Kleine Liesje, als ze met Ma voorbij een kledingmagazijn komt: „Mammie, krijg ik ook een meneer als kindermeisje, wanneer ik grooter ben." (London Opinion)
Provinciale Drentsche en Asser courant
- 26-09-1925
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Provinciale Drentsche en Asser courant
- Datum
- 26-09-1925
- Editie
- Dag
- Uitgever
- van Gorcum
- Plaats van uitgave
- Assen
- PPN
- 398540756
- Verschijningsperiode
- 1851-1962
- Periode gedigitaliseerd
- 2 juli 1870-30 december 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Drents Archief
- Nummer
- 227
- Jaargang
- 102
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
KINDERMOND:
ZOO KON HET!
Aanstaande schoonmoeder: „Je zegt, dat je een bestaan vindt in de medische wetenschap. Maar wat ben je dan?" Aanstaande schoonzoon: „Begrafenis-ondernemer!"
ENFANT TERRIBLE.
Een dame laat uit een voornamen winkel van kindercostuums eenige der elegantste pakjes van het nieuwste Parijsche model aan haar huis bezorgen. Wijl na enkele dagen de verwachte bestelling uitblijft en ook de costuums niet worden teruggezonden, wordt telefonisch gevraagd, hoe is beslist geworden. Bij afwezigheid der moeder verschijnt de 12-jarige Hilda en antwoordt zeer slagvaardig: — O, dank u, dTe kunt u laten terughalen, we zijn al gefotografeerd.
EEN WONDER!
Modiste (uiterst vriendelijk): „En welke hoed vindt u, dat mevrouw het best staat?" Tot het uiterste gebrachte echtgenoot: „Haar oude!"
OP EEN BOOTTOCHTJE.
: : De jongen (een stop uit den bodem trekkend): „Kijk eens vader! Ik heb ontdekt, waar de boot vroeger lekte.'''
DAT HING ER VAN AF.
Mevr.. „Dat is n;u al de zesde broer, dien je op visite hebt gehad. Hoeveel broers heb je eigenlijk?" Keukenmeid: „Nou mevrouw, dat hangt cv van af!"
EEN GOEDE VENT!
„Waarom loop je zoo hard?" „Om te voorkomen, dat twee mannen gaah" vechten." „Wie zijn het dan?" ..Ik en nog een ander!"
RAAK!
Een onbescheiden grappenmaker waagde het de ooren van een geestig man tot voorwerp zijner spotternij te maken. „Ja," zeide deze koeltjes, „ik erken, dat mijne ooren te groot zijn voor een gewoon mensch; maar gij zult moeten toegeven dat de uwen wat klein zijn voor een ezel."
GELIJK OVERGEVEN.
„Moeder zegt, dat er een vlieg in den krentenkoek was, dien ze gisteren kocht." „Zeg haar, dat ze de vlieg terugstuurt, dan geef ik haar een krent."
LEER OM LEER.
Zeker persoon schold zijn buurman uit voor spitboef. Hierover geraakt, riep de ander: „Pas op, anders zal ik van u iets zeggen, dat nog nooit een mensch van u gezegd heeft." „En wat is dat dan?' vroeg de andere. „Het is, dat gij een eerlijk man zijt, hervatte de buurman.
DAAR KON HIJ NIET BIJ.
Kleine Frits bekijkt vol aandacht een onopengesneden boek. — Waar kijk je naar? vraagt zijn moeder. — Ja Moe, ziet u, ik kan maar niet begrijpen, hoe die lui het klaar gerkegen hebben, om die bladen te bedrukken. Ze konden er immers niet bij!
VRAGEN NAAR DEN BEKENDEN WEG.
Er zijn van die menscl>en, die altijd moeten vragen, ook al zien ze "het antwoord voor hun oogen. Zoo kwam een van die babbelaars voorbij het, huis van een kennis. Daar stond een groote wagen met m«ubelen, en zvjn vriend er bij, bestoven, in zijn hemdsmouwen, bevelen gevende. De toestand was duidelijk, maar. de ander moest toch weer een vraag doen: — Zoo, ga je verhuizen ? — Wel nee, antwoordde zijn vriend sarcastisch, ik ga maar eens een beetje rondrijden met-mijn meubelen.
BEETGENOMEN.
Meisje: „Dat is een mooie diamanten ring, die je daar hebt, Kees. Is dat een echte ?" Kees (die juist teruggekeerd is van een bezoek aan de stad): „Als het niet zoo is, hebben ze me Voor een rijksdaalder beetgenomen."
Nimmer-bang en Bolle-Wang.
Elfje Waag-al, Nimmer-bang zei tot Elfje Bolle-Wang: ik kan springen — want 'k ben groot ovet gindsche breede sloot! Stevig gaf hij hem de hand, nam een sprong van af den kant, raakte juist nog met één been tot den grooten, witten steen. fn de sloot; de steen was glad — Waag-al gauw in 't water zat en zijn vriendje Bolle-Wang, werd toch zoo vcrschrikk'lijk bang —
Want ook hij kwam raar te pas; druipnat kropen ze op 't gras — — — moeder zon za-? 't lachend aan dacht wet, dat het zoo zou gaan. Maar toch kreeg ze medelij met de stumperds allebei, Lo id haar warme stralen neer en sprak: doet dit nu niet weer — Elfje Waag-al, Nimmer-bang en jij Elfje Bolle-Wang — dan droog ik je kleertjes hier stellig binnen het kwartier! HERMANNA.
Raadselhoekje.
Oplossingen der raadsels uit 't vorige nummer. Voor grooteren. Ratelslang, Garen, stal, gans taart, Laren, Els, laag. ' Genemuiden. Gort, grot, trog. Zü werd per ziekenauto naar de stad vervoerd. (Perzië). Je kunt deze visch in alle vischkramen koopen. (China). Ik vind de vuile ruit. al iets helderder worden. (Italië).
Je bent een engel, An. De belooning zal niet uitblijven. (Engeland). • Voor kleineren. 1. Zijn hoed. 2. Rot, bot, dot, mot, zot, 3. Jan was de eerste en wij kwamen na hem. (Steenwijk). O, meneer Lusch, oorlog is mij een gruwel - (Schoorl). De jongen bleef steeds lui staan wachten- * (Sluis). Op het dak loopt onze kat, wij kunnen haar niet vangen. (Katwijk). Zet dit schut recht, anders valt het om. (Utrecht).
R 0 m P b 0 e r b 0 O t P 0 e s b r e m A n n a d 0 1 k 1 a a t g r a s S e u 1 Roosendaal
OM OP TE LOSSEN. Voor grooteren.
1. Welke rivier in Europa heeft een zwarten oorsprong en een zwarter mond, doch geen zwart water? I 2. Welk eiland in den Atlantischen Oceaan kun je maken van: ar me i d a 3. Op de beide krAisjeslijnen komt de naam van een beroemd Keizer. XXXXXXXX X ..««*« « X . . • « « X 4 • | • X . . . X • » X . X 1° rij 't gevraagde woord. 2° „ een stad in het Noorden van Ai'rika. 3° „ een sappige vrucht. 4° „ een gebergte in het Oosten van Europa. 5° „ een wapen. 6° „ een badplaats in Duitschland. 7° „ een viervoetig dier. 8° „ een medeklinker. 4. Mijn geheel wordt met 8 letters geschreven en noemt een stad in Nederlandsch-Indië. Een 8, 4, 7, 1, is een zwemvogel. Een 5, 4, 6, 3 wordt in de meeste kamers gevonden. 3, 4, 6, 5, 7 is een dorp in de prov. Utrecht. Een 8, 2, 3, 1 is een viervoetig dier, dat in de bergen leeft. Een 7, 2, 8, 2, 5 heeft een donkere gelaatskleur. Voor kleineren. ♦ 1. Met o ben ik een viervoetig dier, met e J een lichaamsdeel van een dier, met a kan - ik iets bevatten en met eu ben ik een boom. 2. Verborgen kleedingstukken Je weet: ruiten maken breed. Ga je mee? Ja, Steven, ik ben klaar. De kalk" viel bij brokken neer. Tante Ko, u staat daar niet gemakkelijk. Mevrouw Loman telde steeds verkeerd. 3. KruisraadselOp de beide kruisjeslijnen komt de naam van een stad in ons land. X . X . . . X . . xxxxxxx { .. x .. : . X . ' X 1° rij een klinker. 2° „ een bepaald soort teekening. 3° „ een jongensnaam. 4° „ 't gevraagde woord. 5° „ een product, dat in warme landen vooral West-Indië verbouwd wordt. 6° „ een uitroep. 7° „ een medeklinker 4. Mijn eerste kan een vloeistof bevatten, mijn tweede is een lidwoord, mijn derde is, als men er een letter achter zet, schoeisel en mijn geheel komt bij kaarsverlichting te pas.