VAN ONZE KATHOLIEKE SPORTVELDEN. BIJ DE OPZEGGING VAN EEN CONTRACT.
\ Over „welwillende houding" gesproken. In de Sportillustratie van deze week komt het antwoord voor van de R. K. Federatie op het verweer van den K.N.V.B. naar aanleiding van de R.K.F.-brochure: „Ongewenschte toestanden in de Nederlandsche voetbalwereld". Het antwoord komt in groote trekken overeen met ons artikel „De verhouding R.K.F.-K.N.V.B.", opgenomen in het Zondagochtendblad van 28 November LI. We zullen daarom niet in herhaling treden, doch we willen hier wel nog eens wijzen op een sterk staaltje, wat betreft de bekrompen opvattingen van den K.N.V.B., die blijkbaar liever de grootste wanorde op voetbalgebied wenscht dan een samenwerking in welken vorm ook met een katholieken bond, door een gedeelte af te drukken van het hoofdartikel in de „Sport-Illustratie" van deze week, getiteld: „Bij de opzegging van een contract." We lezen daar het volgende; Sinds eenige jaren heeft de (neutrale) Twentsche Voetbalbond een contract met den R.K.U.V.B., dat ten doel heeft de reeds vaker gesignaleerde misbruiken te voorkomen. Door beide partijen werd dit contract stipt nagekomen en de getroffen regeling werkte tot beider tevredenheid: in Twente was het geknoei met spelers tot een minimum beperkt. Ongetwijfeld gaf de T.V.B. hiermede aan den K.N.V.B. een voorbeeld van de wijze waarop het dan wél kon, en dus ook móést. Dat voorbeeld kwam den heeren in Den Haag misschien wel wat te sprekend voor, en dus ontving de T.V.B. bevel, het contract zoodra mogelijk op te zeggen. We lezen in de „Officieele Mededeelingen" van den T.V.B., het volgende: Van den K.N.V.B. werd het volgende schrijven ontvangen: „Naar aanleiding van het feit, dat het bestuur van de K.N.V.B. geen aanleiding heeft kunnen vinden, over te gaan tot het sluiten van 'n overeenkomst met de R.K. Federatie, in den geest als de reeds bestaande overeenkomst met de door den K.N.V.B. erkende bonden, hebben wij de eer u mede te deelen, dat het bestuur eveneens besloten heeft, dat door de erkende bonden geen overeenkomsten met de R.K.F. of hare onderbonden kunnen worden afgesloten, en dat bij het beëindigen eener bestaande overeenkomst, deze niet meer mag worden verlengd." De overeenkomst, door ons met de R.K. U.V.B. gesloten, behelst de volgende slotbepaling: „Deze overeenkomst loopt van 1 Augustus 1930 tot en met 31 Juli 1931, en wordt, zonder schriftelijke opzegging van een der beide partijen, telken jare stilzwijgend met een jaar verlengd: eventueele opzegging moet schriftelijk geschieden, uiterlijk 6 maanden vóór het einde van het loopende contractjaar." Het gevolg van een en ander zal dus zijn, dat het contract door ons zal moeten worden opgezegd en zal eindigen 31 Juli 1938." Ziedaar de gevolgen van de hatelijke en bekrompen opvattingen, die in den K.N.V.B. de overhand schijnen te hebben. We zijn er van overtuigd, dat het den T.V.B. zal spijten dat deze dwang van bovenaf is opgelegd; bij den R.K.U.V.B. zal men zich altijd met erkentelijkheid herinneren, dat het contract door de neutrale organisatie op loyale en stipte wijze is nagekomen. Tot 1 Augustus 1938 dus, zullen beide bonden zich van nabij kunnen overtuigen van de heilzame werking van zulk een overeenkomst; daarna zal, op last van den K.N.V.B. de deur weer worden losgezet voor misbruik van allerlei aard. Men krijgt toch wel sterk den indruk dat de K.N.V.B. het in dit geval niet in de eerste plaats te doen is om de belangen van de voetbalsport! We zullen verder geen commentaar hierop leveren, doch wanneer de K.N.V.B. in meergenoemd antwoord aan de R.K.F. hooghartig schfijft over een „welwillende houding", dan dient o.i. de neutrale bond in dit opzicht zeer zeker op de eerste plaats zijn eigen standpunt eens te herzien.