De bruidegom werd door zijn eigen patroon ingezegend. Woensdagmorgen werd in de Regentessekerk te Den Haag het huwelijk ingezegend van George van der htraaten, Kamerbewaarder van Minister Prof. Dr. "J. R. Slotemaker de Bruine, en M aria \Voxies._
Provinciale Drentsche en Asser courant
- 12-04-1929
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Provinciale Drentsche en Asser courant
- Datum
- 12-04-1929
- Editie
- Dag
- Uitgever
- van Gorcum
- Plaats van uitgave
- Assen
- PPN
- 398540756
- Verschijningsperiode
- 1851-1962
- Periode gedigitaliseerd
- 2 juli 1870-30 december 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Drents Archief
- Nummer
- 86
- Jaargang
- 106
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
De bruidegom werd door zijn eigen patroon ingezegend. Woensdagmorgen werd in de
Gemengde Berichten.
KELLOGG OPVOLGER VAN HERRICK? Kellogg heeft een bezoek gebracht aan den Franschen minister-president Poincaré. Des ochtends had Kellogg een onderhoud met de Amerikaansche deskundige Owen Yen. De Officieuse Excelsior meent te weten dat Kellogg opvolger zal worden van den overle EEN HAVENARBEIDER OPEREERT ZICH-ZELF. De 63-jarige havenarbeider Hansen te Kopenhagen heeft zich zelf door zijn tegenwoordigheid van geest het leven gered. Tijdens zijn maaltijd >,verslikte" hij zich, kreeg eten in zijn luchtpijp en was op het punt den verstikkingsdood te sterven. Met groote tegenwoordigheid van geest bracht hij zich-zelf op de plaats, waar het voedsel was blijven steken, drie sneden in den hals toe met zijn zakmes, waardoor hij weer lucht kon krijgen. Spoedig daarop werd hij door een arbeider gevonden, die onmiddellijk den geneeskundigen dienst waarschuwde. Hansen werd naar het ziekenhuis vervoerd. Zijn toestand is ondanks het bloedverlies bevredigend. De doktoren zijn vol bewondering voor de koelbloedigheid van Hansen en verklaren, dat hij precies dezelfde operatie bij zich-zelf in practijk heeft gebracht, die ook door doktoren in een dergelijk geval had moeten worden gedaan. AUTOBUS IN EEN AFGROND GEZAKT. In de nabijheid van Madrid is een overvolle autobus in een afgrond gestort, bij het uitwijken voor een anderen wagen. Alle 22 passagiers werden — deels ernstig — gewond. —n - JEANNE D'ARCS VIJFDE EEUWFEEST. Men weet dat gedurende eenige maanden, telkens op een ander punt in Frankrijk, het vijfde eeuwfeest van Jeanne d'Arcs tocht naar Chinon wordt herdacht. Heden en morgen zal de herdenking te Parijs geschieden in den vorm van een getrouwe historische reconstructie van de vreugde, waartoe in 1456 de aankondiging van Jeanne's rehabilitatie aanleiding gaf. Ongeveer 2500 personen zullen medewerken aan het feest, dat in het Grand Palais zal worden gehouden, — den eersten avond in tegenwoordigheid van president Doumergue. Het Grand Palais zal voor deze gelegenheid in een groot plein in het Parijs van 1456 worden herschapen, waarop burgers en burgeressen, kinderen, kooplieden en grand seigneurs dooreenkrioelen, totdat herauten de herziening van het vonnis en de rehabilitatie van Jeanne d'Arc aankondigen. Het groote feit wordt met volksfeesten, een steekspel en een allegorische optocht gevierd. Een optocht, waarvan de figuur van Jeanne d'Arc zelf het middelpunt zal vormen, besluit het feest. Jeanne d'Arc wordt door Mlle. Molitor uitgebeeld, terwijl de hertog van Trémoille zelf zijn vermaarden voorvader zal „reincarneeren". Uit alle Fransche provincies zullen vertegenwoordigers aan het feest deelnemen. UIT DUITSCHLAND. Volgens de Berliner Zeitung is Hindenburg er zeer mee ingenomen dat het crisisgevaar geweken is en dat men er in geslaagd is een basis voor de regeering te scheppen, welke stabiliteit belooft Het was de vurige wensch van Hindenburg, dat er thans een eind kwam aan het geharrewar en dat de partijen, die in dezen Rijksdag verantwoordelijk voor de regeering zijn, zich definitief aaneensluiten. HET NIEUWE POOLSCHE KABINET. De Poolsche minister-president Bartel heeft een langdurig onderhoud met den president deirepubliek gehad en in verband daarmee weet de Express Porany te melden, dat dit onderhoud tot definitieve besluiten inzake de kabinetsvorming heeft geleid. De officieele benoeming door den staatspresident zou heden of uiterlijk morgen zijn te verwachten en het nieuw te benoemen kabinet zou waarschijnlijk als volgt worden samengesteld : minister-president dr. Switalski: minister van binnenlandsche zaken generaal Skladkowski; minister van buitenlandsche zaken Zaleski; minister van oorlog maarschalk Pilsoedski; minister van justitie Car ; minister van financiën generaal Gorecki; minister van Arbeid overste Szrednicki; minister van posterijen majoor Solakiewics ; minister voor verkeerswezen Kuehn ; minister voor nijverheid Roedowski en minister van landbouw Przedski. BELANGRIJKE JOURNALISTIEKE BETREKKINGEN IN HANDEN VAN FASCISTEN. Het plaatsingsbureau der Italiaansche journalisten heeft Woensdag onder voorzitterschap van Turatti zijn eerste zitting gehouden. Voor alles werd het principe vastgesteld, dat belangrijke, leidinggevende betrekkingen in de pers in handen moesten komen van vertrouwde fascisten. Zoo de directeursplaatsen, de chefredacteurs, de binnen- en buitenlandsche verslaggevers, de parlementaire verslaggevers en de overige politieke medewerkers. Het bureau heeft verder de journalistenvakvereeniging herinnerd aan de wetsbepaling, dat de beroepsjournalisten geen andere beroepen mogen uitoefenen naast de journalistiek. —n— CRISIS OP FILMGEBIED IN FRANKRIJK. Als represaillemaatregel tegen de nieuwe Fransche filmwet betreffende de contingeering van den buitenlandschen filminvoer, hebben de Amerikaansche filmondernemingen, welke in Frankrijk vertegenwoordigd waren, hun zakelijke relaties met de Fransche bioscooptheaters afgebroken. Hiermede zal Frankrijk voorloopig verstoken blijven van Amerikaansche filmnoviteiten, terwijl de bladen hun reclamecontracten verbroken zien en het Fransche personeel dier Amerikaansche vertegenwoordigers ontslagen ls.
DAGSPREUK:
Hoofd en hart zijn tweelingen; zorg üat geen van beide in zijne rechten verkort worde.
BUITENLANDSCH OVERZICHT. DE BRITSCHE VERKIEZINGEN.
Omtrent den Engelschen verkiezingsstrijd is niet bijzonder veel nieuws te vermeiden. Alleen dat lord Grey in den Liberalen Raad een rede heeft gehouden. De Liberale Raad is een genootschap, dat in 1927 is opgericht door oud-aanhangers van Asquith, die met het leiderschap van Lloyd George niet mee wenschten te gaan. Lord Grey zeide, dat de reden van bestaan van den Liberalen Raad ook nu nog niet vervallen was,, maar dat de partij aan den vooravond van een algemeene verkiezing haar interne meeningsverschillen op zij moest zetten en onder één leider en volkomen" eensgezind den strijd moest ingaan. De Liberale partij moest op een groot aantal kiezers hernieuwde aantrekkingskracht uitoefenen, zeide hij, omdat zij aan den eenen kant staat tegenover de Conservatieven, die met hun wet tot bescherming der industrie de protectie wel door een achterdeurtje willen binnen halen, en anderzijds tegenover de Arbeiderspartij, die in geval van een voldoende meerderheid in 't Lagerhuis zioh z.i. niet zou ontzien om allerlei socialistische leerstellingen en stokpaardjes een kans te geven, tot schade voor den handel, de scheepvaart en de credietwaardigheid der natie. Hieruit blijkt dus wel, dat men in het Liberale kamp in Engeland niet bijzonder gerust over de a.s. verkiezingen is en dat er alles op wordt gezet om zoo sterk mogelijk voor den dag te komen. Inderdaad is het, zooals wij reeds uiteenzetten, voor de Liberalen dit keer moeilijk. En interessant is te vernemen wat H. R. Shaw in een uitvoerige beschouwing in het Haagsch Maandblad, over de Britsche verkiezingen zegt. Vijf jaar, zoo zegt hij, dat wil dus zeggen, gedurende den vollen wettelijken levensduur van het Lagerhuis, hebben de Engelschen (namelijk de Engelschen, de Schotten en de inwoners van Wales) een regeering gehad, aan welker hoofd een man staat, dien zij waardeeren, zonder hem te begrijpen. Er zijn heel wat menschen — en vele daarvan behooren niet eens tot de Conservatieve partij — die den Conservatieven eersten minister, den heer Baldwin, zeer hoog schatten ; doch slechts weinigen verstaan hem. En vijf jaar lang heeft deze weinig politiek aangelegde persoonlijkheid toch aan het hoofd van het Britsche parlement gestaan. Het is geen groot politicus, maar men mag hem graag als mensch. Dat is de politieke opinie over Baldwin en die opinie is juist. Vijf jaar lang heeft deze man met een degelijk karakter, maar een niet-politiek aangel egden geest het wel en wee van Groot-Brittannië in handen gehad. En het resultaat is, dat het land nog ongeveer even ver is als het was, toen hij zijn portefeuille aanvaardde. Gedurende de laatste vijf jaar is Engeland steeds verder gegaan door het duistere dal van industrieele depressie; tienduizenden, krachtige, gezonde mannen zijn tot werkloosheid gedoemd gebleven en hebben het leven gerekt dank zij de demoraliseerende ondersteuning van den Staat. In den loop dezer vijf jaren heeft Engeland met karakteristieke kalmte en gelijkmoedigheid de scherpe crisis doorstaan van een algemeene staking die, naar sommigen beweerden, niets anders was dan een beweging ten bate van de zwaar getroffen kolen-industrie, doch die door anderen werd gebrandmerkt als een schandelijke aanslag op het leven van een ordelijke regeering. Alles in aanmerking nemende zou men mogen zeggen, dat een regeering, die zich in zulke zware jaren staande heeft weten te houden, het land goed heeft gediend en wel waardig is, nog een zittingsperiode aan te blijven, in de verwachting dat zij het er beter af zal brengen, indien de omstandigheden haar gunstiger zijn. Maar, zoo vraagt Shaw, had de regeering niet meer resultaat kunnen bereiken ? Heeft zij wel reden om met voldoening te zien op haar bewind, nu Engeland nog steeds meer dan een millioen werkloozen telt en de troonopvolger een beroep moet
doen op de publieke weldadigheid om de kolen-industrie te hulp te komen ; nu de gansche nijverheid, in stede van krachten te kunnen vergaren om zich opnieuw te ontplooien, gebukt gaat onder ontzettend zware belastingen ? Kan de Conservatieve regerring een beroep doen op de kiezers, terwijl dezen weten, hoe het er voor staat ? Maag zij verwachten dat zij desondanks in Westminster zal terug'keeren ? Kan de regeering tot haar verdediging aanvoè'èn dat — waar het land zelf haar verhinderde om de beschermende rechten in te voeren, die volgens de Conservatieven hèt universeele geneesmiddel zijn voor alle industrieele kwalen — zij alles hèeft gedaan wat in haar vermogen was en dat geen enkele andere regeering het er beter af had kunnen brengen? En verder : wat stelt de Britsche Conservatieve regeering zich voor het land aan te bieden, om een hernieuwd votum van vertrouwen te motiveeren ? Daar is in de eerste plaats de begrooting, zoo gaat Shaw dan verder, de laatste begrooting vóór de verkiezingen, welke alle kanseliers van de schatkist altijd zoo aantrekkelijk mogelijk probeeren te maken, de „etalage-begrooting", die den schijn moet wekken dat de aftredende regeering de verstandigste en heilzaamste regeering is, die ooit de politiek heeft gesierd. Maar wanneer Baldwin met deze begrooting in de ééne hand komt — zal hij met de andere hand aanbieden wat bekend staat onder den naam van de „de-rating bill", een maatregel ter moderniseering van een verouderd belastingsysteem met het doel de lasten der nijverheid te verlichten en zoodoende de werkloosheid te verminderen. Een maatregel die ongetwijfeld voor het land van het allergrootste belang is en niet nalaten zal vele kiezers ervan af te houden op Labour te stemmen. Daar komt nog bij, dat de Liberalen en Conservatieve Lagerhuiscandjdaten al hun best doen om hun kiezers de overtuiging bij te brengen, dat een Labour-regeering gelijk zou staan met een totalen ondergang van het land F Daartegenover staat echter, zoo merkt Shaw op, dat Engeland reeds een Labour-regeering heeft gehad, zonder dat de wereld is vergaan ï Maar de Labourpartij zal dit keer, volgens den schrijver van het hier aangehaald artikel, niet weer als toen een resreering willen vormen. Het was destijds een minderheidsregeering. Daarvoor past Labour dit keer. Zij wil wel weer de ministers-zetels bezetten, maar dan naast de waardigheid, ook de macht, dus de meerderheid, hebben. Dat de komende verkiezingen een tweede Labour-regeering zouden geven, durft Shaw niet te voorspellen. Maar, zoo gaat hij verder, wie aan den anderen kant wil beweren, dat het onmogelijk is, dat er een tweede Labour-regeering komt, zou vrijwillig de oogen sluiten voor feiten, die ieder kan opmerken. Noch de Conservatieven, noöh Labour zullen wellicht in Westminster terugkeeren met een absolute meerderheid en in dat geval zal de nieuwe regeering afhangen van de Liberalen. Er bestaat geen re.len om aan te nemen, dat de Liberalen op zich zelf inet een meerderheid uit de stembus zullen komen en volgens Shaw is er geen twijfel aan of de Conservatieven zullen, na vijf jaar aan het roer te zijn geweest, zetels verliezen — misschien wel honderd, misschien nog meer. De Socialisten daarentegen zullen z.i. zeker zetels winnen ; de Liberalen waarschijnlijk eveneens. En wanneer nu de Conservatieven en Labour na de verkiezingen ongeveèr tegen elkaar opwegen, is de houding der Liberalen in het Lagerhuis van groot belang. Want kunnen zij niet hopen, dit keer een eigen regeering te vormen, zoo zullen zij het toch in hun macht hebben de regeering van een der andere partijen ten val te brengen. Zij zouden zelfs met een der andere partijen en coalitie kunnen aangaan. En daarom is, volgens Shaw, een Labourregeering, aan het bewind gebracht door de Liberalen, in Engeland nog geenszins een onbestaanbaarheid.
BINNENLAND. DE UTRECHTSCHE DOCUMENTENZAAK.
Dr. P. H. Ritter heeft zich Donderdag opnieuw met een open brief tot den Minister van Financiën, voorzitter van den Ministerraad, gewend, waarin hij dezen allereerst zijn eerbiedigen dank betuigt voor
het antwoord, dat hij hem wel heeft willen geven. Vervolgens zeD hij recht de in zijn eersten brief geconstateerde onjuistheid betreffende het vragen van een onderzoek. Op 6 April vroeg hij een onpartijdig onderzoek naar de waarheid der Regeeringsverklaring van 22 Maart; op 7 Maart heeft hij een onpartijdig onderzoek gevraagd naaide echtheid van het document, welke verzoeken in den aard met elkaar overeenstemmen. „Dit is alles echter bijzaak; hoofdzaak is, dat, evenals op 7 Maart, de Regeering ook thans medewerking weigert aan een onpartijdig onderzoek, ditmaal naar de waarheid harer verklaring van 22 Maart, en wel beide malen op grond van dezelfde principieele overweging, n.1. dat zij aan de waarheid van Regeeringsverklaringen, — Belgische, zoowel als Hollandsche — niet getwijfeld wil zien." Dr. Ritter spreekt er daarop zijn verbazing over uit, dat de Minister thans zegt, dat de Nederlandsche Regeeringsverklaring van 22 Maart, die hij een pertinente onwaarheid genoemd heeft, niet is gebaseerd op eigen wetenschap en onderzoek van de Regeering, maar slechts is een „herhaling" van de verklaring des heeren Van Beuningen. Dr. Ritter vreest, ciat deze opheldering er niet toe zal bijdragen om bij eenvoudige burgers als hij het geloof in den ernst van de „verklaring" van deze Regeering te versterken. „Nu een onpartijdig onderzoek, dat de waarheid objectief zou vaststellen door Uwe Excellentie is afgesneden, rest", zoo schrijft Dr. Ritter, ,.aan ondergeteekende nog slechts een korte samenvatting te geven van wat hij, voor een onpartijdige instantie, omstandig toegelicht en onder eede zou hebben getuigd, n.1. Ie. dat zijn publicatie is mogelijk gemaakt door de welwillendheid van een agent van Uwe Excellentie's Regeering; 2e. dat de onbetwijfelbare echtheid van het document door ondergeteekende is aan genomen op grond van de mededeelingen van dien agent en van de deskundige inlichtingen op het document zelf te diens kantore aan ondergeteekende verschaft; 3e. dat die echtheid door ondergeteekende, ook na het Belgisch dementi is volgehouden op grond van een hernieuwd overleg met dien agent.' Dr. Ritter wijst er verder op, dat de Minister niet ontkend heeft de juistheid van zijn vaststelling dat de heer Van Beuningen in dezen fungeerde als vertrouwensman, agent of orgaan der Regeering, zoodat hij volkomen gerechtgid was zijn publicatie, en zijn verdediging der echtheid te beschermen als te zijn geschied met medeweten der Regeering. „De schuld van de treurige dagen", aldus besluit de brief, „die Uwe Excellentie bejammerde in de Regeeringsverklaring van 5 Maart, dagen in welke het aanzien der Nederlandsche pers — een nationaal goed Excellentie! — op de lichtzinnigste wijze in de waagschaal gesteld is, behoort mitsdien niet te worden afgewenteld op ondergeteekende en zijn orgaan, maar moet ongedeeld blijven drukken op Uwe Excellentie's Regeering." De N. R. Crt. heeft zich naar aanleiding van den brief van Dr. Ritter gewend tot den heer D. G. van Beuningen, die aan het blad het volgende mededeelde; „Zooeven bereikt mij de telefonische mededeeling dat Mr. P.~H. Ritter, hoofdredacteur van het U. D., voortgaat mij te betichten van deelhebberschap in de publicatie van het befaamde document. Ik acht het derhalve noodig mijn rol in deze affaire en mijn contact met den heer Ritter open te leggen. Begin Januari J .1. bezocht mij een te goei
der naam en faam bekend staand man met de mededeeling, dat, voor Nederland groot belang hebbende Belgische staf-stukken verkrijgbaar zouden zijn. Ik heb den man verzocht enkele dagen geduld te willen hebben en heb mij gewend tot de Regeering met geheel dezelfde mededeeling en met de vraag of deze stukken, waarvan d3 inhoud in grove trekken was aangegeven, haar interesseerden. Mij werd daarop bevestigend geantwoord. Hierop heb ik den bezoeker van begin Januari medegedeeld, dat ik de stukken zou willen aankoopen, er tegelijkertijd uitdrukkelijk op wijzende, dat de aankoop door mij alleen en uitsluitend geschieden zou teneinde de stukken onmid dellijk ter hand te stellen van de Nederlandsche Regeering. Bezwaar hiertegen bleek niet te bestaan. De eenige reserve, die mijn bezoeker maakte, was de geheimhouding van zijn naam. Op 14 Januari j.1. werd mij daarop een résumé ter hand gesteld van een aantal vergaderingen der gemengde commissie, ingesteld bij Koninklijk besluit van 15 December 1927, Moniteur beige No. 350 van 1P December 1927. Hoewel dit stuk wel een aantal voor Nederland wetenswaardige gegevens bevatte, was het niet in overeenstemming met het in uitzicht gestelde. Overbrenger meende, dat dat ook te krijgen zou zijn; er zou echter opnieuw voor betaald moeten worden. Ik. heb hierin toegestemd onder beding, dat ik in tegenstelling met de betalingswijze van het eerste stuk, eerst na levering en accoordbevinding zou betalen. Op den 29sten Januari j.1. ontving ik opnieuw een bezoek en werd mij getoond een' schrijven van den chef van den generalen staf, geteekend Galet, waarbij deze aan den generaal Mahieu ter bestudeering deed toekomen in tweevoud afschrift van een proces-verbaal van stafconferenties, gehouden September 1927. Bij eersten oogopslag drong het gewicht van dit document tot mij door, terwijl nadere bestudeering mij overtuigde, dat het echt en authentiek was. Overbrenger deelde mij mede, dat deze brief en een exemplaar der geadviseerde afschriften voor een bepaalde som ter beschikking stonden. Ik heb hem de som betaald en het schrijven van Galet onmiddellijk behouden; dit is niet meer in handen van den overbrenger geweest. Opvallend ia ook, dat het nooit gepubliceerd is en er dus geen afschrift van schijnt te bestaan. Op 31 Januari j.1. werd mij daarom het afschrift van het proces-verbaal overhandigd, en op 1 Februari heb ik het Departe- ■ ment van Buitenlandsche Zaken ingelicht. Bij de toen plaats gevonden bespreking werd ook publicatie besproken en het bleek mij, dat Buitenlandsche Zaken evenzeer als ik ervan overtuigd waren, dat op publicatie zou worden aangestuurd, en dat vermoedelijk in één der groote bladen. Spoedig bleek mij, dat de Nieuwe Rotter - damsche Courant daarvoor om de een of andere reden niet in aanmerking kwam, en op 11 Februari ontving ik het verzoek, de stukken te willen afstaan of er inzage van ti willen verleenen aan het Algemeen Handelsblad, hetgeen ik weigerde. Op den 15 Februari, even vóór ik mij voor geruimen tijd naar het buitenland zou begeven, bezocht mij Mr. P. H. Ritter. Deze had een afschrift van het proces-verbaal ' bij zich en bleek bekend te zijn met het feit, dat ik stukken had verworven en deze aan de Regeering had voorgelegd; Belgische vrienden hadden hem het stuk verschaft en de mededeeling gedaan. Ook wist hij dat een begeleidbrief zich in mijn handen bevond, dien hij gaarne zien wilde. De heer Ritter wilde tot publicatie overgaan en vóórdien nog een en ander weten; terstond en uit eigen beweging verklaarde
hij, alvorens tot publicatie over te gaan, de Regeering te zullen raadplegen. Hij beloofde mij strengste discretie. De heer Ritter zeide mij, niet als hoofdredacteur van het U. D., doch als goed Ne derlander tot mij te komen en als zoodanig te willen worden beschouwd. Ik wees er den heer R. op, dat het mi, niet mogelijk was hem stukken te toonen ot nadere gegevens te verschaffen, daar ik dat tegenover de Regeering niet zou kunnen verantwoorden. Ik kan niet tegenspreken, dat het stuk, waarvan de heer R. het afschrift had, aan de Regeering was door gegeven, noch dat ik het voor ontwijfelbaar echt en authentiek hieldDe heer R. deelde bij het verder onder houd mede, dat hij als goed vaderlander wilde handelen en niets ter wereld zou wil len doen dat de Regeering in ongelegen heid zou brengen. Bij de uitvoerige bespreking hierover bleek mij, dat de heer R, het met zich zelf niet steeds eens was. Nu eens zou hij de Regeering raadplegen, dan weer meende hij de Regeering, als hi, haar raadpleegde en als zij publicatie wenschts, in ongelegenheid te brengen. Ik heb hein verklaard dat ik in zijn plaats onder geen beding tot publicatie zou overgaan zonder de Regeering te hebben ingelicht, en ben zelfs zoover gegaan, dat ik den heer Ritter een briefje dicteerde gericht aan een regeeringsdepartement waardoor de Regeering van zijn voornemen tot publicatie zou kennis krijgen, zonder dat zij in ongelegenheid zou geraken, indien zij tegen de publicatie geen bezwaar zou hebben. De heer R. vertrok, naar mijn meening, met het vaste voornemen, niet te zullen pu bliceeren zonder de Regeering tijdig te hebben geraadpleegd of kennisgegeven. Door mijn onmiddellijk volgend vertrek naar het buitenland was het mij niet mogelijk de Regeering mijnerzijds daarvan in kennis te stellen, hoewel ik dit telefonisch trachtte te doen. Door de vluchtige kennisneming van de mededeelingen van den heer Ritter weet ik nog niet nauwkeurig wat hij beweert. Dat hij geen stukken van mij te zien heeft gekregen, moge blijken uit het feit, dat hij hi zijn publicaties spreekt over handteekeningen onder stukken, terwijl er slechts één handteekening op voorkomt en dan over lakzegels of andere zegels, terwijl op geen enkel stuk eenig zegel voorkomt. Deze laatste misvatting van den heer R heeft het tragi-comische gevolg gehad,, dat in België om de een of andere reden ook nog „echte" valsche stukken zijn aangemaakt, waarop de operette-achtige affaire Frank Helne volgde. Maar dit is dan ook de eenige note gaie in deze eenvoudige, doch verward geworden historie. Na de publicatie heeft de heer R. mijzelf en door anderen herhaaldelijk laten vragen om photogrammen van de stukken. Ik heb hem hierin niet ter wille kunnen zijn. Hoe de heer Ritter mij deelhebberschap aan zijn publicatie kan toedichten, is mij een raadsel." HERDENKING WILLIAM BOOTH. Ter herdenking van den honderdsten geboortedag van den stichter van het Leger des Heils, William Booth, heeft Woensdagavond in de groote zaal van het Concertgebouw te Amsterdam een bijzondere herdenkingssamenkomst plaats gewd. Op het podium van de zaal, welke tot aan den nok toe gevuld was, hadden plaats genomen Z.Exc. Jhr. Mr. D. J. de Geer, voorzitter van den Ministerraad en Minister van Financiën, mr. H. Verkouteren, lid vah de Eerste Kamer, de commandant van het Leger des 'Heils, Bouwe Vlas, de predikanten M. J. A. de Vrijer, A. Klinkenberg en Henri J. Ledeboer, commissaris Hoogendijk van de Kinder- en Zedenpolitie, voorts de officieren van het hoofdkwartier van het Leger, van de plaatselijke afdeelingen en van de verschillende tehuizen. Aan de samenkomst ging een revue vooraf, waaraan door 800 personen werd deelgenomen en waarin een aanschouwelijk beeld werd gegeven van het ontstaan en den groei van de organisatie. Het was een bijzonder en boeiend schouwspel, dat défilé over het podium van de vele groepen, die aan de revue deelnamen, als die van de Christelijke Zending, van de Vetéranen In de eerste uniformen van het eerste muziekcorps, van het velerlei maatschappelijk werk onder vrouwen en kinderen, van het maatschappelijk werk onder mannen, van de gezinS' hoofden, van het werk onder de jeugd en van de padvinders en padvindsters. De bijeenkomst werd geopend door den leider der samenkomst, staf kapitein Buiterman en nadat er gezamenlijk gezongen was, ging luitenant-kolonel Brouwer in gebed voor. Vervolgens richtte kommandant Bouwe Vlas «en welkomstwoord tot de aanwezigen en smeekte hi) God's zegen over de samenkomst af. HiJ gaf hierna het woerd aan Z.Exc. Jhr. Mr, D. J. de Geer, wiens toespraak door de vergadering met groote aandacht werd aangehoord. De minister-president herinnerde er aan dat in William Booth vele rijke gaven van hoofd en hart zijn vereenigd geweest. Als men zijn leven nagaat, dan meent men te onderkennen de daadkracht van een Luther, de liefde tot het' offer van een Franciscus van Assissi, den zendingsijver van een Paulus. Zijn groote stuwkracht was daarbü zijn innig en levend geloof. Wanneer wij — zoo eindigde spr. — op den avond op zijn lOOsten geboortedag hier samen zijn, dan eeren wij zijn nagedachtenis en danken wü God voor wat ons in hem aan de wereld en in het bijzonder ook aan Nederland en aan onze Koloniën geschonken is. Nadat de kinderen der tehuizen te Naarden en Maarssen cenige liederen ten beste hadden gegeven, welke veel applaus oogstten, werd een gramafoonplaat ten gehoore gebracht, welke dertig jaar geleden was vervaardigd en waarop een toespraak van William Booth is vastgelegd. Het door Philips te Eindhoven beschikbaar gestelde apparaat, ter versterking van het geluid, bewees hierbij, evenals bij de toespraken, uitstekende diensten. De tweede groote rede van den avond was die van kommandant Bouwe Vlas, die verschillende historische feiten uit het leven van den stichter aanstipte.
Zooals God Maarten Luther riep om de Apostel der Hervorming te zijn en John Wesley riep om de Apostel te zijn van de Rechtvaardigmaking door het geloof, zoo riep Hij William Booth om te zijn de Apostel der armen, zeide spr. Het overige van den avond werd gevuld met samenzang, met de vertooning van lichtbeelden, die verschillende episoden uit het leven van William Booth te zien gaven en met het zingen door de Vereenigde Zangkoren van de StichtersCantate. De welgeslaagde samenkomst werd met gebed gesloten. • • Te Londen werd Woensdagavond ln de geheel gevulde Albert Hall de honderdjarige herdenking van den geboortedag van generaal Booth gevierd. Balwln hield de feestrede, waarin hij betoogde, dat de eerste Minister van het koninkrijk deze taak had mogen vervullen, om uitdrukking te geven aan de groote mate van dankbaarheid, die het Engelsche volk aan generaal Booth en zijn stichting verschuldigd was. • ~ TARIEFSWIJZIGINGEN BIJ DE NED. SPOORWEGEN. De Ned. Spoorwegen zullen binnenkort tot een belangrijke tariefswijziging overgaan. Met ingang van 1 Mei 1929 zullen n.1. de niaandkaarten en halve maand-kaarten afgeschaft worden, terwijl met ingang van 6 Mei 1929 ingevoerd worden weekkaarten derde klasse, geldig op werkdagen in de tot dusver voor houders van niaandkaarten toegangelijk gestelde treinen en kostenden f 0.12 per K.M met opwaartsche afronding op veelvouden van f 0.05 en met een minimum van f 1 per weekkaart. De weekkaarten worden niet op naam gesteld en zullen aan de stations on middellijk verkrijgbaar zijn. Als overgangsmaatregel zullen worden verkrijgbaar gesteld kaarten, geldig in vorengenoemde treinen op 1, 2, 3 en 4 Mei en kostende f 0.08 per K.M. met opwaartsche afi onding op veelvouden van f 0.05 en met een minimum van f0.65 per kaart. ZIEKTE ONDER ZEEMILICIENS. ln de laatste dagen is onder de zeemiliciens, die thans onder de wapens zijn, een drietal gevallen van enccphalitis lethargica voorgekomen, waarvan twee met doodelijken afloop. Het is niet met zekerheid bekend of de bron van de besmetting ligt in de marine-kazerne of op het logementschip „Buffel", waarop een deel der miliciens is ondergebracht. De mogelijkheid bestaat ook dat twee der miliciens tijdens het Paaschverlof besmet zijn Ofschoon de geneeskundige dienst het niet waarschijnlijk acht dat de haard der besmetting zich in dc marine-kazerne of op de „Buffel", zou bevinden, is in overleg met den hoofdinspecteur van volksgezondheid in Den Haag, besloten om aan te nefnen dat de haard zich hier wel bevindt. Op grond van de overweging dat de mogelijkheid daarvan niet is uitgesloten. Dientengevolge zuilen de zecmiliciens gedurende ongeveer een week naar huis gezon den worden en de marinekazernes en het logementschip „Buffel" worden ontsmet. De ervaring heeft geleerd dat verspreiding van de menschcn in gevallen als deze een gunstigen invloed heeft. HET TWEEDE KAMERLID HERMANS. Naar de „Rsbd." verneemt, moet het Tweede Kamerlid, de heer Henri Hermans, te Den Haag, in het R.-K. Ziekenhuis aldaar worden opgenomen voor een vrij ernstige operatie. De heer Hermans is lijdende aan galsteen. EEN MERKWAARDIGE HUWELIJKSINZEGENING. Woensdag heeft zich te 's Gravenhage het merkwaardige geval voorgedaan, dat de kerkelijke inzegening van het huwelijk van den kamerbewaarder van den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid geschiedde door den minister zelf Ds. Slotemaker de Bruine. De plechtigheid, die plaats had in de Rejentessekerk, werd o.a. bijgewoond door den oud-minister van Arbeid, Professor Aalberse. DE MOORD TE GIESSEN-NIEUWKERK. ln verband met de moordzaak te GiessenNieuwkerk, heeft de rechter-commissaris te Dordrecht, Mr. Van Aken,, Donderdagmiddag de beide hoofdgetuigen in deze moordzaak, K en zijn vrouw gehoord, onder verdenking van meineed. Naar hun raadsman, de heer Mr. D. den Hollander mededeelde heeft de rechter-commissaris geweigerd hem bij dit verhoor toe te laten. Mr. den Hollander heeft tegen deze weigering geprotesteerd, met verzoek de redenen dezer weigering mee te deelen. Deze redenen werden hem niet medegedeeld, terwijl de weigering gehandhaafd bleef.