Naar eerst thans bekend is geworden, is in de nacht van Dinsdag op Woensdag aan de grens bij Eede : n V/est Zeeuws Vlaanderen de 34-jarige ongehuwde vlasser P. R. uit Eede door een kommies gedood. Voor zover tot nu toe kon worden nagegaan hebben de kommiezen V. en F. in deze nacht een aantal smokkelaars betrapt. Deze sloegen op de vlucht met achterlating van hun smokkelwaar, "waarna de kommiezen de vluchtenden enkele schoten nazonden. De ambtenaren haalden ie smokkelwaar uit het land en terwijl de kommies V. met een pak de weg naderde verliet het slachtoffer R. een nabijgelegen café om per fiets naar huis terug te keren. Volgens de lezing, die de kommies V. van het voorval heeft gegeven, zou er tussen hem en R. een 'wist zijn ontstaan en zou de laatste gedreigd hebben hem een pak slaag te geven. Hii vluchtte het veld in en werd door R. achtervolgd. Tijdens zijn vlucht had V. kans gezien zijn revolver opnieuw te laden. Het schijnt dat hij van heel korte afstand de cafe-bezoeker heeft neergeschoten. V. zou zich thans beroepen op zelfverdediging. In hoeverre R. bij de smokkelaars betrokken is geweest, is thans nog niet duidelijk. De verkiezingen op Cura^ao De verkiezingen op Curasao hadden de volgende resultaten: De Katholieke Volkspartij 1 zetel, de Nationale Volkspartij 4 zetels, de Democratische Partij 3 zetels. Verdeling van de zetels op Aruba: De Union National Aruba: 3 zetels, de Arumaanse Volkspartij 5 zetels. Het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen op Cura?ao bedroeg 30.700.
Provinciale Drentsche en Asser courant
- 19-03-1949
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- Provinciale Drentsche en Asser courant
- Datum
- 19-03-1949
- Editie
- Dag
- Uitgever
- van Gorcum
- Plaats van uitgave
- Assen
- PPN
- 398540756
- Verschijningsperiode
- 1851-1962
- Periode gedigitaliseerd
- 2 juli 1870-30 december 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Drents Archief
- Nummer
- 66
- Jaargang
- 124
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Grenskommies schoot smokkelaar neer
Zwitsaletten
I? ItlO' 2 WITS AL Fakriakcn « A»cl4»*rn (Adv.)
De tuin bij het huis
Jonge vruchtbomen kunnen nu nog aangeplant worden, doch men stelle het niet te lang meer uit Vruchtbomen dient men bij een solide firma te bestellen, anders zal men er niet veel plezier van beleven. De meeste mensen vergeten dat vruchtbomen niet voor één jaar, doch voor een lange reeks van jaren worden aangeplant en dat men bij het aanschaffen van zulke boompjes niet op een paar kwartjes moet kijken^ vóór alles is kwaliteit gewenst. Wie gaaf fruit wil oogsten, zal nu 'moeten sproeien, doch voor het gebruik van vruchtboom-carboleum ls het inmiddels al wel wat laat geworden: knopbeschaaiging zou lang niet denkbeeldig zijn. Zonder gevaar kan nu inplaats van carbolineum gebruik gemaakt worden van de tegenwoordig zeer bekènde kleurstoffen. Voor het versproeien van kleur. • stoffen is een hogere temperatuur gewenst-minstens vijf graden C., ook he't sproeimateriaal moet die temperatuur hebben, dus niet met ijskoud water mengen. Overigens dient men zich by het vaststellen van het percentage bij de opgegeven hoeveelheid te houden — die al naar het gelang het merk of soort — onderling nogal uiteen kan lopen. Men dient de vloeistof zo regelmatig mogelijk over de boorppjes te verdelen, zodat het niet voorkomt, dat takken aan de onderkant niet geraakt worden, want in dat geval heeft besproeien weinig zin. Wanneer men nog niet met 't snoeien van vruchtboompjes is gereed gekomen, is het toch zaak daaraan nu spoedig een eind te maken, het wordt anders veel te laat. Krconbomen — grote bomen — kan men zelf wel een weinig uitdunnen, evenals struikvormen, doch het snoeien van bepaalde vormbomen kan men beter aan een deskundige overlaten, anders wordt verkeerd gesnoeid en bederft men meer door wel dan door niet te snoeien. Wie aardbeien in eigen tuin wenst-, '•tan nu nog jonge planten poten, al moet daarvan deze zomer geen opbrengst meer worden verwacht. Overigens: de meeste leken laten hun aardbeiplanten veel te lang staan; de opbrengst wordt steeds minder. Wanneer er drie jaar van geoogst is, wordt het hoog tijd, dat ze door jonge, sterke planten vervangen worden. In kleine tuintjes moet men niet te veel planten poten en zeker niet van één soort, want dan heeft men op een gegeven ogenblik te veel vruchten. Daarom kan men beter wat vroege en late soorten aanplanten.
JAN FABRICIUS : OP WEG NAAR BATAVIA
Het hieronder volgende verhaal ontleen ik aan het hoek TEMPO DOELOE (UIT DE GOEIE OUWE TIJD), dat mijn Herinneringen aan java bevat en dat binnenkort ral verschijnen bij de H. P. Leopolds Uitgevers-Maatschappij te 'KjTavenhage. J, F.
Thackeray heeft eens gezegd: "Nowadays we arrivé at places, but we travel no more.' Hoe betrekkelijk alles is! Thackeray was al dertig jaar dood, toen ik voor 't eerst naar Indië ging. Gedurende het leven van die beroemde schrijver reisde men met zeilschepen en in zijn jeugd bestond er nog geen spoortrein. Zijn manier van reizen was dus heel wat primitiever dan de onze. Maar toch hadden wij daar op de Bromo wel degelijk het gevoel van 'op reis' te zijn. Het was waarlijk niet alleen maar, zoals Tackeray het uitdrukte, 'op plaatsen aankomen. T ij d spreidde zich ruim en ver om en voor ons uit. Ofschoon we weinig uitvoerden van wat we misschien ons voorgenomen hadden te doen, waren er lange ledige uren te verbeuzelen zonder dat we het onaangename bewustzijn hadden, dat de tijd voorbijging en we geen ogenblik mochten verliezen. Alles was zo nieuw! Een vliegende vis, die zich op het dek liet neerploffen, was een interessant geval. Het spelend hoog In de lucht springen van honderden-kilo's zware vissen, soms bij drie of vier tegelijk, een onderhoudende vertoning. Het statig voorbijtrekken van twee zijaan-zij zwemmende walvissen een gebeurtenis! Het besef van nu werkelijk over de Rode Zee te varen maakte je tot een door het Lot rijk gezegende prins uit de sprookjes. En nu wordt het tijd, de lezer in kennis te brengen met Albert fuselier in het Oost-Indische leger, evenals twee van cie sergeants met twaalf dienstjaren achter zich en nu ingedeeld bij het detachement infanterie aan boord van de Bromo. Hier volgt hoe ik met Albert persoonlijk in aanraking kwam. 9 Op 'n morgen na het ontbijt zaten we te luisteren naar wat de gepenslonneerde onderwijzer wist te vertellen over de uitbarsting van de Krakatau, welke tien jaar te voren had plaats gehad en waarbij in enkele uren vele tienduizenden mensen waren omgekomen. Midden in het verhaal kwam de fourier Haveibeek de eetzaal binnen. „Werk voor jou aan de winkel, Jacob!" „Wat is het en wie zegt het?" „Order van de luit. Op 't rapport komen." „Wat staat er te gebeuren?" „Troep moet dagelijks Maleise les gegeven worden" „Toch niet door mij, hoop ik?" „Ik hoorde de luit tegen de tweede zeggen om jou met de regeling te belasten." ' ,:Als 't anders niet is! Regelen! Daar ben ik sterk in!" „Wacht even, Jacob, vóór je aan 't regelen slaat — mij laat je er buiten, hoor!" De waarschuwing kwam van Lebref. „En ik heb het te druk met mijn eigen werk", haastte de fourier zich te zeggen. ..Ik mot jullie geen van beide en mijzelf ook niet. 't Is al piekfijn voor mekaar. Wacht maar even!" En weg was Jacob. • BinneD een kwartier was hij terug „Order van de luit: elke morgen, ijs en weder.dienende, van negen tot tien les in de Maleise taal. Leraar: professor Albert. De geweren van het detachement kriigen vergunning om de lessen bi) te wonen; de niet-gewilligen worden er met mijn bekende zachte hand heengeleid Over drie maanden kunnen ze 't allemaal in vloeiend Maleis zeggen" "Mina, geef me lakas 'n beetje nasi, want Ik heb 'n lapper as de pest!" (1) Een wcord vooraf over Albert. Zijn dubbele familienaam blijve bier onvermeld. Ik had hem nu en dan al eens gezien, wanneer hij met een bundel cqpieer-werk onder de arm zich etj de fourier kwam melden en met deze in een bescheiden hoekje van het salon dienstpaperassen
zat te behandelen. Hoewel lichamelijk weinig boven de middelmaat njaakteiht) de indruk van een athleet te zijn: even sterk als lenig en vlug als de wind. Hij had bovenal één zeldzame gave, die hem tot het einde toe is bijgebleven en die ik niet beter kan omschrijven dan door te zeggen: zijn ogen en heel zijn wezen straalden geluk uit! Wie zijn geloof in de mensheid verloren had, vond dat geloof terug bij een glimlach van Albert. Onder zijn medesoldaten, bijna allemaal nieuwelingen, was hij de oudste, de vrolijkste, de meest beschaafde, de meest begaafde. Hij was drager van de Militaire Willemsorde. Zijn slankt- figuur zowel als zijn rustig-beheerste houding zullen er wel de oorzaak van zijn geweest, dat niet alleen zijn (in massa gefabriceerde) uniform hem om het lijf gegoten scheen, maar dat ook de blauwe serge van z ü n jas en broek op het eerste gezicht van superieure kwaliteit leek. Ik heb menig vrouwelijk oog een verstolen blik zien werpen naar deze jonge, opgewekte aristocraat, wanneer hij, op weg naar de fourier, met luchtig-veerkrachtige tred het eerste-klas wandeldek overstak, om van de derde klas naar de tweede te geraken. (Goeie ouwe Bromo! Zo iets stond jij in jouw dagen nog toe: een "koloniaal', die zó maar langs eerste-klas dames en heren liep alsof ze gewone mensen waren zoals hy! Jij, ouwe Bromo, kneep 'n oogje toe, als bü beestenweer de bootsman in zijn oliejas-en-zuidwester nu en dan even in het salon van de tweede klas verscheen om voor de tapkast 'n neutje achterover te wippen. Of waren het er twee....?) Alberts capaciteiten schenen onbegrensd. Hij onderhield zijn tussendeksmedereizigers door op de harmonica van een der matrczen te spelen en door verhalen uit zijn avontuurlijk leven als student aan de Leidse Universiteit, als straatzanger langs de Boulevard Anspach te Brussel.... Er verscheen aan boord eenmaal per week de Bromo-gazette — Albert was de redacteur. De eerste-klas gaf een gala-diner — Albert tekende en kleurde de menu's en zat gedurende het diner achter de piano. Ik smokkelde mij onder de leerlingen en zat prompt cm negen uur op het dek achter de soldaten, die' zich in hoefijzerenvorm om de leraar hadden geschaard. De eerste les begon ongeveer als volgt: ALBERT: Luister, jongens, 't is doodeenvoudig. Een toekang is een man, die een handwerk uitoefent, en kajoe is hout. Wat denk je nu, dat een toekang kajoe is? EEN SOLDAAT: Een houten man. EEN SOLDAAT: Een klompenmaker. EEN SOLDAAT: Een vent met 'n houten been. ALBERT: Neen. Een toekang kajoe is een timmerman • Nou. denk nu eens even na. Besih betekent ijzer. We hebben nu al geleerd, dat een toekang besih dus geen ijzeren man is. Maar wat is het dan wel? Nou zonder lol, jongens: wat is een toekang besih? KOOR: Een smid! ALBERT: Zie je wel? "t Is maar 'n foefje. Kebon wil zeggen: tuin. Een toekang kebon is dus een tuinman. Maleis is de gemakkelijkste taal van de wereld en als je 'n woord niet weet. dan zeg je in 't Hollands. Nu gaan we over naar de werkwoorden. Het eerste woord, dat je nodig hebt, is: Mau. Ik zal je uitleggen waaróm. In Indië houdt iedere soldaat, behalve dan hier en daar een vegetariër, er een vrierdin op na, die hem in zijn vrije tijd dag en nacht geselschap houdt. Ze kookt voor hem en doet de was en verstelt z'n ondergoed. Als je er een tegenkomt, die je bevalt, heb je haar alleen maar te vragen: „Mau?" Als ze „Mau" zegt, dan wil ze
.wel. Als ze jou niet lust, dan zegt ze *n ander woord! Ziezo, we zullen het voor vandaag maar voor gezien houden. Blijf nog maar even zitten om de woorden van bulten te leren. Ik zal je wel waarschuwen. als 't uur om is." Nadat ik 'n dag of wat de lessen had bijgewoond, bleef ik op een morgen wat natreuzelen in de hoop wat met hem te kunnen praten. Hij stond, afgezonderd van de anderen, over de verschansing geleund, blijkbaar aangetrokken door 'n Indische-Oceaan-ln-rust. De bijna onwezeniyk-gladde zee werd slechts lichtelijk bewogen, wannfeer nu en dan een zachte bries een rilling over de enorme oppervlakte van de onpeilbaar diepe massa water joeg. Het deed denken aan een gespierd paard, dat zyn satijnzachte huid in beweging brengt om een vlieg te verjagen. Toen ik Albert complimenteerde met de eenvoud van zijn lessen in het Maleis. lachte hij. „Maleis? Wat ik hier sta te onderwijzer is toch geen Maleis?" Ik begreep hem niet. „Wat is 't dan?" vroeg ik. „Iedereen houdt het er toch voor?" ..Ja-ja, dat deed ik vroeger ook. Maar ■selfs de geringste kceUe lacht wat om de manier waarop zijn taal door ons vermoord wordt. Wat ik mijn wapenbroeders tracht bij te brengen is een ratjetoe van woorden en zinnetjes waarmee ze in hun dagelijkse omgang met Inlanders zich 'n beetje kunnen redden. Het is 'n jammerlijk taaltje, dat bij de gratie van de inlandse bevolking voor Maleis doorgaat." „Zou u dan denken, dat ik verstandig doe om ?" „Welja! Leer de hutspot maar van buiten. U kunt er altijd wel iets mee uitvoeren. De bevolking is er aan gewoon, en als ze nu en dan niet snappen wat u bedoelt, zullen ze u dat niet zeggen. Toujours la politesse! Ze houden u misschien voor 'n halve gare, maar ze zullen niet in de vulgaire ijut vervallen van een eenvoudig feit vast te stellen." We praatten nog wat door, waarbij tot mijn geric.egen hij van ons tweeën het meest aan 't woord was. Hoewel mij een vraag op de lippen brandde, aarzelde ik ze uit te spreken. Het interesseerde me niet zozeer hoe hy er toe gekomen was om dienst te nemen in het Indische leger (daarvoor vielen velerlei redenen te bedenken, die mij niets aangingen) als wel hoe een man van zijn geestelijke ent wekeling en opvodirg twaalf Jaai lang gewoon soldaat in dat leger kon blijven! Op 't laatst kon Ik mijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. „Hoe komt 't toch, meneer, eh " „Zeg u maar Albert, meneer." ..Ik mag het u eigenlijk niet vragen." „Wat is het?" „Waarom in 's hemelsnaam is een man als u niet op z'n minst nou, laten we zeggen: sergeant!" „Ben ik geweest. Éénmaal." Zelfs de glimlach, waarmee hij het antwoord gaf, belette niet. dat ik mij verlegen voelde Hij zag het en kwam my te hulp. „Ik begryp best uw nieuwsgierigheid en ik beschouw ze zelfs als een compüment — wat ze dan ook Is!" voegde liy er lachend aaft toe. „Maar nu het u eenmaal Interesseert, wil ik u er wel de reden voor geven. Die is doodeenvoudig. Ik weiger om persoonlijk verantwoordelijk te ztjn voor de dood van één enkel mens. Ook als sergeant heb je soms die verantwoordelijkheid te dragen. Dus toen ik op 'n dag gedwongen werd cm de militaire ladder een trede hoger op te klimmen...." „Gedwongen?" Hij knipte met duim en vinger tegen de medaille op z'n borst. „Om dit — en dan natuurlijk om m'n beetje schoolkennis boven die van de doorsnee fuselier Dikten ze mij uit als geschikt voor een eerste-klas sergeant. Ze vergisten zich." „Hebt u'verzocht om te worden gedegradeerd?" ..Dat zou me niet geholpen hebben. Er was maar één secure weg en die heb ik gevolgd van het ogenblik af.' dat de korporaals-strepen op mijn mouwen zaten:
'n geregelde ere-dienst in de tempel van Bacchus. Prompt elke week was ik zo dronken als Maastricht. Toen haalden ze 'n schrandere streek uit. Ze dachten, dat ik als sergeant wel wijzer zou zyn. Het experiment werd genomen: ik kreeg de gouden strepen er op. Dat betekende wat meer zakgeld en dus: toen twéé maal in de week dronken. Tenslotte hadden ze geen keus meer: de strepen gingen er af." Nu ik myn antwoord had, wist ik niet wat ik er op zeggen kon. Het gelukte mij om hem familiaar by zijn voornaam en met 'jil' en 'jou' aan te spreken. „Albert,' ik wil graag 'n belofte van je. Doe mij het genoegen en kom my op Batavia nu en dan eens opzoeken." Ik krabbelde de naam Van Dorp en Co op een blaadje papier en overhandigde het hem. „Waar ik zal wonen weet ik niet, maar ik werk bij deze firma." Hy fronste het voorhoofd. „Ik was bang. dat u me dat zofl vragen. Ik vind het vervelend om het u te zeggen, maar het kin niet" „Waarom niet?" „Als u daar eenmaal is, zult u 't zelf wel ontdekken." „Ik wil het liever nü weten." Zijn glimlach kwam weer te voorschijn, maar ik herinner me nog hoe op dat ogenblik zijn glimlach mij geen plezier deed- „Dan zal ik het u uitleggen." „Waarom blijf je nu li' tegen me zeggen, Albert? Dat zeg ik nu toch ook niet meer tegen jou?" „Hoe heet Je?" „Jan." „Ik bedoel je achternaam". ,.Sla die maar over." „Zoals je wilt. Luister dan, Jan. Dit is mijn derde reis als fuselier naar de Oost. Op elke reis is het gebeurd, dat een of twee passagiers mij vriendelijk hebben uitgenodigd om ze op Java te komen bezoeken. De eerste keer heb ik gezegd, dat ik graag zou komen. Ik wist toen nog niet beter. Ik was toen ongeveer zo oud als jij nu — m'n enige verontschuldiging. Ik ging naar die meneer z'n huls. Ik werd niet ontvangen." „Dat klopt met wat de sergeant Jacob my heeft verteld", zei ik. Maar vind jij het Billijk om anderen verantwoordelijk te stellen voor het gedrag van één schooier?" „Dat doe ik niet Ik veroordeel niet eens de vent zelf. Hy was geen schooier. Hy kón niet anders handelen, wantin het koloniale leger is een fuselier, maatschappehjk gesproken, een paria. Hy is goed genoeg, als er voor 't vaderland wat te vechten valt, maar ongeschikt als gezelschap voor wat zich in Indië volbloed Hollander noemt. De Europeaan die er voor 't eerst heengaat en eerlijk gelooft, dat hij er vriendschappeiyk met een sergeant, korporaal of soldaat kan omgaan, begaat een vergissing, die hij spoedig zal hebben te herstellen. Als hij er op blijft staan om het toch te doen. graaft hy z'n eigen graf. Daar heb je de waarheid. Wees bedankt voor je goeie bedoeling, Jan. en maak Je geen zorgen over my Ik weet me te redden! Hier is dat adres van je. Het is voor my van geen nut." Toen ik weigerde om het stukje papier terug te nemen, liet hy het achteloos in zee dwarrelen Ontevreden met hem en met mezelf, heb lk sedert die dag zyn Maleise lessen niet meer bijgewoond. De lezers van mijn boek Tempo Doeloe' zullen Albert later nog weer ontmoeten. Ook zullen zij leren hoe vele jaren later Albert aan zyn eind is gekomen.... Op Zaterdagmorgen 4 Februari 1893 stoomde de Bromo de haven van Tandjong Priok binnen. Toen ze aan de kade lag, legde een 'Javaan', (zoals ik toen dacht, maar het zal wel een Bantammer koelie geweest zijn) zyn beide handen op de reling van het schip. Een stuurman sloeg*met een stok op die handen Het was mijn eerste les ln de wijze waarop men. volgens sommigen, met Inlanders moest omgaan. De meeste burger-passagiers werden bij het. verlaten van de boot door vrienden of familieleden verwelkomd. Ik volgde de stroom reizigers naar een loods waar on?e bagage door de douane' onderzocht werd, slaagde er in om mijn beide koffers naar het station Batavia te doen adresseren en kocht aan het station Tandjong Priok van een Hollands sprekende Chinese beambte een spoorkaartje naar Batavia. Toen ik daarvoor het kostende bedrag had neergeteld. stond ik nog aan 't hoofd van twee-en-een-halve cent D Lakas-vlug. Nasi =ryst Lapper (lapar) ^.honger,
ZWIGGELTE
Z WIGGELTE Naar een tekening van W. B. van Marle
VROUWENPRAAT Deze dag komt nooit weerom
De eerste zomerse dag in Maart — dat is elk _jaar opnieuw een onverwachte en opwindende sensatie. Je vertrouwt het eerst nog maar half: de zon schijnt en het ziet er naar uit of de wind zich verslapen heeft. Alles goed en wel, maar gisteren stonden de bloemen nog dik op de ruiten en blies er een straffe Noordooster En dan stap je het plat op, en vergeet je degelijke voornemen om een paar stukken wasgoed op te hangen — de zon schijnt zo warm op je handen! Er is iets zachts en fleurigs in de lucht. De stemmen van de spelende kinderen klinken anders. Kijk, zowaar, de Japanse kers maakt knoppen, en als dat niet een jonge lijster is die zit te oefenen! De eerste zomerse dag in Maart: wat een luxe. Er, dan te bedenken, dat we er volgens de overlevering nog acht te goed hebben. Ik moet ze nu dit jaar toch heus eens gaan tellen. Ik weet niet, wét zo'n onverwachte lentedag U doet — maar mij maakt hij. balsturig. Ik krijg plotseling de overtuiging, dat er buiten iets prachtigs en gloednieuws te beleven valt dat ik vooral niet missen mag. Er alle goede voornemens ten spijt, de slaapkamers mceten het maar stellen met de Franse slag, de afwas gaat in Dieseltempo — en dan de mantel aan en naar buiten. Büiten — dat is het kleine park vlak in mijn buurt, zo echt een pril geval van: Ik weet zelf wel dat ik nog maar pas kom kijken, maar ik doe mijn best Goed, goed, we nemen de wil voor de daad, als je niet al te snel loopt kun je wel een kwartier ia deze natuur-in-zakformaat rondwandelen. Werkelijk, de vijver spiegelt rimpelloos een wazige lucht er hangt een geur van pasgespitte aarde, en over het winterse gras lijkt iets als een eerste vleug groen gestreken. Ik passeer de laatste huizen: een bekend geluid doet mij opzien. Dacnt ik het niet? Boven mij, op een balcon, hangen matrassen rood en grijs gestreept te luchten op een zorgzame onderlaag van oude lakens. En een nijvere huisvrouw, zo een van het slag die zich de kaas niet van het brood laat eten, is met toewijding aan het kloppen. Wat zeg ik? Met saamgeknepen lippen en felle ogen is zij bezig die luie gestreepte bakbeesten zo fanatiek met een mattenklopper te meppen, dat ik onwillekeurig op het trottoir een meter uitwijk. Achter haar is iemand in een blijkbaar volledig leeggehaalde kamer bezig de ramen te zemen. Ik vlucht het stille park binnen. De sering draagt al groene knoppen, de elzekatjes schetsen hun trillende franje tegen de opalen lucht. In een grasperk zijn wel honderd crocusjes neergestrooid, paarse en witte en gele, Maar achter mij ranselt die mattenklopper onverstoord.... Ik kan het me zo levendig voorstellen, hoe dat vanmorgen in zijn werk is gegaan. „Hè, hè, eindelijk es een beetje zor. Kunnen we mooi de bedden naar buiten brengen — en dan meteen de hele kamer...." Een haastig ontbijt, een gemakkelijke middagpot en verder werken, v/erken;. kloppen en schuieren en nat opnemen en lappen en wrijven en boenen. Emmers sop, de lucht van boenwas en een werktrap midden in een lege kamer. En dat alles visa-vis een bekoorlijk klein park dat zó gracieus uit zijn winterslaap • ontwaakt. Moet dat nu werkelijk zo, ieder jaar weer? Zijn wij vrouwen dan zover van de natuur, van de wezenlijke vreugden van het leven weggedwaald, dat een eerste lente dag voor ons alleen maar een aanleiding is om nog eens extra hard gaan ploeteren? Is het geen zonde om, zoals ik een verstandige jonge vrouw onlangs voor de radio hoorde zeggen: de mooiste tijd van het jaar te verknoeien met schoonmaak, gezicht? Is er dan geen groter genot denkbaar dan het triomfantelijke: Ik ben boven al schoon — terwijl de merel op het dak zit te fluiten en de gouden regen zijh zonnige trossen wiegelt? * Maar het huis moet toch schóón' Als je een hele winter gestookt hebt met alles potdicht en de gordijnen.. .. Wéét ik wel, heus, de schoonmaak is een noodzakelijk kwaad, waar 1e toch aan geloven moet. Maar zelfs met de schoonmaak is een accoordje te treffen, zo dat die verrukkelijke zomerse dagen niet ongenoten verstrijken. Begin als het buiten nog guur en goud is, alvast met de kasten en het servies. Ruim bij stukjes en beetjes de vliering op, zet alles by elkaar wat u de vuilnisman had toebedacht. Neem plint voor plint al het houtwerk af, bewerk telkens met de stofzuiger een gedeelte van de muren. Offer één redelijk zonnige dag aan het beddegoed, maar verder: Heb de moed om de deur achter u dicht te trekken, als de bomen in bloei staan en de wereld op zijn mooist is. Want de schoonmaak kan altijd wachten, maar deze zomerse dag komt nooit weerom! SASKIA.
Churchill naar de V.S.
Winston Churchill is gisteren met zijn -chtgenote vertrokken voor een verblijf van drie a vier weken in de V.S. De re is wordt gemaakt met de „Queen Ellzabeth". Het echtpaar Churchill zal lo. -eren bi) Bernard Baruch. Abdulkadir naar lake Succes? Mogelijk zal Raden Abdulkadir Widjojoatmodjo op 25 Maart naar Lake Succes vertrekken, waar hij als vice-voorzitter van de Nederlandse delegatie de algemene vergadering van de Verenigde Naties zal bijwonen, die in April zal worden gehouden. Tevens zal aan de Nederlandse delegatie waarschijnlijk worden toegevoegd de heer Kadarman, voorheen hoofd der afdeling politieke zaken van het republikeinse ministerie van binnenlandse zaken. Vliegtuig van de luchtbrug verongelukt Een Amerikaans luchtbrugvliegtuig is gisteren op het besneeuwde vliegveld Tempelhof verongelukt en in het centrum van Berlijn neergekomen. Dit is het vijftiende ongeluk sedert het begin van de luchtbrug in Juni j.1. De Amerikanen vetloren tot nog toe bij deze operatie negen vliegtuigen en zes en twintig man, de Britten vijf machines en dertien man, terwijl in totaal tien burgers om het leven kwamen. Bi) het ongeval van gisteren hebben zich geen persoonlijke ongelukken voorgedaan. Het betrof een inkomend vliegtuig, "n Skymaster, die met een lading steenkool uit Wlesbaden kwam. Het toestel kon bij de eerste poging niet landen en de piloot wilde optrekken voor een tweede poging. De machine raakte echter een dijkje op het einde van de startbaan, waardoor het landingsgestel onklaar geraakte en het toestel tegen de grond sloeg, buiten bet vliegveld.