ROMAN VAN B. M. CHOKER.
37 «Neen, dat geloof ik niet," antwoordde lady Rachel. «Het was een jong advocaat. De advocaten beginnen nu op den voorgrond te treden! Geef mij, liefste, nog een stukje kip," viel zij zich zelve in de rede, terwijl zij hare jonge gastvrouw (de gepoederde knechten waren door de beide datces van hunne diensten bij tafel ontslagen) haar bord toehield, «Deze mijnbeer Wijnne bijvoorbeeld is een zeer net mensch. Waar denkt gij aan, lieve Maddie? Gij geeft mij immers oestersaus ! Maar waarover sprak ik ook ? O ja, over mijnheer Wijnne. Hij was zeer amusant en vol grappen. Ik wou, dat ik maar de helft, neen maar een enkele daarvan had kunnen onthouden. Maar het aantrekkelijkste daarvan was minder de inhoud dan zijne manieren, de wijze, waarop hij de dingen voordraagt en —" lady Rachel legde mes en vork uit de hand, alsof zij door de herinnering geheel overweldigd werd — «hij heeft de betooverendste zwarte oogen, die ik ooit heb gezien." «Die oogen schijnen indruk op u gemaakt te hebben","antwoordde Madeline, terwijl zg haar brood op bijna hartstochtelijke wijze verkruimelde. Was zij jaloersch ? Neen, zeker niet; maar de zaak beviel haar niet. Hoe duifde eene andeiv vrouw de oogen van Laurence Wijnne, van haar echtgenoot, betooverend noemen ? Had Laurence haar mogelijk het hof gemaakt? Bezat hg wel het minste talent tot eene oppervlakkige hofmakerij
? Lady Rachel was echter eene onverbeterlijke, gevaarlijke c«quette. «Hij zal den volgenden Zondag bij ons dineeren," ging de spreekster voort, »en gij zoudt mij veel genoegen doen, wanneer gij ook wildet komen om mijn nieuwen leeuw te zien. Men zegt, dat hij een bijzonder knap advocaat is en bovendien schrgft hij zeer geestige artikelen voor tijdschriften, waarin de vrouwen, vooral de geëmancipeerde vrouwen, het duch ig moeten ontgelden. Maar de mannen mogen hem gaarne en dat is altijd een goed teeken. Men voorspelt hem eens een zetel in het parlement." «Als men van eiken man, van wien men beweert, dat hij eens in het parlement zal zitten, een leeuw wil maken, dan zouden alle menageriën van Europa daarmee bevolkt kunnen worden," antwoordde Madeline, de broodkruimels van haar schoot schuddend. «En bovendieD zou men zeker meaigen ezel in den leeuwenhuid ontdekkan, gelooft gij niet ? Wat overigens den jongen advocaat betreft, zoo heb ik reeds met hem over u gesproken. Ik zeide, dat gij het mooiste meisje en de rijkste erfgename in geheel Londen waart, en dat hij u volstrekt moest leeren kennen.-" «En wat zeide hij daarop ?" vroeg Madeline, terwijl zij een zouvaatje omver wierp. «Hij zeide, dat hg het veel te druk had, om veel uit te gaan ; o, ja, bovendien zeide hg nog, dat hij het soort «rijke erfgename" eigenlek verafschuwde. Daarop bracht de kleine dame het gesprek op een ander thema en Madeline verzocht baar mede naar hare kamer te gaan. Doch nu bedacht lady Rachel plotseling, dat zg voor dien namiddag eene afspraak had en niet voor de vgf uur thee blijven kon, zelfs wanneer Madeline haar op de knieën daarom verzocht. ' Tot zulk een knieval toonde Madeline niet den
minsten lust en dus snelde de dame in een waren wervelstorm van handdrukken, kussen en laatste afscheidswoorden, welke zij nog van de trap naar boven riep, weg. Nu zat Madeline alleen voor het vuur en dacht na over het zoo juist vernomene, dat haar zeer ontstemd had. Laurence had haar ia langen tijd niet geschreven. Hare beide laatste brievea waren onbeantwoord gebleven en ook van haar bezoek had hg geene notitie genomen. Hg kon haar natuurlgk geen contrabezoek brengen, maar hij had haar toch kunnen schrijven. Hij had geen recht haar als een stout kind te behandelen. In tegendeel, hij was haar dank verschuldigd. Juist, wijl bg niet voor haar te zorgen had, was hg in staat geweest de vleugels vrg te ontplooien en in het strijdperk met anderen te treden. Ook voor Harry wilda zij gaarne betalen. Met haar vader was echter op 't oogenblik niets aan te vangen. Zgne geldzaken namen hem, zoo als het scheen, tegenwoordig geheel in beslag en bovendien was hij ziek. En diende hare handelwijze dan ook niet tot bestwil van man en kind? Dat moest h\j toch inzien, moest ook weten, dat zg duizendmaal liever bij hem dan hier geweest was. Evenwel, toen zij haar blik over hare elegante omgevingen dwalen en op het zilveren theeservies rusten liet, dat juist door twee gepoederde knechten binnengebracht werd en deze informeerden of en op welken tijd zij mogelijk het rgtuig wilde hebben, kon zij een zeker gevoel van bezorgdheid niet van zich afzetten. Had Laurence dan niet werkelijk het recht te gelooven, dat rijkdom haar onontbeerlgk geworden en de weelde het afgodsbeeld was, hetwelk hem en den kleinen Harry uit haar hart had verdrongan ? Nu kwam plotseling eene gedachte bij haar op. Kon zij niet nogmaals naar Laurence gaan. met hem spreken, zgn eenvoudig avondmaal met hem
deelen en hem niet alleen door beminnnlijkheid zachter stemmen, maar ook het eigen geweten geruststellen ? Daartoe wilde zg zich, dat was hare tweede gedachte, in haar gewoon avondtoilet werpen en hem ook in dit opzicht aangenaam verrassen. Die inval beviel haar zoo goed, dat zij haastig haar thee uitdronk, zich dadelijk naar bare kamer begaf en de kamenier belde. «Josephine," zeide zij tot het verstandige en handige persoontje, «Josephine, ik ga uit, om bij eene oude, lieve vriendin te dineeren, die ik reeds kende, toen ik nog op de kostschool was en nu zou ik er gaarne zoo mooi mogelijk uitzien. Wat zal ik daartoe aan doen ?" Dat zeggende, begon zij reeds hare fluweelen huisjapon uit te trekken. «Wel, voor een klein dineeijj met twee of drie personen zou ik u de lila zijden aanraden. Daarbij een paar diamanten, het haar ia den nieuwen knoop gedraaid en door den diamanlenpyl vastgehouden." Dit eenvoudig toilet nam echter veel tijd in beslag. Met het kapsel, het toerijgen van de japon en het aanbrengen van de sieradiën gingen ongeveer twee uur heen en zoo was het bijna zeven uur, vóór haar toilet voltooid was. «Ziezoo," zeide de kamenier eindelijk voldaan, «u heeft er, naar ik geloof, nog nooit zoo mooi uitgezien." Madeline beschouwde zich een oogenblik met welgevallen in den spiegel, doch dat welgevallen was slechts van korten duur en met een bitteren druppel vermengd. Was het voor deze kleeren, diamanten enz., dat zij man en kind in den steek liet ? «Nean, daarom niet, daarom niet!" zeide zg tot Josephine's verbazing plotseling hardop. Maar zij was van de waarheid van het antwoord, dat zij zich zelve gaf, toch maar half overtuigd. Josephine legde haar nu een langen roodfluweelen mantel, met Russisch sabelbond gegarneerd, welke
even sprekend getuigde voor Rob;rt West's rijkdom, als zgn huis en zijn equipage, om de schouders en een lichte kanten shawl over het hoofd. Madeline nam handschoenen en waaier en begaf zich alleen en in een huurrijtuig op weg. Zg zelve gaf ook den koetsier het adres op en wel met zulk eene zachte stem, dat James, de huisknecht, die haar in het rgtuig hielp, niet in staat was, haar te verstaan. De geheele onderneming had zoo iets avontuurlijks, dat haar hart heviger klopte dan anders. De gedachte, Laurence in zijne bedompte studeerkamer te verrassen, hem in eene zachtere, toegevender stemming te brengen, vervolgens met hem onder vier oogen te dineeren en de uitwerking van hare bekoorlijkheden op haar eigen man te beproeven — zij wist nu welke waarde jeugd, schoonheid en toiletten hadden — al die gedachten en voornemens wenden haar in die mate op, dat zij haar gewoon keel evenwicht verloor. Iq zenuwachtige spanniQg vei liet zij in de nabijheid van den tempel het rgtuig, om, evenals bg haar eerste bezoek, zich te voet naar de woning van haar echtgenoot te begeven. Bij de voordeur gekomen, trok zij aan de bel, waarop deze door middel van een koord, welks mechaniek door eene onzichtbare hand in beweging werd gebracht, open ging. Halverwege de trap, juist waar deze eene bocht maakte, stoDd de oude vrouw, die haar de eerste maal terecht gewezen had. Daar zij een zwaar presenteerblad droeg, was zij niet in staat goed om te kijken en riep de binnentredende op korzeligen toon toe : «Wanneer gij de wasch brengt, kom dan maar boven, 'k Hoop, dat zijne overhemden en kragen beter gestreken zijn dan de laatste maal." ((Wordt *ervol|d.)
"Getrouwd of ongetrouwd ?". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1899/09/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103492:mpeg21:p001
"Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1899/09/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103492:mpeg21:p001
De GEDEPUTEERDE STATEN van Drenthe maken bekend, dat de vastgestelde rekening wegens de enkel Provinciale en huishoudelijke inkomsten en nitgaven over het dienstjaar 1897, tegen betaling, algemeen verkrijgbaar is gesteld bij de Firma VAN GORCUM & COMP. te Assen. Assen, 25 Aug. 1899. De Gedeputeerde Staten voornoemd: VAN SW1NDEREN, Voorzitter, v. REEDE v. OUDTSHOORN, l.-Griffier.
"BEKENDMAKING.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1899/09/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103492:mpeg21:p001
De COMMISSARIS DER KONINGIN in de provincie Friesland maakt bekend, dat de scheepvaart op het kariaal Dokkumer Nieuwezijlen— Leeuwarden—Harlingen tot nadere aankondiging zal zijn gestremd voor schepen met grooteren diepgang dan l.GO W. Voor alle andere schepen is de vaart vrij, mits de gezagvoerders zich te dier zake gedragen naar de bevelen der ambtenaren van den Provincialen Waterstaat. Leeuwarden, 30 Augustus 1899. De Commissaris der Koningin in de provincie Friesland : (get.) J. N. WITTEVEEN, l.-C.
"Beperking van de Scheepvaart.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1899/09/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103492:mpeg21:p001
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Assen brengen ter openbare kennis, dat de door hen overeenkomstig art. 8 van het K. B. van 4 Mei 1896 St.bl. no. 76 opgemaakte lijst van kiesgerechtigden voor de Kamer van Koophandel en Fabrieken van af heden gedurende 8 dagen voor een ieder ter inzage is nedergelegd. Bezwaren tegen die lijst kunnen gedurende acht dagen na heden bij den Gemeenteraad worden ingebracht. Assen, 1 September 1899. Burgemeester en Wethouders voornd., M. A. D. JOLLES. De Secretaris, J. WIJTEMA.
"BURGEMEESTER en WETHOUDERS van". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1899/09/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103492:mpeg21:p001
Van het hatste deel der zitting van gister deelen wij nog het volgende mede: Dreyfus verzekert dat Lebrun, zoolang hij met hem, vóór de degradatie, in de Militaire School was, hem niet verliet. Het is mogelijk dat kapitein dAttel in de aangrenzende zaal is geweest, »maar in het vertrek waar ik was", zegt Dreyfus, »is, voor zoover ik mij na vijf jaren nu nog kan herinneren, geen ander officier dan Lebrun geweest". Lebrun verzekert, dat d'Attel de z?il is binnengekomen. Dreyfus antwoordt: »Hij heeft dan toch geen woord tot mij gesproken". Hij herinnert er aan dat hij den krijgsraad reeds gezegd heeft welke woorden hij destijds heeft gesproken. Hij geeft uitdrukking aan de ontroering die hij ondervindt, nu hij na vijf jaren een getuige ziet, die een gezegde heeft gehoord, dat met een betuiging van onschuld begon en die dat gezegde aan zijn chef overbracht zonder den belanghebbende zelf er een verklaring van te vragen. Dat is een manier van handelen waarover een fatsoenlijk man verontwaardigd moet zijn. (Langdurige beweging.) Mr. Demange doet opmerken dat Lebrun voor het Hof van Cassatie heeft gezegd, dat hij den zin had beschouwd als een soort verklaring of verontschuldiging. Lebrun antwoordt: »Ik spreek geen oordeel uit; ik herinner mij slechts wat Dreyfus heeft gezegd; sommigen mogen het beschouwen als een bekentenis, anderen
als verklaring, dat is hun zaak". (Beweging.) Mr. Labori zegt, dat Lebrun zich niet tevreden stelde met op zijn rapport zijn diensturen op 5 Januari te plaatsen, doch er bij voegde «niets te vermelden", terwijl gebeurtenissen van zulk i een belang voorvielen. Lebrun zegt, dat hij niets te vermelden had, daar zijn opdracht was den gevangene te bewaken. Labori vraagt waarom hij gedurende vier jaren het blaadje van zijn aan teekenboekje bewaarde, waarop de vermelding stond van de bekentenis ; hij verwondert zich, dat Lebrun het blaadje vernietigde, juist den dag nadat men er in de Kamer over sprak. Lebrun antwoordt, als authentiek te beschouwen het afschrift, daarvan den dag te voren door Cavaignac gemaakt. Labes vraagt aan Lebrun welke ambtenaar onbeschofte woorden ten zijnen opzichte heeft gesproken, terwijl hij zich op het Elysée bevond. Lebrun antwoordt, dat hij het niet weet. Labori verwondert zich, dat getuige voor het Hof van Cassatie niet over dit feit heeft gesproken. Luitenant-kolonel Guêrin. Guérin, zijn verklaring aanvangende, zegt, dat hij door generaal Saussier was belast, de parade der degradatie bij te wonen en hem verslag te doen van wat er voorviel. Tegen 7.45's morgens kwam de celwagen met Dreyfus aan. Dreyfus stapte uit en werd in een bureau gebracht, waar hij werd bewaakt door Lebrun. Om vijf minuten vóór negen werd de kapitein-adjudant van het garnizoen van die taak ontheven dcor vier kanonniers en den brigadier, die de wacht van Dreyfus moesten vormen, om hem naar de plaats, waar de degradatie zou plaats hebben, te geleiden. Hij bevond zich op het oogenblik vlak aan de deur van het paviljoen. Het was toen, dat Lebrun hem sprak over de woorden van Dreyfus. Sprekende van de groep officieren, zest Guérin, dat dit onderhoud niets vertrouwelijks had, en de verklaringen van Lebrun een groot gewicht hebbende, verzocht hij hem, ze aan de officieren te vertellen. Ik voeg er bij, zegt Guérin, dat kapitein d'Attel van den plaatselijken staf belast was geworden alles na te gaan wat betrekking had op den plaatselijken dienst op den ochtend zelf van de degradatie. Sprekende van de incidenten na de degradatie, zegt Guérin, dat Dreyfus naar het paviljoen werd geleid naar den adjudant van het garnizoen, naar de plaats die tijdens de degradatie voor hem was aangewezen. Hij liep met automatischen pas. Dreyfus herhaalde toen opnieuw voor de officieren, die daar stonden, dat men hem binnen drie jaren recht zou laten wedervaren. Luitenant-kolonel Guérin, die Lebrun zag na het verlaten van het paviljoen, waar Dreyfus was bewaakt, bevestigt, dat Lebrun hem herhaalde de woorden van Dreyfus: dat hij documenten had geleverd aan een vreemde Mogendheid, om daar van de Duischeis belangrijker voor in de plaats te ontvangen. Guérin zegt verder, dat hij na de degradatie kennis gaf van het voorgevallene aan generaal Saussier, ook van de verklaringen aan Lebrun gedaan. Demange vraigt hera, hoe hij de herhaalde betuigingen van onschuld van Dreyfus in overeenstemming brengt met de woorden: »Als ik stukken heb uitgeleverd " Guérin zegt, dat dit een persoonlijke zaak van Dreyfus is. Hij herinnert zich niet, dat maatregelen genomen zijn, om de bekentenis van den beklaagde te doen constateeren. Een der leden van den krijgsraad vraagt aan Guérin, of hij gelooft dat Dreyfus Esterhazy gekend heeft ? Dreyfus verklaart nogmaals hem nooit gekend te hebben. Zich tot luit.-kolonel Guérin wendend vraagt een lid van den krijgsraad of Weil niet als reserve-officier aan den generalen staf van het
leger was verbonden. Guérin zegt, dat hij dit was als reserve-officier behoorende tot den staf van den opperbevelhebber en dat hij Esterhazy sedert lang moest kennen. Dreyfus ontkent ooit gezegd te hebben, dat in drie jaar tijds zijn proces zou herzien worden, Hij voegt er aan toe, dat dij die woorden niet begrijpt. Hij verzoekt den president van den krijgsraad, de brieven bekend te maken, die hij schreef aan den chef van den generalen staf. Men zal dan zien, in welke bewoordingen hij vroeg, om de nasporingen voort te zetten. De president vraagt hem, hoe hij op het denkbeeld van drie jaren gekomen is? Dreyfus antwoordt: »omdat, zooals ik aan du Paty gezegd had, de Regeering beschikte over de middelen om het onderzoek voort te zetten, en zij daarvoor tijd noodig had. Ik zeide dus, dat óver twee, drie jaar mijn onschuld wel blijken zou. Maar ik herhaal, dat er in mijn gedachte niets was, wat tot kwaaddenkendheid aanleiding zou kunnen gaven (beweging). Andere getuigen. Na Guérin hoort men den eskadrons-chef Mitry, die van kapitein Anthonie de mededeeling heeft ontvangen van een gesprek, dat hij had gehad over bekentenissen van Dreyfus met kapitein d'Attel. De algemeene zin dezer bekentenissen, zegt getuige, was een bekentenis van levering van stukken zonder belang, teneinde gewichtiger dparvoor in de plaats te krijgen. Dadelijk na het gesprek van kapitein d'Attel met kapitein Anthoine heeft Mitry er kennis van gekregen. Kapitein Anthoine zegt, dat hij dadelijk na de degradatie d'Attel ontmoette. Hij bevestigt, dat deze hem rapporteerde, dat Dreyfus zich tegenover hem dusdanig had uitgelaten, dat er een bepaalde bekentenis uit sprak, dat hij documenten had geleverd die niet belangrijk waren, met het doel in ruil documenten te ontzangen die belangrijker waren. Dreyfus zegt slechts tot Lebrun Renauld te hebben gesproken. Lebrun, teruggeroepen, erkent, ddt d'Attel niet met Dreyfus sprak, doch in de aangrenzende zaal de woorden van Dreyfus hoorde. Op een opmerking van Labori erkent generaal Mercier, dat d'Attel geen melding maakte van dit incident aan zijn chefs. Getuige Peyrolles. De controleur Peyrolles, die tegenwoordig was bij de degradatie, zegt, dat Guérin hem vertelde, dat Dreyfus bbkend had stukken te hebben geleverd aan Duitschland om andere stukken te krijgen. De getuige maakte met Lebrun-Renauld eerst kennis bij het tweede Zola-proces te Versailles. Hij werd aan hem voorgesteld door commandant Guérin. Ik vroeg hem, waarom hij de bekentenis niet gerapporteerd had aan den eerste-Minister ? Lebrun antwoordde: »ik heb het nagelaten uit vrees. Terwijl ik wachtte in de antichambre, hoorde ik in de kamer ernaast, achter een gecapitonneerde deur, een pe/soon zeggen: »Wie is die gendarme, die het beroepsgeheim verraadde en berichten aan de pers gaf? Het zou hem wel knnnen opbreken." Daarna riep men mij en ik sprak niet." Peyrolles voegt er aan toe, dat hij aan Lebrun gezegd heeft dat deze ongelijk had met niets te zeggen. De oud-majoor Forzinetti zegt, dat Dreyfus hem steeds is voorgekomen onschuldig ie zijn. Dreyfus heeft trouwens steeds verklaard, dat hij onschuldig was. Nooit heeftLebruu hem gesproken over de bekentenis, evenmin trouwens als d'Attel. Forzinetti bevestigt, dat Du Paty hem opdroeg enkele zonderlinge handelingen te verrichten, om Dreyfus in verwarring te brengen. Hij spreekt van Dreyfus' plannen tot zelfmoord. Dreyfus erkent, dat hij plan heeft gehad zich van kant te maken. Dat hij zijn marteling heeft kunnen dragen, dankt hij aan mevrouw Dreyfus, die hem deed begrijpen, dat zijn plicht was te blijven leven.
Lebrun zegt: dat hij nooit tot Forzinetti over de bekentenissen gesproken heeft, kwam omdat generaal Risbourg hem bevolen had te zwijgen. De generaals Roget en de Boisdeffre wijzen op enkele tegenstrijdigheden in de verklaring van Forzinetti. De zitting wordt zonder incident opgeheven. Eergisteren, den achttienden dag van de belegering van het fort Chabrol, heeft het te Parijs geregend. Guérin en zijn vrienden hebben zorgvuldig al het gevallen regenwater verzameld, en een brandweerman, die op een der daken op wacht stond, een expert dus, schat dat de belegerden 200 liter regenwater hebben kunnen opvangen. Déroulède heeft aan President Loubet een schrijven gericht, waarin hij het eene lastering noemt, dat hij een aanhanger van de plebicitaire Republiek was en aan eene royalistische samenzwering deelnam. Toch was hij overtuigd, dat het Staatsgerechtshof, dat uit zijne politieke vijanden bestond, hem zal veroordeelen. Hij verlangt, dat het zoogenaamde gerechtelijke onderzoek, dat het masker voor een reeds begonnen onrecht vormt, niet nog langer wordt gerekt. Waarom wacht gij nog langer, M. de President ? schrijft hij. Onderteeken het besluit, dat uwe gebieders van u verlangen, reeds morgeD, opdat wij beiden zoo spoedig mogelijk zullen worden uitgeleverd aan het oordeel van de wereldgeschiedenis : ik als dienaar van de volksrechten en gij, M. de President, als verdediger der misbruiken en misdaden van het Parlement. Geteekend: Paul Déroulède, ridder van het Legioen van Eer, volksvertegenwoordiger voor het departement Charente. De datum van het proces-Zola is vastgesteld op 23 November as. Zooals men weet hebben Zola en Perreux, de gérant van de Aurore , bij de veroordeeling in Versailles verstek laten gaan en na hun terugkeer te Parijs tegen het vonnis verzet aangeteekend. Dnrdoor werd een nieuw proces noodzakelijk en het is dit proces dat 23 November zal aanvangen voor het Hof van Assisen te Versailles. België. De Kamer behandelt sedert eenige dagen een voorstel van van der Velde betreffende eene wetswijziging, met het doel een algemeen gelijk stemrecht in de plaats te stellen, van het thans geldende meerstemmige kiesrecht. De revolutionaire socialisten hebben besloten de behandeling van dit voorstel op a"e mogelijke wijze op de lange baan te schuiven. De parlementaire socialisten van der Velde, Denis, Bertram e. a. staan tegenover Radau. De vertegenwoordigers der mijnwerkers daarentegen zijn vast besloten nogmaals met hunne muziekinstrumenten in de Kamer te komen. Die cleiicalen, welke tegen het voorstel der Regeering zich kanten, zijn op de hand van Radau. In de zitting van 30 Augustus werd de behandeling van het voorstel van der Velde voortgezet. De revolutionaire socialist Roger-Mons voorspelde tijdens de debatten nieuwe onlusten, indien de Regeering volhardde. De katheder-socialist Hektor Denis ontwikkelde een nieuw systeem om afgevaardigden te verkiezen, dat op oeconomische basis steunt. Vervolgens nam Lorand, de eenige vertegenwoordiger van het liberalisme, het woord. De socialisten haten hem. Toen hij begon te spreken werden hem de grofste beleedigingen toegeschreeuwd. Ondertusschen ontstond er een debat tusschen Lorand en van der Velde. Lorand verdedigde in een meesterlijke redevoering het liberalisme en zeide met nadruk, dat hij zich nooit zou verlagen het socialisme te dienen. De socialisten brachten het vervolgens zoo ver, dat de president de zitting eenige oogen blikken moest schorsen. De Kamer verwierp gister met 59 tegen 31
stemmen en vier onthoudingen, het voorstel van de linkerzijde om in overweging te nemen, in hoeverre het wenschelijk is de Grondwet te herzien, ten einde daarna te kunnen indienen een ontwerp tot invoering van het algemeen stemrecht. Duitschland. De Duitsche bladen beschouwen algemeen de rede, waarmede de Pruisische Minister-president Von Hohenlohe den Landdag heeft gesloten, als de erkenning van de nederlaag, die de Regeering heeft geleden bij de verwerping der kanaalwetten en, wat sterker is, als een aanvaarding dezer nederlaag. De Regeering heeft gezegd, dat zij haar plan niet loslaat, dat zij in de volgende zitting tot overeenstemming hoopt te komen met de vertegenwoordiging... en laat alles bij het oude. Van ontbinding is geen sprake — de Ministers gaan niet heen. Het eenige waarvan sprake is, is het ontslaan van een aantal conservatieve ambtenaren, die in eten Landdag tegen de kanaalwetten gestemd hebben. Of de Regeering daarmee de conservatieven gunstiger zou stemmen? Men vangt meer vliegen met honig dan met azijn. De Frankf. Ztg. en meer andere bladen brengen deze kalme houding der Regeering in verband met de eischen, die zij in het najaar aan de vrijwel dezelfde conservatieve partij in den Rijksdag zal stellen, wanneer de tuchthuiswet — over de bescherming van arbeiders bij werkstakingen enz. — zal stellen. De Regeering, ook vrijwel dezelfde personen, kan niet hier een liberale, daar een reactionaire politiek oeren. Zij heeft de reactionnaire gekozen. De National Zeitung verwacht dan ook dat de kanaalwetten langzamerhand in het vergeetboek zullen geraken. De Reichsanzeiger bevat een circulaire der Staatsregeering aan de Opperpresidenten, waarin wordt uiteengezet, dat niet alleen de hoogere politieke ambtenaren, maar ook de Landraden, de staatkunde der Regeering werkzaam moeten steunen, en onder geen voorwaarde, op grond van persoonlijke meeningen, het optreden der Regeering mogen bemoeilijken. De Staatsregeering vertrouwt, dat het voldoende zal zijn de staatkundige ambtenaren hierop ernstig en vastberaden te wijzen. Zij hoopt, dat haar niet opnieuw aanleiding zal gegeven worden, om maatregelen van verdere strekking te moeten nemen. Servië. De prefect van het district, waar de radicale aanvoerder Pasjits woonde, tiachtte dezer dagen eenige boeren uit het district te bewegen om valsche getuigenissen uit te brengen tegen Pasjits en den aartspriester Djurits, die beide in de gevangenis zitten, omdat Milan Obrenovits het goedvindt. Acht gendarmes zetten aan de pogingen van den prefect kracht bij. Maar de boeren toonden zich eerlijker menschen dan de prefect en zijn lastgevers en ranselden hem en zijn gendarmes danig af. Ongetwijfeld zouden zij het de lastgevers ook gedaan hebben, als zij ze onder hun knuisten gehad hadden. Men ziet intusschen, hoe Milan te werk gaat om onschuldige menschen veroordeeld te krijgen. TnrkUe. Uit Konstantinopel wordt de inhechtenisneming van een aantal burgerlijke en militaire personen gemeld. Naar beweerd wordt, staat dit in verband met een nieuw complot der Jong-Turksche partij. Engeland en Transvaal. President Kruger verzocht den Volksraad gisteravond bijeen te komen in geheime zitting, ter bespreking van Chamberlain's jongste telegram. De Staatssecretaris Reitz deelde mede, dat de gewijzigde voorstellen van de Regeering der Republiek aan Chamberlain waren medegedeeld door den Engelsche zaakgelastigde, sir Conyngham Greene. Het antwoord van Chamberlain strekt om mede te deelen, dat als Transvaal voorstellen
doet in den geest van de aangegevene, deze door de Engelsche Regeering in ernstige overweging zullen worden genomen. In de jongste mededeeling aan de Engelsche Regeering, zegt de Regeering der Z.-A. Republiek, dat indien hare gewijzigde voorstellen worden aangenomen, de Volksraad zal worden ontbonden, en nadat het oordeel des volks is ingeroepen, de nieuwe wet binnen enkele weken in werking zal treden. Het doel hiervan is een oorlog in Zuid-Afrika te voorkomen, die vérstrekkende gevolgen kan hebben. De Regeering meent, dat het verleenen van het kiesrecht, na zeven jaar verblijf, voldoende is om aan het verlangen van de nieuwe bevolking tegemoet te komen. De overheid te Loren
"BUITENLAND. Frankrijk.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1899/09/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 17-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103492:mpeg21:p001