Lord Salisbury had wel gelijk toen hij verleden week in het Hoogerhuis opmerkte dat »het Europeesch concert" te lijden heeft onder zijn eanigszins zonderlingen naam! Het klinkt als een ironie, dat woord «concert"; concert veronderstelt harmonie, eenheid, maar die zijn tusschen de Mogendheden, ook waar zij het eens zijn over het doel, ver te zoeken. En op dit oogenblik verder dan ooit, naar het schijnt. Engeland zou niet willen meedoen aan de blokkade van Grieksche havens, maar het voorstel hebben gedaan een maatregel te nemen om het oorlogsgevaar aan de Turksch-Grieksche grens af te wenden. Deze maatregel zou hierin bestaan, dat de Mogendheden aan Griekenland en aan Turkije den eisch zouden stellen hunne troepen ieder aan zijn kant 50 kilometer van de grens terug te trekken. In geval Griekenland ook dit mocht weigeren, dan zou Engeland bereid zijn Volo te blokkeeren. Op Turkije zouden vooral Rusland en Oostenrijk pressie moeten oefenen. Alweder dus uitstel van de maatregelen waartoe na eindeloos overleg was besloten! Natuurlijk komt die weifelende houding Griekenland ten goede. Men seint uit Kanea dd. 23 Maart, dat de admiraals een nieuwe proclamatie hebben uitgevaardigd, waarin de insurgenten en de Grieksche troepen gewaarschuwd worden geen aanvallen te doen op de Turksche forten, die noodig zijn voor het handhaven der orde en rust in de havens waar vreemde troepen zijn ontscheept. De Polit. Corr. meldt, dat Grieksche bankiers te Odessa en andere steden aan de Zwarte Zee wederom 450.000 frs. voor militaire doeleinden naai Athene hebben gezonden. De Grieksche Staatscourant bevat een besluit, waarbij de formatie bevolen wordt van 10 nieuwe bataljons infanterie, twee bataljons cuzonoi (jagers te voet), een bataljon sapeurs, 14 batterijen artillerie en 6 compagnieën trein. Het leger van Thessalië omvat twee divisiën van twee brigades elk. Het leger van Epirus is gevormd uit één divisie. Op verscheiden punten aan de grens is sneeuw gevallen. Het weder is koud. Men meldt uit Berlijn aan de N. Bott. Ct., dat van eene zijde, die Griekenland zeer welgezind is, het volgende wordt beweerd : Tegenover de bedenking van verscheiden groote Mogendheden om een aanzienlijke troepenmacht naar Kreta te zenden heeft Engeland zich te Parijs bereid verklaard, op eigen kosten met 10,000 man den vrede op Kreta te herstellen. Als de Mogendheden zich daarmee kunnen vereenigen,
wil Engeland ook aan de blokkade van Grieksche havens deelnemen. Hanotaux zou dat aanbod afgewezen hebben, omdat het herstel van den vrede op Kreta niet aan één Mogendheid opgedragen kon worden. De Fransche Regeering zou eigenlijk bang zijn, dat Engeland zich het bezit yan de drie hoofdhavens van Kreta en in ruil voor het overige deel van het eiland het bondgenootschap van Griekenland in Oostersche verwikkelingen verzekeren zou. Tarkyë. Te Turksche vloot heeft de twijfelaars gelogenstraft. De schepen, die geen stoomketels hadden, die waren waren vastgeroest in de haven sedert Abdul Hamid den troon besteeg, zijn met behulp van duizenden werklieden opgelapt. Zaterdag zijn ze op reis gegaan. Het bericht, dat de vloot stoom op had en in beweging kwam, veroorzaakte groote ontroering iu den omtrek van de haven. Duizenden waren toegesneld om het wonder te aanschouwen en barstten vol geestdrift los in jubelkreten. De vreugde was helaas van korten duur. Niet voldoende bekend met een terrein, waar het in meer dan twintig jaar niet was geweest, stoomde het pantserschip »Osmanieh" tegen de brug over de haven op, tot grooten schrik van de kijkgrage menigte. Maar toen de menschen ook nog de »Aziziyeh" recht op de brug zagen aankomen, sloeg hun de vrees om het hart, ongetwijfeld vreesden zij dat de vloot het op hen had gemunt. Zij snelden naar huis en sloten hun winkels. In een oogenblik had de paniek zich over geheel Galata verspreid. De ongerustheid week eerst, toen de vloot uit het gezicht was. De Sultan was zoo diep getroffen door het gelukken der mobilisatie, dat hij den Minister van Marine een prachtige eeresabel schonk. Tevens wenschte hij den Minister en het personeel van het Departement geluk met het welslagen van de onderneming. Engeland. In de Zuid-Afrikaansche commissie werd gister het verhoor van Schreiner voortgezet door Wyndham, Cripps en Sir Rich. Webster. Schreiner zeide dat hij zich steeds ondanks het gebeurde nog beschouwde als een vriend van Rhodes, wiens bedoelingen grootmoedig en onbaatzuchtig waren geweest, totdat hij in 1895 afdwaalde. Getuige verklaarde dat Johannesburg ook thans zoo voorspoedig is, dat het weinig geeft om de grieven van de uitlanders, die zoozeer zijn overdreven door uitspatting van de pers en met onzuivere drijfveeren door zekere klieken. Wat betreft de vraag of de sluiting van de driften van de Vaalrivier een schending van de Londensche overeenkomst was geweest, verklaarde Schreiner aan Webster, dat hij de sluiting inderdaad als zoodanig beschouwde, maar zich bewust was dat andere hooggeplaatste rechtsgeleerden van een tegenovergesteld gevoelen waren. Getuige voegde er bij dat hij de Tranvaalsche wet aangaande de bevoegdheid van de rechterlijke macht niet schadelijk voor de uitlanders acht. De quaestie werd in Engeland geheel verkeerd begrepen. Hij verdedigde de Regeering van de Zuid-Afrikaansche Republiek, wier beleid volgens hem strekte om het rechtswezen en de rechtspraak in de Republiek sedert 1858 op vaste grondslagen te vestigen. Het opperhoofd Nana, dat onlangs van zijn vroeger verbanningsoord Oud-Calabar naar Akkra op de Goudkust is overgebracht, heeft aan Koningin Victoria den volgenden brief geschreven: »lk wil uw aandacht roepen op mijn wreed lot. Ik ben bijna drie jaar van mijn land verwijderd gehouden. Ik heb de wereld gezien en ik weet, dat ik stom geweest ben. Maar ik bid u, gedenk dat ik geboren ben als zoon van Oloema, dat ik mijn stad nooit verlaten had voor een
van uwe schepen kwam en de stad verbrandde, en dat ik mijn land voor te groot hield om te gelnoven, dat ooit iemand do hand tegen mij opheffen zou. Ik heb een harde les gehad. Ik heb mijn koopwaren, mijn schatten en mijn huizen verloren, en mijn stad is nu niets meer dan zand en struikgewas. Heel mijn - -Ik is gev.'-icht ca veel Van mijn verwanten zijn door uw schip gedood. »Ik ben thans drie jaar gevangen geweest, ver van mijn land. Ik ben dus wel gestraft, en nu vraag ik, dat men mij toesta mij neer te zetten aan den zoom mijner rivier voor dat ik sterf. Ik zweer, dat ik geen kwaad meer doen zal. »Ik hoor dat de Koningin dit jaar haar groot feest hebben zal, aangezien zij langer geleefd heeft dan eenige Koning of Koningin. Ik hoop, dat zij medelijden zal hebben met mijn lot. Ik ben haar nederige dienaar." Oostenrijk. Niet tevreden met hun succes bij de stembus, hebben de antisemieten te Weenen Maandag na afloop der verkiezing allerlei buitensporigheden tegen de Joden bedreven. Verscheiden troepen antisemieten trokken door de straten en wierpen bij Israëlitische winkeliers de ruiten in. Een vijftigtal hunner werden ingerekend. Italië. Ook ditmaal heeft de verkiezingsstrijd in Italië plaats gehad, zonder dat de Katholieke partij er aan deel nam. Het Vaticaan heeft voor deze verkiezingen niet speciaal gesproken, maar het heeft het wachtwoord van onthouding niet opgeheven, dat het weleer gegeven heeft aan de intransigente Katholieken. Dat belet niet, dat individueel een aantal Katholieken zijn gaan stemmen, maar als partij verschenen zij niet aan de stembus. Een der leiders van de Katholieke partij, markies Cornaggia te Milaan, erkende tegenover een correspondent van de Temps , dat dit den toestand voor de Katholieken zeer moeilijk en soms onaangenaam maakt. Wanneer zij aan de politieke verkiezingen mochten deelnemen, dan zouden zij direct en indirect belangrijken invloed kunnen uitoefenen, zooals zij reeds doen bij de provinciale en de gemeentelijke verkiezingen. Die voordeelen ontgaan hen nu. »Is het niet natuurlijk," zeide markies Gornaggia, »dat wij daarover eenig leed ondervinden ? Wij voelen die teleurstellingen. Wij zijn om redenen van practijk en van alledaagsche waarneming, bevreesd dat de gewoonte van onthouding goeden wil zal doen verloren gaan en, bij slot van rekening, onverschilligheid zal kweeken. Maar Rome heeft gesproken : wij dienen ons dus te buigen. De Heilige Vader zal dus zeker op dit tijdstip van zijne regeering niet van meening veranderen. Bovendien hij ziet de zaken van een hooger gezichtspunt in dan wij. En hij oordeelt zonder twijfel, dat enkele Katholieke afgevaardigden op Montecitorio in den toestand geen verandering zouden brengen, terwijl onthouding de waarde heeft van een moreel protest, dat meer weegt dan een opgaaf van cijfers. Gij vraagt mij of ik dien moreelen drang voldoende acht om eenmaal den vrede, een eervollen vredo, tot stand te brengen. Ik weet het niet. Men kondigt soms aan, dat er onderhandelingen worden aangeknoopt tusschen de beide partijen. Er komt echter niets tot stand. Er is in de omgeving van den Paus eene partij, die zich met minder zou tevreden stellen. Het schijnt mij niet mogelijk, dat wij ooit het wereldlijk gezag, zooals het eertijds bestond, zullen terugzien. Te vele belangen zijn thans op onverbreekbare wijze vastgeknoopt tusschen Rome en den Italiaanschen Staat. Men heeft gezegd, dat de Heilige Vader soms scheen te neigen tot de voorstanders van eene gematigde transactie, en men heeft de woorden herhaald, die hij tot een kardinaal moet hebben gezegd: »Gij zoudt verbaasd zijn, als
gij wist waarmee ik mij tevreden zóu stellen.' Maar wie zal den vrede sluiten? «Zeker niet de heer di Rudini. Tot een van onze vrienden, die hem daarover sprak, antwoordde hij, dat het voor de Regeering van geen belang was zich te verzoenen met de Katholieken, want de Regeering is er zeker van een vaste meerderheid te vinden bij de kiezers van het Zuiden «Ziedaar onze toestand van het oogenblik, zoo besloot markies Cornaggia. «Wij wachten voor het overige de bevelen van den Heiligen Yader af en op provinciaal en gemeentelijk gebied, waarop het ons gegund is handelend op te treden, doen de verkregen uitkomsten ons niet wanhopen." Rusland. In de heilige week worden, volgens een Londensch blad, hooge gasten te Petersburg verwacht. Het eerst zal de Keizer van Oostenrijk aankomen, de Koning van Siam, de Duitsche Keizer, de Italiaansche Kroonprins met zijn gemalin, Yorst Nikita van Montenegro, de Groothertog van Hessen-Darmstadt met de Groothertogin, leden der Grieksche Koninklijke familie en de President der Fransche Republiek zullen hem volgen. De heer Faure maakt de reis over water, aan boord van een Fransch oorlogsschip, begeleid door een eskader. De President zal op Nieuw Petershof zijn intrek nemen in het groote paleis, en zal ook eenige dagen te Moskou doorbrengen, waar voor hem in het Kreml vertrekken in gereedheid zijn gebracht. Vereenigde Staten. De Amerikaansche Senaat heeft al de amendementen, welke de commissie voor buitenlandsche zaken op het arbitrage-tractaat had voorgesteld, aangenomen. Abessynië. Het Engelsche gezantschap naar den Negus van Abessynië is uit Zeila vertrokken. Rusland zal spoedig een vasten diplomatieken post in Abessynië vestigen. Varspreitte Berichten, De Parijzenaars, die gesteld zijn op het behoud van de schoonheid hunner stad en begrijpen dat het iets waard is, de Champs-Elysées en omliggende wijken hun aristocratisch karakter te laten behouden, hebben een laatste poging gewaagd om het heillooze plan van den gemeenteraad: een tramweg te leggen door die heerlijke allée, te verijdelen. Uit hun naam bezwoer het gemeenteraadslid Escudier den Raad op zijn besluit terug te komen en hield Paul Strauss een warme rede over de artistieke vermaardheid van Parijs. Het mocht niet baten. De Raad sloot de discussie dadelijk na de rede van Strauss en verwierp het voorstel van Escudier met 44 tegen 22 stemmen. Er komt nu een dubbele lijn met 1 meter 20 tusschenruimte, maar de twee vluchtheuvels, die men voornemens was te maken, vervallen.
"BUITENLAND. De Kretenser kwestie.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1897/03/25 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103549:mpeg21:p001
"Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1897/03/25 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103549:mpeg21:p001
De GEDEPUTEERDE STATEN der provincie Drenthe brengen, ingevolge art. 5 van de wet van 13 Juli 1895 (Staatsblad no. 113), ter openbare kennis, dat door hen bij besluit van heden no. 19 aan JOHAN HERMAN SCHNIEDERS te Munsterscheveld (gemeente Emmen) en zijne rechtverkrijgenden tot wederopzegging en behoudens eens ieders recht onder de door hen noodig gekeurde voorwaarden vergunning is verleend tot vervening van de perceelen sectie A nos. 4400 en 4057 der gemeente Emmen, bclend door de perceelen sectio A nos. 4402, 4220, 4397, 4390 en 4399 derzelfde gemeente. Deze voorwaarden luiden als volgt: 1. De afgraving en uitbaggering langs de grensscheidingen van de perceelen geschieden op zoodanige wijze, dat daardoor nimmer eenige schade voor de naburige perceelen kan ontstaan. 2. Op deze vergunning zullen te zijner tijd van toepassing zijn, de bepalingen, die in dc in art. 1 der wet van 13 Juli 1895, Stbl. 113, bedoelde provinciale verordening, eventueel mochten worden opgenomen, ter verzekering dat de perceelen na vervening worden drooggemaakt, of de nabij gelegen gronden en openbare werken, waaronder ook openbare waterleidingen zijn te verstaan, tegen schade worden beveiligd, ook nadat het turfveen geheel of grootcndeels zal zijn vergraven. 3. De bovenste veenlagen, bestaande uit de zoogenaamde bonkaarde, moeten tot het in cultuur brengen van den grond na afloop der vervening, bewaard blijven tot zoodanige hoeveelheid, dat het afgeveende terrein over zijne geheele uitgebreidheid met eene laag daarvan ter dikte van minstens 0.50 meter kan worden overdekt en het maaiveld op die plaatsen, waar het lager zou komen te liggen, tot ten minste 0.30 meter boven het betrekkelijke peil, kan wordenopgehoogd; heeft de bovenste veenlaag of bonkaarde echter eene mindere dikte dan 0.50 meter, dan moet de geheele laag bonkaarde op den ondergrond blijven liggen en mag daarvan niets naar elders worden vervoerd. Met de vervening mag in eenig jaar niet worden aangevangen dan nadat de bonkaarde tot de in de vorige alinea bedoelde hoeveelheid gelijkmatig over den bodem — ondergrond — van de in een vorig jaar gegraven aangrenzende veenput is verspreid en aan Gedeputeerde Staten opgave is gedaan van de juiste plaatsen waar in dat jaar zal worden verveend. Elk vervoer van bonkaarde is verboden van terreinen, van waar volgens aanschrijving van Gedeputeerde Staten, het vervoer van bonkaarde moet worden gestaakt of dit vervoer niet geoorloofd is; ieder vervoer van bonkaarde van bedoelde terreinen, hoe gering ook, levert telkens eene overtreding van deze voorwaarde op. Indien aan Gedeputeerde Staten blijkt, dat de voorgeschreven hoeveelheden bonkaarde niet aanwezig zijn, zal de ontbrekende hoeveelheid zoo noodig door aanvoer van elders, op eene daartoe strekkende aanschrijving van Gedeputeerde Staten en binnen den daarbij te stellen termijn dooi den concessionaris of zijne rechtverkrijgenden of van hunnentwege worden aangevuld. 4. Deze vergunning kan worden gewijzigd, indien dit aan Gedeputeerde Staten noodig of wenschelijk voorkomt : A. wegens het doen vervallen van eenige bepaling in deze vergunning waarvan de instandhouding doelloos of ondoelmatig is gebleken, hetzij uit het oogpunt der veenexploitatie, hetzij met het oog op belangen, vreemd aan die exploitatie, zoomede ter voorziening in den aanleg van verkeerswegen te land en te water ; B. wegens het wegnemen van strijd, die nïl het verleenen der vergunning mocht blijken te bestaan tusschen deze vergunning en andere reeds verleende vergunningen, wetten, maatregelen van bestuur, provinciale verordeningen en de ter uitvoering van een en ander door de bevoegde macht gegeven voorschriften en bet in overeenstemming brengen der vergunning met een en ander; C. wegens herstel van abuizen en omissies, die nü het verleenen der vergunning daarin, alsmede in de daarvan afgegeven expedities mochten ontdekt zijn ; D. op grond dat wegens eenige in kracht van gewijsde gegane uitspraak van de rechterlijke macht of om andere redenen de handhaving of toepassing van eene of andere voorwaarde, waaronder dc vergunning verleend is, naar hare bedoeling niet kan geschieden of althans op moeilijkheden stuit; K wegens het opnemen van deze gronden in eenig waterschap ; F. op grond dat de gestelde voorwaarden naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet of tengevolge van veranderde omstandigheden niet meer volledig of voldoende blijken te zijn.
5. Deze vergunning vervalt : wanneer zij niet binnen een jaar na de dagteekening van het sub 8 genoemde dagblad waarin de vergunning ter openbare kennis is georaoht of zoo beroep is ingesteld binnen een jaar na de dagteekening van de Koninklijke beslissing op dit beroep, is aanvaard, van welke aanvaarding moet blijken door eene daartoe strekkende op zegel gestelde door tusschenkomst van den Ingenieur van den Provincialen Waterstaat in Drenthe aan Gedeputeerde Staten in te zenden verklaring; 6. Deze vergunning kan worden ingetrokken : bij, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, niet of niet voldoende naleving van een of meer der voorwaarden daaraan verbonden of van de voorwaarden zooali die eventueel na wijziging der vergunning overeenkomstig art. 4 der voorwaarden mochten luiden. 7. Gedeputeerde Staten en dc ambtenaren van den Provincialen Waterstaat zullen te allen tijde vrijen toegang hebben tot het verveningsterrein, ook tot het verrichten van zoodanig onderzoek als zij voor het toezicht op de naleving van de aan de vergunning verbonden voorwaarden noodig achten. 8. Deze vergunning treedt niet in werking voordat de termijn van beroep bedoeld in art. 5 der wet van 13 Juli 1895 (Stbl. 113) is verstreken of ingeval beroep wordt ingesteld, voordat op dat beroep de Koninklijke beslissing gevallen is, in verband waarmede den concessionaris wordt medegedeeld, dat het besluit van Gedeputeerde Staten, waarbij deze vergunning verleend is, zal worden opgenomen in het nummer van het in deze provincie verschijnende dagblad : «Provinciale Drentschc en Asser Courant" van den 25 Maart 1897 en voordat de verklaring van aanvaarding bedoeld sub 5 is ingezonden. Van dat besluit, waarvan kennis kan worden genomen ter Provinciale Griffie te Assen en ter Secretarie der gemeente Emmen, kan door ieder belanghebbende beroep worden ingesteld binnen 30 dagen na de dagteekening dezer Courant; het adres van beroep moet worden gericht aan Hare Majesteit de Koningin-Weduwe Regentes, maar worden ingediend bij den Commissaris der Koningin in Drenthe te Assen. Assen, 12 Maart 1897. De Gedeputeerde Staten voornoemd : VAN SWINDEREN, Voorzitter. G. W. VAN DER FELTZ, Griffier.
"Vervening. Gemeente Emmen.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1897/03/25 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103549:mpeg21:p001
NOVELLETTE "VAN F. VON ROTIIENBURG. ■oMaar met een zeilschip kan de reis wel vier weken duren, wanneer de wind ongunstig is. Wie weet ook, of men dat treffen kan !" Zij liet een oogenblik het hoofd zinken. »Goed, dan reizen wij met de boot," zeide zij daarna snel besloten. »Ik zal deze moeilijkheid wel overwinnen." «Dan wil ik twee plaatsen bestellen, maar ga nu in de eerste plaats nog naar onzen consul. »Wat wilt ge van hem ?" «Aanbevelingsbrieven," Ik zeide haar de waarheid niet. Aanbevelingsbrieven naar Para, waar ik even goed bekend ben als te Rio, had ik niet noodig. Het was er mij slechts om te doen zekerheid t ; ; verkrijgen, dat het lot van den armen Alessandro niet reeds eene ongelukkige wending had genomen, en te verhoedden, dat dit geschiedde, voordat wij Para bereikt hadden. De consul was met de zaak bekend. Hij waarschuwde mij voor alle inmenging daarmede. »Gij kent immers het land en de menschen hier," zeide hij. »Senor de Adilha is een best man, maar hij is toch altijd een Braziliaan. Wee dengene, die zijne plannen zoekt te doorkruisen ! Hij heeft alles te vreezen !" Ik dankte hem voor zijne waarschuwing, doch verklaarde hem, dat ik mijn woord gegeven had en dat zou houden, het kostte wat het wilde. Slechts met veel moeite haalde ik hem over naar Para te telegraferen, om den consul daar te verzoeken, onder alle omstandigheden te willen bewerken,
dat het vonnis zou uitgesteld worden tot dat wij in die plaats waren aangekomen. Daarna verzekerde ik er mij van dat de cDon Pedro", waarmede ik van Bahia was gekomen, en die gewoonlijk een dag in Rio overb'eef, den volgenden morgen naar Para en Pernambucco verder stoomde, en bestelde twee plaatsen op het schip. Hierna reed ik, deze keer op een muilezel uit de stalien van den heer Adilha, in de helft van den tijd, die ik dien morgen gebruikt had, naar Botafago terug. Pijnlijk was voor mij de ontmoeting met den spoedig daarna terugkomenden heer des huizes. Senora Juana liet zich niet zien; ik vernam van haar vader, dat zij na de catastrophe standvastig weigerde met hem te zamen te eten. Op zijne vragen hoe ik zijne dochter gevonden had, antwoordde ik ontwijkend, nam dien avond spoedig afscheid, als reden opgevend, dat ik den volgenden morgen vroeg met de boot wilde vertrekken — hij meende, dat ik naar Bahia terug wilde — en begaf mij daarna naar mijne kamer. Op de tafel lag een briefje met de woorden : «Om twee uur." Gewoon om, wanneer ik met dat voornemen inslaap, op den bepaalden tijd wakker te worden, zoo sliep ik tot half een en maakte mij toen snel reisvaardig. Juist op het bepaalde uur werd mijne deur geopend en zag ik een knaap binnentreden. »Wat wilt ge ?" vroeg ik zacht. De knaap trad in het licht van mijne kleine reislamp en nu herkende ik hem — Donna Juana. »Waar hebt ge uw haar gelaten ?" vroeg ik onwillekeurig. «Afgeknipt," antwoordde zij kort. »Uw prachtig haar?" »Is dat meer waard dan mijn man ?" vroeg zij zacht verwijtend. »Maar haast u! Wij moeten vertiekken! Om drie uur is het licht. Kom mede, ik zal u den weg wijzen !" Zij greep mij bij de hand en trok mij uit de kamer, de gang over, door de tuindeur naar buiten,
» Bestijg buiten uw muilezel en rijd langzaam den weg naar beneden, naar de stad," fluisterde zij mij daarop toe. In het volgend oogenblik was zij met de vlugheid eener kat over de facenda, de omheining van de villa, geklommen en uit mijn oogen verdwenen. Ik deed zoo als ze mij bevolen had. De wachter José, die bij de poort stond, wilde mij eerst niet laten doorgaan. Toen ik hem echter eenigszins onzacht ter zijde duwde, riep hij mij toch zijn : «Salute e sacramento!" achterna en ging zijne ronde vervolgen. Omstreeks duizend schreden van de villa af, waar de weg het dichtst bij de zee langs gaat, kwam donna Juana op een flinken muilezel naar mij toe draven. Dicht voor de stad liet ze hem stilhouden en klopte met de zweep tegen het venster van eene nederige hut. «Breng den muilezel naar de villa terug!" riep zij een jongen met zwart krullend haar toe, die zijn neus tegen het half verduisterd vensterglas plat drukte, »maar niet eerder dan dezen middag !" Hij knikte ijverig met het hoofd en zij wierp den teugel over de lage schutting, om dadelijk daarop op een voetpad, dat zich tusschen palmboomen slingerde, te verdwijnen, nadat zij mij nog een halfluid: «tot weerziens aan den haven!" had toegeroepen. Ik bracht mijn muilezel naar het huis van de Adilha, juist toan de zon boven den horizont opsteeg, zonder dat, zooals het in die streeken altijd het gaval is, de bij ons gewone schemering op den donkeren nacht was gevolgd. Daarna begaf ik mij naar den consul. Het bureau was natuurlijk nog niet geopend; de consul, die juist een bad wilde nemen, riep mij echter tegemoet, dat er 's nachts een telegram uit Para gekomen was, volgens 't welk het vonnis in de eerstvolgende dagen zou uitgesproken worden ; op zijn verzoek echter zou de zitting uitgesteld worden, totdat ik er bij tegenwoordig kon zijn. Met een verlicht hart spoedde ik mij naar de boot, waar Donna Juana reeds op
de aanlegplaats naar mij stond te wachten. Ik was niet weinig verbaasd, toen ik haar nader beschouwde, want nu eerst bemerkte ik, wat mij bij het zwakke licht van het reislampje niet opgevallen was, dat zij zich haar gelaat, hals en nek, zoover die niet door het katoenen hemd bedekt waren, bruin geverfd had. Zij was zelfs voor iemand, die haar vaker gezien had dan ik nauwelijks te herkennen en het bracht dan ook niet het minste opzien te weeg, toen zij de weinige bagage dragend, die de reiziger gewoonlijk met zich voert, achter mij de boot betrad. Buitendien stelde de breedgerande sombrero haar gezicht geheel in de schaduw. Onze reis liep zonder eenig ongeval af, alleen zag ik mij genoodzaakt, wijl men haar natuurlijk een slaapplaats in naijne hut had aangewezen, da nachten, in mijn mantel gehuld, op het dek door te brengen. Op de kade te Para stond Alvarez op de aankomst van de stoomboot te wachten. Hij had order ontvangen van Senor de Adilha, om naar de voortvluchtige Juana uit te zien. Met een lichten stap en volstrekt geen argwaan opwekkend, ging zij, die zich uit voorzichtigheid gedurende de reis bijna altijd benedendeks gehouden had, bij hem langs en spoedig daarna waren wij voor nieuwsgierige blikken beveiligd, in een van de luchtige vertrekken van het hotel Durand, waarin ik steeds gewoon was af te stappen. Vanhier begaf ik mij in de eerste plaats weer naar den consul en kreeg door zijne bemiddeling spoedig toegang bij den Presidente del Justitio, wien ik zonder omwegen mijn doel onthulde. «Wat ik doen kan, om u te helpen," zeide hij, toen ik geëindigd had, met de eigenaardige elegantie, die aan de voorname Brazilianen eigen is, een sigarette draaiend, »wil ik gaarne doen. Maaide zaak staat slecht voor uw' landsman. De verklaringen van den Mexicaan luiden zoo bepaald, dat de ander, dien ik zelf bij mij liet komen, en j die anders een zeer goeden indruk op mij maakte,
moeilijk aan de veroordeeling zal kunnen ontkomen." »En de Mexicaan ? Welken indruk heeft die op u gemaakt, illustrissimo Senor?" «Niet juist den besten ; maar er is niets op hem te zeggen." «Hoe heet hij, en waar woont hij ?" «José Gomez noemt hij zich. Of het zijn ware naam is, wie weet het! Ën waar hij woont ? In het een of ander hotel. Wanneer gij dezen middag terug wilt komen, zal ik het u kunnen zeggen." Ik dankte hem, maar wilde liever zelf onderzoek naar hem doen, om den vent niet wantrouwig te maken. «Wanneer Senor Allessandro schuldig verklaard wordt, wat zal dan zijn lot zijn ?" Hij maakte een beweging naar den hals. «Arme jongen!" riep hij uit, zich een nieuwe sigarette draaiend, »ik wilde, dat hij ver van hier was! Het is toch niet zoo moeilijk hier om te ontvluchten," voegde hij er met een lichten glimlach bij. «Mag ik den gevangene spreken ?" vroeg ik plotseling, door een nieuw denkbeeld bezield. «Zeker, ik zal u een bewijs van toegang verschallen. Gij kunt het morgen ontvangen." Ik nam afscheid en spoedde mij naar de arme Juana terug, die tusschen hoop en vrees wankelend, mijn terugkeer verwachtte. «Nu moeten wij eerst dien Gomez opzoeken," riep zij, toen ik mijn bericht geëindigd had, «en dat is m ij n e zaak." «Uwe zaak? Bedenk toch aan welke gevaren gij u blootstelt, S nora !" «Gevaren ? Pah !" Zij knipte op haar gracieuse manier met de vingers in de lucht. «Wat beteekenen gevaren voor mij, wanneer het mijn dierbaren Alessandro geldt I En in elk geval, kan ik dit beter en meer zonder opzien doen da ) gij. Op een Mulattenknaap geeft niemand acht I" (Wordt vervolgd.
"JUANA.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1897/03/25 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103549:mpeg21:p001
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Assen, Gezien hebbende een verzoekschrift van den Heer A. W. WESTRA VAN HOLTHE, wonende te Assen, waarbij vergunning gevraagd wordt tot oprichting eener Stoomhoutzagerij op een perceel, gelegen te Kloosterveen, kadastraal bekend in sectie I No. 460 binnen deze gemeente; , Overwegende, dat, blijkens het daarvan opgemaakt proces-verbaal, tegen het inwilligen van het verzoek op 16 Maart 11. geene bezwaren zijn ingebracht. Gelezen het bericht ter zake ingewonnen van den Stadsbouwmeester dd. 9 Maart 11. no. 33, alsmede de verklaring van den Inspecteur van den Arbeid in de 6e Inspectie dd. 19 Maart 11. No. 19a, houdende dat de inrichting kan voldoen aan de eischen van art. 6 der Veiligheidswet. Lettende op de wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad No. 95) en 4 September 1896 (Staatsblad No. 152). Besluiten: aan den Heer A. W. WESTRA VAN HOLTHE voornoemd en zijne rechtverkrijgenden de aangevraagde vergunning te verleenen in voege als is omschreven en aangetoond in de aan deze beschikking gehechte stukken en onder de volgende voorwaarden: 1. dat de inrichting binnen den tijd van zes maanden na dagteekening dezer vergunning voltooid en in orde gebracht moet zijn; 2. dat de onderbouw van de inrichting op solide wijze worde aangelegd; 3. dat de voorschriften van de wet van 15 April 1896 (Staatsblad no. 69), houdende regeling van het toezicht op het gebruik van stoomtoestellen
en die van de wet van 20 Juli 1895 (Staatsblad 110. 137), houdende bepalingen tot beveiliging bij 't verblijven in fabrieken en werkplaatsen, worden nageleefd. Extract uit te vaardigen: a. aaii den verzoeker Öm te strekken tot vergunning; b. aan den Stadsbouwmeester ter fine van toezicht; c. om te worden opgenomen in de Provinciale Dretitsche en Asser Courant tot aankondiging voor het publiek. Voorts afschrift te zenden aan den Inspecteur van den Arbeid in de 6e Inspectie. Assen, 23 Maart 1897. Burgemeester en Wethouders voornd.: M. A. D. JOLLES. De Secretaris, G. L. W. VOS.
"No, 249.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1897/03/25 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 15-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000103549:mpeg21:p001