* Door het Geregtshof te Arnhem zijn heden de navolgende arresten uitgesproken. W. Krediet, arbeider te Vriezenveen , schuldig verklaard aan valsch getuigenis in een boetstraffelijke zaak ten voordeele van den beklaagde , en veroordeeld tot cell. gev.-straf van 18 maanden. — A. H. Denekamp , te Ommerschans , schuldig verklaard aan schriftelijke voorwaardelijke bedreiging met moord en brandstichting, na vroegere veroordeeling tot gev.straf van langer dan één jaar, en veroordeeld tot cell. gev.straf van één jaar. Verdediger in beide zaken mr. J. W. Losecaat Vermeer.
Arnhemsche courant
- 05-04-1879
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- Arnhemsche courant
- Datum
- 05-04-1879
- Editie
- Dag
- Uitgever
- C.A. Thieme
- Plaats van uitgave
- Arnhem
- PPN
- 400337789
- Verschijningsperiode
- 1814-2001
- Periode gedigitaliseerd
- 1851 - 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 7763
- Jaargang
- 66
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
REGTSZAKEN
BENOEMINGEN, enz.
Door Z. M. is het ontvangkantoor der dir. bel., invoerregt. en acc. te Eibergen opgeheven en de kadastrale gemeente van dien naam toegevoegd aan het kantoor derzelfde middelen te Groenlo c. a. , en is M. Bruining , thans ontv. der dir. bel., inv. en acc. te Eibergen , benoemd tot ontv. derzelfde middelen te Groenlo c. a. Door Z. M. zijn benoemd tot ontv. der registr. en domeinen: te Helder, P. H. Velsen , thans te Oirschot; te Goor, J. Hoogenhuis , thans surnum. en comm. ter directie dier middelen te Leeuwarden ; te Oirschot, H. J. W. Sannes , thans surn. ; tot notaris binnen het arr. Zutphen , ter standpl. de gem. Neede, C. H. Marin, kand.-not. te IJsselstein; tot schoolopz. in het tweede schooldistrict der prov. Overijssel, mr. A. van Naamen van Eemnes , te Zwolle , met ingang van 19 april a. s. Bij beschikking van den minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid is bepaald, dat de navolgende commiezen der posterijen van de 4e kl. hun functien zullen uitoefenen als volgt, te weten: N. Haremaker ten postk. te Leiden; K. J. L. Bolomey ten postk. te Amsterdam.
VERSLAG van het verhandelde in de openbare
VERSLAG van het verhandelde in de openbare Raadsvergadering te Wageningen , van woensdag 2 april 11.: Aan de orde is : lo. Behandeling van het verslag wegens het middelbaar onderwijs over 1878. Hieruit bleek, dat de Nutsteekenschool voortdurend gnnstig werkt en 58 leerlingen van het onderwijs profiteerden. De hoogere burgerschool telde 41 leerlingen. — 2o. Behandeling van het verslag over het lager onderwijs over 1878. De gezamenlijke openbare scholen werden bezocht door 612 leerlingen, en de localiteit voorziet niet geheel in de behoeften van het aantal leerlingen. Het school- en ondersteuningsfonds blijft steeds gunstig werken. De bijzondere christelijke school telt 274 leerlingen. — 3o. Verslag van den stadsgeneesheer omtrent den gezondheidstoestand over 1878; wordt voor kennisgeving aangenomen. —4o. Adres van de Weerbaarheidsvereeniging, die verzocht dat de gemeente eene schietbaan zou gaan aanleggen aan de westzijde der binnenhaven. Het voorstel van B. en W., om dit verzoek te wijzen van de hand , wordt met op één na algemeene stemmen aangenomen. — 5o. Voordragt ter benoeming van een hulponderwijzer aan de openbare armenschool: P. L. Jongelie te Deventer, J. Stolp te Oudkarspel en A. H. Kos te Amsterdam ; no. 1 werd met algemeene stemmen benoemd. — 6o. Benoeming van leden in het bureau van stemopneming voor de aanstaande verkiezingen. Ingekomen was een aanbod van de Maatschappij Nieuw Wageningen, om grond af te staan aan de gemeente voor een weg naar den dijk en een terrein voor marktplein, tegenover de Wageningsche boek- en muziekdrukkerij ; dit laatste voor de som van f 1500. Over dit aanbod zal in eene volgende vergadering worden beslist. De voorzitter deelde daarop nog mede, dat zich voor de vacante betrekking van gemeente-opzigter 59 sollicitanten hebben aangemeld.
STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer.
De heer J. G. de Bruyn, nieuw benoemd lid te 's Bosch, wordt na goedkeuring zijne geloofsbrieven beëedigd en toegelaten. Aan de orde is de interpellatie van den heer de Casembroot omtrent de havenwerken van Batavia. De heer de Casembroot zegt dat het optreden van dezen minister, een staatsman, die de indische toestanden volkomen heeft leeren kennen , zooal» wij er in de laatste jaren geen gehad hebben , de aanleiding is van zijn interpellatie. Hij wenscht geen technisch debat over de haven. Hij betreurt bij het voteren van het werk, dat nog voor 3 millioen bindt, in 's lands belang afwezig te zijn geweest. Waren onze finantien in 1875 geweest als zij nu zijn , zou het werk zeker niet gevoteerd zijn en de Kamer de verantwoordelijkheid niet op zich hebben genomen. In 1875 was de natie niet als thans gedrukt door de groote uitgaven , die naar inen beweert in haar belang zijn vastgesteld ; toen is op weelderige wij ze het havenwerk gevoteerd. Zou de Regering niet willen overgaan eenige millioenen te besparen door eenige der groote uitgaven uit te stellen ? En nu eenmaal de moeijelijkbeden, die overwonnen moesten worden, bekend zijn, bestaat er nu meer kans dan aanvankelijk , om naauwkeurige ramingen van de kosten te ontvangen ? Hoeveel millioenen zal het werk kosten en kan de Regering verklaren , dat de ramingen niet zullen worden overschreden ? Deze vragen toelichtende., wijst spr. er op , dat de uitgaven in Indie toenemen, dat de koffijprijzen aanmerkelijk dalen , dat het doel van den aanleg het politiek doel was: der indische maatschappij te
toonen , dat men niet opzag tegen groote opofferingen voor Indie. Maar dat politiek doel is niet bereikt. De verbittering is integendeel in Indie toegenomen. Waarom heeft de nederlandsche Regering niet evenals lord Lytton bij 't uitbreken van den oorlog geproclameerd , dat alle publieke werken gestaakt zullen worden? Waar de Atjeh-oorlog ons 130 millioen heeft gekost, is daar Nederland gehouden aan contracten , die te duur zijn voor den Staat ? Reed3 zijn 9 millioen verwerkt. Zal de raming voor de haven niet blijken wederom te laag te zijn? Te lage ramingen zijn algemeen: men herinnere zich slechts den waterweg van den Hoek van Holland. Heeft men bovendien wel rekening gehouden met de millioenen, die de verdediging van de haven zal kosten ? De derde vraag van spr. is : hoevele jaren zullen noodig zijn voor de voltooijing van de dokwerken ? en de vierde: hoevele ambtenaren en arbeiders zijn bezweken sedert den aanvang van het werk ? De minister van Koloniën dankt voor de welwillende wijze, waarop de spr. zijne interpellatie heeft ingeleid. Hij zal de spreker niet volgen in zijne beschouwingen van finantiele politiek. Hij wenscht echter een groot werk van openbaar belang te laten liggen, o. a. omdat over de wijze van uitvoering klagten in Indie zijn gerezen. Klagten nu over den gang van zaken, zijn in Indie niet zeldzaam, maar de minister heeft te veel vertrouwen in het gezond verstand van de indo-europesche maatschappij om niet zeker te zijn, dat zij weldra de goede bedoelingen der Regering beter zal waarderen. De opgewondenheid, opgewekt door eenige personen, die zich zelf overschatten, zal plaats maken voor kalmte en men zal overtuigd worden, dat eerbied en onderwerping aan het gezag de onmisbare voorwaarde is voor het voortdurend verblijf in onze indische bezittingen. De minister herinnert den loop van zaken ten bewijze van de urgentie der haven, als gevolg van den natuurlijken loop van dingen, de opening van het Suezkanaal en daarmede gepaard gaande vermeerderde stoomgBmeenschap met Indie. Na lang beraad is tot de haven te TandjongPriok besloten en de wetgevende magt heeft vijfmaal, en dat wel viermaal met medewerking van den interpellant, gelden voor het werk, nu reeds tot 12% millioen, gevoteerd. Daags voor de aankondiging der interpellatie ontving de minister een bezoek van iemand, die plannen aanbood voor een minder kostbare haven, die dan zou worden een modelhaven voor de geheele wereld, en de verbazing van alle menschen zou opwekken. De ontwerper was echter niet met indische toestanden bekend. De minister heeft hem dan ook geantwoord, geen gebruik van het aanbod te zullen maken. De minister deelt dat slechts mede, zonder verband te zoeken tusschen dit bezoek en de interpellatie. Wat nu de eerste vraag betreft, de minister ontkent ten stelligste, dat aan de havenplannen, gelijk ze nu worden uitgevoerd , in eenig opzigt het karakter van weelderige inrigtin g kan worden toegekend. Hij geeft een overzigt van den stand der werkzaamheden op dit oogenblik. Welke posten zouden nu gespaard kunnen worden ? De minister vraagt dit aan den interpellant. De tweede vraag : de interpellant rekent de kosten der haven op 30 millioen. De minister wijst er echter op, dat de latere ramingen de kosten doen schatten zonder dokken op ruim 19 millioen. Behalve de reeds gevoteerde gelden ad 12% millioen, zal dus voor de jaren 1880—1883 nog noodig zijn voor de voltooijing 6% millioen, indien er geen tegenspoed komt. Van het totaal bedrag ad 19 millioen, moet echter afgerekend worden ruim twee millioen, die men aan materieel, na afloop van het werk , terugontvangt. Maar dusver zijn de onderdeelen van het werk beneden de raming gebleven en dit geeft grond tot de verwachting , dat het geheele werk niet meer zal kosten. Op de derde vraag antwoordt de minister, dat er geen aanleiding bestaat om te vreezen, dat de dokwerken niet binnen den bepaalden tijd zullen gereed komen. Wat de vierde vraag aangaat, het sterftecijfer onder de arbeiders is zeer gunstig en kan dus geen reden tot bezorgdheid geven. Eindelijk de verdedigingskosten. Ze zijn niet onder het project berekend, maar indien men de haven wil verdedigen , zouden die kosten dezelfde zijn , waar men ook in de baai van Batavia de haven aanlegde. Wat men omtrent de verdedigbaarheid van Indie ook denken moge, daarover is men het eens, dat verdediging van de landzijde onze finantiele krachten zou te boven gaan en de verdediging alleen mogelijk is door onze vloot op de reede van Batavia. Ten slotte zegt de minister, dat het de meest onverantwoordelijke handelwijze en roekelooze geldverspilling zou zijn, om van de onvoltooide haven thans het werk te vertragen of korter of langer uit te stellen. Juist bij den minder gunstigen finantielen toestand verwacht de minister, dat de Kamer te zijner tijd de Regering de middelen niet zal onthouden om het werk krachtig voort te zetten. De heer de Casembroot dankt den minister voor het gegeven antwoord. Zijn doel was alleen er op te wijzen, dat bij minder kostbaren aanleg of uitstel van enkele posten de gelden in het belang van de marine o. a. zouden hebben kunnen worden aangewend. Voorts dringt hij er op aan, geen nieuwe werken te doen aanleggen, zoolang de oor log met Atjeh duurt. De interpellatie is hiermede afgeloopen. Voorts zijn aangenomen een negental wetsontwerpen , waaronder dat tot intrekking van den herzieningstermijn van den aanslag der beetwortelsuikerfabrikanten ; tot onteigening voor de haven te Stellendam en de Dortsche Kil; het traktaat met Brazilië over de handelsmerken , en het ontwerp tot verhooging van het hoofdstuk Marine. Dit werd bij ongesteldheid van den minister Wichers door den minister Tak verdedigd. Heden zijn nog een vijftal wetsontwerpen aan do orde.
Advertentie
Ingezonden mededeelingen betreffende zaken van particulier handels- en nijverheidsbelang. Zweedsche Otilts. De Zweedsche Terpentijn vormt het hoofdbestanddeel van dit uitmuntende geneesmiddel tegen pijn in de blaas en de nieren, graveel,pijn op het water en alle kwalen die deze deelen betreffen. Te Parijs bij COLOMER en in alle goede Apotheken.