Roman. (Uit 't Fransch van GUY CHANTEPLEURE) v Geautoriseerde vertaling van VV. H. C. 31 — Neen Phyl.... O, neen, werkelijk niet. Ik zou liet je niet kunnen aanraden, want ik ken dien verliefden, onbaatzuchtigen meneer niet En toch, 'welk ander geluk zou ik je (kunnen toewenschen, dan den naam en de bescherming van een fatsoenlek man, •die je alleen om je zelf zou liefhebben, en die je zou weghalen uit je tegenwoordige le'ven van onaangenaamheden en vernedering ? — En van wien ik niet zou houden 'dien ik niet zou liefhebben maar Iverjean! Kerjean moest eventjes lachen om de IgHoeienidei overtuiging, waarmee ze deze woorden had gesproken. — Merkwaardig, zoo als jij over de liefde Spreekt, Phylleke, zei hij zachtjes, terwijl zij in gedachten 'haar hoofd schudde. In den laatsten. tijd hel) ik veel nageC acht, hernam ze, haar mooie, langgerekte °ogen, die heel ernstig keken er* onschuldig - en om roerend bleven als van een 'bedroefd
kind ,naar Iverjean opslaande. Wanneer men zoo ruw uit het geluk en uit het gevoel van veiligheid wordt weggerukt, die voortspruiten uit moederlijke liefde en liefderijke zorgzaamheid, die altijd gereed staan om te helpen en dan gep'iaatst wordt in den toestand waarin ik nu ben, Kerjean, dan gaat er zoo veel in je om zoo veel waar aan je vroeger niet dacht O, hoe waakte men toen over me ; hoe kort is 'het nog geleden dat ik nog omringd was door de liefde van mijn pleegmoeder; hoe veilig beschermd voelde ik me daardoor tegenover de wereld! En thans sta ik alleen.... ga alleen uit en leef onder vreemden Ais je eens kondt beseffen, 'Kerjean, wat dat beteekent voor een meisje, dat opgevoed is zjo als ik alleen te zijn o, als je dat een-s wist I Tik 'ben het niet gewend. Ik bezit niet het physieke gestel — dat moet ik nu zelf erkennen — noch het uiterlijk, noch de manier van deen, die aan mijn positie past. E'n het is of de menschen raden, 'hoe alleen men staat en 'hoe weerloos men is Op straat nemen de mannen me (brutaal op, spreken me aan of volgen me, wat ze vroeger niet kondon doen.... 'Dan die geschiedenis met mijnheer Valois en pas is er weer wat gebeurd.... Eergisteren, dicht bij het Trocadéro — ik was zonder de meisjes Chardon-Pluohe — herkende me een jongmensch, die hij mijn pleegmoeder aan huis
kvvam en hield me staande Ik dacht dal het uit sympathie of belangstelling was Ik antwoordde op al zijn vragen en toen hij alles wist O, Kerjean, die manier, waarop hij me toen aai keek en mijn hand in de zijne vasthield, terwijl hij me zeide ; „Onderwijzeres ? een mooi schepseltje zoo als u!. Maar dat is eai s. bande 't Toóne^i i? er toch ook nog met alles wat er zo) bij .komt! U moet me maar eens komen opzoeken, dan praten we samen er wel eens over Een mooi meisje mag niet arm zijn" Hij was al bezig een dag en een uur te bepalen Ik weet niet goed meer wat ik heb gezegd in elk geval iets onbenulligs en banaals Ik had hein wel een klap willen geven hem ook I — Die ellendeling Ibromde Kerjean. Het is afschuwelijk en diep bedroevend. Eigenlijk is hetgeen je me vertelt een (bekrachtiging van wat ik je zoo even zei Wanneer je niet langer een arm,, alleenstaand meisje was, wanneer de bescherming van een echtgenoot Maar ze viel hem weer in de rede: — De bescherming van een man, Kerjean, dat is zijn liefde.... Ik ben heel jong en onwetend mijn ervaring van het leven, hoe 'hand het mij ook is toegeschenen, is slechts opgebouwd uit vage indrukken of on volledige gissingen.... Alles is verward in nie, zelfs mijn diepst gewortelde instincten,
die lijden en zich tegen de werkelijkheid var zetten, alsof ze er reeds door beleedigd en gekwetst zijn Begrijp je- niet dat als mon zoo ruw-weg en plotseling voelt in het. oog van sommige mannen niet anders te zijn dan een soort prooi, men een afschuw, een walging krijgt van alle andere mannen? Herinner je je nog bet prentje uit mijn kinderboek. en hoe mijn pleegmoeder zei : „Dat is om je beter te kunnen opeten, kind!" Onwillekeurig bad ze, zooals een kind dat vertelt, een zware stem opgezet en haar heldere lach, die, trots haar tranen frisah onschuldig en vroolijk klonk, werd heel langzaam minder. — Neen, heusch, Kerjean, ik heb er niet veel zin in me te laten „opeten" zei ze. Toen Kerjean glimlachte, hernam ze, weer met een ernstig gezicht: — Ik kan niet begrijpen dat een meisje de vrouw wil worden van een man, dien ze niet innig, hartstochtelijk liefheeft! Ik heb niemand lief.... en ik zal nooit meer iemand liefhebben Dus ik trouw niet.. nu weet je het! Korjean had geluisterd zonder haar in de rede te hebben willen vallen. Hij was vreemd gelukkig en verrukt over hetgeen ze zoo eenvoudig had gezegd, met die kalme beslistheid van een rein wezen. Plotseling werd hert 'hem duidelijk 'dat Phyllis teg'en liet huwelijk met den onbekenden
man — een huwelijk waarin hij zioli niet goed had ingedacht — tegen eera heiligschennis in opstand zou .komen; hij begteep dat die heiligschennis voor zijn eigen ziel, ja bijna voor zijn lichaam een marteling zou zijn geweest. Hij had wel eens gehoord van vaders, die hun dochter uithuwelijkten en die op haar even bitter jaloerse!» waren als de aanstaande eedgenoot zelf. llij dactit dat dat zonderlinge ge voel van ongerustheid niet uitsluitend voort sproot uit de banden des bloeds, aangezien het zeldzamer en in elk geval op geheel andere wijze voorkomt bij de moeders. Ook! meende hij dat dat gevoel, dat zijn oorsprong vindt in de reinste herinneringen —• en toch bijna altijd een teeken is van onvoldoende kennis van het leven en van da menschen — slechts bestaat uit bezorgdheid, die door baar eigen onmacht wordt teleurgesteld en vooral uit een ontróerenden eerbied. Het is een bewijs, dacht hij, dat men! in het jonge meisje, dat weldra echtgenoote zal zijn, nog steeds de 'heilige onschuld ziet van het kind. Hij vond dat óat geecmpliceer de, in z.ioh zelf tegenstrijdige gevoel veel overeenkomst had met hetgeen hij zelf zoo even wel niet onderging, maar waarvan hij toch een voorgevoel had. (Wordt vervolg^
"De Reisgenoote.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/08/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112136:mpeg21:p005
"Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/08/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112136:mpeg21:p005
De Centrale van Vereenigingen van Personeel in 's Rijks dienst heeft aan de nieuwe Regeering,, in den vorm van een salarisprogram, hare wenschen inzake de salarieering van het Rijkspersoneel doen kennen. Zij stelde zich daarbij op het standpunt, dat de veranderde economische toestanden met de daaruit voortvloeiende verlagingen van de salarissen en ioonen van het Rijkspersoneel het noodig hebben gemaakt, dat de Centrale haar vroeger salarisprogram aan een revisie onderwierp. Het ruwe ingrijpen door de Regeering in het salarisstelsel der ambtenaren en werklieden, heeft, volgens deze organisatie niet alleen het algemeen salarispeil ver beneden dat van het Provinciaal-, Gemeente- en Spoorwegpersoneel doen dalen, maar heeft bovendien ook de onderlinge verhoudingen der salarissen en loonen verbroken en de tractementen op grondslagen vastgesteld, die geheel afwijken van de daarover in de kringen van de bij die organisatie aangesloten Vereenigingen van ambtenaren en werklieden geldende begrippen en principes. Opgemerkt wordt, dat het aangeboden program is vastgesteld in gezamenlijk overleg met de besturen van de aangesloten organisaties en moet gelden als een poging om de grondslagen, de verhoudingen en het peil van de ,,Salarisregeling 1925" in overeenstemming te brengen met de wenschen, levende onder het Rijkspersoneel, wenschen welke gebaseerd zijn op den huidigen economischen toestand. In de inleiding van het program, dat uit twee deelen bestaat, n.l. een uiteenzetting van de grondslagen der salarieering en van de cijfers, die de gewenschte salarissen voor de tallooze ambten weergeven, merkt het Dagelijksch Bestuur op, dat wanneer de een of andere Vereeniging hare in dit programma neergelegde wenschen door toevallige omstandigheden eerder vervuld mocht krijgen dan de andere, de solidariteit haar zal dwingen mede te strijden voor de vervulling der verlangens van de aangeslotene zusterorganisaties. De Centrale stelt zich voor — mede te strijden voor de verwezenlijking van dit program — het levenspeil van het Rijkspersoneel te verheffen en te brengen op zoodanige hoogte, dat dit personeel in zijn verschillende geledingen kan leven in de maatschappelijke klasse, waarin het volgens ontwikkeling en stand moet kunnen plaats nemen. Uit den inhoud nemen we over, waar over de grondslagen voor een salarieering het volgende wordt gemeld :
De functie van den overheidsdienaar is van zuiver publiekrechterlijken aard. Dientengevolge kan zijn arbeid in 't algemeen genomen niet worden vergeleken met dien van personen van gelijke ontwikkeling, die in particuliere bedrijven werkzaam zijn, zoodat de arbeid van den ambtenaar geen marktwaarde heeft. De grondslagen, waarop de salarisregeling van het Rijkspersoneel moet rusten zijn daarom geheel andere dan voor het vrije bedrijf. Een der belangrijkste vraagstukken is wel, of het loon moet worden vastgesteld voor gepresteerden arbeid of naar behoefte. Beide stelsels hebben veel aantrekkelijks, maar zoowel aan het eene als aan het andere stelsel zijn groote bezwaren verbonden, die een onoverkomelijke hinderpaal vormen voor een streng doorgevoerde toepassing. Daarom kan slechts een salarisregeling gegrond op een tusschenstelsel dat eenerzijds tot op zekere hoogte rekening houdt met de behoefte van den ambtenaar, anderzijds met de betrekkelijke waarde van den door hen te verrichten arbeid, billijk geacht worden. Het loon moet rechtvaardig zijn; daartoe is het noodzakelijk, dat het voldoende is voor het levensonderhoud. Bij de samenstelling der salarisschaal voor den laagst bezoldigden arbeid zal alleen rekening kunnen worden gehouden met de behoefte van den ambtenaar, zoowel ter bepaling van het minimum als van het maximum van de schaal. De bezoldiging in die schaal moet in verband met den diensttijd van het minimum tot het maximum stijgen en wet op zoodanige wijze, dat rekening wordt gehouden met de stijgende behoefte van het gezin. De beginselen, waarop het fundament der salarisregeling rust, zullen noodwendig ook bij den verderen uitbouw hun invloed moeten laten gelden vooral in de lagere schalen. De salarissen zullen voor alle ambtenaren door deze beginselen derhalve door twee factoren worden beheerscht n.l. behoefte en prestatie. Naarmate de arbeid meer in waarde stijgt, zal de tweede factor in overheersching toenemen. Op deze basis heeft de verdere opbouw plaats gevonden. Daar het salaris het aequivalent behoort te zijn van de waarde van den verrichten arbeid, zijn bij de bepaling van dat salaris in aanmerking gebracht': a. de gepresteerde arbeid; b. de te stellen eischen; c. de omstandigheden, waaronder het werk verricht wordt. Voorts spreekt het programma zich uit over het minimum grondloon, den jeugd-aftrek, het maximum-grondloon, de rangsbevordering, de periodieke verhoogingen, standplaatsindeeling, gelijke bezoldiging voor vrouwelijke en mannelijke ambtenaren enz. In het "cijfer-gedeelte" zijn ongeveer 1200 functies verwerkt. Het programma zal mede dienen als handleiding bij de behandeling van de salaris-vraagstukken in de Centrale Commissie voor Georganiseerend Overleg in ambtenaarszaken en in de bijzondere commissiëh voor G. O. bij de verschillende dienstvakken. —O— HEEMSCHUT. Den heer H. Polak, lid van de Eerste Kamer,, heeft aan de Ministers van Waterstaat en van Ond., K. en W. de volgende vragen gesteld: I. Is het den Ministers bekend, dat het bestuur van de Zwijndrechtsche Waard veranderingen in het bemalingsstelsel van deze polder beraamt, door welke de oude rivierarm de Devel zal droogloopen ? II. Weten de Ministers, dat daarmede een zeer bijzonder en opmerkelijk stukje Hollandsch natuurschoon en landschapsschoon zal verloren gaan, terwijl tevens vier oude standaardmolens zullen verdwijnen ? III. Beschouwen de ministers dit niet als een ernstig verlies voor het land ? IV. Zoo ja, zijn de Ministers dan bereid stappen te doen, strekkende om, indien mogelijk, dit onheil af te wenden ? n DE KENNIS VAN HET NEDERLANDSCH. Een lezer van de „Nieuwe Ct." klaagde over de vele fouten, die in de Nederlandsche pers. ook in zijn blad, voorkomen. Het blad erkent, dat hij volkomen gelijk heeft. „En het ergste is, schrijft het, dat hij waarschijnlijk eiken dag opnieuw gelijk zal krijger, en steeds méér bewijzen van onnauwkeurig schrijven uit de bladen en ons blad zal kunnen bijeenbrengen. Wij beginnen, na eenige tientallen jaren dagelijks „geschreven" te hebben, hoe langer hoe duidelijker in te zien, dat het Nederlandsch een moeilijke taal is en dat wij voortdurend zondigen
tegen haar regelen. Gruwelijk is echter de ontdekking, dat wij nu en dan onzeker zijn over dingen, de taal betreffende, die er vroeger bij ons als ingehamerd inzaten. Mogen we, bij erkenning van schuld, ons op verzachtende omstandigheden beroepen ? Gaat het onzen collega's als ons, dan wordt het voortdurend onder de oogen zien van manuscripten met andermans taal en stijl een gevaarlijk element voor onze eigen kennis der moedertaal, hoe gering die dan ook moge wezen. Er is in de taal, die we spreken, zulk een verwording, zulk een verslapping ; er is voorts in de taal, die geschreven wordt, zooveel gemis aan vaste regels, zooveel breken met oude, wetenschappelijk vastgestelde vormen, dat wij ons, al lezende, bewegen in een geestelijke atmosfeer, die van buitengewoon gevaarlijken invloed is voor de taal, die wij daig' in dag uit, zwart op wit onzen lezers aanbieden. We hebben de beste voornemens, we willen de zuiverheid onzer taal, met al de vormen, waarin zij zich kan voordoen, hoog houden, onwillekeurig ondergaan we iets van de verslapping, die rondom ons heerscht en zoo komt het, om maar een klein voorbeeld te noemen, dat we thans soms onzen De Vries en Te Winkel moeten opslaan, omdat een voortdurend verkeerd gebruik van het geslacht der woorden, in brief en ingezonden stuk en bericht tot uiting komend, ons aan ons zelf doet twijfelen en ons doet vragen of dan werkelijk dat of dat woord, hetwelk we mannelijk of vrouwelijk meenden te zijn, inderdaad wel mannelijk of vrouwelijk is. Zoover zijn we al heen I We weten niet meer, wat we vroeaer zoo precies wisten. Nog een schrede verder en.... we zondigen met de anderen. Die ervaring maakt ons stil en nederig van hart. En we denken aan onze lagere schooljaren in het grijs verleden, toen we met ijzeren hand werden geleid door de kronkelpaden der beoefening van onze Nederlandsche taal, een hand, die niet losliet en onverbiddelijk strafte, wanneer we niet deden naar de voorschriften, noch ons onderwierpen aan de strengste regels. Ons Nederlandsch — „o mijn Neèrlandsch I" 'gelijk het bekende liedje zoo overgevoelig zingt — is in den druk gekomen, sedert er zooveel vereenvoudigd wordt. Wat we voor de beoefening der vreemde talen wél over hebben, hebben we blijkbaar voor de onze, ons eigen Nederlandsch niet over. We verwaarloozen tijden en wijzen en geslachten, we verbreken onzen gezonden, stevigen zinsbouw tot slappe, onvaste stukken en van de kloeke, duidelijke taal met haar stevig gebinte blijft slechts over een waggelend iets, waaraan het geslacht van heden dag na dag een steunsel ontneemt. En zoo is het mogelijk, dat wij de gerechtvaardigde berisping- kunnen ontvangen van een courant te zijn, welker taal vele fouten herbergt." ARBEID IN BROODBAKKERIJEN. De Minister van Arbeid, Handel en. Nijverheid heeft: A. vergund, dat in broodbakkerijen in alle gemeenten des rijks, waarin ter viering van den feestdag van Maria Hemelvaart op Zaterdag 15 Augustus geen arbeid wordt verricht: I. door hoofden of bestuurders en bakkersgezellen, in afwijking van het bepaalde bij artikel 35, tweede lid, der Arbeidswet 1919, bakkersarbeid wordt verricht op Vrijdag T4 Aug. van 12 uur middernacht af, met dien verstande, dat — voor zoover betreft broodbakkerijen, voor welke een vergunning, als bedoeld in art. 37, eerste lid, der Arbeidswet 1919, is verleend — reeds op Donderdag 13 Augustus om 10 uur des namiddags met arbeid, bestaande in het gereedmaken van deeg en ovens, mag worden aangevangen ; II. in afwijking van het bepaalde bij artikel 40, eerste lid, der Arbeidswet 19T9, de werktijd der bakkersgezellen, die op Donderdag 13 Augustus tusschen 10 uur des namiddags en 12 uur middernacht voorarbeid verrichten, op dien dag ten hc-cgste 10 uren bedraagt en de werktijd der bakkersgezellen, die op Vrijdag 14 Aug. lusschen 12 uur middernacht en 6 uur des voormiddags bakkersarbeid verrichten, op dien dag eveneens ten hoogste 10 uren bedraagt, met dien verstande, dat een zelfde gezel slechts op één dier dagen langer dan 8 uren mag werken, tenzij alsdan gebruik wordt gemaakt van het bepaalde bij artikel 35, tweede lid, onder b, der Arbeidswet 1919 (couponboekje); B. hoofden of bestuurders van de onder A genoemde ondernemingen er aan herinnerd, dat: le. zoolang van de vergunning gebruik wordt igemaakt, uit een naast de arbeidslijst opgehangen geschrift op duidelijke wijze moet blijken, hoe de werkuren ovei de verschillende
dagen der week worden verdeeld ; 2e. aan een bakkersgezel, die tusschen ft uur des namiddags en 6 uur des voormiddags bakkersarbeid verricht, onmiddellijk vóór dei» aanvang van zijn arbeid, die geheel of gedeel* telijk tusschen die uren is gelegen, een onafgew broken rusttijd van 10 uren moet worden ge* geven.
"BINNENLAND. SALARISHERZIENING RIJKSPERSONEEL.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/08/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112136:mpeg21:p005
HET KORENGEWAS EN DE OPBRENG* STEN DAARVAN OP ZANDGROND IN DRENTHE. (8 Aug.). — Als men aan eene nimmer beschreven geschiedenis van het volksleven in Drenthe denkt, dan zou de korenteelt hierbij een belangrijke plaats moeten innemen, omdat zij in zoo nauw verband staat met het volksbestaan in deze provincie. Zoolang de veenboekweitcultuur in Drenthe bestond, gaf zij eene belangrijke aanvulling in het jaarlijks tekort aan rogge. Door den overvloed van boekweitstroo, dat meestal in de stalmest terecht kwam, werden de korenesschen in behoorlijken staat van vruchtbaarheid gehouden. Maar toen omstreeks 1860 de veenboekweitteelt voleindigd was, gingen de korenesschen in vruchtbaarheid snel achteruit. Vóór 1800 — zoo werd ons medegedeeld —* was de winterroggeopbrengst in gemiddelde jaren 4 spinden per hok van 2 schoven. Men had toen nog veel de oude inhoudsmaten van vóór 1816 in gebruik, zoodat een spint was 4 Liter, een mud (of H.L.) 16 spinden, bij da nieuwe inhoudsmaten 20, zoodat een spind waa V 2 schepel of % D L. Dat waren goede oogsten, die men van 1860 tot 1868 niet meer had. In dat laatste jaar, bekend als het droogste van de 10e eeuw, waarin vóór Sint Jacobi al het koren was ingeoogst, kon men weer van 15 tot 18 L. per korenhok halen. 1869 was ook een jaar met een behoorlijke opbrengst, maar na 1870 werd het gewas zóó slecht, dat de kleingeestigen voor eene hongersnood in Drenthe vreesden, temeer wijl de aardappelziekte oorzaak van een half gewas was. Toen was het voor den arbeidenden stand in Drenthe een geluk dat men hier zooveel keisteenen bezat die uitgevoerd werden. Vóór 1880 kwamen de eerste landbouwieeraars, hier wandelleeraars genoemd, in Drenthe, en een hunner, de heer Corten uit Limburg, verkondigde ons, dat de Drentsche korenesschen gemiddeld 18 H.L. winterrogge per H.A. in dat jaar hadden opgeleverd. Dat was, volgens de meening der boeren als toehoorders, te hoog opgegeven. 4V 2 mud rogge per mudde lands oogstte men hier niet. Al het land gaf niet het dubbele van het zaaikoren terug. Een arbeidersgezin moest het heele jaar van den bakker gekocht brood eten en men at daar bijna altijd zwart roggenbrood, waarvan ons 52 cents per 4 K.G. als den hoogsten prijs bekend is, terwijl de laagste prijs in de jaren van 189(1 tot 1900 eenmaal was 22 cents. Doch als een boer met korengewas het. heele jaar zijn brood zou moeten koopen van den bakker, dan „wa3 het mis" met zijn bedrijf. De landbouwleeraar had ons gezegd, dat 28 H.L. per H.A. was het gemiddelde roggegewas in Nederland, en spoorde aan om tot zoodanige teelt op te wekken. En nu werd er met den heer Costen gesproken over de vermeende „ziekte der esschen", waarop de geachte spreker geen raad wist. In de jaren waarin de heer Elema als landbouwleeraar in Drenthe verscheen en de heer Hasselmans als zoodanig opvolgde, brachten wij het op proefveldjes onder toezicht van den heer E. tot 28, zelfs tot 30 H.L. per H.A. Voor die veldjes werden verschillende soorten veredeld zaaikoren gezonden, waaronder ook de Petkuser rogge, waarvan toen niet verwacht werd, dat die eenmaal voor de korenteelt in Drenthe van zoo groote beteekenis worden zou als zij nu is. Wijlen ds. Lieftinck te Odoorn had het met Sint Jans rogge geprobeerd en daarvan op vruchtbare gronden eene zeer verhoogde op*, brengst verkregen. Maar de eschgronden waren voor de teelt van dat gewas niet geschikt en alleen op de allerbeste gronden was met deze korensoort iets te bereiken. Toen de esschen in vruchtbaarheid zeer veel waren verbeterd door de aanwending van kunstmest, begonnen sommigen met Petkuser rogge op hunne beste gronden. Maar eene verbetering daarvan voor de korenteelt als wj" nu kennen, werd daarvan niet verwacht, omdat
ëe oude inheemsche rogge nog zoo overheerfichend was, dat het stuifmeel daarvan in der bloeitijd het Petkuser gewas bedierf en men over twee, drie jaar weer de oude soort zou hebben verkregen. Het middel tot eene duurzame verbetering dat wij nu kennen, was toen bij het volk niet bekend, en bestond hierin, dat de oude inheemsche rogge geheel door de oorspronkelijke Petkuser werd vervangen, en dat men in het voorjaar geen enkelen akker rogge mocht voorbijgaan met den zak waarin chilisalpeter was. Zes, zeven jaar geleden zagen wij nog zulke voor ehilibemesting vergeten akkers, die een bedroevend figuur maakten tusschen de andere akkers in. Geen akker, behoorlijk vruchtbaar of schraal, van een boer of arbeider, wordt meer vergeten, nadat er in den voorgaanden herfst bij den zaai phosphoren kalimest is aangebracht. Petkuser rogge, hetzij eene derde of volgende generatie, is algemeen, en geen stuifmeel van inheemsche rógge doet er thans nog schade aan. — In sommige Drentsche dorpen en gehuchten heeft men nog inheemsche rogge. En hoeveel obgsten wij nu? De 32 tot 35 H.L. per H.A. werden hier voor den oorlog reeds bereikt, en toen de kunstmest na den oorlog aanmerkelijk in prijs daalde en er telkenjare weer origineele of Petkuser rogge als zaaikoren werd aangevoerd, speciaal voor den teelt van zaaikoren, kwam men boven 40 H.L per H.A., terwijl in dit jaar van twee akkers op den korenesch te Borger, zamen % H.A. waarvan het gewas reeds gedorschen is door de machine, vernemen dat werd verkregen 26 H.L. rogge, hetwelk is gelijk aan 52 H.L. per H.A. Het zal blijken dat er meer zulk korengewas is, wanneer de machine maar eens eenige dagen gewerkt heeft. Verreweg het meeste koren staat thans in mijten op het land, voor de machinebewerking, en er is weinig in de schuren gebracht, zoodat de eene boer dus in den wintermorgen den an der niet meer wekken zal uit den slaap, als het korendorschen zou beginnen zooals vroeger. — Er zullen weer minder gunstige korenjaren komen dan nu, maar Drenthe heeft insake de korenteelt zooveel geleerd dat, voorbehoudens hagel- en andere schade, geen terugkeer tot 18 H.L. per H.A. weer te verwachten ts. BARGER-OOSTERVELD. MOND- EN KLAUWZEER (13 Aug.) — Onder het vee van den landbouwer W. M. te door den Rijksveearts H. J. Vrielink tg Emmen, mond- en klauwzeer geconstateerd. GEEUWENBRUG. AUTO-ONGEVAL (13 Aug.ï — Toen Woensdag een anto den Rijks^trtatweg paseeerde, sprongen nabij de Vevesluis plotseling' twee banden. Het gevolg was, dat de bestuurder het stuur niet meer meester 'vn< ïoodat de auto in de tramrails terecht kwam en even verder met een kalm gangetje tegen een boem opbotste. Later bleek, dat alles vrij goed was afgcloopen. ,
NIEUW-BUINEN. SCHOOLVERZUIM (14 Aug.) — Onderstaand aidres is beden aan den heer Inspecteur van het L. O. ifi de inspectie Borger en aan B. en W. der gemeente Borger verzonden : Ondergetee-keiulen, allen leden van de conrmissie tot wering van Schoolverzuim te Nw.Huinen, hebben de eer het volgende onder Uwe aandacht te brengen; In hunne vergadering van den 5en dezer was er een punt *an bespreking ingezonden door de c. t. "w. Tan schoolverzuim te Drouiwenerveen en Drouwenermond over: of onze commissie aic-h er mede kon vereenigen om gezamenlijk een verzoek te richten aan U over de regeling der vacantiën va.n de openbare en bijzondere scholen in deze gemeente. Na het voor en tegen besproken te hebben, was de commissie het er over eens, dat, in dien zulks nog mogelijk is, dit jaar er verandering in gebracht dient te worden; en mocht het onverhoopt niet meer kunnen, dan er bij u op aan te dringen voor het volgende jaar de regeling zoodanig te maken, dat «r meer vacantie in het najaar en minder in Juli—Auguctus plaats heeft. Want wat toch Is het geval. In den tijd Tan het aardappelroeien nemen zeer vele ouders hunne kinderen mede naar het land en plegen willens en wetens schoolverzuim, om door de kinderen hun weekloon eenigsxins te vermeerderen (waar in deze tijden niet veel tegen is in te brengen, daar de arbcidsloomen niet hoog zijn en veel werkloosheid heerscht). Wanneer u er zich mede kon vereenigen, dat de vacantieregeling zoodanig werd, dat
dat er alle reden bestaat bij u aan te dringen om de regeling te wijzigen. Redienen waarom zij dan ook met alle vrijmoedigheid U in overweging geven de va<"aniieregei:rg zoodanig te ,wijzigen, als door haar is aar gegeven. (Was gel). P. Teters^n, J. I.rtjs?, G. Haikeos, E. Bos. E. Buur, II. J. Hommes, 1.. Folkers, H. Koops. NIKI 'W-WEERDINGE. NIEUWE STANDPLAATS (14 Aug.) — Door den Minister van Just'tie is a»nw«b»H tot Rijksveldwachter Sabe Tolner, oud-marechaussee, wonendie te Foxwolue igeni. iw-acu) en als standplaats aangewezen Nieuw-Weerdinge (9e district). OnOOKN. TET OP DE VERKEElRSREGELEN (13 Aug.) — Door den rijksveldwachter alhier is telgen verschillende bestuurders van motoren en automobielen procesverbaal opgemaakt, wegens het niet geven van een signaal in ons dorp op den heek van den straatweg naar Exloo. Daar deze hoek een zeer gevaarlijke bocht is en het uitzicht aldaar geheel belemmerd is, is het toe te juichen, dat aan dezen lerkeersregel streng de hand wordt gehouden. HERTEN (13 Aug.) — Dezer dagen werden in de Staatsbossehen nabij ons dorp een paar kleine herten gezien. Voor eenigen tijd werden aldaar 2 ouden waargenomen. Voor heeren jagers geen onaardige mededeeling. PESSE. MISGESTAPT (13 Aug.) — Bij het van den wtagen stappen, kwam de vrouw» van den landbouwer Bork te Oostering—Pesse, zoodanig te vallen. dat ze haar been in erge mate kneuisde. Vermoedelijk zal ze nog al eenigen tijd gedwongen rust moeten nemen. DE JACHT (13 Aug.) — Het a.s. jachtseizoen belooft voor de heeren jagers nog al goed te zullen worden. De patrijzen worden hier in talrijke en groote koppels aangetroffen. SPIER. DE BOUW AFGELOOPEN (13 Aug.) — De bouw is hier ook zoo goed als afgeloopen. De opbrengst van den oogst 1925 viel wel mee, vooral stroo Ss er veel. Door het legeren der rogge ging dit jaar het bewerken niet vlug. De aardappels staan er ook best voor, en leveren dit jaar zeker een ruim beschot. Ook de haver was dit jaar best te noemen. Zoowel het stroo als de korrelopbrengst is ruim bevredigend. SCHOONEBEEK HET JACHTVELD (13 Aug.1 — De commissie voor het verhuren van het jachtveld te Oud-Schoonebeek, h.ad gisteravond een vergadering belegd met grondgebruikers. De opkomst was klein. Het resultaat is geweest, dat de. comm'ssie een machtiging zal trachten te verkrijgen om het jachtveld te mogen verhuren aan de jagers te Oud-Schoonebeek volgens de instructie door de landbouwvereeniging aan de commissie verstrekt.
DE ZUIVELFABRIEK (13 Aug.) — Dooide Coop. Stcomizuivelfabriek „St'hoonebeek' alhier, werd een nieuwe ondermelk-pasteur aangekocht. Ze werd betrokken uit Denemarken, door tusschenkomst van de firma J. H. W. van der Ploeg, Groningen. VEEVOEDERVER VOER (13 Aug.) — Het vervoer van veevoeder vanaf spoor en tram. naar de Coop. Malerij, werd voor één jaar weer uitbesteed aan W. Dorgelo Jr. te Schoonebeek. i ZWEELOO. KOEIEN DOOR DEN BLIKSEM GETROFFEN (11 Aug.) — De onweersbui van gisteren, waarvan wij reeds melding maakten, heeft nog meer ongelukken veroorzaakt. Toen nl. de landbouwer E. Jacobs te 'Meppen 's morgens in het land kwam om zijn koeien te melken, vond hij daar een nieuwmelkte koe en een pink beiden door het onweer gedood. HET PERSONEEL BIJ DE DORSCHMACHINE (11 Aug.) — De vaste arbeiders bij de coöp. dorschmachine werkzaam A. Bening, W. Brinks en J. Bults, die allen door huiselijke omstandighedx moesten bedanken, zijn vervangen door L. Brouwer te Benneveld, J. Koops te Aalden en J. Oldejans te Wezuperbrug. ONVOORDEELIGB DAG
"UIT DE PROVINCIE. BORGER.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/08/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112136:mpeg21:p005
Voor één der mooie, groote gebouwen van een provinciestad zat een teekenaar, temidden van nieuwsgierigen uit te beelden een poortje van dat gebouw, een Groote Kerk. Eén der toeschouwers maakte de opmerking dat daar een Meester aan het werk was. En inderdaad was dat zoo. Dat was geen gevoelloos teekenwerk, neen, op Meesterlijke wijze gaf die kunstenaar weer, het bezielende bouwwerk, hij legde er in het schoone idealisme, dat de bouwers van dat poortje moet beheerscht hebben bij hun werk. Hij gaf weer de religie die leeft in dat kunstwerk, dat daar staat als een zwijgend monument, gebouwd ter eere Gods. Veel wordt er gebouwd, maar te veel worden er huizen en gebouwen opgericht, waar niet in ligt een idealisme. Te veel zijn het practische werken alleen, die beantwoorden aan de moderne eischen vart onzen vermaterialiseerden tijd. De schoonheidscommissies worden door vele bouwkundigen aangezien met booze oogen; zij zien in hen vijanden, die hen belemmeren in hun werk en winst. En toch, al is het oogenschijulijk, dat de schoonheidscommissies tegenwerken, zij zijn het toch, die den bouwkundige den weg wijzen, om hun werk op hooger niveau te brengen, om daarin te behouden, of opnieuw te leggen iets van de religie der bouwkunst. Gelijk in de bouwkundige wereld veel verloren is gegaan van het bezielende bouwen, zoo is daar ook in onze tegenwoordige beschaafde wereld veel verloren gegaan, van de religie der ziel. Druk en woelig is het leven, veel wordt er genoten, mooier en geriefelijker wordt alles gemaakt. Vroolijk en feestvierend is de menschheid, en toch en toch is alles leeg en hol. In al wat de moderne wereld aan genoegens biedt, is niets of bijna niets van de bezielende kracht, die 's menschen doen en laten op hooger niveau plaatsen. Velen trekken zich terug van dat uiterlijke leven, dat niet bevredigend is. In hun ziel is het heimwee naar de religie in de samenleving. Zij gaan in de eenzaamheid om daar te vinden de kracht des levens, die zij straks willen uitdragen in de materialistische wereld, opdat datgene, wat tijdelijk is, vervuld zal worden van den geest van het Eeuwige, de religie. Zij zijn medebouwers aan den tempel der Schoonheid en Liefde, den tempel des Heelals. Mogen zeer velen zich aangegrepen gevoelen door het heimwee naar de religie der ziel, dan kan het zijn, dat uit dit geslacht, dat zich waagt op den rand van den afgrond, den afgrond van het materialisme, een nieuw geslacht opbloeit, dat leeft en werkt ter eere Gods. M. N. Z.
"Bouwen.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/08/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112136:mpeg21:p005
Toen Mussolini in het schoone Italië zijn zwarthemden mobiliseerde en zijn tegenstanders met wonderolie bewerkte, waren er voor dat optreden verschillende redenen aan te voeren, aldus lezen we in de Arnh. Crt., welk (blad vervolgt: In de eerste plaats strookt een zwart hemd met de zindelijkheidsprincipes van een groot deel der Italiaansche natie, in de tweede plaats houdt men in het land der vendetttn van oudsher van krachtig werkende middelen en in de derde plaats dreigde het door den oorlog verarmde Italië ten onder te gaan aan de bolsjewistische propaganda, zooals Rusland, Beieren, Hongarije reeds voordien ten onder gegaan waren. Mussolini's politiek was aanvankelijk niets dan een gerechtvaardigde poging tot zelfbehoud van een groep der bevolking, die het land den ondergang tegemoet zag snellen. Dat deze politiek later totaal van karakter is veranderd doet niets ter zake. Een feit blijft het, dat het optreden der fascisten Italië hoogstwaarschijnlijk op een zeer kritiek oogenblik gered heeft van een bodemlooze poel vol ellende. Maar juist omdat het optreden van Mussolini zoo volkomen strookte met den aard van het Italiaansche volk, dat — in overweldigende meerderheid analphabeet niet in staat was zijn eigen lot te bestieren en juist omdat dit optreden zoo te juister tijd kwam, treft ons te meer het bericht, dat dezer dagen onder leiding van Jhr. de Beau. fort, wonende op het kasteel Maarsbergen, „De Eerste Nederlandsche Fascistenorganisatie"
is opgericht, waarbij zich een 9-tal afdeelingen van het Verbond van Actuaüsten heeft aangesloten. Het is wel opmerkelijk, deze stichting van de Nederlandsche Fascistenorganisatie op het oogenblik, dat 'Minister Colijn het roer van Staat in handen neemt, op het oogenblik, dat Nederland voor het eerst in langen tijd weer op een sluitende begrooting kan wijzen, op het oogenblik, dat handel' en industrie weer herleven, getuige de cijfers van Rotterdam's havenverkeer, getuige ook de maandelijksche staten der Rijksinkomsten. Dat er in ons land iets bestaat, vergelijkbaar met het bolsjewistisch gevaar, waaraan Italië vóór Mussolini was blootgesteld, zal wel geen verstandig mensch in ernst beweren, nadat juist bij de onlangs plaats gehad hebbende verkiezingen de ineenstorting der communistische partij zoo duidelijk is gebleken. Daar een 'Hollander bovendien een afschuw heeft van een zwart hemd en de mobilisatietijd, toen vele militaire doktoren iederen zieke, ook al had hij doorgeloopen voeten, met wonderolie cureerden, hem voor eeuwig een tegenzin tegen deze overigens zoo nuttige medicijn heeft ingeboezemd, vragen wij ons af wat ter wereld die Nederlandsche Fascisten eigenlijk denken te bestrijden en op welke wijze zij dien strijd zullen voeren. Of zal hun actie beperkt blijven tot een strijd tegen ons huidig 1 parlementair stelsel met zijn volks-vertegenwoordiging ? Zullen zij de komst voorbereiden van den „sterken man ', die eenmaal verwacht wordt als e?n modernen 'Messias ? Ook dan zal hun strijd vruchteloos blijken, want aan sterke mannen heeft de Hollander, die meent, dat hij evengoed als Colijn geschikt is voor Ministerpresident, gruwelijk het land, even gruwelijk als aan wonderolie.
"UIT DE PERS. DE NEDERLANDSCHE FASCISTEN.". "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 1925/08/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000112136:mpeg21:p005