Zoo gij 't goede weet, zie toe, dat gij 't ook doet.
Provinciale Drentsche en Asser courant
- 20-04-1923
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Provinciale Drentsche en Asser courant
- Datum
- 20-04-1923
- Editie
- Dag
- Uitgever
- van Gorcum
- Plaats van uitgave
- Assen
- PPN
- 398540756
- Verschijningsperiode
- 1851-1962
- Periode gedigitaliseerd
- 2 juli 1870-30 december 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Drents Archief
- Nummer
- 93
- Jaargang
- 100
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. DAGSPREUK.
BUITENLAND. ALGEMEEN OVERZICHT.
breitscheid en helfferich. minister maginot te parijs terug. — het rapport der LABOR -delegatie. — een amerikaansch oordeel. — uit het lagerhuis. Algemeen is men van oordeel in Duitschland, dat het verzet tegen Frankrijk lijdelijk moet blijven. Men denkt er niet aan de regeering van Cuno tot aftreden te noodzaken. Integendeel. Men meent, dat de tegenwoordige regeering den strijd aan de Roer tot een good einde moet brengen. Daartoe wil men de regeering ook gaarne alle gelegenheid geven. Maar toch zijn er in dit verband bij de behandeling der begrooting in den Rijksdag ietwat vreemde klanken gehoord. Zoo verklaarde Breitscheid, dat zijn partij, de sociaaldemocratische, het initiatief wilde nemen om met Frankrijk tot een vergelijk te komen. Daartegen waarschuwde Helfferich, die het lijdelijk verzet huldigde, en meende dat niet al te spoedig moest worden toegegeven. Breitscheid zeide voorts er zich over te verheugen, dat alle partijen thans van het denkLjeld terug waren gekomen om actief op te treden in het Roerconflict. De ontruiming van de Roer moet niet de voorwaarde tot onderhandelen zijn, zeide hij, maar Duitschland moet met een aanbod komen. Dat achtte hij de eenige wijze om een einde aan het conflict te maken. Hiertegen voerde Helfferich aan, dat het onbewapende Duitschland tegenover het zwaar bewapende Frankrijk wel niet veel in het midden had te brengen, maar dat Duitschland toch niet geheel weerloos was. Dat heeft men aan de Roer ontdekt, zeide hij en dat is een verrassing voor de geheele wereld geweest. Maar, zooals we gisteren reeds zeiden, we zitten op het oogenblik op het doode punt. Er gebeurt weinig belapgrijks. Bij zijn terugkeer uit het Roergebied heeft minister Maginot te Parijs meegedeeld, dat hij in alle opzichten tevreden was. De Duitschers hadden te kennen gegeven, dat de Franschen genoopt waren wegens het aflossen van de lichting 1921, welke 20 Mei aanvangt, hun greep te verslappen. De minister had echter met Devèze, zijn Belgischen collega, de noodige overeenkomsten getroffen om te zorgen, dat het effectief in het bezette gebied gehandhaafd blijft. Bij de bespreking was men tot volledige overeenstemming gekomen over het toepassen van de noodige maatregelen om gedurende den geheelen tijd de toepassing van het programma voor de afdwinging van de huidige vergoedingsmaatregelen te verzekeren. De Engelsche regeering doet in dezen alsof zij de kat uit den ;boom wil kijken. Althans Groot-Brittannië blijft zwijgen, schijnbaar wachtende op de resultaten die de verdere verwikkelingen aan de Roer zullen hebben. Maar daarover zijn velen in Engeland niet tevreden en sporen de regeering aan om stelling te nemen en te verklaren op welk standpunt, aan welke zijde zij zich wenscht te plaatsen. Een dergelijke houding neemt nu weer de delegatie van de Labourpartij in, die een tournéé door het Roergebied heeft gemaakt en van hare bevindingen thans aan de regeering rapport uitbrengt. Daarin wordt gezegd, dat de Fransche autoriteiten het leger met groote bekwaamheid over het Roergebied hebben verdeeld en dat het de delegatie heeft verwonderd, dat bij den stand van zaken niet veel meer botsingen waren voorgekomen tusschen de
bevolking en de soldaten van het bezettintrsleeer. Verder wordt in het rapport op gemerkt, dat generaal Degoutte een s l ,oedlg ® recapitulatie verwachtte, waarvan echter bn het Duitsche volk nog geen teekenen waren tB T^n^aanzie'n van den toestand in de door de Britten bezette zone, zegt het rapport, uat de soldaten onder zeer moeilijke omstandigheden het Britsche prestige op c n hoog peil hebben gehouden. „Zij waren noch kruiperig in hun onderhandelingen met de Franschen, noch sentimenteel in hun behandeling van de Duitschers. Van alle kanten werd lof verkondigd over het gedrag van de officieren en de soldaten." • Het rapport merkt verder op, dat de kosten van de bezetting voor Frankrijk buiten alle verhouding staan van het bedrag, dat het terugontvangt. De delegatie beveelt ten zeerste aan onmiddellijk een beroep te doen op de regeenngen van Frankrijk en Duitschland om hun voorstellen voor te leggen aan een internationale rechtbank en geeft aan de Britsche regeering in overweging het initiatief te nemen in den vorm van een openlijke en duidelijke verklaring van de Britsche politiek. Geen regeling kan worden getroffen, wanneer de Franschen, Belgen en Duitschers aan zichzelven worden overgelaten. Er moeten onderhandelingen tot stand worden gebracht en Engeland zal moeten medewerken om daartoe te geraken, omdat van het slagen daarvan het herstel van Europa afhangt. Wat dit Europeesch herstel betreft heeft William D. Guthrie, deken der advocaten te New-York verklaard, dat de overgroote meerderheid der Amerikanen het herstel van den normalen Europeeschen toestand wenscht, maar dat zulks niet ten koste van Frankrijk mag geschieden, welk land slechte tegenover Duitschland, dat het verdrag van Versailles gesehonden heeft, zijn plicht doet om bet tot betalen te dwingen. Daarom moeten Frankrijk en België aan de Roer volle vrijheid van handelen hebben. Nu, die vrijheid van handelen behoeft niet nog meer te worden uitgebreid. Langzaam maar zeker komen Roer en Rijnland geheel onder Fransch-Belgische controle te staan en kunnen meer en meer betalingen aan Duitschland worden afgeperst. Over hetgeen dit land te betalen had en wat van Duitschland nog kan worden geëischt is ook in het Engelsche Lagerhuis nog al een en ander gesproken bij de behandeling der intergeallieerde schulden. De conservatieve kolonel Bury wilde de bedragen der schadeloosstelling van Duitschland vaststellen voordat de Geallieerde landen het definitief eens waren feeworden over de schuldbedragen, tot betaling waarvan zij zouden worden verplicht. Baldwin zeide, dat door een conferëntie over de Geallieerde schulden niets zou worden gewonnen. Het bedrag der schadeloosstelling, hetwelk van Duistchland moest worden geëischt, was de grootst mogeiiike betaling, die dit land kon voldoen en deze was van de intergeallieerde schulden niet afhan kelijk. Bij de hierover nog verder gevoerde besprekingen, ook ten aanzien van verschillende nieuwe belastingen, zijn hevige debatten voorgekomen, die echter alle meesterlijk door den kanselier der schatkist Baldwin werden beantwoord. Volgens de „Daily News" is dit voor hem zulk een succes geweest, dat men verzekert, dat hij Bonar Law zal opvolgen als deze afgetreden is. DAT KOMT NIET VAAK VOOR. Tc Eppmg in Engeland heeft zich het niet alledaagsche geval voorgedaan, dat een man en een kind door een haan zijn aangevallen. Een zekere mr. Mann passeerde met zijn driejarig dochtertje een boschwachterswoning toen een witte yandottehaan met opstaande halsveeren op de wandelaars kwam toerennen en hen niet zijn snavel en pooten trachtte te bewerke n. Mr. Mann nam zijn dochtertje
onder den arm en verweerde zich met zijn wandelstok. De haan zette echter zijn aanvallen voort, totdat de eigenaar kwam opdagen, die het dier terugdreef. EEN AVONTUUR VAN EEN HONGAARSOHEN GRAAF. Een avontuur, dat doet denken aan een drama uit jaloezie in den tijd der doges, is deze week den Hongaarschen graaf Loebkowski-Karolyi in het Canal Grande te Venetië overkomen. Hij wilde tegen den avond zijn hotel opzoeken, toen een andere gondel de zijne naderde en drie gemaskerde onbekenden hem aanhielden. Hoewel de graaf dolken zag flitsen, gelukte het hem toch twee bandieten in het water te werpen. De derde zwom op eigen gelegenheid weg. Of er politiek achter het geval zit, of dat het als een gewone berooving wqs bedoeld, is nog niet bekend. DE CONFERENTIE TE LAUSANNE. Ismet Pasja en Riza Noeri Bey zijn vergezeld van hun echtgenooten en 30 andere leden der Turksche delegatie naar Lausanne vertrokken. Voor zijn vertrek naar Laupane verklaarde Ismet Pasja tegenover journalisten : „Wij gaan naar Lausanne met den ernstigen wensch, een eervollen vrede te sluiten, welke onze positie en onze rechten waarborgt, maar wij zullen elke politieke, juridische of economische slavernij van de hand wijzen." SAMENGEVAT NIEUWS. De regeering heeft besloten dat de le Mei in Italië niet langer als een openbare feestdag zal worden beschouwd. — Minister-president Mussolini is met zijn auto bij Bologna aangehouden daar hij te hard reed. Hij bracht den politieagent, die hem beboette, hulde voor diens plichtsbetrachting. — Naar de bladen melden, zijn er in Mexico hevige aardschokken gevoeld. — Uit Agram wordt gemeld, dat bij een botsing in een naburig dorp tusschen boeren en politieagenten, die deserteurs kwamen arresteeren, drie boeren gedood en zeven zwaar gewond werden. — De vier vermaarde steenen beelden, die aan den hoofdingang van de kathedraal vair Straatsburg stonden, De Duivel, De Dwaze Maagd, De Wijze Maagd en De Bruidegom, zijn gestolen. Zij zijn door onbekenden per auto weggevoerd. — Vijf houten schepen, die op last van de Amerikaansche Shipping Board van de Potomac rivier naar de James rivier zouden worden overgebracht, zijn bijrrct ~gehwl ~tkx)r brand vernield. Naar gemeld wordt, werden vier andere schepen ernstig beschadigd. — Het verbond van werkgevers in de scheepsbouwnijverheid in Schotland heeft besloten met 30 April alle ketelmakers, loodgieters en schrijnwerkers in zijn werkplaatsen aan de Tyne gedaan te geven, tenzij de werklieden genoegen nemen met een nieuwe regeling van overuren en nachtploegen. Er zijn 120.000 man bij deze uitsluiting betrokken. — Wegens gebrek aan grondstoffen heeft de gieterij Rote Erde te Aken allen arbeiders den dienst opgezegd. — De luitenants John Mcready en Oakley Kelly hebben in Amerika een wereldrecord gevestigd door (met een Fokker-eendekker, die zij om de beurt bestuurden) zonder te landen 36 uur, 5 minuten en 20 seconden in de lucht te blijven. Zij legden in dien tijd met hun vliegtuig 2541.2 Eng. mijl af, hetgeen een afstandsrecord is.
Eindelijk weergevonden.
Uit het Engelsch van ADEL1NE SERGEANT. 47 Eindelijk kwam hij. Hij was twintig minuten te laat, maar Sydney's hart sprong op, toen zit hem zag, en vergat om boos te zijn Wat zae hij er knap uit, dacht zij in de gewone uniform die zij hem nooit nog had zien dragen Hij hield' zijn hoofd opgeheven en keek schijnbaar ongeduldig en licht fronsend om zich heen, alsof hij eerst het zwart gekleede figuurtje onder den boom niet zag. Zij stond half op en zei „Philip" waarop hij zich met voorgewende verwondering en onverschilligheid naar haar toekeerde en op haar toekwam. „O, goeden middag," zei hij. Toen ging hij op zachten toon voort, terwijl hij naast haar ging zitten : „Waarom riep je mij bij mijn naam? Je weet niet, wie ons zoti kunnen hooren I" „Hindert dat zooveel ?" vroeg Sydney be'vend. „Natuurlijk hindert het; dat heb ik je al vroeger gezegd. En waarom is dit allemaal ? Waarvoor heb je me hier laten komen ?" Zijn toon klonk bijna ruw ; zijn oogen hadden een onaangenamen blik. „Je hebt me eens gezegd, dat als ik je ooit verlangde te spreken —" „J a > ja, natuurlijk, dan zou ik dadelijk komen en ik ben toch ook gekomen, nietwaar ? Maar een anderen keer", voegde hij er boos bij, „kon je het mij wat vroeger laten weten. Als ik tijd
had gehad, je briefje te beantwoorden, zou ik je gevraagd hebben, onze ontmoeting tot wat later m den middag uit te stellen. Ik heb van een lunch weg moeten loopen, om hier op tijd te zijn — en het is erg vervelend, je te moeten haasten." „Was je bij mevrouw Grant ?" vroeg Sydney opeens. „Mm, ja. Je nichtje was er ook." „Ja , zei Sydney en het hart zonk haar in de schoenen. Waarom had Rose haar niet verteld, dat kapitein Massingham ook kwam ? Dat moest ze geweten hebben. „ ./at een aardig ding is ze I" riep de jonge man met e^n kort lachje uit. „Juist het soort van meisje, dat mijn moeder aardig zou vinden „ n „" " ,et verb aasd, dat de oude Broxbourne zoo op haar gesteld is." „Je moeder, Philip ik wist niet dat ie moegesproken. " Je "° 0it ™ ^aVmeTme „Och, ik dacht, dat jelui het niet goed met elkaar zoudt kunnen vinden," zei kapitein Mas 3kêfflk mraS - Chi " iS - ' M "" i» Se, gï makkelijk — mijn moeder, en ik moet voorzichtig met haar zijn. Zij e „ mijn oom 2ijn l™. te vrienden ; ze schijnen hun hoofden J samen gestoken te hebben over mij _ maa r, dat wat anders. Waarom wilde je me spreken Syd ? Ik hoop, dat je een goede reden hadt om' me in die brandende zon te brengen. „Misschien had ik moeten wachten," zei Sydney, treurig, „maar ik was zoo ongelukkig, dat ik me geen tijd gunde, om te denken. Ik had het gevoel, dat ik je dadelijk moest spreken". „Je bent allerleifst onbekookt, lieve kind. Kan het je schelen dat ik rook ? Een sigaret zou me
kalmeeren. Jammer, dat ik er jou geen kan aanbieden, hè ?'' „Philip," zei het meisje, „ik weet, dat je boos zult zijn om wat ik ga zeggen ' Deze onverwachte opmerking en haar niet acht slaan, op wat hij gezegd had, verbaasden Massingham. Hij keek haar een oogenblik zwijgend aan, met zijn aangestoken sigaret in de hand. Toen schoof hij dichter naar haar toe en lachte. „Sydney", zei hij,- „houd je parasol wat lager en geef me een kus, lieveling Zoo, houd hem voor je en dan za'! niemand het zien. Maar één." Hij kuste haar, onder bedekking van de parasol en Sydney liet het, ofschoon wat weerstrevend, toe. Maar de kus bracht een blos op haar gezicht en verzachtte de uitdrukking er van, zooals Philip misschien geraden had, dat hij doen zou. „Vertel me nu, wat je zeggen wilt, lieve", fluisterde hij, terwijl hij een hand door haar arm stak. „Lieve Philip, het is alleen maar dit — we doen zeker verkeerd met geheim te houden dat wij — dat wij—" ,Dat wij elkander liefhebben ? Waarom zou het verkeerd zijn dat voor ons zelf te houden, kleintje. Het is een heel onschuldig geheim." „Wij bedriegen er anderen door. Ik bedrieg mijn oom. Ik weet niet, wat je aan je moeder en oom zegt, maar Rose heeft me gezegd, dat je oom plannen heeft voor je huwelijk — en — en —" „Plannan ! die kleine intriguante ! Zij heeft je praatjes ingefluisterd, is het niet zoo ? Zeg, Syd, j ehebt haar toch niets verteld ?" „Neen, Philip ; niet —- bepaald. Ik bedoel, dat ik je naam niet genoemd heb ; zij weet niet,
wie het is. Maar zij weet, dat er iemand is, en z e zei, dat het heel slecht en bewegelijk van me was, het oom John niet te zeggen." „Kleine kat I zei Philip. Maar zijn oogen schitterden van plezier. „Zie je niet, dat ze alleen maar jaloersch was, lieve kind ? Jij hadt een aanbidder, en zij niet — dat beteekent het. Intusschen was liet een beetje dwaas van je, haar zooveel te zeggen." „Ik kan het bijna niet vermijden — zonder een leugen te zeggen", fluisterde Sydney. „In liefde en oorlog is alles geoorloofd ! Het zou een heel onschuldige leugen zijn, als zij gezegd werd, om een man te beschermen dien je zegt lief te hebben". „Ik heb je lief, Philip !" D e bekentenis scheen haar door werkelijke pijn afgedwongen. Geloof je, dat ik ooit in die dubbelzinnigheid en dat be^drog zou hebben toegestemd als ik je niet liefhad !" „Ik weet heusch niet, wat je bedoelt met dubbelzinnigheid en bedrog", zei kapitein Massingham op beleedigenden toon. ..Ik heb zelf geen leugen omtrent de zaak verteld ; en ik vermoed, dat jij het ook niet gedaan hebt. Ie maakt een berg van een molshoop, Sydney." „Al heb ik geen leugen in woorden gezegd, dan heb ik er toch naar gehandeld", zei Sydney, met gloeiende wangen. „Ik heb me gedragen alsof je niets voor me waart, wanneer er andere menschen bij waren ; ik heb je kapitein Massingham genoemd, ofschoon ik je altijd Philip noem, als we alleen zijn. Mijn oom gelooft, dat ik vrij ben, terwijl ik in werkelijkheid met jou verloofd ben." Zij zei de laatste woorden aarzelend, den don^ keren blik op Philip's gezicht ziende. Hij trok een paar oogenblikken woedend aan zijn sigaret
voordat hij zei : „Je zeide me, dat je oom niets over je te zeggen hadt — die bewering beteekent dus niet veel. Je behoeft het hem niet te zeggen." „Ik zie de zaken nu anders in. Hij handelt als mijn voogd, en ik woon in zijn huis. Dat maakt zeker een onderscheid. En daarenboven — ik dacht dat ik zoo gauw naar Australië zou gaan, tenzij zij — ik bedoel, ik dacht dat ik heel gauw zijn huis zou verlaten en dat de geheimhouding zou eindigen. Maar ik ga nu niet naar Austraiië. „Niet ? Willen jc broers niet, dat je komt ?" „Ze zeggen, dat het niet gaat". „Wat ga je nu doen ?" „Ik weet het niet, Philip". Er lag een pathetische klank in haar stem, die sommige mannen getroffen zou hebben, eti kapitein Massingham was er niet geheel ongevoelig voor. Hij wierp het eindje van zijn sigaret weg, keerde zich om en keek haar vastbesloten aan. „Kijk eens hier, Sydney. Ik weet wat je denkt. Je denkt, dat ik dadelijk zeggen moest „word mijn vrouw en dat zal de moeilijkheid oplossen." Dat zou het ook — voor jou. Maar niet voor mij ; het zou mijn ongeluk zijn". „Ik heb nooit aan zooiets gedacht; ik wil volstrekt niet zoo iets. Hoe kan je zoo tegen me spreken, Philip ?" „Het is heel gewoon, Syd. Ga zitten: word niet boos. Wil je oom je niet houden ?" „Ja, hij wil, dat ik blijf", zei Sydney, terwijl ze weer ging zitten op de plaats vanwaar ze in haar toorn opgesprongen was, „maar ik wil niet blijven. Ik wil mijn eigen brood verdienen ; ik word gouvernante." (Wordt vervolgd).
BINNENLAND. DE ZOMERTIJD IN DE EERSTE KAMER.
Voor de behandeling van het wetsontwerp van den heer Braat, tot afschaffing van den Zomertijd, was gisteren enorme belangstelling. Op de gereserveerde tribune in de Eerste Kamer waren zeer veel leden der Tweede Kamer
aanwezig. De verdediging van den heer Braat bracht vele vroolijke oogen,blikken. Deze verklaarde, dat de boerenbevolking haar actie niet zal staken, wanneer zijn ontwerp verworpen werd. Hij werd op het Binnenhof met een hoera'tje ontvangen, terwijl fotografen hem kiekten. DE RIJKSNORMAALLESSEN. Mej. Westerman heeft den Minister van O., K. en W. de volgende vragen gesteld : le. Is de Minister bereid mede te deelen, of hij reeds maatregelen genomen heeft, om overeenkomstig zijn categorische toezegging, gedaan in de zitting van de Tweede Kamer van 18 Juni 1920 in antwoord op de hem door den heer Otto gestelde vraag bij het debat over art. 204 der wet op het L. O., zijn stellige, onvoorwaardelijke belofte na te komen betreffende het personeel der met 1 Mei a.s. op te heffen Rijksnormaallessen ? 2e. Indien zoodanig maatregele in voorbereiding zijn, bestaat er dan bezwaar spoedig een beslissing te nemen en deze ter kennis van belanghebbenden te brengen, om de ongerustheid, die te dezen opzichte heerscht,, weg te nemen, ongerustheid, die voortspruit uit het feit, dat de toen in uitzicht gestelde regeling der rechtspositie der ambtenaren niet tot stand is gekomen en de Pensioenwet 1922 aanleiding zou kunnen geven tot een regeling, waardoor het personeel der op te heffen inrichtingen in ongunstige positie zou worden gebracht ? DE TABAKSWET. Het Landelijk Comité van Actie tegen de Tabakswèt, heeft tegen Maandag 23 April groote openbare Protest-Vergaderingen uitgeschreven tege nde Tabakswet te 's-Hertogenbosch, Eindhoven, Kampen en Groningen. In deze plaats zal de vergadering in het gebouw Oosterstraat 70 worden gehouden, terwijl de heeren Ch. Devit uit Amsterdam en J. H. Kuijer uit Den Haag als sprekers zullen optreden. GEHEELONTHOUDING. Verschenen is het jaarverslag over 1922 van de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken. Het vestigt de aandacht op enkele omstandigheden, die de drankbestrijding in het algemeen ongunstig beïnvloeden, als de slechte economische toestand en de enorme verlaging der rijkssubsidie. Het verslag wijst een stijging van het ledental aan van 21139 tot 21612 over 368 afdeelingen. Het aantal adspirantleden bedraagt 443. Naast een opsomming van een aantal nieuw uitgegeven brochures, platen en kaarten, wordt de aandacht gevestigd op de vergrooting van het weekblad „De Blauwe Vaan", waaraan een meer algemeen cultureel karakter is gegeven. In verband hiermede werd het maandschrift ,,Onze Gids" opgeheven. Verder bevat het verslag mededeelingen over het reclasseeringswerk, den arbeid in gemeenteraden, «ontact op (verschillend gebied met de overheid, steun aan oprichting van drankvrije gebouwen enz. Tenslotte vestigt het verslag er de aandacht op, dat in den komenden tijd de actie der vereeniging zich in het bijzonder zal richten op de verkrijging van Plaatselijke Keuze. Het dagelijksch bestuur der vereeniging bestaat uit de heeren : P. van der Meulen, H. Ploeg Jr„ dr. W. Hingst, allen te Utrecht! resp. voorzitter, secretaris en penningmeester en de heeren P. Voogd te Laren (N.-H.), N. A. de Vries te Groningen en A. H. Willems te Den Haag. VERKIEZINGSVARIA. Volgens de Eemlander heeft zich te Amersfoort aan een stembureau het volgende voorgedaan : Een boer uit den naasten omtrek, vergezeld door zijn wederhelft, komt het stemlokaal binnen. Beide overhandigen aan den voorzitter hun oproepingskaart en ontvangen van hem ieder een stembiljet. Met hun biljet in de hand begeeft het echtpaar zich naar één en hetzelfde stemhokje om zich van hun stemplicht te kwijten. Uit den aard der zaak maakt een der leden van het stembureau de opmerking, dat zulks ongeoorloofd is, waarop de echtgenoote snibbig
uitroept: „Dat gaat je niets aan. Man en vrouw is één." Nogmaals waarschuwt de voorzitter hen en deelt hun mede, dat ieder in een afzonderlijk stemhokje het biljet moet invullen. De boer nu, niet begrijpende waarmede de voorzitter van het stembureau zich bemoeit, vraagt hem op verontwaardigden toon : „Is het jouw wijf of het mijne". Nadat nogmaals getracht wordt beide stemplichtigen van gedachte te veranderen, verscheurt de man beide biljetten, onder den uitroep : „Dan krijg je ze geen van beide". Boer en vrouw af. Hilariteit onder de stembureau-leden. EERSTE KAMER. De behandeling van het voorstel-Braat tot afschaffing van den zomertijd werd voortgezet. De heer Schönfeld (v.-d.) zette als zijn conclusie uiteen, dat handhaving van den Zomertijd zonder schade kon geschieden. Aan spr. was bij een onderzoek in de provincie Gronin*gen gebleken, dat de landbouwers hun leven toch naar eigen goedvinden inrichten en aldus de moeilijkheden ontgaan. Als tusschenmaatregel beveelt spr. den Midden-Europeeschen tijd aan. Nu volgde een pleidooi van den heer De Waal Malefïjt (a.-r.), die verraste met een verdediging der voordeelen van den Zomertijd tegenover de afkeuring, die juist van de zijde zijner geestverwanten was geuit. Spr. gaf toe, dat ons dagelijksch leven lijdt door kunstmatige indeeling, maar den Zomertijd had spr. steeds gewaardeerd als een uitstekend middel om die nadeelen te ondervangen, juist als iemand,'®die zijn heele leven op het platteland heeft gewoond en de heerlijkheden van licht en lucht heeft ervaren. Spr. beveelt een vernieuwd uitgebreid onderzoek van de regeering aan, zich baseerende op de aanvaarding van den Zomertijd en met het doel de middelen te beramen om de bezwaren te ondervangen. Als data waartusschen de Zomertijd zich zou kunnen bewegen, noemde spr. een begintijdstip op, den Maandag tusschen 28 April en 4 Mei en een beëindiging op den Maandag tusschen 29 Augustus en 3 September. Ook de heer Haazevoet (r.-k.) bestreed het wetsvoorstel. Uit statistische gegevens bleek, hoeveel millioenen bespaard werden door de bezuiniging op kunstlicht. Mevrouw Pothuis-Smit (s. d. a. p.) betreurde den tusschen steden en platteland ontbranaen strijd en hield tegenover den heer Braat staande, dat de stedelingen niet alleen, „luie pleiziermakers" zijn. Spr. hoopte dat de Regeering als dit voorstel verworpen werd een regeling zou vinden, die met beide belangen zal rekening houden. De heer Franzen (r.-k.) hoopte, dat de Eerste Kamer zou toonen er ook nog te zijn om te waklen tegen den waan van den dag (eenig applaus). Spr. wees er op, dat ter weerszijden van onze Oostgrens de landbouwende bevolkingen naar 't schijnt geheel andere toestanden noodig hebben. Ten Oosten van die grens zijn de boeren gewend aan een tijd, die slechts een kwartiertje verschilt met onzen zomertijd. Zouden zij dan bewesten die grens er zooveel nadeel van ondervinden? De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, de heer Ruys de Beerebrouck, besprak blijkens het verslag van de „Tel." eerst het tot de Regeering gerichte verwijt, dat zij zich niet eerder in deze zaak heeft gemengd. Aan de hand van eenige voorbeelden uit de parlementaire historie lichtte spr. als zijn meening toe, dat de Regeeringen in het algemeen geen genoegen hadden beleefd van inmenging in de behandeling van initiatief-voorstellen. Recenter gebeurtenissen dan de heer Slingentoerg noemde, wezen uit, dat in zulke gevallen de ministers zich doorgaans bepaalden tot het verstreken van informaties. En zelfs had deze zelfde afgevaardigde pas eenige jaren geleden aan deze zelfde Kamer voorgehouden, dat de Regering zich niet over initiatief-voorstellen moest uitspreken, alvorens de Staten-Generaal hun beslissing hadden genomen. Ook tegenover den Raad van Sate, die nog advies zal moeten uitbrengen, kon gebrek aan deferentie getoond
worden, als de Regeering zich reeds uitsprak voordat het advies van dat college was uitgebracht. Op die gronden wilde de Minister volstaan met eenige mededeelingen. De naburige lalden hadden voor ons " de moeilijkheden vergroot. België was teruggekomen op een aanvankelijk besluit tot invoering en had eerst eergisteren doen weten, dat het einde dezer w.ek den Zomertijd invoert. Frankrijk zal vermoedelijk niet den maatregel invoeren. De regeling van den dienst der spoorwegen kon nog wel met de invoering van den zomertijd rekening houden. Maar vóór 1 Juni zou de Zomertijd dan niet kunnen worden ingevoerd. In verband daarmede overwoog de Regeering ernstig op 1 Juni den zomertijd in te voeren, voor het geval het voorstel-Braat mocht worden verworpen. Vrijheid van beweging moest voor de verdere bepaling der data uiteraard worden voorbehouden. Zulks in verband met de noodzakelijke overeen: 4 emming met het buitenland. Verdediging van den heer Braat. De voorsteller van het ontwerp, het Tweedel Kamerlid Braat (Plattelander), kreeg het woord tot verdediging. Spr. ving aan met een woord van dank aan degenen, die zijn voorstel hadden gesteund. In het bijzonder dankte spr. den heer Diepenhorst, althans voor het tweede gedeelte van diens rede. (Hilariteit). Spr. en zijn partij lat^n zulke politieke verdedigingen gaarne over aan de politieke heeren. De heer Braat wilde slechts in het kort herhalen, wat nu al van zoovele zijden was betoogd : het landbouwbedrijf kan nu eenmaal niet één r later beginnen. Aan de pers verweet spr., dat zij de voorstanders der afschaffing van den Zomertijd niet aan het woord liet komen. De pro's werr^n in lange hoofdstukken uitgemeten, de contra's in een hoekje weggestopt of geweigerd. De wereld kan niet van genot en pleizier bestaan. En dat was het eenige argument, dat voor den Zo- j mertijd werd aangevoerd. Een comité van actie liet menschen van allerÊ tei slag met lijsten naar restaurants gaan en aan passaAers vragen (vrooiijkheid) hun namen op i::Z— i„ ifimmpn 7plf I UOOCIgl^lO » JW^VIl ^ • «vrvj» " / ' I de lijsten te zetten. Vermoedelijk kwamen zelfs de namen van zuigelingen op die lijsten voor (hilariteit).
Sor betoogde voorts, dat kinderen allerlei bezwaren ondervinden van den Zomertijd. Zij loopen 's avonds rond zoolang het licht is en zitten 's morgens op school te gapen. Uit tal van ing^-^iden stukken citeerde spr. pleidooien in dien geest. Meesmuilend hoorde de Kamer het relaas van den heer Braat aan, dat eindigde met een op-j roep aan de steden, om toch niet te gelooven, aan een antithese tusschen stad en platteland en aan de berekening, dat de Zomertijd ons 180 miliioen uur slijtage aan schoenen en vertering aan bier kost. _ „ (a.-r.) mede, dat de zaak niet zonder de medeBij de replieken deelde de heer Idenburg werking van de Regeering behoorde tot stand te komen. Mede na de mededeeling van minister Ruys zou spreker's fractie om die reden tegen het voorstel Braat stemmen. De heer Siingenberg (v.-d.) handhaafde zijn bezwaar, dat de Regëering de bestaande wet op den Zomertijd onuitgevoerd had gelaten. In stemming gebracht, werd het weisvooistel-Braat verworpen met 35 tegen 9 stemmen. Voor stemden de heeren Smeenge (lib.), Diepenhorst, Sijtsma en Croles (a.-r.), Westerdijk (v.d.) en de R.-K. heeren A. Franzen, Van Lanschot, v. d. Does de Willebois en Van den Hoeven (c.-h.) Hiermede stond dus vast, dat .de Zomertijd ook" dit" jaar zal worden ingevoerd en veraoedelijk omstreeks 1 Juni zal aanvangen. delijk omstreeks 1 Juni De heer Janssen (r.-k) besprak den wetgevenden arbeid, het huwelijksrecht en de rechterlijke organisatie. De heer Anema (a.-r.) besprak o.a. de wijziging van het wisselrecht, waarbij eenige moeilijkheden moeten worden opgelost. JOURNALISTIEK. In den aanstaanden zomer zal de Nederlandsche Journalistenkring zijn 40 jarig bestaan herdenken. De viering is bepaald op 30 Juni a.s. te 's-Gravenhage, waar o.m. de Voorzitter der Vereeniging de heer D. Hans, een rede zal houden. Met het oog op de tijdsomstandigheden zijn de aanvankelijke verdere plannen eenigszins gewijzigd. Ook zal een film worden vertoond, die aan het publiek een beeid zaï I staan van een krant en van den techmsclien I en journalistieken arbeid aan het dagbladbedrijf verbonden.
KORTE BERICHTEN. — Van het stoomschip Slot Loevestein, dat te Rotterdam op stroom lag, is de hofmeester H. H. uit Bremen te water gevallen en verdronken ; zijn lijk is niet gevonden. — De 7-jarige B. v. D. te Rotterdam heeft een trap van een paard tegen den buik gekregen. Hij is ernstig inwendig gekwetst, — Voor een 22-jarig meisje te Hengelo© werd geneeskundige hulp ingeroepen. De dokter stelde vast, dat het meisje bevallen was. Een kinderlijkje met gescheurde onderkaak werd in een hoek gevonden. Het is in beslag genomen. Het meisje is naar het ziekenhuis vervoerd. — lI et 2-jarig dochtertje van v. V. te Zevenbergen heeft een kan kokende koffie van de tafel getrokken, waardoor het hevige brandwonden bekwam en enkele uren daarna overleed. — Na een woordenwisseling met zijn meisje! stak een 24-jarige jonge man te Amsterdam zich met een mes in de borst. Voorbijgangers brachten den ongelukkige, die hevig bloedde en ernstige verwondingen had bekomen, naar het naastbij gelegen politiebureau, vanwaar hij naar het Binnen-gasthuis werd vervoerd. Zijn toestand is ernstig. Op den straatweg Cleef—Cranenburg is to van den Hollandschen Consul bij 't uit- | de auto van den Hollandschen Consul bij wijken voor een anderen auto tegen een boom gereden. De auto sloeg om en werd geheel verbrijzeld. Van de inzittenden werden eenigen ernstig gewond. — Te Leiden is de 22-jarige werkman, die op een rijwiel passeerde, door een vrachtauto overreden. De ongelukkige was onmiddellijk dood. —• Van der K. te Uden, de dader van den moord op Willem Nooyen, die 8 April te Volkel werd gepleegd, is na een klopjacht door de poiitie onder Wanroy gearresteerd.
— Te Tiel is zekere J. H. L. aangehouden, die zich te Rotterdam, Dordrecht, Gorinchem en aldaar ter plaatse aan diefstal van jassen uit openbare leeszalen had schuldig gemaakt.