Het Christelijk Nationaal Vakverbond zal op Donderdag 30 Juni en Vrij. dag 1 Juli zijn veertigjarig bestaan herdenken. Donderdagavond zal in de Domkerk een dankstond worden gehouden, Vrijdagmorgen vindt een buitengewone algemene vergadering in het Jaarbeursgebouw plaats, en Vrijdagavond een herdenkingsbijeenkomst in Tivoli. In de buitengewone algemene vergadering zullen het woord voeren minister-president Drees, de verbondsvoorzitter de heer Ruppert, Prof. Mr. W. F. de Qaay Fortman en Ds M. de Goede. Voor het eerst na 200 jaar weer een huwelijk werd in de Ned. Herv. Kerk in het Zuid-Friese plaatsje Boyl het r.uwelijk ingezegend van Grietje van Biesen, kraamverpleegster, en Ruud de Vries, technisch ambtenaar der PTT. Voor Boyl betekent deze inzegening een hele gebeurtenis, want noch de kerkelijke archieven, noch de plaatselijke overlevering getuigen ervan dat ooit sinds omstreeks 1750 in dit kerkje een huwelijk is voitrokken. De laatste huwelijksvoltrekking waarover nog gegevens bestaan was in 1732. Fire Fly strandde in een duinpan Behalve de twee Spitfires is Donderdag nog een derde militair vliegtuig neergestort. Van de Fire Fly van de Marine Luchtvaartdienst, die omstreeks half vier opsteeg van het vliegveld Valkenburg, c'.oeg nl. vlak na de start de motor af. De piloot, de lt.i.' vl. der derde klasse W. Duinker, trachtte in een duinpan op het terrein der duinwaterleiding een noodlanding te maken, doch het vliegtuig werd daarbij zwaar beschadigd. De piloot en de tweede inzittende, de sergeant-vliegtuigmaker A. A. M. Rietveld, kregen slechts onbeduiden. de verwondingen.
Provinciale Drentsche en Asser courant
- 11-06-1949
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrechtelijk beschermd. Op dit object rust auteursrecht.
- Krantentitel
- Provinciale Drentsche en Asser courant
- Datum
- 11-06-1949
- Editie
- Dag
- Uitgever
- van Gorcum
- Plaats van uitgave
- Assen
- PPN
- 398540756
- Verschijningsperiode
- 1851-1962
- Periode gedigitaliseerd
- 2 juli 1870-30 december 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Drents Archief
- Nummer
- 134
- Jaargang
- 124
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
C.N.V. BESTAAT VEERTIG JAAR
JAN FABRICIUS: VERSTOORDE DEFTIGHEID
De bekende diplomatieke, reiziger, schrijver en romantische figuur in de tija van koningin Victoria, Lord Redesdale gat in zijn Memoires, die hij op zijn 79ste jaar beëindigde, de volgende raad: Ais iemand succes wenst te hebben met wat hij vertelt, moet hij luisteren naar de les van een beroemd verteller. Op een dag, zo schrijft Lord Redesdale, vroeg ik hem (dat is de beroemde verteller, wiens naam hij niet noemt) waaraan hij het toeschreef, dat zijn verhalen zo onvergelijkelijk veel meer bij het publiek insloegen dan die van iedere andere schrijver. Het antwoord was leerrijk. „Dat za? ik u zeggen, meneer", zei de beroemde verteller. „U zult hebben opgemerkt, dat ik nooit iets vertel over een onbekende m a n. Niemand wenst iets te horen over die man. Een man is geen omstandigheid. Neen, meneer, als ik iets vertel, dan vertel ik het met bijvoeging van omstandigheden. Ik noem een naam, een plaats, en als 't kan een datum. Als ik die niet ken, verzin ik ze. Ze geven leven aan het verhaal! Dat is mijn geheim, meneer, en ik bied het u aan als een geschenk." Goed dan, hier volgen de omstandigheden van wat ik vertellen wil. Ik behoef je niet te verzinnen, want ze zetelen stevig in mijn geheugen. Op 1 Juli 1896 verhuisden mijn vrouw en ik met ons drie maanden oud dochtertje van Batavia naar Bandoeng. Mevrouw Leeuwendaal vergezelde ons en leefde gedurende ons gehele verblijf daar in alles met ons mee; zij sliep in ons paviljoen, wij in het hoofdgebouw. Ik kan er nog wel bijvoegèn, dat mijn overplaatsing ten doel had om te Bandoeng een filiaal van de firma Van Dorp & Co. te vestigen (wat ik deed) en dat een poos later ik de Preangerbode oprictte en dat blad jarenlang redigeerde. Ik zal over mijn werkzaamheden niet verder uitweiden; ze zijn van geen het minste belang. Bovendien, zoals ik reeds vroeger meen duidelijk gemaakt te hebben, gaat het in mijn verhalen niet, althans stellig niet opzettelijk, over mijzelf. Ze bevatten veel meer de geschiedenissen en avonturen van andere mensen dan de mijne. Ik tracht aleen maar te vertellen wat van hetgeen ik ondervond ik de moeite van 't vertellen waard vind. Vanzelfsprekend kan ik daarbij niet vermijden, als regel in de eerste persoon enkelvoud te spreken, maar 'ik wens zoveel mogelijk mijn eigen leven buiten beschouwing laten. Ook in dit (aan TEMPO DOELOE ontleende) verhaal ging het niet om mi.i, maar om Oeng, onze tuinman. Ik was vierentwintig, mijn vrouw een paar jaar jonger. Wat wonder, dat op die leeftijd wij beiden ons best deden om, bescheiden als mijn positie in de maatschappij was, onder de kopstukken van Bandoeng's zeshonderd hele en halve Europeanen voor min of meer .vol' door te gaan Wat wonder ook, dat mijn vrouw en ik in een staat van opwinding verkeerden, toen de grote dag aanbrak waarop wij onze eerste, officiële avond-visite zouden ontvangen: ,1e notaris en mevrouw Vellema! De spanning werd nog verhoogd, toen in de loop van die dag ook nog de pastoor zo vriendelijk was om zijn voorgenomen bezoek aan ons. niet-Katholieken. aan te kondigen. Mevrouw Leeuwendaal. die gewoonlijk zowat de hele dag en ook 's avonds met ons in 't hoofdgebouw op en neer ging, liet zich verontschuldigen. Zij ging, uit behaagzucht en voor haar gemak, nooit anders gekleed dan in sarong en kabaja. Zo goed als beide haar ook stonden, een avond-toilet was het, ook in die dagen niet. Men ontving er geen eerste officiële visite in! Helaas, de dag begon met een tradegie: onze huisjongen meldde zich
ziek. Maar in nood leert de Duivel vliegen vangen. Op voorstel van mevrouw Leeuwendaal werd besloten om onze niet al te snuggere Soendanese tuinman in Karin's uniform te steken. Een uur voordat het bezoex kwam gaf ik hem mijn instructies. „Hier vind je de dranken op het buffet staan: wijnen, whisky, brandy.. . .Als ik schel, kom je naar de voorgalerij en bren je daarna datgene wat je gezegd wordt te brengen." Ik wees hem de flessen aan en noemde hem de namen van de verschillende dranken. „Heb je alles goed begrepen, Oeng?" „Saja, toewan." („Ja, meneer.") Hij sprak Maleis met mij, omdat ik toen nog geen Soendanees verstond. Oeng werd in het pakje van de huisjongen gestoken: prachtige hoofddoek, keurig gestreken jas en broek met rode strepen afgezet. De begrensdheid van zijn geestelijke horizon was nu minder opvallend. Hij zag er veelbelovend uit. Wij gevoelden ons verlicht'. Wij juichten te vroeg. Hadden wij maar het woord van de oude Brahmanen gekend: „Makende tuinbedden met kamfer, mestende die met muscus, en in de zelve ajuin zaaiende, schoon er duizend potten met rozenwater opgegoten werden, zullen de ajuinen hunnen reuk niet verliezen." De avond kwam. De visite was er. Notaris en mevrouw Vellema, mijn vrouw en ik in avond-toilet; de priester, een bizonder magere m^n, recht als een kaars, ongetwijfeld in zijn beste soutane. Enfin — deftig: alles in de puntjes! „Wees welkom, mevrouw. Welkom, notaris. Heel vriendelijk van u, pastoor, om ons een bezoek te brengen. Gaat u zitten. Gaat u zitten.". „Hoe maakt de zuigeling het, mevrouw?" „O, uitstekend, dank u." „U woont hier allergezelligst." „Lief van u om dat te zeggen, 't Is hier maar klein natuurliik. En wat mag ik u aanbieden? Wij hebben port en witte wijn en rode en... „Dan wil ik graag een glaasje port hebben." „Port. En u. notaris?" „Mag ik dan ook maar oin port verzoeken?" „Twee port. Meneer de pastoor?" „Port, astublieft." „Jij, vrouw?" „Ik ook maar port". „En ik ook. Dat is vijf port." Gaslicht hebben we in Bandoeng nooit gehad; wij zijn van petroleum direct naar electriciteit overgesprongen. Ter zijde van de lamp in de voorgalerij hing een koord, eindigende in een knop waarop men maai
had te drukken en dan luidde in de achtergalerij een schelletje. Op die knop drukte ik. Oeng maakte zijn entree en ik zei „Bawa lima port". Wat mijn tamelijk primitief Maleis was voor: „Breng vijf glazen port." Ik meende van zijn gezicht een lichte aarzeling af te lezen» maar schreef die toe aan zijn normaal langzaam functionerend begrip. Geen ogenblik kwam Oeng's immense aanleg voor misverstand in mij op. Ik herhaalde de order: „Lima port!" („Vijf port!") ',.Saja, toewan." Oeng vertrok met een gezicht van „Wat je er mee wilt uitvoeren, moge Allah weten, maar de gevolgen zijn niet voor mijn rekening". Hij bleef een lange tijd weg. Ten slotte verscheen hij opnieuw. Thans niet .... twee flinke grote helderwitte porseleinen nachtspiegels, of waterpotten. Hij bleef in de deurpost staan en zei: „Tjoema ada doewa sadja." („Ik heb er maar twéé kunnen vinden.") Van ,port' had hij ,pot' verstaan. Lima pot (vijf potten) waren hem besteld. In onze slaapkamer had hij er één gevonden: de tweede had hij in het paviljoen van mevrouw Leeuwendeal opgedoken. En daar stond hij nu, in elke hand een in deze omgeving ietwat ongewoon aandoend meubelstuk. Mijn vrouw schrikte, was dodelijk verlegen en wist niet wat ze zeggen moest. Mevrouw Vellema kuchte en glimlachte wellevend. De goeie brave dikke notaris hield met beide handen zijn ribben vast en zat te schudden van de lach. De dunne pastoor brak bijna in tweeën van plezier. Ik nam Oeng bij zijn nekvel en geleidde hem mitsgaders de twee kamermeubels uit het" gezicht van onxe gasten. Moet ik het nog verzekeren? De avond werd een succes, waarvan we een uur tevoren niet hadden durven dromen!
DIEVER
Naar een tekening van W. B. van Marle
HUMMEL-HUMOR
Hoe behandel ik de Gloxinia ?
Bloeiende Gloxinia's ziin cr nu weer te kust en te keur. Het ziin prachtige olanten met hun grote, zacht behaarde bladeren en hun Juweelachtige bloe-' men. die soms rood. soms blauw, doch ook wel met meer kleurige bloemen blöei en. Gloxinia's ziin geen goclKope kamerplanten. en het is dan ook geen wonder. dat elke huisvrouw deze dure plan' /al trachten over te houden. Dat is heel socd mogelük. en wanneer men dan zo'n
plant jarenlang elke zomer in bloei kan kweken, blijkt toch ook weer. dat ze Helemaal niet duur ziin. Wie zich een bloeiende plant wenst aan te schaffen, doet verstandig een exemplaar te kopen dat niet alleen maar volledig geopende bloemen bezit, doch die daarnaast nog een massa bloemknop pen bezig is te produceren. Verstandig is ook: een plant te kopen met een dubbele vertakking — dus een knol — waarop meer dan één scheut voorkomt. Des temeer bloemen en knoppen kan men hiervan verwachten. De bloemisten kweken hun Gloxinia's zó, dat ze niet in de volle zomerzon staan. In de huiskamer dus zult U daarmee rekening moeten houden. Dat wil echter niet zeggen dat een donkere standplaats geschikt zou ziin. Integendeel, volop licht hebben ze wel nodig. Een standplaats op het oosten zou bijvoorbeeld heel goed ziin. De planten verlangen in de groeitijd veel water, terwijl het aan te bevelen is hen wekelijks een weinig opgeloste Pokon toe te dienen. Dat mag geen sterke oplossing zijn: wanneer slechts één theelepeltje
per liter water wordt opgelost, is dat al meer dan voldoende. Daarmee kunnen dan ongeveer twintig Kamerplanten bemest worden. Uitgebloeide bloemen worden tydlg weg genomen. Ze gaan anders rotten en zouden de nog gave bloemen aansteken. Na de bloei kan men zo'n Gloxinia dan langzaam laten afsterven. Dan mag natuurlijk geen vloeimest meer gegeve^ worden, terwijl men geleidelijk minder water geeft. De bladeren worden bruin, doch dat is juist hetgeen dan bereikt moet worden. Eenmaal, geheel afgestorven tan de knol uit de pot gehaald worden, die dan in een weinig wit duinzand bewaard kan worden, precies op dezelfde manier als knol-begonia's ook overgehouden worden. Over het algemeen zal een leek meer bereiken door — vooral wanneer 't slechts één enkele knol betreft — die in de pot te laten staan, en haar daarin te laten overwinteren, in een matig verwarmde kast. Tegen het vroege voorjaar kan zo'n knol dan opnieuw op verse aarde aan de groei gebracht worden.
DE DUITSE INVAL Regering was van alle kanten gewaarschuwd Toch zat men met de handen in 't haar
De laaghartige inval van het Duitse leger in ons land in de prille ochtend van de 10de Mei 1940 was voor het Nederlandse volk een volkomen verrassing. Men wist, dat het gevaar in de oorlog betrokken te worden, dreigender was dan in 1914, doch niemand wist vooruit, dat in de noodlottige nacht van 9 op 10 Mei de Duitse vliegtuigen over ons vredelievende land zouden daveren om dood en verderf te zaaien en ontelbare parachutisten uit te werpen. Ja, toch wel: de Nederlandse regering en de legerleiding waren op de hoogte. De Parlementaire Enquête Commissie heeft daarnaar een onderzoek ingesteld. Haar rapport onthult daarover frappante gegevens:
In November '39 zou het al zijn Nadat reeds in de maand November 1939 en in Januari 1940 de Nederlandse regering ernstige waarschuwingen had gekregen over een op handen zijnde Duitse aanval, volgden van de 4de Mei 1940 af zeer concrete aanwijzingen, dat de inval voor de deur stond, elkaar spoedig op. Mr J. G. de Beus, die destijds aan het Nederlandse gezantschap te Berlijn ^as verbonden, verklaarde, dat de inval op 12 November voor hem absoluut vaststond. De inlichtingen van de toenmalige militaire attaché te Berlijn, majoor Sas, waren in dit opzicht betrouwbaar. Het was uiteraard bijzonder moeilijk na te gaan, waarom deze aanval op 't laatste moment is uitgesteld, doch in Berlijnse kringen meende men, dat dit een gevolg was van combinatie van factoren: 1. de Rijn was toen zeer gezwollen en men vreesde hoog water; 2. de weersomstandigheden
waren slecht; 3. Italië was er op dat ogenblik nog tegen; 4. plotseling kwam de aanslag op Hitier op 8 November in de Bürgerbraukeller te München er tussen. Bovendien kwam er nog de tegenwerking van het Oberkommando der Welirmacht bij. Deze tegenwerking was niet principieel, maar gold slechts het gekozen tijdstip, waarvan het meende, dat het geen succes zou opleveren. Eerste waarschuwing kwam van 't Vaticaan De eerste 2eer concrete waarschuwing, dat de aanval wederom op handen was, ontving de Nederlandse regering op Zaterdag 4 Mei. Toen kwam er bij Buitsenlandse Zaken een telegram binnen van het Vaticaan van de volgende inhoud: „Behoudens tussenkomst van derde Mogendheid of onvoorziene omstandigheden,
offensief in het Westen binnen zeer korte tijd te verwachten, omvattend, behalve Frankrijk, ook België en Nederland en wellicht ook Zwitserland". Toen Buitenlandse Zaken dit telegram doorzond naar het gezantschap te Berijn, bleek dit daar de bevestiging te zijn van een inmiddels door de militaire attaché uit zeer betrouwbare bron verkregen inlichting, dat enige mogelijkheid aanwezig was voor een aanval op Nederland en België in het midden van de daarop volgende week. Hiervan werd Buitenlandse Zaken op de hoogte gesteld. Een meer conrete aanwijzing kreeg onze regering uit Berlijn op Zondag 5 Mei. Uit inlichtingen, ingewonnen bij de Japanse marine-attaché, was gebleken, dat deze een zeer spoedig offensief in het Westen hoogstwaarschijnlijk achtte. Bovendien had men vernomen, dat een Duitse politiehoofdofficier een „Gestellungsbefehl" ontvangen had om zich op een bepaalde datum op een aangegeven plaats in Nederland. Op de avond van de 6de Mei ontving de militaire attaché de inlich,ting, dat voorbereidingen getroffen waren voor een aanval op Woensdagochtend 8 Mei en dat de troepen zodanig in de uitgangsstellingen waren gebracht, dat een aanval binnen 12 uur na het bevel van de Rijkskanselier kon geschieden. Ultimatum wordt opgesteld In de loop van de 7de Mei vernam het Nederlandse gezantschap te Berlijn, dat Von Ribbentrop met zijn naaste medewerkers bezig zou zijn een ultimatum aan Nederland en België te redigeren. Dit ultimatum zou door speciale afgezanten te Brussel en Den Haag overhandigd worden. Omstreeks 10 uur des morgens van dezelfde- dag ontving men van het Auswartige Amt het verzoek om onmiddellijk een visum te verlenen aan de „Gesandter in der Reichskanzlei des Führers" Kiewitz, die zich om half één per vliegtuig naar Nederland moest begeven. De man is niet toegelaten en daarom is men ook niet te weten gekomen, welke boodschap hij in opdracht van Von Ribbentrop naar ons land moest brengen. Het is Kiewitz zelf nooit geheel duidelijk geweest — zo heeft hij tijdens een later verhoor verklaard — wat hij in Nederland moest gaan doen. Hij had de indruk, dat hij de Koningin moest voorstellen niet op de binnenrukkende Duitse troepen te laten schieten. In Berlijn ontving het gezantschap inmiddels op diezelfde avond van de 7de Mei uit verschillende bronnen waarschuwingen. De bevelen gegeven Op Donderdag 9 Mei 1940 vernam de militaire attaché des» avonds, dat de bevelen voor het offensief om 2 uur des namiddags waren gegeven. Nadat hij hieromtrent te circa 10 uur volkomen zekerheid had verkregen, deelde hij dit te 20.55 uur Nederlandse tijd (22.35 uur Berlijnse tijd) telefonisch aan de marine-adjudant van de minister van Defensie mede, met de woorden: „Morgenvroeg bij het aanbreken van de dag'', welke woorden de adjudant herhaalde. .Ruim een half uur later belde de luitenant-kolonel van de generale staf J. G. M, van de Plassche op, die in bedekte termen om een bevestiging van het bericht vroeg. De militaire attaché antwoordde hierop o.m.: „Honderd procent zekerheid". Een inmiddels vereijferd telegram, dezelfde boodschap bevattende, werd aan het departement van Buitenlandse Zaken getelefoneerd. Die nacht ging men er te Berlijn op het Nederlandse gezantschap toe over alle nog niet.eerder vernietigde documenten van geheime of vertrouwelijke aard, alsmede de code, te verbranden. Men kan moeilijk beweren, dat de regering in gelijke mate verrast is als het Nederlandse volk. Te verwonderlijker komt het ons voor, dat niet onmiddellijk alle militaire maatregelen zijn getroffen om de agressie zoveel moge!ijk het hoofd te bieden en dat de regering op het beslissende ogenblik zo een funeste besluiteloosheid demonstreerde.
Thee-oogst op Oost-Sumatra door ziekte aangetast
Negen van de dertien thee -ondernemingen in het Siantarse (Oost-Sumatra) zijn reeds door de tot voor kort in Indonesië nog onbekende ziekte, de theepokken („blister blight") aangetast Het theeareaal in dit gebied is in totaal 16.000 ha. Een volledige doeltreffende be striiding is thans onmogelijk aoor gebrek aan apparatuur, zg motorsproeier en werkvolk, terwijl de weersomstandigheden bovendien zeer gunstig zijn voor een verdere ontwikkeling van de schimmel. Inmiddels is een landbouwkundig adviseur uit Medan naar Nedenand vertrokken. om 11a bezoeken aan Engeland en Amerika uit te maken welk type motorsproeier — de z.g. „mistblower" — voor Indonesië het beste geschikt is. Op Java wordt reeds al het mogelijke gedaan, om een overslaan van de ziekte te voorkomen en eventueel onmid dellijk onder controle te krijgen- De ernst van de toestand blijkt wei hieruit, dat zeer binnenkort een verbod te verwachten is op het uitvoeren van alle levend plantenmateriaal — met uitzondering van bereid theeblad — van OostSumatra naar andere gebieden binnen het tolgebied van Indonesië.
Amilda
(Adv.)
Onveilig Indonesië
Tengevolge van sabotage aan de rails is Maandag tussen Setjang en Magelang een trein ontspoord, waardoor een militair van het bewakings-escorte en drie leden van het spoorwegpersoneel werden gedood Het verlofcentrum te Lawang kreeg bezoek van een nende, die met een buit van f 12.000 en linnengoed verdween. Men is thans doende, de inventaris van dit verlofcentrum af te voeren naar Surabaja. De op Plhksteren vastgestelde heropening was wegens de onveiligheid reeds uitgesteld.