn broeder vergezeld, door de verschillende afdeelingen der smederij. Bij den ingang der derde afdeeling werd Frederik weggeroepen door een der beambten van de werf, die hem verzocht zijn oordeel te zeggen over een schip, dat in de dokken zijne voltooijing te gemoet ging. Jonker Filip ging alleen met Katharina verder. Voor een aambeeld — het was dat van den meestersmid van deze afdeeling — bleef hij staan. Achter het aambeeld stond de oude Klasen, dien wij den vorigen dag zijn neef te Amsterdam zagen begroeten. »Hoe gaat het u, Willem Klasen?" vroeg de directeur. »Goed", antwoordde de meestersmid kortaf, «en u 7" «Het blijft altijd hetzelfde," zuchtte de jonker. «Ja, de hemel straft dikwijls hard, maar nooit onregtvaardig", zeide Klasen, Filip van der Trip met een gestrengen blik metende. De millionair sloeg de oogen neder voor dien blik, Klasen voer voort, en zijne stem, die de laatste woorden reeds zachter gesproken had, daalde tot een fluisterei «Wij hebben onlangs een nieuwen gezel gekregen, die lang te Batavia geweest is en zich beroemt, vele geheimmiddelen van daar te hebben medegebragt." De jonker schudde vermoeid het hoofd. «Voor mij bestaat geen middel", zeide hij met een onderworpen lachje, «de dood alleen kan mij verlossing brengen." «Spreek zoo niet, lieve, beste oom," klonk Katharina's zachte stem naast hem, «neem ten minste eene proef met
den geneeskundigen gezel." Hij zag neder op het vriendelijk gelaat zijner nicht. Dit was met purper overgoten en hare oogen schitterden van een zeldzaam vuur. «Wat hebt gij kind 7" vroeg hij verwonderd. »De hoop u nog eens gezond te zien", stotterde het jonge meisje met nedergeslagen oogen, «maakt mij zoo gelukkig. Och, neem eene proef, doe het uit liefde tot mij." «Waar is die gezel ?" vroeg de jonker, zeer aangedaan door de deelneming zijner nicht en uit zijne gewone onverschilligheid opgewekt. »Hij is nu niet hier. Als gij het wenscht, zal ik hem morgen bij u brengen." Verwonderd zag Katharina op, en hare schitterende oogen vlogen vragend naar een slanken jongeling, die niet ver van den meestersmid op zijn hamer stond te leunen. Als door eene toevallige beweging legde deze den vinger op den mond en schudde zacht met het hoofd. Jonker Filip zag voorzigtig rond, zijn broeder was nog niet terug. «Morgen namiddag hebben de bewindhebbers vergadering", (luisterde hij, «kom dan met hem bij de oude Rosine." De meestersmid knikte kortweg en op Katharina's arm steunende ging de directeur verder. Voor zich het jonge meisje echter omkeerde, sloeg zij nog een stralenden blik op den slanken gezel, die dezen niet minder teeder beantwoordde. Weinige minuten later keerde jonker Frederik van de smederij terug. Toen hij de derde afdeeling betrad en zijn broeder niet meer zag staan bij het aambeeld van den meestersmid, maar hem reeds zag verdwijnen in de deur der vierde afdeeling, vloog er een tevreden lachje over zijn gezigt. «Heeft oom Filip veel met de lieden op Oosterbrug gesproken 7" vroeg hij later aan zijne dochter, toen hij met haar alleen was. «Slechts zeer weinig," luidde het antwoord. «Hij heeft daar zoo eenige oude bekenden, wier gezigt hem altijd opwindt", voer Frederik van der Trip voort, «bij voorbeeld in de smederij. Is het u daar niet opgevallen, dat hij met den een of ander uitvoerig gesproken heeft 7" «Wij zijn zeer schielijk door de smederijen gegaan", antwoordde Kalharina het hoofd schuddende. »Er is mij niets bijzonders opgevallen." Er vloog opnieuw een lachje over Frederiks gelaat. Dit was nog veel tevredener dan vroeger in de smederij. (Wordt vervolgd.)