Barometer ti, stand. a 3 u 3 p • s V M V a u -c <0 V £ U, ( mM. mM. üron. .772 774 WZW Helder 773 775 W De Bilt 775 777 ZW V liss. 777 778 WZW Maastr. 777 779 Z Toestand der j lucht. } 39 licht bew.' o bedekt i Overzicht van den weerstoestand in Europa. De barometer is bij ons nog gerezen, doch vertoont neiging tot daleD. Het gebied van hooge drukking ligt nog boven Noordelijk Frankrijk, België en Nederland, terwijl de depressie in diepte afnemende zich in Noordoostelijke richting heeft verplaatst en thans boven de Bothnische Golf wordt aangetroffen (Haparanda, 740 m.M.) De temperatuur is in het Midden van Europa wat gedaald, doch in het Oosten gerezen. Te Parijs vriest het een weinig. Verwachting: Matige Zuidwestelijke wind; zwaar bewolkte lucht; overigens nog weinig verandering. S ibru.
Arnhemsche courant
- 08-01-1902
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Arnhemsche courant
- Datum
- 08-01-1902
- Editie
- Dag
- Uitgever
- C.A. Thieme
- Plaats van uitgave
- Arnhem
- PPN
- 400337789
- Verschijningsperiode
- 1814-2001
- Periode gedigitaliseerd
- 1851 - 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 4759
- Jaargang
- 89
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
ARNHEMSCHE COURANT. van Woensdag 8 Januari 1902. TWEEDE (laatste) BLAD. METEOROLOGISCHE WAARNEMINGEN. Woensdag 8 Januari (Waarnemingen van des morgens 8 uur.)
LETTEREN, TOONEEL, KUNST enz.
Er zijn er, die anderen wijn schenken, om zich zelf er aan te kunnen bedrinken. Woensd. 8 Jan. Loge-gebouw, Artibus Sacrum, Kunstbeschouwing van 12—4Y 3 uur en 7V S —10 's nam. Woensd. 8 Jan. Musis-Sacrum, Avondconcert, A. O. V., 8 u. Donderd. 9 Jan. Stads-Schouwburg, Nederlandsche Opera, 7Y3 u. Dagelijks. Gerbrands' Kunstzaal. Tentoonstelling van Schilderijen, Teekeningen, Etsen en Gravuren. Kunstzaal van «den Neder'. Handel in Kunst en Foto-Artikelen» , Schilderijen, Etsen, Gravures en Teekeningen, Vijzelstraat 4. Groote Markt 16a, over Hótel Pays-Bas, Wereld Panorama, geopend van 's morg. 10 io 'sav. 10 u.; Zond. 's nam. 1 tot 's av. 10 u. Wij herinneren er aan, dat de voorstelling van „Lohengrin'', morgenavond door deNederlandsche Opera in den Stadsschouwburg alhier te geven, wegens de uitgebreidheid te 7 J /j uur aanvangt. Natuurkundig Genootschap. Voor de leden van bovengenoemde vereeniging hield gisteravond de heer P. A. van Deinse eene voordracht over: «Siam, het land van den witten olifant.» Spr. begon met er op te wijzen, dat AchterIndiü steeds minder de aandacht heeft getrokken dan Voor- en Oost-Indië en ook nu nog minder bekend is, ofschoon het voor de beide genoemden in geen enkel opzicht behoeft ouder te doen en zoowel de natuur als de menschen geen onoverkomelijke hinderpalen voor een geregeld onderzoek in den weg hebben gelegd. Na vluchtige bezoeken in Oudheid en Middeleeuwen werd het eerst door Portugeezen geregeld bezocht, maar noch zij, noch hunne latere mededingers, de Nederlander-, hebben er zich duurzaam gevestigd. Eene poging daartoe door Lodewijk XIV aangewend, had geen resultaat; in de 18e eeuw was de aandacht van Frankrijk en Engeland meer op Noord-Amerika en Voor-Indië gevestigd en de plannen van Lodewijk XVI werden door de revolutie verijdeld, Eerst in 1825 begon met
het oog op handelwegen naar China het streven van Engeland naar het veroveren van g«.bied n Birma, dat eindelijk in 1886 met de inlijving van het geheele rijk eindigde. Intusschen had Napoleon III aan de oostkust van Achter-Indië vasten voet gekregen, waarvan de verovering van Tonkin en de vestiging van een prectoraat over Annan in 1884 het gevolg zijn geweest, zoodat nu alleen Siam, ruim 16 maal zoo groot als ons vaderland, nog onafhankelijk is. De vertikale bouw van het schiereiland kenmerkt zich door eenige Noord-Zuid loopende ketenen, die in een woest hoogland op de grenzen van Tibet en China wortelen. Naar het zuiden loopen zij eenigermate waaiervormig uit en omsluiten hier laagvlakten, die door groote, doorwaadbare rivieren worden doorstroomd.
Na d : t algemeen overzicht van Achter Indië werd Siam in het bijzonder behandeld. Het bestaat uit vier natuurlijke deelen, een boschri,k bergland in het N. en W; een centraal laagland, een steppen-plateau in het O. en een geisoleerd bergland, dat vroeger een eiland is geweest. Het klimaat is natuurlijk tropisch, maar minder ongezond dan in BeDgalen en in de alluviale gedeelten van orze Oost. Bij de bespreking van het plantenrijk, dat groote overeenkomst met Java vertoont, werd alleen uitvouig stil gestaan bij het winnen van het djatti- of teakhout, dat met rijst het belangrijkste product is, en bij het verkrijgen van harsen, gommen en oliën, die in de Siamee.che indutrie een groote rol spelen. Ook van de fauna werden alleen de meest karakteristieke soorten besproken, vooral over de olifanten en de jacht op de dikhuiden weidde spr. ui'. De witte olifant, die door het lagere volk nog altijd hoog wordt vereerd en bij feestelijke gelegenheden een groote rol speelt, vertegenwoordigt geen bepaalde soort — men zou hem kunnen noemen een albino van grijs-witte tint met vleesch-kleurige vlekken, Spr. noemt verder de verschillende voorkomende diersoorten en
vertelt van vele eenige bijzonderheden. De bevolking is ontstaan uit eene vereeniging van Voor-Indische, Mongoolsche en Maleische elementen, en heeft, zooals grootsche ruïies getuigen, reeds vroeg op een hoogen trap van beschaving gestaan. Tegenwoord-g staat zij op een niet zoo hoog peil van ontwikkeling want despotisme en piiesterdwang hebben de bevolking slaafs gemaakt en ontzenuwd De taal is eenlettergrepig, het schrift aan het oud-In H isch ontleend, de letterkunde is rijk aan romans, gedichten en fabelen en telt ruim 2000 banden. In alle pagoden is eene verzameling van de heilige geschriften die in het ^acW-iialect zijn geschreven. De rechtstreeksche betrekkingen met Europa dateeren van het mid ien der vorige eeuw, toen koning Mongkoet gezantschappen naar verschillende hoven zond en handelsverdragen sloot. De jongsten van zijne 81 (!) kinderen genoten eene Europeesche opleiding en een hunner: «Tsjoelalongkorn» volgde hem in 1868 op. Hij is een krachtig vorst, die met krachtige hana vele misbruiken van de lijfeigenschap en de wreede rechtspleging afschafte en op elk gebied als hervormer is opgetreden zonder te vervallen in een fout van vele verlichte despoten: n'. aan zijne onderdanen eene beschaving te willen opdringen, waarvoor zij niet rijp zijn. Bijgestaan door ontwikkelde raadslieden en Europeanen, voert hij een volstrekt persoonlijk, maar vaderlijk bewind. De merkwaardige hoofdstad Bangkok bestaat uit drie deelen : een drijvende stad op de Menam, waar de inlanders op vlotten en booten wonen; de oeversta l waar de Chineezen de meerderheid vormen en de paleis3tad met hare vele vorstelijke verblijven, die onmetelijke schatten bevatten, hare lioc-dhatempels, kloosters, pagoden en andere monumenten en die toch op Europeesche wijze bestraat en verlicht is en van tramlijnen voorzien. De tempels z;jn geen alleen staande gebouwen maar liggen met tal van bijgebouwen in heerlijke parken, die voor een ieder toegankelijk zijn. Kolossale, vaak wanstaltige beelden en dierenfiguren, rijk verguld en versierd, prijken alierwege.
Na eene korte beschrijving van het «Siameesch Versailles» eu van een badplaats, die door den wil van den vorst op een woest eila -d is ontstaan, eindigt de heer van Deinse zijn voordracht met te wijzen op de gevaren, die Siam van de zijde van Frankrijk en Engeland bedreigen. In 1893 hebben verwikkelingen met de republiek geleid tot het verlies van de landen ten oosten van de Mekong en in 1896 zijn de kabinetten van Londen en Parijs overeengekomen welke gedeelten van Siam zij op den duur als eene bufferstaat tusschen hunne wederzijdsche bezittingen zullen laten voortbestaan, zoodat de toekomst voor het eens zoo machtige Oostersche rijk er niet rooskleurig uitziet. Dr. van de Stadt dankte den spreker voor zijne interessante voordracht.
— «De Graafschapper» bestaat 25 jaren. Het blad wijdt er een extra-nummer aan. Daar blijkt uif, dat men met de viering van dit jubileum eigenlijk zou moeten wachten tot 4 Juli 1904. Te Winterswijk werd het anti-revolutionaire orgaan weljlgestekt op 5 Jan 1S77, maar toen heette het «Volksblad \oor Winterswijk en Omstreken''. Eerst den 4en Juli 1879 kreeg het den naam van „De Graafschapper." — Théophile de Bock zal Renkuro, waar hij vele jaren woonde, verlaten en zich te Haarlem vestigen. («Vad.») — Naar „het Volk" verneemt zal er een Ghristelijk-democratisch' weekblad worden uitgegeven met begin Februari. Het zal gericht zijn tegen het nieuwe Katholieke sociaal weekblad en tegen de conservatieve politiek van dr. Kuyper van thans. Het zal de democratische richting van dr. Kuyper van 1893 vertegenwoordigen; het aaat ook tegenover de sociaaldemocratie. In de oombinatie zit Staalman en een Katholiek-democraat. — Het is heden 25 jaren geleden, dat de heer Taco H. de Beer benoem 1 werd tot leeraar aan de hoogere burgerschool met 5 jarigen cursus te
Amsterdam. Het «N. v. d. D.» wijdt een belangrijk artikel aan den onvermoeiden strijder voor het denkbeeld, dat er van het onderwijs eene opvoedende kracht moet uitgaan, die menschea vormt voor het leven. Wat de Beer daarover in de «Gids» van '74 schreef, heeft nog zijn waard ï behouden en zijn beteekenis; 'c is wel erg, maar 't is zoo. De heer de Beer, in 1838 te Maarseveen geboren, is opgegroeid in de taalstudie. Zijn vader chirurgijn-majoor sprak en schreef meer dan tien talen — en de zoon bezat reeds op 16 jarigen leeftijd de acten Fransch, Duitsch tn Engelsch. Wij hebben zelden iemand ontmoet, die zoo gemakkelijk vreemde talen spreekt en schrijft als zijn moedertaal als Taco de Beer. Hij heeft dadelijk 't idioom gevat, wat grootendeels aan zijn degelijke taai-opleiding te danken is, maar toch zeker ook aan zijn talent van weergeven en zijn verbazend geheugen.
Na bij eene voorname Friesche familie gouverneur te zijn geweest, werd hij te Breda leeraar in 'c Duitsch, daarna te Goes in 't Duitsch en Engelsch, sinds 8 Januari 1877 is hij 't te Amsterdam. In al die jaren is zijn lust en ijver voor de taalstudie en het onderwijs erin geenszins verminderd. Opgewektheid kenmerkt nog altijd zijne lessen, die zeer op prijs worden gesteld, omdat hij zijn hoorders weet te doordringen van het mooie, het belangwekkende, het sterkende in de letterkunde.
De Beer heeft, is in 't «Nieuws» zeer jjist gezegd, ontzaglijk veel gewerkt. Daar staat een zelfs meer dan gewoon mensch voor stil. Sinds bijna 35 jaar redigeert hij «Noord en Zuid»; hij is redacteur geweest van de tPortefeuille» en het «Tooneel»; hij vertaalde romans en tooneelstukken (bijv. ede Vrek», «Minna van Barnhelm», «Nathan de Wijze», «Voerman Henschel»); hij schrijft jaaroverzichten in «The Athenaeum» en in Duitsche bladen; hij bewerkte Nederland voor Duitsche Conversations-Lexicons, schreef in «Gids», «Vaderlandsche Letteroefeningen», «Zeitschrift für Phonetik», «Die neuere Sprache», «Die L'teratur», «Iris» en vele couranten; hij richtte een tijdschrift voor de studie der dialecten op, «De Volkstaal», stichtte met mr. van Loghem het «Amsterd. Weekblad», thans de «Groene»; met dr. Laur llard stelde hij «Woordenschat» samen, zooals men 't wel eens uhdrukt een arbeid om een gevangene razend v te maken; voor de eer van ons land trad hij in 't krijt tegen Geibel en Ebers; op de Taal- en Letterkundige Congres« sen was hij jaren lang een figuur — gelukkig zagen we hem terug te Nijmegen, verleden jaar; in de gebeurtenissen in de tooneelwereld heeft hij altijd 't levendigst belang gesteld — ware kunst schat hij hoog, hij kan ze waardeeren. We stellen ons voor, dat het vandaag in de altijd even gastvrije woning van den heer en mevrouw de Beer —Hoola van Nooten zeer levendig en gezellig zal toegaan. Er zal menige wensch geuit worden, die zijn waarde ontleent aan dankbaarheid voor wat de Baer deed in 'c belang van het onderwijs, dat hij lief heeft, en in het belang van de leerlingen, wier toekomst hem zeer ter harte gaat. Wij scharen ons gaarne bij hen, die hem een oprechte hulde brengen.
— De disharmonie in de Rotterdamsc'he tooneelwereld, waarover we onlangs een en ander meldden, is nog weer wat verergerd door standjes tusschen Fritï Bouwmeester en 't bestuur van 't Modern tooneel-snsemble. Mag men dit laatste gelooven, dan zou Fritz Bouwmeester met een eigen, in der haast gevormd gezelschap, de gecontracteerde voorstellingen van het tooneelensemble afseinen en die zelf dan gaan geven.
— * Men schrijft ons uit Friesland: Gelachen! gelachen 1 ik geloof dat ik nog nooit zooveel gelac.ien heb, in elk geval nog nooit zooveel heb zien en hooren lachen als bij het «Priiskletsen» in het dorpje Knijpe, «Priiskletsen»?, ja ik spreek in raadselen voor niet-Friezen en zelfs volbloed Fiiezen zullen niet in staat zijn met een enkel woord eene juiite vertaling te geven van dit woord. Heeren en dames waren uitgenoodigd, een besloten gezelschap dus. In de zaal een katheder, op dien katheder een groot glas met opgerolde papiertjes, net als bij de loting voor de nationale militie. Op die papiertjes evenwel geen nummer, maar een onderwerp in de Friesche taal geschreven. Op de beurt moest ieder heer een papiertje uit het glas nemen, naar den katheder gaan en ... 3 minuten spreken over het onderwerp, op het briefje vermeld. De dames vormden de jury, en het dient gezegd, dat zij hare taak zeer consciëntieus opvatten. Een time-keeper met chronometer zorgde voor den tijd en menig student heeft in het zweetkamertje niet zooveel verlangen naar het thora est » van den pedel uitgezien, als menig «kletser» naar het «om» van den tijd op het «priiskletsen» te Knijpe.
Natuurlijk onder de «kletsers» vogels van diverse pluimage: stamgasten aan de kletstafel, zwijgers in het publiek, praters als Brugman, maar die beste praters, ze legden het hier af tegen luidjes zonder flux de paroles. Gelachen is er dat ten slotte men niet meer lachen dorst, omdat het zeer deed, men schaterde het uit^ men gilde gewoon. En dat schateren kwam menig «kletser» te stade ; want het verkortte zijn tklet tijd.» De onderwerpen waren zoo gekozen, dat ze onder ieders bereik lagen en het moet worden erkend, de keuze was goed. We laten hier eenige ervan volgen: «In sipel», »Moai waer», cTju stere moanne.» «Mandeis ite we altijd potshou.i «Dat haw 'k wol earder heard,» «Noflik zitte.i «Swier sile» enz. Ia de pauzen werden er Friesche zangen aan' geheven; eindelijk kwam het beslissende oogenblik, de jury deed uitspraak. Verreweg de meeste punten waren behaald door den „kletser'' met het onderwerp „In kjellebolle" en de twee daarop volgende „kletsers" hadden precies evenveel pun ten. Een kamprit dus! De jury besliste : „weer van streek, maar met andere onderwerpen". Aldus S^h^rde. De „kletser" over het onderwerp: „Mandeis ite we altijd potshou", bleef nu de
baas van zijn co lega met het onderwerp „De Skotse trije". Die „kletsavond", ik vergeet hem nooit; als ik er aan denk, lach ik nog. Friesche vereenigingen raad ik aan eens zoo'n avoud te organiseeren. Men weet wat baas Joute in zijn tijd zei. Laitsje is noflik en zoun teffens". Nu gelachen wordt er op zoo'n „Priisklets-joun", dat is zoo zeker „as Wopke libbet". Want „Wopke" was te Knijpe ! Lake! minsken, lake! hè je! It lief die us sear! — Een som van 10,000 mark was in Duitschland uitgeloofd voor de „beste Duitsche opera"; 36 werken werden ingezonden. Geen enkel, zoo wordt uit Leipzig bericht, is de prijs waardig gekeurd.
over December behelst «De stenographie op — De abbé Perosi kan het componeeren maar niet laten. Voor de a.s. feesten ter herinnering aan de definitie van het dogma der Onbevlekte Ontvaugenis te Rome op 8 December zal een nieuwe cantate van Perosi worden uitgevoerd. De drie deelen heeten : til Vaticanioo, til Compimento del Vaticiniot en „la G oria dell' lmtna• colata." — De «Sten. Revue» o. m. het slot-artikel van de scholen», waarin op grond van de ervaring gewaarschuwd wordt f egen overschatting van het nut der sten. als leervak op de scholen; voorts komt de heer Folmer nader terug op zijn vroeger gedaan voorstel, om de sten. op te nemen — eerst facultatief, later imperatief — onder de examenvakken van de Ned. Vereeniging voor Gemeentebelangen, waarbij hij tegenover de redactie van de Revue de meening verdedigt, dat deze wijze van onderzoek de voorkeur verdient boven die van Vakvereenigingen, ten minste als daarb j, zooals in den regel 't geval is, geen rekeiting wordt gehouden met het doel; dan, onder «Literatuur» eene beoordeeling van «Reporterschrift» van A. W. Groote en van «Esperan o» van Joh. C. Bruyn; eindelijk «Gemengd nieuws» en «Varia», waarin we eenige sprekende cijfers aantroffen betreffende de aanwending van de stenographie en de schrijfmachines in Engeland; in de maanden Sept. en Oct. 11. werden in de «Daily Telegraph» resp de navolgende vacante betrekkingen vermeld: voor stenographie alleen 42 en 15; voor sten. en machineschrijven 225 en 320 ; het vorige, gepaard met andere kundigheden 140 en 220; voor boekhouden, gepaard met sten.- of machineschrijven 27 en 36. Daarbij werd bepaaldelijk rn a n n e 1 ij k personeel gevraagd in 127 en 177, vrouwelijk personeel in 142 en 136 en van beiderlei sekse in 171 en 147 gevallen. Het aangeboden salaris varieerde van f 12 tot f 100 per maand.
— „Krelage's Bloemhof" geeft deze maand een bloemlezing van en over J. H. Krelage, die op den 1 Dee. is bezweken. In Nederlandsche, Engelsche, Duitsche en Fransche bladen is aan de nagedachtenis van den overledene hulde gebracht. Nog kan worden vermeld dat de Leidsche plantenbetars hoeft besloten een levensgroot portret te doen maken van den heer J. H. Krelage, en het gedurende den beurstijd in het lokaal op te hangen als een blijvende hulde aan den man aan wien de bloembollencultuur en de tuinbouw in het algemeen zooveel te danken hebben. Inhoud van Tijdschriften. „De Hollandsche Lelie" no. 28 : Oüze Nederderlandsche taal. — Bloedarmoede, door Fr. Ullrich Stolp. — Vormen : Diners, door Sylvia Regina. — 'n Schetsje, door Elize. — Sprookjes, doo' Sara Bouterse. — Wiegeliedje, door Ida. — Van lijden, door Ime van Hoogland.
Arnhem, 8 Januari.
Thermometer (8 u. 43 0 ) 12 u. 43 0 F. Fortin's Barometer, B. H olsboer , (t2 u.) 770 .5 Daling 4.2 m.M. Nog dalende. Windstreek. W. Windkracht 3. Hoogte van den waterspiegel aan d: peilschalen Te Arnhem bij de br ig: 11 .20 M. 4- AP. = Amst. Nulp. > v , M 4 23 M. bov. of -f Arnh. Nulp j Te Keulen 459. Val 27 cM. WAAN: L. K. 1 Jan. N. M. 9 Jan. E. K. 17 Jan. V. M, 24 Jan. L. K. 3t Jan.
BEKENDMAKINGEN. Zeemilitie.
Burgemeester en Wethouders van Arnhem; noodigen de lotelingen dezer gemeente, lichting 1902, uit, om zoo zij dit jaar bij de militie te land zouden moeten worden ingelijfd en verlangen bij de Zeemilitie te dienen, zich vóór den 1 Februari a.s, bij hen aan te melde-i of bij hen te doen opgeven, voor zoover zij althans een der navolgende beroepen uitoefenen als : Stuurlieden, stuurmansleerlingen en verdere zeevarenden op koopvaardijschepen van de groote en kleine vaart. — Stuurlieden, schippers en verdere opvarenden van Rijnschepen, aken, tjalken en kleinere vaartuigen. — Stuurlieden en verdere opvarenden van passagiers- en sleepbooten, loodsvaartuigen en tonnenleggers. — Diepzee- en Noordzeekustvisschers. — Zuiderzeevisschers. — Visschers óp de Zeeuwsche wateren en op de groote rivieren. — Mossel- en oestervisschers. — Schuitenvoerders en voerlieden. — Vletterlieden. — Machinisten, machinist-leerlingen en stokers op schepen en vaartuigen, bij spoor- of tramwegen en of fabrieken of andere inrichtingen. — Machinedrijvers. — Tremmers. — Smeden. — Bankwerkers. — Werktuigmakers. — Ketelmakers. — Voorslagers. —
Scheepsbeschieters. — Scheepstimmerlieden (scheepmakers). — Brood-, koek- en banketbakkers. — Koks. — Koffiehuis- en hotelbedienden. — Ziekenverplegers. — Apothekersbedienden. — Barbiers. — Personeel van 's Rijks Marinewerven. Arnhem, 6 Januari 1902. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S weerts. De Secretaris, A. ]. K ronenberg. Burgemeester en Wethouders der gemeente Arnhem ; Gelezen het besluit van den Commissaris der Koningin dd. 24 December j.1., no. 172; Brengen ter kennis van belanghebben, dat bij Koninklijk Besluit van 30 November 1901 («Staatsblad» no. 232) de termijn, gedurende welken het na de invoering der Wet op de paardenfokkerij 1901 geoorloofd is tot dekking van merriSn hengsten te gebruiken, die voor de Provincie, waarin de dekking plaats heeft, goedgekeurd zijn, overeenkomstig de provinciale voorschriften, is verstreken met 31 December 1901. Arnhem, 7 Januari 1902. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S weerts. De Secretaris, A. J. K ronenberg.
RECHTSZAKEN. Voor de Rechtbank.
Gisteren werd voortgezet de zaak tegen G. B., wegens beweerde diefstal van een paard uit de weide, onder Eist. Indertijd is deze zaak reeds in openbare zitting behandeld, maar daarna is door de Rechtbank aanvulling der instructie gelast. Deze nadere instructie schijnt vooral geloopen te hebben over de laarzen, die bekl. aangehad heeft. Er zijn nl. getuigen geweest, die verklaard hebben dat de man, die den vorigen dag gezien was, geen hooge laarzen aanhad, terwijl de paardenslager uit Arnhem, die den persoon zegt te herkennen, beweert dat hij wè» hooge laarzen aanhad. Bekl. beweert dat deze man zich in den persoon moet vergissen, en dat hij gewone laarzen aan gehad heeft. Intusschen zijn bij zijn vorigen kostbaas in huis een paar dergelijke laarzen gevonden die echter van den kostbaas waren. Deze had ze in lang niet aangehad. Bekl. moet nu op de zitting die laarzen aanpassen, ze zijn stijf en moeilijk aan te trekken, maar ten slotte lukt het met een, in de tweede blijft hij steken, ondanks alle moeite. De laarzen zijn erg kapot en zeer vuil, vol modder. De vroegere kostjuffrouw verklaart, dat deze laarzen op zolder hingen, zij wist er niets van dal ze stuk waren, dat moet haar zoontje gedaan hebben. Op herhaalden aandrang verklaart zij uitdrukkelijk, dat zij niet weet dat op den dag van den diefstal met deze laarzen iets, wat dan ook, gebeurd is. De weg naar den zolder, waar de laarzen hingen, gaat bovendien door de keuken. Zij had dus moeten merken als B. naar boven gingHaar man verklaart ook dat de laarzen ongebruikt op zolder lagen in een hoek, en door de kinderen stukgesneden zijn. 'Het eigenlijke systeem der verdediging is, dat bekl.'s broer, die veel op hem moet lijken, door den shger voor bekl. is aangezien. Intusschen verschijnt nu deze broer als getuige, en men kan de familiegelijkenis niet bepaald treffend vinden. Overigens had deze getuige niets te verklaren. Hij is knecht bij een boer in Eist, ook reeds in eersten aanleg gehoord, ten wiens nadeele het paard gestolen is. De onderstelling, dat zijn knecht kwart over zessen in de W.erdjesstraat zou geweest zijn, en reeds omstreeks zeven uur in Eist, toen hij hem de paaiden in de stal heeft zien brengen, noemt hij onwaarschijnlijk. Hij had dan een ander paard, behalvo het verkochte, bij zich moeten hebben en daarop onmogelijk hard rijden, anders is het geheel ondenkbaar. Echter heeft get, noch aan den man, noch aan een der paarden iets bijzonders kunnen merken. Daarna komt het tienjarig zoontje van de kostjuffrouw eenige inlichtingen over de laarzen
geven. Nadat nog een paar getuigen gehoord waren, komt het O. M. aan 't woord. Spr. begint met een résumé van de zaak, zooals zij stond op 3 December, toen het nader onderzoek werd bevolen. Gebleken was toen dat een oud paard in de weide was vermist, dat het hek onmogelijk vanzelf open kon gaan, dat bekl. den vorigen dag met zijn broer, den knecht, had staan praten. Voorts was bek), dien dag in Nijmegen geweest, waar hü een oud paard te koop had geboden en 's avonds door de vrouw en 's morgens door den paardenslager te Arnhem herkend. Als nu waar was dat bekl. niet de persoon was geweest, dan moeten al die vier getuigen zich vergissen. Intusschen was bekl. dien morgen reeds vroeg op, terwijl hij anders eerst om halfnegen opstond, voorts was hij toen reeds geheel gekleed en had hij geld, terwijl hij dat vroeger niet had. Deze aanwijzingen had spr. voldoende geoordeeld om bekl. veroordeeling te vragen. Het aanvullend onderzoek heeft het volgende aan 't licht gebracht. Aan de laarzenkwestie hecht spr. niet zooveel waarde. Intusschen is bekl.'s bewering, dat hij onmogelijk zulke laarzen kon aanhebben, gebleken onjuist te zijn. Er was een paar onder zijn bereik, dat staat vast. Voorts is gebleken dat bekl's broer absoluut niet op hem lijkt en dat de baas van dien broer niets bijzonders gemerkt heeft. Een bezwaar was vroeger, dat bekl. voor het paard slechts f40 had gekregen, terwijl hij in de volgende dagen over f 49 had beschikt. Echter is gebleken, dat hij f 25 van zijn meisje in handen had. Voorts is gebleken, dat het verhaal van bekl, dat hij niet in zijn kist kon komen, onwaar is, want hij is wel in zijn kist geweest. Spr. herinnert dat deze bekl. vroeger vijf jaar heeft gekregen ter zake van afpersing en poging daartoe. In datg proces is ook gebleken, dat bekl. zeer brutaal optrad en van te voren maatregelen nam om bij ontdekking gedekt te zijn door min of meer waarschijnlijk tegenbewijs. Ook toen heeft hij zich anders gekleed dan te voren, zijn stem verdraaid enz. Het betrof toen een geval van afdreiging, waarbij hij zich zwart gemaakt had en een man 's avonds, met een pistool dreigend, om geld vroeg. Ook toen zat volgens bekl. de revolver in een kist, die niet open kon, ook toen wilde beklaagde trouwen, waarvoor hij geld noodig had, ook toen was er een kwestie van laarzen en pantoffels. Bekl. is dus niet de eerste de beste, hij gaat met groote slimheid te werk. Spr. persisteert bij zijn eisch: vier jaren. De verdediger mr. R. J. de Visser, ontkent dat in de vorige zitting vaststond, dat er diefstal van vee uit de weide heeft plaats gehad. Het is volstrekt niet bewezen, dat het vee zich in de weide bevond. Voorts vindt spr. in het feit, dat beklaagde den vorigen dag in de streek geweest is, juist een aanwijzing dat hij 't niet gedaan heeft, vooral als bekl. zoo listig is als het O. M. zegt. Spr. begrijpt verder niet, wat bekl.'s bezoek aan Nijmegen eigenlijk bewijst. Het volhouden van den slager is voor spr. ook al niet zeer overtuigend: immers bekl. zou toen kaplaarzen en een stijve hoed hebben gedragen en kort daarna is hij door anderen gezien met een pet en rijglaarzen. Hedenochtend is nu gebleken, dat er laarzen geweest zijn in het huis waar bekl. woonde, maar spr. acht het onmogelijk, dat bekl. deze laarzen heeft aan gehad. Vooreerst kan hij thans maar in één komen, ten tweede heelt de slager volstrekt niet gezien dat de laarzen zoo stuk waren als ze zijn en dat, terwijl hij verklaart den man niet binnen te hebben willen laten, omdat zijn laarzen zoo vol modder zaten, zoodat hij de laarzen toch wel goed bekeken heeft. Bovendien, welke reden zou bekl, gehad hebben om die oude laarzen aan te trekken P En over de kwestie hoed of pet, is verder geen licht verspreid. Spr. begreep niet hoe men met enkele aanwijzingen dezen bekl. dadelijk heeft ku nen verdenken. Dit is thans gebleken, gelegen te zijn in het verleden van bekl. Spr. wijst er verder op, dat bekl. toen bekend heeft, en nu niet. Volgens spr. is het ontwijfelbaar, dat de slager zich vergist en concludeert tot vrijspraak. Uitspraak over 14 dagen.
* Door de Airond.-rechtbank alhier zijn 7 dezer de navolgende uitspraken in strafzaken gedaan: ie, W. L., werkman te Amsterdam en 2e. C. v. O., schippersknecht te Rotterdam, wegens bedelarij en landlooperij, ieder 2 hecht.-straffen elke van 3 dagen en plaatsing in eene Rijkswerkinrichting voor den tijd van 3 maanden. — ie. W. H. W. H., 2e. M. C. A., beiden arbeiders te Arnhem, wegens strooperij, ieder tot f 1 boete, subs. 2 dagen hecht. — ie. J W, J., 2e. J. v. E., beiden z. b. te Arnhem, wegens diefstal no. 1 tot 2 maanden en no. 2 van eene maand gev.straf. — W. L, B,, opperman te Arnhem, wegens idem, tot 14 dagen gev.straf. — J. P. K, arbeider te Arnhem, wegens idem, tot 1 maand gev.straf. — K, K., schoenmaker te Arnhem, het vonnis van het kantongerecht alhier dd. 19 Nov. j.1. bevestigd. — ie. H. F. A., schilder, 2e. M, G., arbeider, beiden te Velp, wegens diefstal, ieder tot 2 maanden gev.straf. — J. B, huisvr. van B. R. te Dieren, wegens idem, tot 1 maand gev.straf. — M. J. L., wed. van J. D. te Dieren, wegens eenv. beleediging, tot f 3 boete, subs. 6 dagen hecht. — G. C. G, schipper, gedomicilieerd te Nijmegen, wegens het niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gegeveD, tot f 5 boete, subs. 10 dagen hecht. — G, J. E., huisvr. van S. K. te Braamt, wegens strooperij, tot f 1 boete, subs 2 dagen hecht. — J. J. v. d. P., sigarenmaker te Dieren, wegens mishandeling, tot f 10 boete, subs. 14 dagen hecht. — J. H. Q., arbeider te Stad-Doetinchem, wegens opzettelijke vernieling van eens anders goed, tot acht dagen gev.straf. — ie. H. S, 2e. J. W„ beiden arbeiders te Loil, wegens diefstal, ieder tot 5 dagen gev straf. — H. K. Hzn., arbeider te Herwen cn Aerdt, wegens mishandeling, tot 3 weken gev • straf. — G. T., timmerman te Grieth ouder Zevenaar, wegens diefstal, tot 8 dagen gev.straf.
67) Strooming. Uit het Duitsch van HELENE BÖHLAU (Madame AL RASCHID-BEY.)
— Lieve, geachte mevrouw, begon ze eindelijk haar brief met groote, vaste letters. — Wat ik nu doen ga, is voorzichtig noch verstandig; ik heb er eigenlijk het recht niet toe en ik geloof ook niet dat het ergens goed voor wezen zal, en toch begin ik het werk ! Ik weet niet in hoeverre uw man u over zijn nieuwe vrienden heeft geschreven. Ik ben een oude vrouw. Ik heb mijn lot, zoo goed als andere menschen en ik heb, behalve dat, er miin gedachten nog bij. 't Zou al heel weinig interessant voor u zijn, als ik mezelf in optima forma aan u ging voorstellen. Uw man en zijn vriend zijn mij en mijn huisgenooten bijzonder syjnpathiek geworden. Mijnheer Obrist werkt en woont hier als een gezond, krachtig man. Dat vindt u zeker heerlijk ! Ik weet hoe u om hem geleden hebt en DÓg lijdt. Maar ik kan daar niet veel over zeggen. Ik moet vlug achter elkaar alles afhandelen en komen waar ik wezen wil, anders vervliegen mijn geduld en mijn kracht, en ik zou zoo graag klaar en duidelijk zeggen, wat ik van gewicht vind. 't Is geen impulsie die mij drijft u te schrijven. «Ik zit hier in het Oosten, ben hier gevestigd, ben hier thuis. Als van een hoogen wachttoren zie ik uit over onze wereld en de uwe. «Hier zie ik deze gewoonten en zeden, daarginds weer andere. Hier gaat het zóó en daar gaat
het zus; daarom verliezen de zeden voor mij haar onverbiddelijkheid en haar ^onherroepelijkheid, 't Is ongeveer alsof ik eeuwen overzie. In de eene eeuw staat vuur- en doodstraf op datgene wat in de volgende eeuw geoorloofd en zelfs prijzenswaard is. In de ééne eeuw wordt dezelfde zede evenveel geëerd als zij in de andere wordt bespot. «Wanneer je dat alles overziet, verliest het zijn beteekenis. Met weemoed en een glimlach zie-je terug op de martelaars uit vervlogen tijden, martelaars, die in onze dagen rustig-fatsoenlijke menschen zouden zijn geweest, niet gekweld door eenige verzoeking. De zaak-zelf is het nooit die waarde heeft of waardeloos is, alleen d.\t wat op een gegeven oogenblik den Staat of de Kerk nuttig toeschijnt of doelmatig, dat geeft aan de zaak haar éénige beteekenis. De zaak op zichzelf is niet goed of niet slecht, evenmin als de natuur goed of slecht is. Ze wordt dat eerst, wanneer wij haar bekijken door onze oude oogen en in verband brengen met ons voor- en met ons nadeel. «Ja, wat wil ik nu met dit alles ? «Ik zou willen zeggen, dat geen zede of gebruik op zichzelf verwerpelijk is of prijzenswaard. Hier in het land, dat mij — omdat ik hier zoo lang woon al — tot een thuis is geworden, is het bijvoorbeeld met het huwelijk en al wat daarop betrekking heeft zóó gesteld, dat daar weinig onrust uit voortkomen kan; dat de hartstochten niet buitensporig worden gewekt en 't kalme familieleven niet wordt verstoord. De Oosterling verlangt rust, vrijheid en vrede in zijn gezin en daarnaar, naar die verlangens, hebben zijn instellingen zich gevormd. Zóó is het, hoe vermakelijk dit een Europeaan ook mag toeschijnen. De Oosterlingen hebben,
met wijsheid, aan de hartstochten hun natuurlijke grenzen gelaten. «Zij zijn ze nagegaan als beken, waarvan ze den loop en de eigenschappen bekeken en bestudeerden en waarnaar ze hun tuinen en velden aanlegden aan den oever, met beleid, wèloverlegd, zonder de beken onnatuurlijk kunstmatig te vernauwen en hunnen loop te veranderen naar willekeur. «Wanneer hier een huwelijk wordt gesloten, dan is de eerste vraag die rijst, nog voor 't huwelijk is aangegaan: Hoe zul-je doen als het tot een scheiding komt ? Denk er aan, vóór alles, een som uit te zetten op je vrouw, voor 't geval dat je van elkaar scheidt. «Scheiding is hier geen schande. Ze hoeft niet veroverd te worden met inspanning van alle krachten, 't Is aan ieder van de twee echtgenooten toegestaan, zich wettig van elkander te doen scheiden. De Oosterlingen kunnen de gedachte niet verdragen in twist en haat naast elkaar vooit te leven. Voor de kinderen vinden ze oneenigheid tusschen de ouders verderfelijk. Die oneenigheid mag niet voortduren. Het huwelijk mag geen last, geen onontkoombare ellende, geen eeuwig-ketenende keten zijn voor de betrokken personen, geen slavernij. Twee vrije menschen wonen met elkander, te samen, als vrienden. Zijn ze wederkeerig elkaar tot een kwelling geworden, dan zijn ze niet gebonden. En ondanks die groote vrijheid hier, is het scheiden hier een zeldzaamheid. «En daarom zeg ik u, voor zoover ik het kan beoordeelen : mogen de wetten al een vrouw het recht geven den man, die misschien lijdt onder haar eigenaardigheden, te behouden zoolang zij wil; of geven de wetten haar dat recht niet, een natuurlijke, hoog-staande, hoog-denkende
vrouw zal niet trachten den man te behouden, die liever zich vrij wil maken van haar. Zij zal daarnaar niet trachten even weinig als de eene vriend den andere zal trachten te weerhouden, wanneer de vriendschap vermindert en hun samenzijn marteling wordt. Zij zal niet trachten hem te houden, en — zal hem winnen! Houdt ze hem terug, heeft ze de macht hem voor zichzelve terug te houden, dan behoudt ze in hem haar meest verbitterden vijand. Waarom zou een yrouw die door onze wetten daartoe het recht heeft, den man niet zijne vrijheid geven wanneer hij daarnaar verlangt; waarom zou ze haar recht verloochenen en niet zeggen: Je bent vrij 1 Ik wil geen slavernij tusschen ons. Doe zooals je goedvindt. Ga heen en tracht vriendelijk over mij te denken. «Die vrouw zal, als zij al haar man verliest, een vriend winnen. En op die wijze ontneemt zij aan het afzijn en aan de scheiding alles wat haar ijdelheid zou kunnen kwetsen. Op aarde bestaat er geen band die voortduurt in de eeuwigheid. Waarom zou iemand het Allerteerste in ketenen willen slaan t «De vrouw die in zoo'n moeilijke quaestie rustig en gelaten en natuurlijk handelt, geeft zichzelf vrede, haar kinderen en haar man, en doet veel meer nog: wijst aan duizenden vrouwen den weg, hoe het mogelijk is waardig en vrij met elkaar te leven en even vrij weer van elkander te gaan, zonder dat de ellende ten top moet stijgen en al het goede sterft in vijandschap. «Dit schrijft iemand, die in haar jeugd hulpvaardig was — en nog is — die gloeide van medelijden, die zoo gaarne duizenden zou hebben geholpen Lore Brunquell.» (Wordt vmvolffd.)