Burgemeester en Wethouders der gemeente Arnhem, Gelet op art. 8 der wet van 2 Junij 1875 {Stbl. no. 95); Brengen ter algemeene kennis, dat bij hun besluit van 16 April 1879 aan Th. van Essen vergunning is verleend tot oprigting van eene slagerij aan de Oeverstraat, in het pand No. 10, Kad. sectie O, No. 1552. Arnhem, 19 April 1879. Burgemeester en Wethouders voornoemd, F. Pels Rijcken. De Secretaris, H. H. Vitringa. Burgemeester en Wethouders der gemeente Arnhem, Gelet op art. 8 der wet van 2 Junij 1875 (Staatsblad no. 95); Brengen ter algemeene kennis , dat bij hun besluit van 16 April 1879 aan G. T. Bitter vergunning is verleend tot oprigting van eene bewaarplaats van petroleum aan de Nieuwstad in het pand No. 81, Kad. sectie O, No. 423. Arnhem, 19 April 1879. Burgemeester en Wethouders voornoemd , F. Pels Rijcken. De Secretaris, H. H. Vitringa.
Arnhemsche courant
- 25-04-1879
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- Arnhemsche courant
- Datum
- 25-04-1879
- Editie
- Dag
- Uitgever
- C.A. Thieme
- Plaats van uitgave
- Arnhem
- PPN
- 400337789
- Verschijningsperiode
- 1814-2001
- Periode gedigitaliseerd
- 1851 - 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 7779
- Jaargang
- 66
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
BEKENDMAKINGEN.
Binnenland.
ARNHEM, 24 April. Omtrent de stemming der beurs op gisteren zegt de Amsterdamsche Courant: De beurs was stil, maar ferm prijshoudend; over het algemeen was de stemming eerder iets beter, maar de variatien bepaalden zich slechts tot 1 / g a % pet. voorciitgang, wat betreft Europesche fondsen. Op de Amerikaansche markt was de stemming verdeeld ; enkele obligatien waren iets hooger te plaatsen, maar in de aandeelen heerschte een flaauwe houding in navolging van Nieuw-York. Naar geld op prolongatie was weinig vraag. Bij de verkiezing van een lid der Tweede Kamer in het kiesdistrict Dordrecht, ter vervanging van wijlen den heer Gevers Deynoot, heeft geen der kandidaten de meerderheid .erlangd. Er moet herstemd worden tusschen de heeren mr. J. B. van Osenbruggen, kantonregter te Ridderkerk en lid der Provinciale Staten van ZuidHolland, die 431 en G. A. Loeff, inspecteur der registratie te Amsterdam , die 314 van de 1051 geldige stemmen verkreeg. Verder zijn uitgebragt op den heer G. H. Veth , lid van den Gemeenteraad te Dordrecht, 176 , op mr. de Savornin Lohman te 's Bosch 66 , op mr. Keuchenius te Batavia 42. Het kiesdistrict Dordrecht telt 2098 kiezers.
Een artikel over het amsterdamsche adres tegen de belasting op de effecten vangt de N. R. C. aan m t de herinnering aan de woorden van den minister Gogel, die op het gebied der finantien wel als autoriteit mag gelden. «Renteniers, houders van renten ten laste van «den Staat, spruitende uit schulden wegens lang ♦verteerde kapitalen, zijn de ware hommels die «de fortuinen hunner medeburgers opteren ; het «tegenwoordig geslacht moet hen onderhouden «uit fondsen, welke aan de industrie ontrokken «worden en welke anders vruchtdragend zou«den zijn." »Het patent eens renteniers behoorde het «hoogste te zijn." Na de redenering van het adres te hebben ontzenuwd, staat het blad stil bij den wensch der adressanten dat de Regering de uitgaven zal matigeu. Wanneer eens de openbare werken gestaakt werden , geen kanalen werden gegraven of verbeterd en het plan voor de Keulsche Vaart werd opgegeven... Hoe zouden de amsterdamsche heeren daarover donken ? Wij honden ons overtuigd dat meer dan een adressant, wanneer hij het stuk nog eens leest en overweegt, berouw moet hebben , dat hij er zijne handteekening onder gesteld heeft. In den Haag schijnt men te vertellen, dat er bij gelegenheid van 's Konings bezoek te Amsterdam ongeregeldheden hebben plaats gehad. De amsterdamsche bladen prijzen daarentegen allen de bevolking om haar goeden geest. Alleen komt in het Hbl. de klagt voor, dat ons volk zoo ruw is in den mond en de schrijver acht het gelukkig dat de Koningin niet genoeg van het hollandsch zal verstaan om de gemeene straattaal te begrijpen , waarin de mindere klasse haar gewaarwordingen uitdrukt. Ook wij hebben meer dan eens de opmerking gemaakt, dat in de wijze van spreken het nederlandsche volk, en ongelukkig de mindere klasse niet alleen , wel op den laagsten trap van ontwikkeling stond. Bij voorkeur kiest men bij ons de ergste vloeken en de meest obscene woorden om de eenvoudigste denkbeelden weêr te geven en men is er reeds zóó aan gewoon, dat men er niets onbetamelijks meer in vindt en gelijk nu te Amsterdam , binnen het bereik van het gehoor der Koningin er zich van bedient. »Zal men tot stijving van de schatkist eene hatelijke en onzedelijke belasting invoeren, zoolang er betere, meer billijke en gelijkmatige heffingen kunnen worden aangewezen ?" vraagt de Rott. Ct. Met haar antwoorden wij : zeer zeker niet. Maar dat blad blijft in gebreke die betere, meer billijke en gelijkmatige heffingen aan te wijzen. Bij elke belasting die voorgedragen werd, heette het altijd, dat zij onbillijk was en dat andere belastingen beter waren; maar die eene volmaakte belasting , die naar ieders zin is , heeft men nog maar niet gevonden.
_ De Rotterdamsche Courant heeft thans een nieuwen naam uitgevonden voor de partij van reactie. Zij noemt die de partij van het praktisch Wanneer zij er het woord eigen tusschen voegde was de definitie zuiverder. Het is geen opwekkend boekje dat dr. Richardson schreef, de heer C. S. Adama van Scheltema vertaalde, en de Nederlandsohe Vereeniging tot afschaffing van sterken drank in het licht gaf. Het bevat een cursus van «volksonderwijs over alkohol." In 52 hoofdstukken verdeeld — om er elke week een te lezen ? — wordt de geschiedenis van de vervaardiging en de werking van alkohol op het menschelijk ligchaam medegedeeld, en aan het slot van elke les zijn eenige vragen gesteld, die uit het gelezene kunnen worden beantwoord. De strekking van het werkje is om hot gebruik van alkoholhoudende dranken tegen te gaan: wijn en bier zoowel als hetgeen men sterken drank noemt. Wij gelooven, dat op die wijze het doel wordt voorbij gestreefd. Onder de ijverigste tegenstanders van het misbruik van sterken drank vindt men er die zeer gaame een glas wijn of bier drinken, terwijl bijna altijd de raad gegeven wordt om geen jenever maar bier aan werkvolk enz. te schenken. Ter vervanging van bier geeft de schrijver zelfs een recept aan: «twee eetlepels havermeel en een lepel erwtenmeel met melk geroerd en met kokend water gemengd , waarbij men naar smaak wat zout of suiker doet." Daar nu het boekje gerigt is zoowel tegen de sterke dranken als tegen wijn en bier, vermoeden wij dat het volstrekt geen invloed zal uitoefenen. De wijn- en bierdrinkers zullen er zich niet door laten bekeeren, op grond van de dagelijksche ervaring : honderdduizenden, ja millioenen, welke die drinken, blijven gezond en leven lang, zr>odat er geen enkele reden van onthouding bestaat, zoo men slechts onmatigheid vermijdt. De jeneverdrinkers — zoo zij de lessen lezen — zullen zich, tegenover zich zeiven, op de wijnen bierdrinkers beroepen en bij jenever blijven, omdat wijn en bier toch ook, volgens den schrijver , van dezelfde natuur zijn als hun eigen geliefkoosde drank. De vorm van het boekje is voor een volksboek niet gelukkig. Met zulk een katechismusvorm dringt men niet tot de harten der menschen door. Wij erkennen gaarne menige wetenswaardige bijzonderheid in het werkje te hebben gevonden, maar het geheel is saai en veel te redenerend. Een vervelend wetenschappelijk betoog in den gerekten vorm van twee en vijftig lessen met de schoolmeesterachtige responsie aan het slot, zal op het volk minder indruk maken dan de plastische voorstelling van treffende feiten. In de Kunstbode, uitgave 'van den heer de Graaff, komt een artikel voor van den heer van Duinen, dat wel de aandacht verdient om de
praktische wenken op het gebied van kunstsmaak. Zijn raad, om in plaats van karabterlooze fabriekvoorwerpen te koopen, zelf iets te vervaardigen dat aan de eischen van den smaak beantwoordt, en de wijze waarop dit kan geschieden, verdient wel de opmerkzaamheid van hen , die in de gelegenheid zouden zijn hem toe te passen. Naar men ons uit Amsterdam meldt zou morgen het ijzeren droogdok den naam ontvangen van Koninginne-dok. De dooping zal door HH. MM. op engelsche wijze geschieden. In een plegtige algemeene teregtszitting van. de regtbauk alhier, heden morgen ten 10 ure gehouden, had de installatie plaats van den heer mr. S. M. S. de Ranitz , benoemd officier van justitie bij dat collegie. Bij deze gelegenheid heeft de substituut-officier van justitie, mr. Nahnijs, alvorens zijn requisitoir te nemen , eenige woorden van warme hulde gebragt aan zijn vorigen chef, wijlen mr. B. Brouwer, die hij schetste als een regtvaardig en kundig ambtenaar , een humaan chef en een waar vriend. In zijne toespraak tot den nieuw benoemde verheugde hij zich, in dezen zijn voormaligen ehef bij de regtbank te Zutphen weder te ontmoeten, dien hij daar in alle opzigten had leeren hoogachten en waarderen. Ook de president der regtbank , inr. Triebeis , herdacht in eenige woorden den man, wiens plaats thans vervuld werd , die aan groote regtskennis een buitengewone bescheidenheid paarde, waardoor hij ieders hart voor zich innam. De voorzitter achtte het onnoodig den oud-officier en oud-president van twee regtbanken te wijzen op het gewigt van -zjjn ; werkkring, maar wenschte hem toe, dat hij zijn ambt lange jaren tot heil der justitie zou mogen waarnemen, terwijl hij hem de vriendschap van de leden der regtbank aanbood. Mr. de Ranitz, den voor hem bestemden zetel innemende, zette uiteen, waarom hij het ambt van officier van justitie verkoos boven dat van president eener regtbank, dat hij vaarwel had gezegd. Voorts zette Z.E.A. zijne begrippen uiteen omtrent de wijze, waarop zijne gewigtige betrekking behoorde te worden aangenomen, zoowel wat betreft de toepassing der strafwet, welke stipt maar met humaniteit behoort ten uitvoer te worden gelegd, als ten opzigte van het civile regt, waarbij hij zich deed kennen als een voorstander van de conclusien van het O. M. in burgerlijke zaken. Ten slotte beval hij zich aan in de welwillendheid van de leden der regtbank, van het parket, van de griffie en van de balie. Mr. G. Everts P.Pz., waarnemend deken deiorde van advokaten, herdacht ook namens deze mr. Brouwer en wenschte mr. de Ranitz geluk, dien hij een ouden bekende voor ettelijke leden der balie noemde. Het oogenblik, waarop deze optrad, noemde hij gewigt'g, omdat wij een nieuwe procesorde te gemoet gaan, als de nieuwe
procureurswet zal worden ingevoerd , waarbij zoowel van de zijde der regtbank als van hot O. M. op eeniga welwillendheid zal moeten worden gerekend. [ Daarna verklaarde [de voorzitter den nieuwen officier wettig geinstalleerd. f Op de gisteren gehouden jaarlijksche algemeene vergadering der Geldersche Crediet-Vereeni„i nCT jg het dividend der volgestorte aandeelen bepaald op 5 s / 4 pet. en zijn de aftredende commissarissen, de heeren A. E. André de la Porte , j. Terwindt Azn. en W. van Engelenburg, als | zoodanig herkozen , terwijl in de plaats van den heer Gr. v. Hecking Colenbrauder is gekozen met bijna algemeene stemmen de heer fjhr. G. A. van Nispen , oud-burgemeester van Doetinehem en lid van Gedeputeerde Staten van Gelderland. De aftredende leden van den Raad van admissie, de heeren II.^G. Bekker en G. J. van Heuven, zijn eveneens als zoodanig herbenoemd. * Ehedan , 23 april. De uitslag der verkiezing bij herstemming voor een lid van den Gemeenteraad is , dat de heer D. H. Wenting 204 en de heer J. B. Pabst 188 stommen hebben verkregen zoodat eerstgenoemde is gekozen. Een 60-jarig poldergast, werkzaam aan het inundatie-kanaal te Tiel, die zich dikwijls aan het misbrnik van sterken drank schuldig maakte, werd eergisteren morgen dood op zijn bed gevonden. * Nieuwaal , 24 april. Het vaarwater in de Waal tusschen dit dorp en het tegenoverliggende Hellouw laat veel te wenschen over. Van deze zijde steekt eene zandplaat ver in de rivier vooruit, van gene eene regt naar het zuiden loopende krib, welke elkander zoo nabij komen, dat zij met een gewonen waterstand geen doortogt aan twee schepen verleenen. Zijn er schepen, die de rivier afkomen in de vaart, dan moet een opvarend sehip in tijds zijn anker laten vallen, wil het niet door het afvarende aangevaren worden. Dat in dezen toestand, bij zulk een drukke vaart als hier, veel oponthoud voor de schippers en er nog al eens een ongeluk plaats heeft, is te begrijpen. Zoo zagen we in de laatst dagen verscheidene aanvaringen, die meer of minder beschadigingen teweeg bragten; van een tweetal schippers, die hunne ankers verloren en van eene stoomboot, die wegens het op de krib varen eeu lek kreeg en daardoor twee dagen oponthoud had. Wel brengt de was van de laatste dagen eenige verandering teweeg, doch krib en zandplaat blijven steeds een groote hinderpaal voor de scheepvaart. De cours , gisteren middag ten ll 3 / 4 en ten 1 ure op het paleis gehouden , werden buitengewoon druk bezocht en wel zóó , dat zij eerst ten 3 ure afgeloopen waren. Het was een schitterende stoot uniformen en officiele costumes. Hunne Majesteiten ontvingen deze talrijke schare, die hen kwam gel uk wenschen, met onafgebroken welwillendheid. Van 1 tot 2 ure deed de muziek vau de schutterij zich op den Dam hooren. Daar het weder zeer gunstig was , heerschte in den omtrek van den Dam de grootst mogelijke leveudigheid. Duizenden bezochten de Nieuwe kerk, ten einde er het decoratief te aanschouwen, dat eergisteren dienst deed. Duizenden ook hadden zich achter het paleis verzameld, ten einde allen te zien passeren, die van de receptie ten hove terugkwamen. Gisteren avond ten negen uur werd een derde •our gehouden voor heeren niet in officieel costum en voor dames. De illuminatie is, volgens de verslaggevers, schitterend geweest en algemeener dan men zich had voorgesteld. Het weder was zeer gunstig. De fraaiste gedeelten waren de brug over den Amstel, tusschen de Kerkstraten, het. Beursplein, het stadhuis, de Rembrandt- en Kattenburgerpleinen en de bogt van de Heerengracht. De Magere brug inzonderheid wordt zeer geroemd. Ook de Kalverstraat muntte uit. De heer C. J. baron van Tuijll van Serooskerken , 's Konings oudste kamerheer in buitengewone dienst, en die sedert een_, reeks van jaren , bijna onafgebroken, bij Zr. Ms. verblijf te Amsterdam deze betrekking vervulde, bood H. M. de Koningin een geschenk |aan, bestaande uit een fraai in hout gesneden afbeelding van de St. Laurenskerk te Weenen , geplaatst op een hoog sierlijk voetstuk van rood fluweel, waarin zich een opzettelijk te Bern vervaardigd speelwerk bevindt ( musique expression ), dat de volgende melodien doet hooren : 1. Choral de Lutlier; 2. Judas Maccabée, See the conquering hero; 3. » Grand Dieu ! nous te bénissons " en 4. Psalm 100. Dit kunstwerk is overdekt met eeu kolossale glazen stolp, waaronder het geheel zich uitmuntend voordoet. (Amst. Ct.J De heeren mr. R. J. graaf Schimmelpenninck van Nijenhuis, mr. S. C. Snellen van Vollenhoven en F. A. A. Gregory, die in de jongste vergadering van het Koninklijk Zoölogisch Botanisch Genootschap tot leden van het bestuur zijn herkozen, hebben die benoeming niet aangenomen; dientengevolge zal voormeld Genootschap eene algemeene vergadering houden op dingsdag 6 mei a. s., waarin alsdan tot de verkiezing van nieuwe bestuursleden zal worden overgegaan. In den Haag is het postkantoor ontruimd en eene loods op het Plein als hulpkantoor in dienst gesteld. H. K. H. Prinses Hendrik heeft dingsdag voormiddag het buitenverblijf »Bakkershagen" betrokken. De lieer A. G. van Tricht, 1ste luit.-adjudant van het 8ste regement infanterie, is ook als zoodanig benoemd bij de dienstdoende schutterij te Utrecht. Aan het nationaal zangersfeest, in het begin van augustus te Deventer te houden , zullen
deelnemen 23 vereenigingen met 724 zangers. Aan mejufvrouw Wilhelmiua Gips is de solosopraanpartij opgedragen. - ■■ — Men zal zich misschien herinneren, dat voor geruimen tijd melding werd gemaakt van de door den heer P. L. Thomas, te Hulst, in het werk gestelde pogingen tot opgraving van een spaansch schip , geladen met staven zilver, dat in de nabijheid zijner woonplaats, op reis van Antwerpen naar Middelburg, gezonken tn sedert vele jaren door den bodem overdekt zou zijn. Dit werk is indertijd gestaakt, dewijl men geen werktuigen bezat om dieper dan tot 13 voet te boren, Naar de Midd. Cour. verneemt, zullen de onderzoekingen thans voor rekening van den heer Thomas hervat worden door de heeren gebroeders Kronenburg , te Kuilenburg , en wel door middel van grondboringen tot minstens 30 a 40 meter diepte. _ Men schrijft uit Sittard aan de 'N. R. C. dd. 23 april, het volgende vreeselijke drama: Zondag trachtte de vrouw van zekeren D., te Leyeubroek , gemeente Sittard , in een vlaag van krankzinnigheid, haar man en hare kinderen met een scheermes den hals af te snijden. Men slaagde er echter in de vrouw tot bedaren te brengen, alvorens zij haar vreeselijk doel had bereikt. In plaats van nu deze vrouw te bewaken of de bevoegde autoriteit van de zaak kennis te geven , liet men de zaak zoo. 1 Dezer dagen kreeg de vrouw op nieuw een aanval van razernij , greep een hout en sloeg een harer kinderen dood , waarop op het geschreeuw der overige kinderen de buren toeschoten en zoodoende voorkwamen, dat zij ook deze doodsloeg. De ongelukkige bevindt zich thans in verzekerde bewaring. In het Rott. Nieuwsblad geeft A. Isiug het volgende overzigt van het in dezer dagen in den Haag opgevoerde drama Jolantke , waarin de hoofdrol vervuld wordt door Josephine de Groot, wier spel door hem hoog wordt geprezen. Wij zijn in het midden der vijftiende eeuw , alzoo in veertien honderd en zooveel. René, graaf van Provence, heeft eene dochter Jolanthe, een zestienjarig bekoorlijk meisje, maar dat als klein kind, ten gevolge' van een val bij een uitgebroken brand in het paleis, blind geworden is. Zelve weet zij dit echter niet. In een afgelegen deel door vertrouwde lieden verpleegd, weet zij op het gehoor en gevoel af voor haar bloementuin te zorgen en de muziek en de dichtkunst te beoefenen. Nooit spreekt men haar van het gezigtsvermogen , noch van licht, noch van kleuren. Een moorsche dokter Ben Jahia behandelt haar , brengt haar dagelijks in magnetischen slaap en hoopt haar te genezen. Graaf René, die zijn dochter vaak bezoekt, zonder dat zij echter vermoedt dat hij een zoo hoog geplaatst persoon is , heeft, zich vleijende dat de dokter slagen zal, haar tot vrouw bestemd voor graaf Tristan van Vaudemont. De krisis is nabij: Ben Jahia zal een operatie aan Jolanthe's oogen beproeven; maar vooraf moet men haar zeggen, dat zij het gezigtsvermogen derft. Daar de dokter echter niet zeker kan instaan voor het goed gelukken van zijne kuur, kan René er ook niet toe besluiten om zijne dochter de treurige waarheid te onthullen. Terwijl Jolanthe, weder in magnetischen slaap gebragt, alleen gelaten wordt, brengt het toeval — en hiermede vangt het lyrische drama van H. Herz eigenlijk aan — twee ridders in haar tuin. Het zijn Jauffred van Oranje, tevens troubadour, en zijn leerling graaf Tristan van Vaudemont. Zij weten niet waar zij zich bevinden , openen eindelijk een deur en ontdekken nu de schoone slaapster. Zij kunnen haar niet wakker krijgen, want haar slaap duurt zoolang als een door Ben Jahia gemagnetiseerde onyx op haar borst blijft liggen. Natuurlijk begrijpen de ridders dit niet en houden haar voor betooverd. Maar Tristan zelf is reeds door de betoovering aangegrepen; hij kan zich niet losscheuren van het bekoorlijke tafereel; —eindelijk waagt hij hef Jolanthe te naderen en neemt als een herinnering den onyx mede. Nu ontwaakt Jolanthe echter, zij komt in den tuin en hoort de ridders. Deze bemerken echter niet, dat het jonge meisje blind is , zoo gemakkelijk weet zij zich op de haar zoo bekende plaats te bewegen. Jolanthe schenkt den ridders een beker wijn, en zij danken haar door een lied. Jolanthe vraagt om een der citers en antwoordt, terwijl zij van de vogels en van 't gekweel der nachtegalen zingt. De stem van Tristan en zijne woorden hebben een diepen indruk op haar gemaakt, te sterker, omdat Tristan, niets wetend van het wachtwoord anders aan allen gegeven die Jolanthe naderen, onbevangen over licht en kleuren tot haar spreekt. Zoo vraagt hij haar ook, als zijn vriend hem met haar alleen gelaten heeft, om een roode roos. Zij brengt hem een witte : hij bidt er nog om eene, ook wit, en zij brengt hom eene roode Nu begrijpt hij plotseling dat zij blind is. Nog eene proef als hij haar drie rozen voorhoudt en zij hem niet kan zeggen hoeveel het er zijn, zonder die te betasten, overtuigt hem. Hij gevoelt diep medelijden met haar, zij merkt het en vraagt hem naar de reden. Hij poogt haar tot het inzigt te brengen, dat zij hare oogen niet voor niets heeft; maar zij beseft het niet, want immers zij sluit ze als zij slapen gaat, zij weent als zij pijn gevoelt, zij weent ook als haar een groote vreugd te beurt valt: daarvoor dienen dus de oogen. Jauffred komt thans zijn vriend waarschuwen, dat er menschen naderen, en zij nemen afscheid van Jolanthe. Haar verpleegster MarthaJ, reeds verbaasd haar wakker en in den tuint e vinden, kan hare ooren naauwelijks gelooven als zij hoort hoe er twee vreemdelingen bij Jolanthe geweest zijn , hoe de een zulk een levendigen indruk op haar gemaakt en haar van zien en licht gesproken beeft. Juist komen haar vaderen de dokter aan. Nu zij reeds half is ingelicht, aarzelt René niet langer om haar de geheele waarheid te openbaren.
Zij kan echter nog niet beseffen wat haar ontbreekt, zij roemt in hetgeen zij door gehoor en gevoel kent en , als haar vader haar vraagt of ze het hem ooit zal kunnen vergeven indien de kuur eens mislukt, werpt zij zich aan zijn borst met den uitroep : »heb ik dan u niet om te blijven liefhebben?" Bij den dalenden avond zal de operatie geschieden. Terwijl de dokter zich met Jolanthe verwijderd heeft, komt er een brief van Tristan aan René, meldende dat hij van een huwelijk met zijne dochter afziet, en weldra verschijnt hij zelf, door gewapenden gevolgd, om de schoone, die hij meent dat gevangen gehouden wordt, te bevrijden. Thans verneemt hij van René zelf hoe hij geweigerd heeft haar te huwen, die hij juist zoozeer bemint, en wie hij ondanks hare blindheid zijne hand schenken wil. .. Maar de operatie is gelukt, Jolanthe ziet; de moorsche dokter geleidt haar in den tuin. Alles verschrikt haar en zij meent in een geheel vreemde wereld te zijn: alleen de onzigtbare God, tot wien zij vroeger blind gebeden heeft, is dezelfde gebleven en schenkt haar ook thans de kracht, waarom zij Hem smeekt. Nu ziet zij haar vader, nu ook herkent zij Tristan ; want de jongeling, die haar door zijne stem zoozeer trof, kon geen ander uiterlijk hebben dan de fiere ridder, die daar met zijn helm en maliënkolder en rijk gekleurden wapenrok voor haar staat. Onder zijn bescherming, ook al ziet zij thans, gevoelt zij zich veilig. Het stoomschip Prinses Marie, [kapt. Hissink, vertrok 20 dezer des namiddags van Glasgow naar Amsterdam en passeerde den 23sten des morgens ten 7 uur Dover. De Schiedam, kapt. Chevalier, vertrok 23 dezer van Rotterdam naar Nieuw-York. De Overijssel, kapt. W. S. Kramers, van Rotterdam naar Batavia, is 22 dezer des voor middags Malta gepasseerd.
2) De bloedkoralen speld. HET FLUWEELEN MASKER.
Zonder eenig antwoord van René af te wachten, snelde de officier naar zijn rijtuig. Zijn neef staarde hem nog een oogenblik na, haalde toen de schouders op en mompelde: — Die vrouw zal hem geen geluk aanbrengen. Ach, was ik in zijn plaats, erfgenaam van een pairschap en van honderd duizend francs rente , dan zou ik waarlijk niet aan de zijde van een gelukzoekster mijn leven slijten. Het rijtuig was reeds geruimen. tijd uit het gezigt verdwenen, toen René eerst besloot om de met twee lantarens verlichte porte-cochère binnen te gaan, en langzaam den trap te bestijgen, wiens uitgesleten treden aan den tijd herinnerden toen Marion Delorme nog het Place Royal bewoonde. Verliefde menschen hebben, wanneer zij het voorwerp hunner liefde naderen, bijzondere houdingen en manieren. De meest oppervlakkige zou reeds met een oogopslag gezien hebben dat zijn neef Henri zich niet vergist had en dat René Octavie de Saint-Hélier niet bezocht om daar te dansen en verzen te hooren reciteren. Hij kreukelde zijn jabot met zenuwachtige hand, sprak op fluisterenden toon en maakte allerlei gebaren, terwijl hij voortging. Kortom, hij had geheel het voorkomen van een schooljongen, die zijn intrede in de wereld doet. Toch was de graaf René de Rouange geen schooljongen noch een dwaas en zelfs niet verlegen; hij was attaché bij het departement van Buitenlandsche Zaken. Zijn vader had tegen de Republiek gestreden indeVendéeen Bretagne en had daarop naar Londen de wijk genomen ; hij was onder het Consulaat gestorven, nadat hij een oud adellijke en zeer arme iersche dame gehuwd
had, die hem maar korten tijd had overleefd. René was op zijn zesde jaar wees zonder eenig fortuin. Hij had een broeder, en deze beide knapen zouden stellig van honger zijn omgekomen, zoo zij niet door een bloedverwant van moeders zijde opgenomen waren , die voor hunne opvoeding zorg droeg en hen op het Jezuiten-college te Dublin plaatste. Geen andere toekomst stond voor hen open dan als luitenant van een regement naar Indie of Canada te gaan, toen de val van Napoleon hen plotseling in staat stelde om weder naar Frankrijk terug te keeren. Zonder dralen gingen zij derwaarts en vonden er een beschermer, op wien zij nooit hadden durven rekenen. Het hoofd van hun geslacht, de markies Adalbert de Brouage, was de oudste broeder van hun vader en had, zoodra de revolutie uitgebroken was, het land verlaten. Hij was te Coblentz in het huwelijk getreden met een rijke, adellijke dame en terstond na den achttienden brumaire in Frankrijk teruggekeerd, waar hij zich aan de regering van den eersten consul had onderworpen. Bonaparte, die gaarne groote namen en dappere officieren om zich vereenigde, stelde den rijken en bevalligen vrijwilliger uit het leger van Condé terstond tot tweeden luitenant bij de kavallerie aan. Veertien jaar lang was de markies tegenwoordig bij eiken sabelhouw, die in Europa uitgedeeld werd, om dien te ontvangen, maar vooral ook om hem terug te geven. Hij maakte rassche vorderingen. In. den russischen veldtogt was hij reeds kolonel en bij Lutzen werd hij benoemd tot brigade-generaal; na den troonsafstand van den keizer werd hij koningsgezind. De leoitime koning bejegende hem met groote voorkomendheid. Hij kon het een edelman niet euvel duiden, Frankrijk te hebben gediend. Drie jaren na de eerste restauratie was de markies de Brouage luitenant-generaal en ook hij deelde
in de onderscheiding van 5 maart 1819 , toen de koning de beroemde mannen van het nieuwe régime, tegelijk met de groote namen van het oude régime tot het pairschap riep. De generaal had gedurende het keizerrijk zich niet met zijn neven bemoeid en eerlijk gezegd , wist hij niet eens of zij nog leefden , maar in 1814 ontving hij ze met open armen en overlaadde hen met weldaden. Hij gaf hun een stuk grond terug en bood hen aan ze een militaire betrekking aan het hof te bezorgen; maar René gaf de voorkeur aan de diplomatie en Fabien wilde liever van het matige inkomen leven, dat de opbrengst van zijn vaders goederen hem schonk. In het begin van 1821 stond graaf Ivené de Brouage op het punt van benoemd te worden tot secretaris van legatie, maar hij gevoelde weinig neiging om een gedeelte van zijn leven aan een klein duitsch of italiaansch hof te waan slijten. Toch genoot hij weinig van de parijsehe genoegens, want hij leefde zeer ingetogen , ging schaars met zijn neef om en nog minder met zijn broeder. Hij was zelfs zelden in het gezelschap van zijn oom, hoewel zijn bekoorlijk nichtje Antoinette, de dochter van den generaal, hem altijd hartelijk welkom heette , wanneer hij haar een bezoek bragt. Alleen het laatste halfjaar had René den heer de Saint-Hélier getrouw bezocht; niet dat hij een bijzonder zwak had voor groote geesten of mannen van talent. Volstrekt niet, maar hij was dichter op zijn eigen wijs. René droomde van een reinen en zuiveren hartstogt, van een heimelijke sympathie en andere hersenschimmen, die toen zeer in zwang waren. Het ideaal, dat hij ^ zich schiep, was eindelijk verwezenlijkt en Octavie de SaintHélier voldeed zoozeer aan dat ideaal van den jono-en. graaf, dat deze geen enkele receptie op 'de Place Royal o versloeg. Dien zondag avond kwam hij zeer laat, daar
hij , tot zijn spijt, langer dan gewoonlijk met zijn neef en andere officieren gedineerd had en hij vreesde zelfs, dat hij naauwelijks gelegenheid zou hebben om eenige woorden met Octavie te wisselen. Zelden werd het op de partijen, die de heer de Saint-Hélier gaf, later dan twaalf uur, daar deze zich gaarne vroeg ter rust begaf. Gewoonlijk begon de avond met een voordragt en eindigde hij minder ernstig, want meestal waren er vrolijke schilders en jonge meisjes om een quadrille te vormen. René zag terstond dat men nog aan het eerste gedeelte van den avond was en de knecht, die hem de deur opende, zeide dan ook op fluisterenden toon: — Ik zal mijnheer den graaf maar niet aandienen. Men leest. Men las inderdaad. Een statige dame, die met een donkerrooden tulband met witte veêren gekapt was , en een geel satijnen , zeer laag uitgesneden japon droeg, zat in een leunstoel in de olympische houding van Corinna op Kaap Misene. Zij hield in haar beide handen het boek vast, alsof het ten lier was en las met luide stem een fragment uit een roman , toen in de mode. René, die in het minst geen belang stelde in hetgeen voorgelezen werd, wendde al spoedig zijn blik van de belagchelijke dame af, om de dochter van den gastheer te zoeken. Hij ontdekte haar weldra achter de portières van een venster , dat niet ver yan hem verwijderd was en waar zij meestal zat, want zij bekommerde zich weinig om het dikwijls vervelende gezelschap, dat zich in de salons van haar vader op vaste tijden vereenigde. Zij koesterde geen hooge achting voor hen en door de onbeduidende gesprekken en den omgang met anderen te ontvlugten, deed zij niets dan aan haar natuur gehoorzamen. Zij was tot koningin geboren. Alle eigenschappen voor een vorstin waren in haar vereenigd.