KANTOORBOEKEN in elk formaat en elke dikte met eerste kwaliteit papier, iedere gewenschte liniatuur, gebonden in prima banden Spoedige en correcte uitvoering Drukkerij-Binderij Torenlaan Wijsopgave omgaand • Beleefd aanbevelend
Provinciale Drentsche en Asser courant
- 26-09-1925
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Provinciale Drentsche en Asser courant
- Datum
- 26-09-1925
- Editie
- Dag
- Uitgever
- van Gorcum
- Plaats van uitgave
- Assen
- PPN
- 398540756
- Verschijningsperiode
- 1851-1962
- Periode gedigitaliseerd
- 2 juli 1870-30 december 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Drents Archief
- Nummer
- 227
- Jaargang
- 102
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
KANTOORBOEKEN
Bedrogen Onderdanen.
„Iedere vrouw, meisje of wfiduwi, die één der onderdanen van Zijne Majesteit bedriegt, verleidt of tot een huwelijk weet over te halen door middel van parfumerieën, valsch haar, rouge, corsetten en dergelijke zal gevonnist worden als heks en tooveres, terwijl het huwelijk ongeldig zal worden verklaard." Verordening in 1770 door het Engelsche Parlement uitgevaardigd. Nee, stel j' es even voor, dat dit Nog gold voor onze tijden Dat onze vrouw om 't zelfde wert Beschuldigd werd van „verleiden". Als deze wet nog heden gold Was 't resultaat geweldig, Dan was er op de heele aard Geen huwelijk meer geldig ! Ik geef u toe, dat vrouwen vaak Nog heksen kunnen wezen, Maar dat leert elk in de praktijk En hoeft ie niet te lezen. Maar als z' om zóó iets heksen zijn, Dan zijn ze da in 't heden, Daar twijfelt zeker niemand aan Veel meer dan in 't verleden. Al draagt ze dan geen valsche vlecht, — Der baren laat ze knippen — Ze verft der wenkbrauw met talent En kleurt met vuur der lippen. En dan het wonder: als je op Eén meisje wat gaat letten, Dan zie j' haar heden als blondien En morgen als brunette 1 Al zijn ze officieel geen heks, Ze weten zonder falen, De schuldelooze mannen tot Het trouwen over t' halen. Ze weten eiken dag zich tot 't Alaar den weg te banen Ze vliegen er bij bosjes in, De brave onderdanen 1 Nee, dit verleidingswetje hoort Reeds tot het grijs verleden, En dat soort kiesche kwesties wordt Door mannen liefst vermeden. De man is Held, maar... toch zuch vaal Een groot deel van die Helden: „Ach mocht, dat wetje heden nog.... Al was 't maar één dag, gelden!" d.V.Jr.
Problemen.
Misschien neemt de hartstocht voor de Kruiswoordenraadsels al weer wat af. De liefhebberijen van het publiek zijn onberekenbaar en de liefde voor eenig vermaak is hier maar ïelden bestendig van duur. Toch gaf die rage voor zulke raadsels te denken. Immers — eenerzijds was het opmerkelijk, dat men zooveel geduld over had voor deze toch onbeduidende problemen. Anderzijds viel het toe te juichen, dat er eindelijk een middel gevonden scheen om aandachtsconcentratie te beoefenen, dat er iets was ontdekt, dat ten minste onschuldiger en minder ruw was dan zoovele vermaken, waaraan wij ons de laatste jaren overgaven. Het is hier in elk geval gebleken, dat, als men de ware snaar maar weet aan te raken, een publiek wel tot nadenken, zoeken en concentratie is te brengen. Alleen ware het wenschelijk, dat men dat denken en zoeken wat meer richtte op hoofere problemen dan die, welke ons werden voorgelegd in zooveel kruiswoordenraadsels. Het geheimzinnige en raadselachtige heeft voor duizenden groote attractie. Maar men staat er in den regel veel te oppervlakkig, nieuwsgierig, maar niet ernstig-onderzoekend tegenover. Het is opmerkelijk als men bij gerijpte menschen met vraagstukken komt, welke oppervlakkige antwoorden zij vaak geven. Vraagt men naar hun opinie over hun levensdoel, over den dood, over dingen, die toch ieders leven raken, dan hoort men inaar al te dikwijls: „Ja — dat weet ik niet. Daarover heb ik nooit 200 gedacht." Men heeft geleefd, strijdende den strijd om het bestaan, zich stoffelijk opwerkende, een gezin vormend en daarvoor het beste doende, maar overigens... liet men zich eigenlijk maar gaan op den levensstroom. Wat kan men weten van het verborgene? Vraagt menigeen. Wat kan men weten van den dood ? — Maar dat is een ijdel vragen zonder te vinden. Immers, om te beginnen bestaat er over schier ieder punt van leven en dood een zeer uitgebreide litteratuur. En ieder, die in ernst van een vraag een probleem maakt, zal toch eerst eens nagaan, wat daarover alzoo door mannen en vrouwen van verschillende richting werd gedacht en geschreven. Bevredigt die lectuur dan niet, dan moet men met eigen denken en onderzoeken verder gaan. Waarom aan een kruiswoordenpuzzle wel alle aandacht gegeven en niet aan een puzzle, dat ons leven in heden en toekomst betreft ? Kinderen toonen reeds de voorliefde voor raadsels en problematische kunststukjes. Zij krijgen er niet spoedig genoeg van, evenmin als de daarvoor aangelegde koppen van rekenkundige, wiskundige, meetkundige vraagstukken. Het raadsel,, het vraagstuk is een uittarting van ons vernuft en onze energie. Het antwoord te vinden geeft voldoening; daarin te falen prikkelt en beschaamt. Onze eer is er mee gemoeid. Wij zien iets dergelijks bij weddenschappen en wedstrij den. Daarvoor maken wij onze berekeningen, wij wegen de kansen en met volle aandacht volgen wij het verloop om uit te maken of wij goed hadden geraden, of onze berekening juist was en onze hoop gegrond. Wij houden van raadsels, van moeilijke opgaven, die ons op de proef stellen. Het is een zaak van eer en voldoening om problemen en strikvragen op te lossen. Welnu, waarom onze kracht dan niet méér gegeven ook aan de problemen van hoogere orde ? De mensch wandelt in raadsels op de aarde? wordt gezegd. Er is zooveel geheimzinnigs, zooveel onbegrijpelijks Maar zouden wij ons denken hebben alleen om er brood mee te verdienen en allerlei begeerten mee na te jagen, alleen voor den arbeid, of ook om er de diepste raadselen mee te overdenken ? Wil men raadsels — ze liggen immers overal! Waarom gebeurt dit of dat, waarom zijn de toestanden zoo of zoo, waarom ondervinden wij dit of dat? Wat is de bedoeling van dit of dat, wat het nut, de bestemming, de oorzaak ? Wat beteekent heel dit wisselende leven van strijd, wat is het heelal en waarom kwam dat alles in wording ? O, er zijn duizende zulke vragen, die terug zijn te brengen tot de grondproblemen van leven en dood, welke voor ieder beteekenis hebben. Het denken kan niet alles oplossen, zeggen velen. Het denken alleen kan geen uitkomst geven uit onze lasten. De rede is niet alles, lost niet alles op. Wij stemmen dat toe. Maar het denken is toch één van onze grootste vermogens, dat wij tot het uitsterste hebben te oefenen en te benutten. Het denken is een vermogen niet alleen om er den bestaansstrijd mee te voeren en den arbeid ermee te leiden of genoegens uit te vinden — het dient ook om er de levensraadselen mee aan te vatten. Wij zeggen niet, dat het denken alles in het heelal kan doorgronden, maar wel, dat het ons tot een wat hooger begrip van onze waarde, ons wezen, onzen oorsprong, loop en bestemming kan brengen. Het denken, dat voor hooger doel wordt benut, breidt zich bovendien uit ; het is een vermogen, dat groeien kan door oefening. Van de
lagere overdenkingen stijgen wij tot de hoogere en waar wij geen oplossingen vinden door uiteenlegging en ontleding, daar gaat ons denken allengs over in een onderzoekende, ontvangende beweging, als om uit diepere sfeer lichtstralen op te vangen. Hoe hoog wij kunnen stijgen met ons denken, willen wij hier niet bepalen ; dat moet trouwens blijken in de ervaring en is niet a priori uit te maken. Voorop te stelleen, dat wij dit of dat niet kunnen weten, niet kunnen begrijpen, niet kunnen doordenken, is overiges de zekerste manier om alle licht en verklaring af te sluiten. Wij hebben het recht, ja den plicht om een oplossing te zoeken van de vele raadsels, schijnbare onrechtvaardigheden, het leed en de maken. Voorop te stellen, dat wij. dit of dat toch verzoent, stemt anders, liefdevoller in veel gevallen. Zien wij de groote gebrekkigheid van onze samenleving, dan is er de plicht om te onderzoeken, hee die kwalen ontstonden, waar de oorzaak ligt en of genezing niet mogelijk is. En eenmaal daarover dieper aan het zoeken en denken, komen wij vanzelf op die groote levensproblemen, die in elk onzer aanknoopingspunten vinden. Allicht is de slotsom van ons denken, dat er Leiding van het Heelal is en dat alle kwaad gevolg is van disharmonie tusschen ons en die Leiding;! misschien is de slotsom van ons denken een wending naar binnen, een religieuse houding, misschien ook een krachtiger optreden en werken in de maatschappij voor verbetering. Dat is niet vooruit te zeggen, maar dat de mensch geroepen is zijn denken in te spannen voor de groote levensvragen, staat voor ons vast. Dat toch brengt den ernst en de diepte, die wij nu in het gezelschapsleven zoovaak missen. Is het niet zonderling en zelfs dwaas, dat wij; die te midden der grootste raadselen leven, bij voorkeur niet daarover maar eer over banaliteiten of alledaagsche nieuwtjes van den dag praten?... Velen vreezen het vrije denken, meenende dat dit zal afvoeren van godsdienst en zedelijkheid. Ten onrechte ons inziens. Het vrije denken kan v&ische oude godsdienstvormen verbreken, maar de ware religie zal door inzicht nooit woiden geschaad. Vrij onderzoek en vrije overdenking van verschillende godsdiensten doet juist het ware ontdekken. Dn; ware- religie, de ware 'w ijsheid 'blijft zuiver en heilig, hoe ook onderzocht en overdacht. Ja — hoe dieper men er indringt met denken en begrip, des te schooner blijken de religie en de wijsheid. Velen meenen de levensraadselen het beste op te lossen door een gevoelsovergave aan het goddelijk Leven. II,un aan eg maaikit dat begrijpelijk en niemand heeft het recht deze houding te ciiti&eeren. iMaar ook met het denken kan men dat gcddelijke tegemoet gaan — het wordt niet 'minder goddelijk door het vrije onderzoek. Het vrije, persoonlijke denken! vormt karakter, versterkt de kracht, rnaaikt ernstiger en breeder. Onze menschen wereld heeft behoefte aan opvoeding, aan ontwikkeling en religie, maar vooral ook aan nadenkendheid, aan persoonlijk, zelfstandig denken Levensraadselen kunnen ons te moeilijk zijn, onoplosbaar voor ons beperkt vermogen. Maar wij hebben niet eerder ihet recht dat te zeggen, vóór wij met alle kracht, mot jaren lang geduld, met energieke volharding naar een oplossing hebben gezocht. Waar ve le ouderen den jongeren op hun vragen thans slechts oppervlakkige antwoorden ge ven, te vaak verradend, dat zij nimmer met uilerste inspanning hebben/ gezocht en gedacht, laten daar de jongeren zorgen, dat een geslacht dat in hen weer de ouderen zal zien, een beteren indruk krijgt, van de inspanning, die gedaan werd. Zoowel ons gevoel als ons denken moeten door ons opgevoerd en ontwikkeld worden. Een verdiept gevoel, dat uitgroeide tot algemeene liefde en warmte voor al wat leeft, is een kostelijk beizit. Maar met het denken ook kunnen wij ons rijkdom van blijvende •waarde verzamelen. De zelfstandige denker is steeds in gezelschap al is hij alleen en hi heeft een gevulde schatkamer, waaruit hi, aan zijn zoo onbevredigde omgeving steeds kan geven. De stoffelijk arme kan rijk zijn door zijn gedachten en gevoelens. Het denkén verbreekt allengs afgeleefde oude vor men en drijft naar vernieuwing. E3n kleinge loovig is hij, die meent, .dat de vrije groei onze ziel aal schaden. Daarom ware het goed, dat de raadsel hartstocht van onzen tijd zich omwendde naar een hoogere inspanning. Oefen uw denken steeds — de leven'sproblemen ooo digen u uit voor die oefening. Denken, werkelijk denken, versterkt en verdiept u zelf en geeft goede vrucht voor uw omgeving. En wie meent, dat hij geen tijd heeft voor denken en voor ernstige studie, hij ga eens eerlijk na, waaraan hij dan zooveel tijd verbeuzelt, dat er voor het verheffende geen piaats mear bleef.
UIT DE PERS. TROELSTRA.
Het i.Utrechtsch Dagblad" schrijft over iür. Troelstra het volgende; „Wanneer Troelstra morgien in de Kamer komt, zullen wij onze kleine pen wederom richten tegen zijn machtig woord, en wij zullen onverbeterlijke bestrijders blijven van het socialisme, dat naair ons inzien de oplossing van het maatschappelijk vraagstuk niet brengt. Maar wij hebben, evenals in de revolutiedagen van 1918, toen de heele burgerlijke pers hem met steenen wierp, onze oogen open voor de faseineerende kracht van dezen grooten Nederlander. Waarom zoo groot? Door zijn talent, door zijn begrip van de massa? Door zijn ontembare arbeidzaamheid ? Neen, groot, en wij herhalen het
als ln een reeks voortdurend weerkeen rende strofen, zoo groot, omdat hij het offer bracht, omdat hij voor de gedachtte, die in zijn persoonlijkheid gestalte kreeg, betaalde met leed, betaalde met ■verguizing, betaalde met zijn laatste levenskracht. Er is ever Troelstra meer te schrijven dan het kader dezer ontboezeming gedoogt. En over Troelstra kan het laatste •woord niet worden gesproken, want hij ia, ofschoon de ouderdom aansluipt, een levende kracht, bezieler niet alleen, maar denker nog. Maar binnen hot kader van deze ontboezeming kan dit aooent vallen op zijn persoonlijkheid, dat hij vertegen, woordigde den geest van het verzet, het onstuimig temperament, den afkeer van verburgerlijking en verdoezeling der demokratie. De S.D.A.P. gaat thans geleidelijk de banen kiezen van hare buitenlandsche
zusterpartijen. Ze wordt hof-fahig, omdat haar nieuwe, realistische standpunt aanpassing aan gebruikelijke levenvormen gebiedt. Maar door Troel stra, ondanks al zijn taktiek, bliksemde de vlam van het revolutionnair gevoel, gevaarlijk voorzeker, en manend tot verweer Maar de persoonlijkheid wordt er den levenden mensch, die zich een oogenblik los weet te maken van politieke overwegingen te gaver en te tinteiender door Zie hier den man die den moed had zich te vergissen. Men kan den staatkundigen vijand, ■wiens daden men bestrijdt en van eigen standpunt laakt, op het ver van ons verwijderde plan duidelijker en stralender zien soms, dan den geestverwant, En Troelstra vertegenwoordigt niet alleen de organisatorische gedachte, waarom zijne partijgenooten hem terecht huldigen. Hij vertegenwoordigt den opstand tegen de Kbllandsche vlakheid en zouteloosheid. Hij heeft Jan Salie bij de keel gegrepen en behoort daarom in de rij der groote levensvernieuwers in het Holland der negentiende en twintigste eeuw. Hij gaf de volksmassa's kracht omdat hij heur ruigheid begreep en tegelijk haar daadwerkelijke gezindheid Het romantische van Domela Nieuwenbuis heeft, op den strijd der socialistische arbeiders maar geringen invloed gehad in vergelijking tot het realisme van Troelstra, realisme, maar dat door hartstocht gedragen -werd. Zoo gezien werd hit een samenbinder van de beste eigenschappen onzer natie: haar werkelijkheidszin in zijn ruige geestdrift. Men kan niet ontkennen, dat het tot het einde volgehouden verzet- van Troelstra, die den Ministersteek weigerde en het kriticisme onzer arbeidersbeweging angstvallig Iheeffc Vastgehouden, den strijd heeft verscherpt maar daardoor de krachten, ook van den tegenstander, gestaald. Hit, die voor zijn levensovertuiging een carrière te grabbel wierp, hij moest de socilistisohe menigte op andere. onverzoenlijke wijize bezielen, dan wie in alle kalmte tot de socialistische geestesgesteldheid wordt opgevoed. Maar die onverzoenlijkheid' hield zijne geestverwanten wakker, en zonder die haat zou thans de macht die hem omringt voozer zijn en voor ons, zijn tegenstanders, minder te duchten De tragiek der historie bracht dezen man, drager van eigenschappen die khssiek Nederkmdsch zijn, in het kamp der internationalen. In de zeventiende eeuw gingen onze helden het vaderland verdedigen in wrakke scheepjes, terwijl de regenten achter hun rug zaten te sjaggeren. in de twintigste eeuw gaat een van Holland's grootste zonen verloren aan het intern itionalisme, terwijl 't vaderland, minder dan ooit vhiggegezwaai en redeneerkunst, meer dan ooit kerels noodig heeft van Troelstra's portuur. Maar ons. vaderlanders, besrluit het U. D., verblijft dan tenminste de wetens hap dat Nederland deze figuur heeft gescibonken aan eene internationale beweging, en dat ons jammerlijk verdeeld volk binnen der band der pai tijen zijn hart weet te geven aan wie het een offer bracht". B'URC.EMEElSTEPI EN ONWILLIGE KIEZERS. Nu van verschillende kant bericht wordt dat men er toe overging de niet bij de stem ming verschenen kiezers, die daarvoor geen geldige reden -kunnen opgeven, te vervolgen en te straffen, brengt de „Standaard'» de rede in herinnering, die in de onlangs gehouden vergadering van burgemeesters en secretarissen in Zuid-Holland gehouden werd door den heer Jac. van Waning, burgemeester van Ouderwerk a. d. IJsel. „Hij herinnerde aan een uitspraak van Sidney Staith, aldus het blad, die zich eens vergeleek bij een Hollandschen burgemeester, die op hoog bevel een rat op den dijk nazat, omdat het dier een 'hol zou kunnen graven, waardoor een geheele provincie onder water zou kunnen Jc-open. Zoo zien wij nu, zeide hij, Nederland scbe burgemeesters losgelaten op de niet ter stembus verschenen kiezers, niet omdat deze staatsburgers staatsgevaarlijk zouden zijn, maar omdia.t zij den dijk van het algemeen kiesrecht verzwakken, waarop onze vei-tegenwoordigende lichamen thans rusten. «Hij 'wees op den administratieven omslag en op de hooge kosten-, waar-toe dit leidde. Op de verspilling -van tijd en krachten, die voor betere zaken waren aan te wenden. Op den verkeeiden gang van zaken. Maar vooral op den ruwen aanslag op de hoogheid van het burgemeestersambt. Wij zien ons hier een taak toegeduwd zeide de spreker, welke vloekt -met ons ambt. Hebben wij het tot nu toe als een natuurlijke -zaak beschouwd aanraking van onze ingezetenen met de justitie indien en voor zoover dit oirbaar was te voorkomen, thans, bij dit juweel van wet geving, moeten wij de ingezetenen opja gen, om ze voor den rechter 'e brengen De willige burgemeester achter den onwil ligen kiezer loopt dan ook nog het gevkar, dat de kantonrechter de opgegeven reden tot wegblijven, die de bungemeester wettelijk niet voldoende achtte, wél voor voldoende rekent. Welk een figuur slaat de burgemeester dan 1 De spreker wees ook nog op het onrecht. dat in kleinere plaatsen de wet kon v/orden toegepast, terwijl dat in groote gemeenten bijna onmogelijk zoude zijtn. Als deae wet op den stemplicht, zoo zeide hij, door haar eigen kwiaad zichzelf vermoordt, dan zullen de burgemeesters juichen. Hun ambt zal van een smadelijke taak ontheven zijn. Deze rede werd met applaus beloond en van eenige critiek lazen wij niet.
Zoo denken de burgemeesters over de handhaving van den stemplicht. Wij hopen ncng altijd, besiuit De Stand, dat dit product van averechtsehe wetgeving zoo spoedig mogelijk zal verdwijnen."
Uit Rusland. De plannen van de Russische monarchisten.
De voortdurende achteruitgang van de macht der bosjewiki, de steeds scherper wordende strijd tusschen de tegenwoordige machthebbers en de boeren, de mislukking van de economische politiek van de regeerende kliek en als gevolg hiervan de noodzakelijkheid om de eene positie na de andere te ontruimen en steeds nieuwe concessies aan het volk te geven — dat alles heeft den Russen, die gedwongen waren hun vaderland te verlaten en in het buitenland rond te zwerven, de overtuiging gegeven, dat de ineenstorting van het reginne der bolsjewiki nabij is. Ook de Monarchisten begrijpen het. Maar terwijl de democratische en vooruitstrevende elementen van de emigratie zich bewust zijn, dat de omverwerping van het bolsjewisme alleen door het Russische volk in Rusland zelf kan plaats hebben, dat de emigranten slechts als hulptroepen dienst kunnen doen, willen de monarchisten het initiatief nemen en Rusland bevrijden. Hoe is dit plan echter te verwezenlijken ? De antwoorden, die de monarchistische bladen geven, zijn het eene dwazer en naïver dan het andere. De meeste hunner stelle zich het geval als volgt voor : Onder leiding van grootvorst Nikolaj Nikolajewitsj, den „Leider," zooals zij hem gaarne noemen, zal iets, dat aan een regeering zal doen denken, opgericht worden ; dit college zal diplomatieke onderhandelingen met verschillende mogendheden aanknoopen met het doel bondgenooten te vinden voor den strijd tegen de bolsjewiki. De in het buitenland vertoevende Russen, voorzoover zij natuurlijk voor een dergelijk avontuur iets zullen voelen, zullen in regimenten verdeeld worden en naar een van de grensstaten (bijv. naar Rumenië) overgebracht worden, lntusschen zal de mogendheid, die de bondgenoote van grootvorst Nikolaj Nikolajewitsj wordt, een groot leger naar Rusland sturen. Tegelijk met dat leger zullen de Russische regimenten de grens overschrijden en den strijd met de bolsjewiki aanbinden. De monarchisten zijn overtuigd, dat de strijd niet lang zou duren en dat n3 een paar weken Nikolaj Nikolajewitsj de plaats van de heeren Kemenef, Trotski enz. in het Kremlin zal innemen. Wat daarna zal moeten gebeuren, vertellen de monarchisten niet, want zij durven niet open kaart te spelen en te zeggen, dat zij een herstel van de oude .toestanden, van de monarchie der zoogenaamde Romanofs wenschen, want dan zouden zeer velen hen niet willen steunen. Zij gebruiken daarom zeer vage uitrukkingen, die-hen tot niets verplichten en die later, als de plannen werkelijk zouden lukken, voor vele commentaren vatbaar zullen zijn. Hoe vreemd het ook moge schijnen: deze plannen vinden vele aanhangers niet alleen onder Russische emigranten, die reikhalzend uitzien naar de mogelijkheid om naar Rusland te mogen terugkeeren en daarom bereid zijn zelfs aan de uitvoerbaarheid van dergelijke plannen te gelooven, maar ook onder vreemdelingen, die het goed met de Russen meenen; zelfs in Nederland zijn er menschen (en daaronder zeer respectabele mannen), die deze plannen van de monarchisten au serieux nemen. Wij willen daarom de onuitvoerbaarheid en de schadelijkheid van deze plannen aantoonen. De eerste moeilijkheid is: waar een mogendheid te vinden, die bereid zou zijn ter wille van de bevrijding van Rusland een oorlog, een tocht naar Rusland te ondernemen ? Een dergelijke tocht zou een leger van minstens 3 millioen soldaten eischen en zou milliarden en milliarden aan goud kosten. Is het denkbaar, dat er in de geheele wereld één volk te vinden zou zijn, dat bereid zou wezen deze geweldige offers aan goed en bloed te brengen terwille van het Russische volk ? Wie maar eenigszins met de volkslagen in alle landen bekend is, weet, dat dit een hersenschim is. Geen volk ter wereld zal voor de vrijheid van een ander volk willen strijden, hetgeen overigens volkomen logisch en begrijpelijk is. Indien er een mogendheid te vinden zou zijn, die een dergelijke zeer gewaa de en kostbare onderneming zou aandurven, dan zou zij, het alleen doen om buit te behalen, om zich ten koste van het Russische volk rijk te maken. Dit erkennen (o.a. Fransche) voorstan ders van een interventie in Rusland. Het Russische volk wil echter niet, dat vreemdelingen zich met zijn aangelegenheden zouden bezighouden, het ontzegt aan de andere volkeren het recht om te besilssen over den regeeringsvorm in Rusland en 't zal nooit bereid zijn de kosten van een dergelijken toch te betalen. Het zal zich van 'n dergelijke expeditie te betalen, 't Zal zich ten, zooveel het maar eenigszins zal kunnen. Weliswaar beweren de monarchisten, dat zij de Russische boeren aan het verstand zullen brengen, dat de vreemde troepen als vrienden in Rusland komen, dat de vreemdelingen alleen de bolsjewiki willen verdrijven en daarna zich zullen terugtrekken, maar dat is niets dan snoeverij, want de monarchisten hebben hoegenaamd geen invloed op de Riussische boeren en onderhouden geen relaties met het platteland. Bovendien zijn tot nu toe alle pogingen om de bolsjewiki gewapenderhand te .verdrijven mislukt, alleen omdat aan het hoofd van deze bewegingen steeds de monarchisten, grootendeels landheeren stonden, die in de „bevrijde" gewesten de oude toestanden herstelden en de boeren op een nog ruwere en wreedere wijze behandelden dan de bolsjewiki. Wie de geestesstemming onder de Russische boeren kent, weet, dat hen niets zoo'n afkeer inboezemt als een herstel van de monarchie en van de heerschappij der landheeren. Zoodra een bende monarchisten zich aan de Russische grens zal vertoonen, zal het geheele volk zich met de bolsjewiki verzoenen om weerstand te bieden.aan de poging van de ongevraagde „bevrijders" om Ru», land de vroegere regeerders op te dringen.
Voor de boeren zal daarbij nog één factor van belang zijn. De boeren weten, dat elke regeering van edellieden, dus van gewezen landheeren, tegen de agrarische gevolgen der revolutie zal zijn en dus de verdeeling der landerijen als onwettig zal beschouwen en voor zijn stukje grond zal de Russische boer als een razende vechten, omdat hij zonder dat akkertje aan den hongerdood overgeleverd is. Dat is ook aan de weinige geestesverwanten van de monarchisten in Rusland duidelijk. Zij waarschuwen dan ook tegen de onderneming en een hunner schreef aan de „Wozrozidjenieje" (de Herleving), het orgaan van de beweging, een ttitvoerigen brcif, waarin hij wijst op al de gevaren en de vreeselijke gevolgen van een dergelijke onbezonnen onderneming, zelfs als zij zou lukken. Om voor het Russische volk het werkelijke karakter van de beweging te verbergen, heeft het comité, dat zich met de verwezenlijking van dit plan bezig houdt, besloten een congres van vertegenwoordigers van alle Russische partijen in het buitenland bijeen te roepen om de mogelijkheid van daden te overwegen. Alle democratische en vooruitstrevende elementen (te beginnen met de aanhangers van Miljoekof en de zijnen) hebben echter nadrukkelijk geweigerd aan dat congres deel te nemen, zoodat het congres, als het plaats vindt, een uitgesproken monarchistisch en reactionnair karakter zal dragen. Het is voor iedereen, die de toestanden in I'usland kent, duidelijk, dat dergelijke plannen in plaats van den val der bolsjewiki te ver-* haasten, hun positie zullen versterken. De bolsjewiki hebben dan ook gretig dit plannetje aangegrepen om de boeren te bewerken en hun bladen, vooral de volksbladen, doen al het mogelijke om de plannen van het Parijsche comité op het platteland bekend te maken. En met succes. De boeren zeggen nu reeds met woede: „Wij laten ons de wet door de landheeren en monarchisten niet voorschrijven. Wij willen geen czaar en geen landheeren hebben I" De monarchisten versterken dus de positie van de bolsjewiki in plaats van deze te verzwakken. Het is dan ook duidelijk, dat de verwezenlijking van het plan der monarchisten het grootste onheil zou zijn, dat het ongelukkige Rusland zou kunnen treffen. BORIS RAPTSCHINEKY.