Tot de vele bonden en vereenigingen van onzen tijd behoort ook eene vereeniging, die zich ten doel stelt vereenvoudiging van onderwijs en examens. Vereenvoudiging van onderwijs! Een schoonklinkend woord, maar op den keper beschouwd eenvoudig een groot woord, althans ten aanzien van het lager onderwijs. Vereenvoudiging van het lager onderwijs. Dat beteekent toch niet vermindering, voortgaande vermindering van het aantal leervakken, in de eerste plaats. Ik stem gaarne toe, dat ik meer heil zie in vermindering dan in vermeerdering van vakken, maar vereenvoudiging, laten we liever zeggen ver betering van het lager onderwijs, moet toch vooral verkregen worden door verbetering van methode en eenvoudiger wijze van voorstelling. De vraag w a t is van groot belang voor hen, die het onderwijs meer pract i s c h willen maken, de vraag hoe is de hoofdvraag voor de cvereenvoudigers», voor hen, die voor overlading vreezen. Het is te hopen, dat de vraag wat, bij de regeling van het herhalingsonderwijs, beantwoord worde in den geest der practici. De vraag hoe boezemt sinds jaar en dag onderwijzers en autoriteiten zooveel belangstelling in, dat daarvoor heusch deze vereeniging niet noodig was, nog daargelaten de vraag, of zij er wel op aangewezen is om de onderwijzers een lesje te geven in de keuze en de behandeling van de leerstof. Iatusschen, de vereeniging ter vereenvoudiging beperkt zich niet tot het lager onderwijs en kan wellicht veei nut stichten op het gebied van de andere takken van onderwijs en van de examens. Inmiddels wordt in het orgaan der vereeniging — eene vereeniging heeft toch in onzen tijd een orgaan — een begin gemaakt met het lager onderwijs en wordt in dat orgaan met eenigen ophef gewag gemaakt van het feit, dat aan eene der over gangsscholen alhier het onderwijs in de meetkunde en in de algebra misschien zal afgeschaft worden. Dit lijkt een resultaat van belang! Meetkunde en algebra op eene overgangsschool, dat is iets vreeselijks! Meent de schrijver in het orgaan heusch, dat meetkunde en algebra, hoe ook gegeven, moeilijker zijn dan bijv. rekenen? Dan wil ik hem even mededeelen, dat het herhaaldelijk is voorgekomen, dat leerlingen, die moeite hadden met rekenen, het wiskundig onderwijs aan de tweede overgangsschool niet alleen zeer goed konden volgen, maar het klaarblijkelijk een van de aangename middelen vonden, die hunne ontwikkeling bedoelen. Aan de overgangsschool werd nooit meetkunde of algebra gegeven met h:t doel om de leerlingen zekere dosis van die wetenschap te geven, maar om de leerlingen te leeren zien, te leeren nadenken; die leerstof was daar in elk opzicht middel, geen doel. De meetkunde neemt daar de plaats in van de vormleer, die niet meer tot de vakken behoort, welke op een lesrooster kuapen voorkomen. Bestond de vormleer nog officieel, op den lesrooster van genoemde school kwau geen meetkunde voor, wel vormleer. Sinds de vormleer — in een onbewaakt oogenblik? — is afgeschaft, heeft menigeen in de meetkunde het middel gevonden om van dat onderwijs toch iets te geven. Zoo schreef de heer Zijlstra, hoofd eener school alhier, een meetkundig rekenboek voor de lagere school. Vreeselijk niet waar? Een meetkundig rekenboek voor de lagere school 11 Ja, precies zoo vreeselijk als dat op den lesrooster van de 2de overgangsschool meetkunde staat in plaats van vormleer. Tot geruststelling van degenen, die mochten meenen, dat met den naam vormleer ook de zaak moest verdwijnen van de lagere school, zij opgemerkt, dat er voor dit onderwijs gedurende den geheelen cursus van 3 i 4 jaren slechts een veertigtal uren werden uitgetrokken. En nu de algebra? Wat op de 2 de overgangsschool van de algebra wordt behandeld (ook al weer gedurende een veertigtal uren van den heelen cursus) is ontzaglijk veel eenvoudiger dan de behandeling van rekenkunstige vraagstukken, zooals die jaren aaneen aan de H. B. S. alhier bij het toelatingsexamen werden opgegeven. De algebra, daar onderwezen, beperkt zich tot het alfereenvoudigste (geen deelen, geen ontbinding in factoren, geen vergelijkingen b.v.) en bedoelt vooral de zwakkere leerlingen een weinig te gemoet te komen, die straks zullen staan voor eene meer wetenschappelijke behandeling aan de H. B. S., bedoelt ook, de leerlingen, die moeite hebben met het beredeneerd oplossen van rekenkunstige vraagstukken te helpen met eene zoogenaamd algebraïsche oplossing. Ik laat nu daar, of dat uurtje algebra in een enkel leerjaar broodnoodig was, of het niet misschien even goed door iets anders kon worden vervangen, maar het past niet de «Vereeniging voor de ver.
eenvoudiging» er aanmerking op te maken, daar het onderwijs zeer eenvoudig is en een zuiver ontwikkelend karakter draagt. Het blijkt duidelijk, dat de schrijver in het orgaan enkel is afgegaan op de woorden en nooit iets heeft begrepen van aard en strekking van dat onderwijs. Geheel in aansluiting met den aard van dat onderwijs is de mededeeling van een der leeraren in de wiskunde aan de H. B- S. alhier, de mededeeling, dat het hem wel gebleken was; dat de leerlingen der 2de overgangsschool wiskunde niet als vak van wetenschap hadden beoefend. B : j het lezen van de belangrijke (?) mededeeling moge men glimlachend de schouders ophalen en met het oog op het luttel aantal uren, aan de 2de overgangsschool voor de wiskunde uitgetrokken, zeggen : beaucoup de bruk pour unt omelette, 't is toch ook bedroevend, dat iemand zich opwerpt als wegwijzer zonder zich zelf eerst op de hoogte te stellen. En dan — die wegwijzer schijnt zich blind te staren op ééne school. Of weet hij heusch niet, dat er te Arnhem ook eene eerste overgangsschool is? En is het hem niet bekend, dat daar aan kinderen van denzelfden leeftijd per week 4 uren les in de wiskunde en 3 uren les in het Duitsch wordt gegeven, aan sommigen bovendien nog 2 uren Engelsch. Ik spreek over dat feit geen oordeel uit, maar wie in naam der vereenvoudiging 2 uren per week in de wiskunde, en dan gegeven [op de aangewezen wijze, wraakt in de eene school, moest die geheel zwijgen van het nu door mij gereleveerde ? Het is merkwaardig dat de schrijver afkeurt een gedeelte van het onderwijs, dat in ieder geval buiten elke africhting (?) moest staan, als bedoelende ontwikkeling en niet gegeven met het oog op eenig toelatingsexamen. Het is mij niet onbekend, dat de oprichter der vereeniging die vakken dan ook daarom wenschte afgeschaft te zien, omdat ze voor het examen niet worden gevorderd. In dien gedachtengang zou hij ook wel afschaffing van het onderwijs in de natuurkunde hebben gevraagd, als daartegen geen legale bezwaien bestonden. Of het onderwijs aan de tweede overgangsschool gewijzigd moest worden, als de leerlingen zich niet hadden te onderwerpen aan een toelatingsexamen ? Op deze vraag geef ik een bevestigend antwoord ten aanzien van geschiedenis en aardrijkskunde, maar ook alleen ten aanzien van deze beide vakken. Wie, om nu alleen maar bij de geschiedenis te blijven, de boekjes inziet, door leeraren bij hetM.O. voorde geschiedenis in de lagere school geschreven, die zal dadelijk iazien dat dit onderwijs aan de préparatoire scholen niet kan bestaan in het geven van schetsen en tafereelen, d. i. in datgene, wat het onderwijs aangenaam maakt en m. i. in 'c algemeen voldoende mag heeten voor jeugdige leerlingen. Nu make men daaruit echter niet op, dat het zoo heel erg is, wat van geschiedenis en aardrijkskunde wordt gevorderd. Met twee uren onderwijs per week in elk dier vakken, gegeven naar boekjes als die van Van Rijsens, Hazewinkel en Ten Have, bereikten de leerlingen gemakkelijk het peil, op het eximen gevorderd. Dat de schrijver in het orgaan van V. E. O. zoo zonderling van wal is gestoken met een geheel onverdienden aanval op ééne school, terwijl hij niet eens moeite schijnt gedaan te hebben om te onderzoeken, wat er op andere scholen in dezelfde gemeente gebeurt, legde mij de verplichting op, het bovenstaande op te merken. Intusschen stel ik geenszins de vereeniging aansprakelijk voor de daden van een harer leden of medewerkers. Ik geloof gaarne, dat zij nuttig kan werkzaam zijn, maar dan zal zij, zooals ook reeds in enkele bladen werd opgemerkt, meer het oog moeten gevestigd houden op het middelbaar dan op het lager onderwijs. Daar hervormers natuurlijk gaarne hun eigen arbeid van vlekken willen zuiveren, zij het den stichter der nieuwe vereeniging aanbevolen, haar aandacht allereerst te vestigen op het onderwijs in het Engelsch aan de H. B. S. en aan het Gymnasium te Arnhem. Zij vindt een gemakkelijk aanknoopingspunt voor haar onderzoek, door zich op de hoogte te stellen van het resultaat van dat onderwijs, zooals dat in de laatste jaren is gebleken bij de eindexamens. £ •