Onder dagteekening van 15 Maart is bij de Kamer door de Ministers van Kolonién ad interim en van Waterstaat een wetsontwerp ingediend, opa hen tot het sluiten eener overeenkomst te machtigen met Nederlandsche gegadigden naar het onderhouden eener gerepelde stoomvaartlijn tusschen Java, China en Japan onder nationale vlag, onder voorwaarden welke in hoofdzaak zullen worden vastgesteld bij dezelfde wet. Die voprwaarden, in art. 1 'van het ontwerp opgenomen, zijn onder meer de volgende: De dienst zal, zooveel mogelijk om de vier jyeken, ten minste 13 maal per jaar, worden onderhouden tusschen Soerabaya, Samarang, Batavia, Hongkong, Yokohama, Kobé en Amcy door stoomschepen, bemand met Nederlanders, wat de gezagvoerders, stuurlieden en machinisten betreft, behoudens afwijking onder goedkeuring van den Gouverneur-Generaal, en zal zich koster lops moeten belasten met het overvoeren van brievenmalen en voorwerpen der pakketpost. Daartegenover keert (le Staat aan de onderneming een subsidie uit van f 300,000 per jaar gedurende de eerste vijf ja^en, f 250,000 gedurende de vijf volgende en eindelijk f 200,000 gedurende de vijf daarop volgende jaren, dus in 't geheel een bedrag van f 3,750,000 verdeeld over 15 jaren als renteloos voorschot, daar geleidelijk uit de overwinsten boven 5 pet. rente van het gestorte kapitaal het verleende subsidie a^n den Staat wordt terugbetaald. Het doel van den Staatssteun is derhalve, zooals ook in de Memorie van Toelichting wordt gezegd, de kans van slagen te verhoogen door de onderneming in staat te stellen, om eenige jaren met geringe wipst, desnoods met verlies te werken. Ook de verdeeling der overwinst tusschen de aandeelhouders en den Staat is jq den tekst der wet opgenomen en ho\idt, naar 't ons voorkomt, op allesïins voldoende wijze rekening zoowel met de belangen der schatkist als met die der aandeelhouders. De gegadigden, met wie de overeenkomst geKloten wordt, zijn gehouden hunne rechten en verplichtingen over te dragen aan eene naapilopze vennootschap, opgericht ingevolge de Nederlandsche wet en in Nederland gevestigd onder Nederlandsch bestuur. Ook de vertegenwoordiger in IndiS moet Nederlander zijn, terwijl zijne benoeming zoowel als die der bestuurders onderworpen is aan de goedkeuring der Ministers van Koloniën en van Waterstaat. Een Regeeringscomuiissaris met uitgebreide en bij de wet omschreven volmacht wordt bij de vennootschap benoemd, terwijl de ontwerp-statuten voor de eerste maal en bij eventueele wijziging onderworpen lijn aan de goedkeuring van de beide Ministers, welke eveneens vereischt wordt voor de liquidatie der vennootschap, maar slechts mag die worden onthouden op grond dat geen fiaancieele noodzakelijkheid tot liquidatie aanwezig is. De overeenkomst is, met uitzondering alleen van 't geval eener liquidatie, van kracht totdat het verstrekte renteloos voorschot uit de overwinst geheel zal zijn terugbetaald. Een tweede artikel van liet ontwerp houdt jn, dat de uitkeeringen en de terugbetalingen van het subsidie, benevens de door de vennootschap te beloopen boeten, gelijkelijk komen ten laste en ten bate van de Nederlandsche en de Nederlandschrlnfjjsche geldmiddelen. Zooals voor de hand ligt, bevat de Memorie *an Toelichting een breed betoog, gesteund door statistische gegevens, ten gunste van de noodzakelijkheid en tevens van de levensvatbaarheid v an den geprojecteerden stoomvaartdienst. Als Biet-deskundigen kunnen wij de waarde der aangevoerde argumenten niet ten volje beoordeelen, ' aar W ?1 geeft het betoog ons den indruk van «slaagd te zijn, waartoe pol? bijdraagt èn hetgeen
in de Memorie wprdt medegedeeld omtrent de adviezen der Kamers van Koophandel te Batavia, Soerabaya, Padang en Makassar en te Amsterdam, èn een warm aanbevelend artike^ van het wetsontwerp in het jongste nummer van het fMaandblad voor handelsonderwijs en handelswetenschappen», het orgaan der «Nationale Verpeniging voor Handelsonderwijs.» Alleen de Kamer van Koophandel te Samarang was, blijkens de Memorie van Toelichting, met het plan niet ingenomen; zij achtte het uitsluitend in 't belang van het moederland en verklaarde zich tevreden «met de gelegenheid welke de vreemde vlag en het vervoer yia Singapore den handel aanbieden» ; een subsidie, meende zij, zou in Indie aan niemand ten goede komen, Die meening intusschen schijnt ons volkomen wederlegd door de vermeerdering van den uitvoer van Indische producteu, welke, naar in de Memorie van Toelichting breedvoerig wordt aangetoond, van een directe en nationale stoomvaartverbinding met China en Japan verwacht mag worden. Toch is er voor ons in die Memorie ééne leemte. Zij begint met een beknopt overzicht der vroegere pogingen, om een geregelden stoomvaartdienst met China, later ook met Japan, te pnderhouden, welke alle na langer of korter tijd wegens te grooté verliezen gestaakt zijn. Het |otaal bedrag dier verliezen wordt vermeld, maar piet wordt opgegeven, of in de financieele uitkomsten der proefnemingen gedurende de jaren ;88o tot 1884, der 25 reizen van iSqi tot 189en der 11 reizen in 1896 en 1897 althans eene neiging tot verbetering viel waar te nemen, dan wel of ?ij steeds even onbevredigend zijn gebleyen. In het laatste geval toch is de kans niet uitgesloten dat, al zijn gok in de laatste jaren de koopkracht en de oeconomische toestand van Japan belangrijk Vooruitgegaan, een Staatssubsidie gedurende een tijdperk van 15 jaren niet voldoende zal blijken, om de levensvatbaarheid der nieuwe stoomvaartlijn te verzekeren. Dat de Regeering in de Memorie van Toelichting de door vroegere ondernemingen geleden verliezen niet detailleerde, kan toeval zijn, maar kan ook aan het vermae. den voedsel geven, dat met opzet de bijzonderheden omtrent die mislukte pogingen zijn verzwegen, teneinde geen aanleiding te geven tot de vrees, dat eene subsidieering der nieuwe lijn gedurende slechts 15 jaren onvoldoende blijken zal en men derhalve met dit wetsontwerp wel weet waar men begint, maar niet waar men eindigt. Bestaat er voor deze vyees geen groptj en is er werkelijk kans, dat na verloop van een 15 è. 20 jafen de onderneming in staa t zal zijn, het renteloos voorschot geleidelijk aan den Staat terug te betalen, dan vooral zou 't zeer bijzQndejre aanbeveling yeri|ienen, dat, ter wegneming van ongerechtvaardigde vermoedens, de Regeering alsnog de jaarlijksche verliescijfers, met bijvoeging van alle toelichtende bijzonderheden, van de vroeger mislukt; pogingen aan de Kamer mededeelde, zoo mogelijk nog vóór de behandeling van het wetsontwerp in de afdeelingen. Dat de Regeering in de Memorie van Toelichting zich geheel onthoudt van een principieele yerdedigiqg der toekenning vap subsidje aan eene Stoomvaartlijn zonder het beginsel te verschuilen ^cftter het mom van een contrapt over het veryoer van de post, van gouveinements-passagjers of van koelies, mag wel als een merkwaardige bevestiging gelden van de bekende Latijusche spreuk, hoe met de tijden ook de menschen Veranderen : tempora, nmtantur (t nos trndai/iur in illis. Eep rectystreeksche subsidie uit de schatkist ten behoeve van eene particuliere Stoomvaartlijn, — 't is nog niet zoo lang geleden, dat er niet aan te denkep viel daarvoor in onze Kamers eene meerderheid te vinden. Nu echter nagenoeg zonder tegenstand door de wetgevende macht principieel is aangenomen^ dat de Staat verplicht is, ter verhooging van de welyaart ook in de meest afgelegen deelen des
Rijks, onder zekere voorwaarden zijn financieelen steun te verleenen tot den aanleg van locaalspoor- en tramwegen, zou er inderdaad geen enkel argument zijn aan te voeren, waarom voor de bevordering van het zeeverkeer de Staat niet evenzeer binnen zekere grenzen zijn steun verleenen zou als voor die van het verkeer te land. Maar juist, omdat 't hier in zekeren zin een nieuw beginsel geldt, zou 't de voorkeur hebben verdiend, dat dit in de Memorie van Toelichting ware vooropgesteld en de Regeering niet den schijn pp zich had geladen, de Volksve.'tewoordiging voor het beginsel te willen winnen door de kansen op restitutie gunstiger voor te stellen, dan ze vermoedelijk blijken zullen te zijn, Het komt ons nl. voor dat zij daartoe aanleiding geeft door niet toe te lichten, waarom zij een geleidelijk verminderend renteloos voorschot, juist voor 15 jaren slechts, voldoende acht om het welslagen der onderneming te verzekeren. Het beginsel der subsidieering zelve heeft voor 't overige onze onvoorwaardelijke sympathie, en onverklaarbaar is 't ons hae de heer Kamerlingh Onnes in zijn «Exportblad» den wensch uitspreekt, dat «het ongelukkig subsidie-voorstel Java-Japan» verworpen zal worden, omdat het tijd wordt «dat 's lands gelden alleen voor nationale doeleinden beschikbaar worden gesteld, en een dringend nationaal belang in dezen tijd niet is een gesubsidieerd suikerlijntje Java-Japan, maar wel eene gelijktijdige snelverbinding van Nederland en Ned.-Indië met Oost-Azië». Wij erkennen onvoorwaardelijk dat de heer Onnes op dit terrein deskundige is en wij niet, maar hoe het lijntje Java-Japan ophouden kan een «nationaal» belang te zijn, als het niet «g e l ij k t ij d i g* met eene rechtstreeksche stoomvaartverbinding tusschen Nederland en Oost-AziS tot stand komt, gaat ons begrip te boven. Van al de nadeelen, door hem geschetst voor den Nederlandschen exporthandel op Oost-Aziö, indien deze afhankelijk is van buitenlandache lijnen, die onze havens aandoen, kunnen wij ons gemakkelijk eene voorstelling maken, en dat daarom eene nationale directe stoomvaartlijn Jusschen Nederland en Oost-Azië van groot belang zou zijn, is ook voor nietdeskundigen te begrijpen. Maar als er een exporthandel is uit onze Oostindische bezittingen op China en Japan, dan gelden toch ook voor dien handel gelyke bezwaren tegen de afhankelijkheid van vreemde stoomvaartlijnen als voor den handel in het moederland en wordt met het opheffen dier nadeelen toch evenzeer een «nationaal belang» behartigd, ook als niet g e1 ij k t ij d i g m e t eene directe maederlandsche lijn eene stoomvaart verbinding tusschen J^va en Chipa en Jap^n wordt tot stand gebracht. Is voor haren bloei noodzakelijk, of qpk maar wenschelijk dat pok het nioederland direct met Oost-Azis verbonden wordt, dan zal daaraan tpch wel, naar 't ons voorkomt, het totstandkomen der Indische lijn eerder bevorderlijk zijn, dan als van de thans bestaande gelegenheid om flie tot stand te brengen geen gebruik gepaaakt wordt. De heer Onnes schijnt ons in zijn ijver voor het cdringend nationaal belang» eener directe nationale lijn tusschen Nederland en Oost-Azië wel eenigszins den gulden regel te vergeten, dat dikwijls le mieux est l'ennemi du bien. Ook de Amsterdfimsche Kamer vap Koophandel is 't met dep heer Onnes niet eens, in zooverre zij het plan aanbeveelt als van belang «zoowel vppr Nederlandsch-Indiëals voor het moederland», en daarmede instemmende, o. a. omdat, gelijk de Memorie van Tpelichting zegt, «kapitaal, werkkracht en prbei l in het moederland in zoo hooge mate bij den bloei der cultuur-ondernemingen in onze Oostindische bezittingen zijn betrokken», stelt de Regeering voor, de uitkeeringen en de terugbetalingen gelijkelijk te brengea ten laste en ten bate van de Nederlandsche en de Indische geldmiddelen. Ook dit is een nieuw beginsel, dat o. i. toejuiching verdient: de verdeeling nl. der lasten en baten tusschen de Nederlandsche en
de Indische schatkist waar 't uitgaven in Indië geldt, waarvan ook het moederland de vruchten plukt. Of half-om-half nu juist in dezen de goede verhouding is, we weten 't niet; hoofdzaak is het principe der verdeeling, welke ons — natuurlijk afgescheiden van de quaestie der zoogenaamde «eereschuld», d. i. de millioenen die tot ^876 Nederland aan IndiS ontnomen heeft, — volkomen gerechtvaardigd dunkt en juister dan de eisch, ook in dezen weder, naar we meenen, door «het Volk» gesteld, dat als Nederland van uitgaven in India profiteert, het die geheel voor zijne rekening zou te nemen hebben, omdat «de Javaan» er hoegenaamd geen belang bij heeft, 't Is toch niet alléén de Javaan, die in Indi'8 de belastingen opbrengt, ook de particuliere landbouw en nijverheid dragen het hunne daartoe bij en zij zijn de eersten om van een directe stoomvaartlijn van Java op China en Japan profijt te trekken. Hoevele kleine belastingbetalers in Nederland zijn er niet, die nooit gebruik zullen maken van de spoor- en tramwegen, ten behoeve waarvan onder het bestuur van den Minister Lely met milde hand millioenen voorschot uit 's Rijks kas gegeven of toegezegd zijn, en zou daarom de schatkist van 't verleenen dier subsidies zich hebben moeten onthouden ? Het wetsontwerp tot subsidieering eeper nationale stoomvaartlijn van Java op China en Japan ligt op het terrein, door den heer Mees in de begrootingsdiscussiea de neutrale zóne genoemd, waarbinnen voor vrijzinnigen samenwerking met het Christelijk Kabinet mogelijk is; W'ö durven hopen dat dan ook voor het tot stapel komen van dit optwerp 't aan de Regeering van die zijde niet aan steun zal ontbreken noch aan blijken van ingenomenheid met deze wijze van l>ehartigihg van een werkelijk nationaal belang, de bevordering nl. van den bloei van handel en scheepvaart in moederland en koloniën.