NIEUWE BOEKEN. CHRISTENDOM EN SOCIALISME.
„De grote ontmoeting" door Johan Winkler- (Uitg. De Arbeiderspers, A'dam). Als 'n persoonlijk geloofsgetuigenis schreef de heer Winkler, redacteur aan de soc. dem. dagbladpers, dit boekje over de ontmoeting van Christendom en Socialisme. De schrijver erkent, dat het socialisme van socialisten der eerste generatie feitelijk anti-religieus was- De tweede generatie ziet althans geestelijke problemen. Zij is geschrokken van. 1914 en wat daarna gebeurdeDe schrijver persoonlijk aanvaardt het Christendom als Openbaring, als absoluten godsdienst; Barth is hem niet ongemerkt voorbij gegaan, maar déze heeft volgens W. niet voldoende oog voor het theocentrisch humanisme. Voor den schrijver zijn ook K etteler en Kuyper groote wekkers van sociale gerechtigheid. Wat hij vooral Wil, is dat het socialisme niet linksch zij, doch bewust anti-liberaal, maar niet anti-christelijk.
Hij waardeert tot op zekere hoogte christelijke politiek, begrijpt zelfs het ontstaan van christelijke partijen in ons land als verklaarbaar. Maar hij meent, dat concentratie van socialististen en christenen noodig is tegen het nationaal-socialisme, dat hij als anti-christ beschouwt, omdat het een valsche godsdienst is. Hij is van oordeel dat het nationaal-socialisme een probleem blijft, ook in Nederland. Het socialisme moet zich verhinden met d*e Herv. Kerk, speciaal de protestanten heeft de schrijver op het oog, daar het socialisme geen vat kreeg op de massa van de katholieke arbeiders — maar het socialisme moet de Kerk dan niet zien als een of andere vereeniging. In antwoord op bezwaren geeft de schrijver het ecumenisch ideaal der protestanten aan. Critiek op dit boekje, óók in soc- demkringen, zal niet uitblijven. Toch heeft het ons ontroerd. Het is een nieuw bewijs voor de waarheid van Jesus' grootsche Woord: „De Geest waait waar hij wil-" Neen, alle socialisten zijn nog niet zoo ver als de heer Winkler, maar dat een redacteur van „Het Volk" dit boekje schrijven kan, wijst toch öp een kentering, die ook onzerzijds niet veronachtzaamd worden mag, nadat „Quadragesimo Anno" er reeds op weesJURIDISCHE
UITGAVEN. „De Pachtwet", door Jhr. Mr- C M- O- van Nispen tot Se venaer met medewerking van Jhr. Dr. F. van Nispen tot Sevenaer. (Publiek en Privaatrecht no. 23) — Tjeenk Willink, Zwolle. Wat dit heldere boek, dat een commentaar wil leveren op de nieuwe Pachtwet van 31 Mei 1937, zijn groote aantrekkelijkheid verleent, is het feit, dat de schrijver niet slechts de litteratuur over het pachtprobleem beheerscht, maar ook voortdurend blijk geeft van een grondige bekendheid met de reëele zijden van de pacht verhouding. Juist bij een gecompliceerd en teer vraagstuk als dat van de pacht, waaraan zoo vele en velerlei maatschappelijke belangen zijn vastgeknoopt en waarbij de verhoudingen zoo moeilijk in regels te vatten zijn, omdat de concrete betrekkingen telkens weer aan de algemeenheid van den regel ontsnappen, is kennis van de werkelijkheid een onmisbaar vereischte voor een zuivere beoordeeling van de rechtsnorm. Wie daaraan mocht twijfelen, overtuige zich door de lezing van de uitstekende inleiding van dit boek „De kern van het pachtprobleem", die in het beknopte bestek van ruim 20 pagina's op alle reëele aspecten van. de pacht een verhelderend licht werpt. Niet licht zal men den recensent. een wensch hooren uiten naar meerdere uitgebreidheid van de materie, die aan zijn oordeel wordt onderworpen: deze boeiende inleiding echter had ik met graagte dubbel zoo groot gezien. Met name zou ik het een winst hebben gevonden, als het historisch overzicht der overheidsbemoeiingen inzake het pachtwezen, dat thans ietwat-verlaten achter aan het boek bengelt, in de inleiding had kunnen worden ingeweven en met de reëele pachttoestanden in verband gebracht: het inzicht van den lezer zou daardoor nog meer verdiept geworden zijnWaarschijnlijk is het een noodzakelijke en vaak zoozeer toe te juichen dwang tot beknoptheid geweest, die den schrijver bij deze indeeling geleid heeft: het zij hem dan tot troost, dat de critiek slechts voortkwam uit waardeering. Wat den commentaar op de wet — die nog niet in werking is getreden — zelf betreft, ook hier komt zijn practische ervaring den schrijver zeer te stade. Hij beperkt er zich niet toe de wetsartikelen theoretisch te ontleden, maar toetst ze aan de werkelijkheid en tracht zooveel mogelijk de vragen, die bij de toepassing der wetsnormen zullen rijzen, te voorzien en op te lossen. De samenhang met de algemeen burgerrechtelijke regelen wordt daarbij niet vergeten. Het komt mij voor, dat dit het boek uiterst-bruikbaar maakt, een bruikbaarheid, die intusschen eerst bewezen zal kunnen worden, wanneer de wet eenmaal werking genomen heeft. Eéne opmerking van den schrijver verdient echter ten volle de aandacht. Juist vóór deze werking in gaat: zijne aanduiding van het gevaar eener groeiende gespletenheid des rechts in ons rechtsstelsel. Nu het Arnhemsche Hof tot de hoogste instantie in pachtzaken is geworden, dient men te waken tegen een dubbele jurisprudentie in zake algemeen burgerrechtelijke vraagstukken, eene gespletenheid, die misschien handige advocaterij ten goede, maar de rechtszekerheid ongetwijfeld ten kwade zou strekken. V. D. ZAK-ATLAS. Bij de bekende Karthographische Anstalt G. Freytag u. Brendt A.G. (Schottenfeldgasse 62 Wien VII) verscheen een practische Taschen-Atlas, ruim zestig gevouwen kaarten van de geheele wereld bevattend met een naamregister en een aantal statistische gegevens omtrent de verschillende landen op de rugzijde der kaarten afgedrukt.