ARNHEM, 19 December. Omtrent de stemming der beurs op gisteren zegt de Amsterdamsche Courant: De beurs heeft ook heden weinig belangrijks opgeleverd, de stemming was in Europesehe fondsen weder algemeen gedrukt, gedeeltelijk door den geringen handel en gedeeltelijk ook in verband met flaanwe buitenlandsche noteringen; op nieuw bleven de variatien van ondergeschikt belang en bepaalden zich tot V 8 a 1 / i pet. teruggang. Egyptische verminderden 1 pet., terwijl ook Peruaansche 1 / 4 pet. verlies leden. Van binnenlandsehe fondsen daalden Aand. Amst. Kanaal-Maatschappij 3 /i pot. en werden de Boxtel-Wezel-waarden op nieuw iets lager verhandeld. De Amerikaansche markt bleef, op weinig uitzonderingen na, stil. Certif, Canada-Southern daalden met meer affaire 3, Cleveland Mount Vernon, Columbus Extension en Elisabethtown Paducah wonnen 1 / 2 a 1 pet. Geld op prolongatie bleef ruim. ; i !
Naar het Vad. verneemt, zou bij de Hooge Regering het voornemen bestaan om de auditeursmilitair bij de krijgsraden in de militaire arrondissementen te supprimeren, en met de aan die betrekking verbonden werkzaamheden de officieren van justitie of hun substituten te belasten. Nu de nederlandsche ijzerindustrie zulk een gewigtig onderwerp van den dag geworden is , verdient een artikel van Edward Rooze, eene vergelijking bevattende tusschen nederlandsche en engelsche nijverheid, wel de aandacht. Het komt voor in het N. v. d. D. van dingsdag. Wij ontleeneu daaraan het volgende : a. De firma John Lain te Sunderland werkt 25 pet. goedkooper dan de laagste nederlandsche inschrijver. b. Zij vordert juist den halven tijd , welke de nederlandsche nijverheid gevorderd heeft. Ik heb van drie competente ingenieurs schriftelijk advies ingewonnen en allen stemmen in hoofdzaak met elkander overeen. Resumerende verkrijg ik het volgende resultaat: John Lain te Sunderland in het bijzonder en de schotsche of Clyde-scheepswerven in het algemeen kunnen goedkooper werken , dan eenige nederlandsche firma, a. Omdat hunne fabriek van zooveel grootere afmeting en er zooveel beter op ingerigt is. b. Omdat zij op hetzelfde tijdstip zooveel meer werk te gelijk in handen hebben. c. Omdat de schaal waarop gewerkt en besteld wordt zooveel grooter is , zooveel meer verbeterde werktuigen , machines en gereedschappen aangewend worden, waaraan in Nederland nog geen behoefte gevoeld is , door het betrekkelijk klein aantal te bouwen schepen. d. Omdat de britsche werkman met behulp dier ajppliances (hulpmiddelen) zooveel meer werk kan verrigten, dan de nederlandsche met hetgeen hem in de hand gegeven wordt. e. Om den minderen pi ijs van het ijzer (10— 15 pet.). ƒ. Om den minderen prijs van kool en stoomvermogen. In aanmerking genomen deze gegevens , vinden mijne adviseurs het verschil van 25 pet. nog niet eenmaal groot genoeg , en dat dit verschil niet hooger is , pleit, in aanmerking genomen de onvermijdelijke bezwaren aan de ijzerindustrie in Nederland verbonden, in elk opzigt ten voordeele onzer hollandsche industriëlen.
Ik laat thans eene vertaling volgen van een belangrijk schrijven uit Glasgow. Ik moet daarbij opmerken, dat deze firma bijna uitsluitend voor onze nederlandsch-indische fabrieken werkt, dat zij met nederlandsche toestanden redelijk vertrouwd is en dat verschillende hollandsche jongelingen , die op de fabriek van van der Made hunne eerste opleiding genoten hadden, later op deze glasgowsche fabriek hunne krachten verder leerden ontwikkelen, redenen, die er mij toe brengen om te vooronderstellen, dat bedoelde firma in deze een woordje meê mag spreken. »Uw schrijven van 29 november is mij geworden en ik heb aan de aangelegenheid, door u uiteen gezet, mijne bijzondere aandacht verleend. Om een positive verklaring af te leggen, zou het noodzakelijk zijn, met de nederlandsche ijzerindrustrie al even vertrouwd te zijn, als waarop ik vermeen met betrekking tot britsche en schotsche nijverheid te kunnen bogen. Wat ik dus te antwoorden heb, bepaalt zich slechts tot eene onderstelling ( assumption ). Wat ik u echter met zekerheid kan bevestigen is, dat de onmetelijke (immense) hoeveelheid tonnenmaat, jaarlijks aan de Clyde en elders vervaardigd, noodzakelij: die praktische ondervinding verleend hebben, welke in minder producerende streken daadwerkeljjk
ontbeerd wordt. Die ondervinding f van zooveel jaren herwaarts heeft natuurlijk geleid tot het zamenstellen van bijzondere gereedschappen en hulpmiddelen voor de economische zamenstelling en uitvoering van het werk , welke, te oordeelen naar de gebrekkige gegevens daaromtrent in mijn bezit, tot dusverre in Holland niet ingevoerd en gebezigd zijn geworden. Wanneer wij dan op den prijs van kool en ijzer letten, zou het ons zeker niet verwonderd hebben, wanneer het verschil in plaats van 25 pet. ruim 50 pet. bedroeg." Het is thans van overwegend belang, om ons geen te hoog denkbeeld te vormen van het werkloon aan de Clyde betaald. Handwerkslieden zijn in Engeland en Schotland zeker hooger betaald dan in Nederland maar een » klinker" aan de werf te Sunderland, zal , naar ik met zekerheid verneem, op dit oogenblik van f 12 tot f 15 per week ontvangen. In Nederland kunnen wij maar niet dadelijk het ijzer uit den grond halen. Van der Made zal wel heel wat transport voor ijzer moeten betalen en dan de prijzen van steenkool ? Daarom, wanneer wij zelfs eens de betere of althans vollediger inrigting der schotsche industriëlen , en de bij ons in Nederland niet ingevoerde hulpmiddelen voor een oogenblik achterwege laten, dan wordt het ons reeds dadelijk duidelijk , dat er een groot verschil moet bestaan. De quaestie van tijd is de quaestie van. . . handen. Een voorbeeld tot staving daarvan Gedurende den Krimoorlog is op de werf van Palmer te Yarrow aan de Tyne een stoomboot van p. m. 800 ton gebouwd met machines , stoom op... alles te zamen in een t'dsbestek... van 14 dagen. Dat is een historisch feit! Sedert dit ingrijpende vraagstuk aan de orde gesteld is, hebben wij twee feiten met betrekking tot dien te constateren : a. Het godteltelrjk sluiten der fabriek van Enthoven. b. Het opdragen der vervaardiging van een derde stoomschip aan den heer van der Made. Ik geloof, d;vt er een naauw verband bestaat tusschen het een en het ander, want wanneer ik voor een oogenblik mag vasthouden aan de gegevens hierboven omschreven, dan kan ik tot geene andere conclusie komen , dan dat er zoo weinig werk aan den winlcel is, dat van der Made de derde stoomboot maken wil, met opoffering van alle winsten (zoo niet met verlies) in het belang van werkverschaffing aan den nederlandschen werkman.
Hoe het zijn moge — zelfs in moeijelijke tijden — een begrip van regt en billijkheid mag nooit bevriezen. Engeland benijdt u uw melkvee .... Engeland benijdt uw weilanden en uwe landbouwvoortbrengselen. Daarom mogen wij dat land misschien het ijzer en de steenkool in den grond benijden. Elk land heeft zoo zijne natuurlijke voorregten .... ons landje is nu eenmaal geen reus in de ijzerindustrie en heeft daarentegen hare eigene privilegien op ander gebied. In dagen waarin de nationale nijverheid door noodweer geteisterd wordt, mogen wij misschien meer dan ooit leeren beseffen de waarde van de voorregten welke ons land op dit of dat gebied genieten mag. Maar kan ons dat wel redelijkerwijze zao ver doen afdwalen, om verraad, verzaking van vaderlandsliefde, een stelsel van laïsser-aller te vooronderstellen daar, waar slechts van terugtreding tegenover onvermijdelijke en toch geregtvaardige bezwaren sprake is ? . ... Nederlandsche werklieden ! nog een woord aan u, hetwelk ik noode als eene vingerwijzing aan uwe industriëlen zou wenschen te bezigen. Toen ik uwe belangen hier in Engeland 'besprak , was er een schotsch ingenieur, die 20 jaren lang met hollandsche werklieden heeft zamengewerkt. »Mijn vriend — sprak hij mij hartelijk toe — ik heb den hollandschen werkman leeren verstaan en leeren begrijpen. Wat ik u op al die vragen te antwoorden heb, is in dit ééne opgesloten: Geef mij engelsche werktuigen, engelsche hulpmiddelen , goedkoop ijzer en kool.... en nederlandsche werklieden, en wij maken stoombooten daar en van der Made en John Lain van versteld zouden staan. Werklieden!.., ik heb dien adviseur uit uwen naam de hand gedrukt! Aan een artikel over den persoonlijken dienstpligt in het Dagblad voorkomende ontleenen wij het volgende : Merkwaardig is het te zien, hoe zij , die als voorstanders van den persoonlijken dienstpligt schrijven (gelukkig altijd hetzelfde drie- of viertal), vermeenen de wijsheid alléén in pacht te hebben en hoe eenige, gelukkig ook weinige, leeken hen napraten. Waar intnsschen zoovele deskundigen met den tegenwoordigen minister van Oorlog, zijn ambtenoot voor Waterstaat , Handel en Nijverheid (vroeger minister van Oorlog) enz., tal van opper-, hoofd- en verdere officieren enz. , geleerden enz,, mannen voorts als de Roo van
Alderwerelt en Stieltjes den persoonlijken dienstpligt vr>or ons land niet raadzaam achtten, daar gebiedt niet alleen de billijkheid, maar ook 's lauds belang, dat ook op hun stemmen worde gelet. Eu doen wij dat, dan zien wij , dat de invoering, voor het leger niet noodig, in eenige opzigten zelfs niet gewenscht, voor de betrokken personen onbillijk en nadeelig, voor de maatschappij verderfelijk zou zijn. Een paar woorden tot toelichting, M. de R. » Welke geleerde vertooningen wil men toch van den soldaat ?'' vraagt de heer de Roo van Alderwerelt teregt in zijn bekend werk »De ondergang van het tweede keizerrijk". Ontwikkelde jongelieden bezitten iets dat voor den soldaat geen vereischte is: kennis , ja dat zelfs leiden kan tot kritiseren van handel wij zeu van onderofficieren en officieren en daardoor voorzeker niet bijbrengt tot verhooging van tucht; zij missen daarentegen het gewoon zijn aan vermoeijenissen, ontberingen enz. , zij missen gehardheid. Minder ontwikkelden missen het hier overbodige en bezitten het noodige. Plaatsvervangers, mits van goed gedrag (en daarvoor kan men toch, desnoods strenge , regelen stellen), zijn gehard, aan tucht gewoon, meestal reeds geoefend in den wapenhandel en kennen het eerste en voornaamste vereischte van den soldaat: gehoorzaamheid. Wie kan het leger voor gewone soldaten het best gebruiken ? Het antwoord ligt ten bate der plaatsvervangers, onder de even bedoelde regelen, waarlijk voor de hand. De kaderquaestie kan en (in aller belang) moet dus langs anderen weg worden opgelost. Daar zijn immers ver- 1 schillende middelen voor aangegeven. En dan: hoe velen la+on »inii ™rvn.n™n 9 1 ongeveer! '/ 7 over 50 laten zich vervangen ? -/ 7 garnizoenen ! Moet dat het leger, als het dan zoo slecht (?) is, verbeteren ! Men oordeele toch verstandig! Dat het tot groot nadeel strekken zou voor onS* - r*;ckomstige geleerden van verschillende vakken , voor kooplieden, ingenieurs , voor allen die zich voor examina hebben te bekwamen, om geruimen tijd , juist op den kritieksten leeftijd , aan hun studiën te worden onttrokken , zal wel niemand ontkennen. De boer , de ambachtsman heeft dien langen , kostbaren tijd van ontwikkeling niet noodig. Hem schaadt de afwezigheid niet. Integendeel: wat ontbolsterd en met wat menschenkennis verrijkt, komt hij in zijn gewonen werkkring terug. Van den een vordert do Staat, zal hij hem in den kring der zgnen laten, een groote ontwikkeling, het afleggen van steeds zwaarder en zwaarder wordende examina; van den ander vordert hij dat, voor het blijven in zijn omgeving, niet. »Moet dan ook de Staat dat verkrijgen van die meerdere ontwikkeling niet gemakkelijk maken en vooral niet door persoonlijken dienstpligt nog bovendien bemoeijelijken ?"
Ik breng voorts bij art. 124 van de wet op de nationole militie, dat een voordeel oplevert voor hen, die zich niet laten vervangen , een voordeel dus, dat bij opheffing van de plaatsvervanging komt te vervallen. Ik wjjs op de vele gezinnen, die door de gelden , voor de plaatsvervanging verkregen , een winkelnering of iets soortgelijks kochten en er zich bovenop hielpen. Moeten al die voordeelen voor de verschillende partijen vervallen ? De invoering van den pers oonlijken dienstpligt zou langzamerhand het militairisme met zijn treurigen nasleep in ons land brengen. In alle gezinnen soldaten: men begint dan onwillekeurig en als ongemerkt met de zaak meer en meer ingenomen te worden; hoogere uitgaven voor het budget van Oorlog zullen worden toegestaan. Geld en mannen, die anders zooveel nuttiger hadden kunnen zijn , worden aan den steeds meer eischenden Mars gegeven. En de welvaart kwijnt. Mevrouw de Maintenon — gelijk Lodewijk de XIV de eigenares van dit landgoed Frangoise Scarron-d'Aubigné eenmaal noemde, en zooals zij zelve zich bleef noemen — was gisteren avond het onderwerp der voordragt van den hoogleeraar Jorissen in. ons departement van 't Nut. De geleerde geschiedvorscher schilderde in zes tafereelen den levensloop dezer bekende — of liever, gelijk velen na het einde der voordragt zullen beleden hebben — onbekende , althans zeer miskende dame. Zijn eerste tafereel schetste de ongelukkige jeugd van Frantjoise, onder de leiding eener strenge moeder, die slechts tweemaal haar een kus , en nog wel op het voorhoofd, gaf, en onder die van hare goedhartige en van hare gierige bloedverwante. Die opleiding, vol ontbering in eiken zin, vormde haar energiek karakter , en leidde haar later tot het besluit,om de echtgenoot te worden van den verlamden, geestigen Scarron, het hoofd van de Durleske rigting , wiens kring door den beschavenden invloed zijner gade een zooveel gekuischter karakter erlangde. Na den dood
van haar echtgenoot gaf de spreker haar te aanschouwen als de gevierde, geestige, opofferende vriendin van do aanzienlijkste familien van Frankrijk. Daardoor kwam zij in aanmerking voor de betrekking van opvoerderes der kinderen I van madame de Montespan, welke taak zij echter weigerde , zoo niet de koning haar daartoe noo! digde. De kinderen werden later door Lodewijk i XIV erkend en hunne gouvernante kreeg rang aan het hof en verwisselde dien — gelijk in het vijfde tafereel geschetst werd — met de positie van tweede hofdame der dauphine. Was de koning reeds zeer met haar bevriend, terwijl zij de eerstgenoemde betrekking vervulde, nog vertrouwelijker—in edelen zin —werd de omgang met de hofdame, die van haar invloed o. a. gebruik maakte om Lodewijk en zijne gemalin tot elkander te brengen. Dien invloed wendde zij ook tot andere doeleinden aan, in de eerste plaats en bovenal om den koning godvruchtig te maken. Juist daarom was zij altijd even opgeruimd , geestig en gezellig, ten einde Zijne Majesteit niet afkeerig te doen worden van de devotie. Eindelijk zagen wij haar achttien maanden na den dood der koningin door het huwelijk met den Grooten Koning vereenigd, dien zij innig vereerde en voor wien zij eene onafscheidelijke gezellin werd. In het tweede gedeelte zijner rede toetste de heer Jorissen de madame de Maintenon der brieven van Beaumellö aan de historische waarheid. Genoemde Beaumelle, een Franschman die tot professor te Kopenhagen was benoemd, maakte, een tiental brieven van mevrouw de Maintenon in het bezit vau den mijmerenden zoon van Racine tot grondslag nemende , ( in de helft der vorige eeuw, eene geheel vervalschte geschiedenis van de schrijfster en verdichtte allerlei brieven aan personen, aan wie zij nooit geschreven had of die nooit bestaan hebben. Dit maakwerk leidde Voltaire tot zijn ongunstig oordeel, waarin hij o. a. verklaarde , zelfs aan Ninon de 1'Enclos de voorkeur te geven boven deze gemalin van Lodewijk XIV. Na den heer Jorissen te hebben gehoord, zal niemand met dit oordeel instemmen. Integendeel; indien de geleerde spreker een zevende schets had gegeven, waarin hij de heiligverklaring van Frantjoise d'Aubigné had medegedeeld, zou hij, die niet bekend is met de geschiedenis dezer vrouw, zich daarover geenszins hebben verbaasd. Zooveel vastheid van karakter, zooveel opoffering, zooveel reinheid, zooveel toewijding, zooveel godsvrucht, zooveel geest worden zelden vereenigd aangetroffen, en zeker zou men niet ligt op het denkbeeld komen om dit alles to zoeken bij mevrouw de Maintenon. Het voor ons, onwaarschijnlijk voor velen, nieuwe gezigtspunt waaruit zij beschouwd werd, gevoegd bij den keurigen stijl en de plastische groepering der feiten, maakte de lezing van gisteren avond tot een der aangenaamste, die wij sinds lang hoorden. Al mag de heer Jorissen dan niet bogen op eene medeslepende voordragt, hij bezit de ware welsprekendheid: die van 't woord.
j | j i i Ten voordeele der armen zal in de maand januarij door de zangvereeniging Euterpe een vocaal en instrumentaal concert worden gegeven, waarvoor de zaal van Musis Sacrum haar reeds kosteloos ter beschikking is gesteld. De volgende week zal aan de ingezetenen gelegenheid worden gegeven om op dit concert in te teekenen. Verscheidene meesters en dilettanten hebben reeds hunne medewerking toegezegd. Is het oefenen van weldadigheid eene nederlandsche karaktertrek , wanneer dit gepaard kan gaan met het hooren van een goed concert, zal zij zich zeker bij velen nog sterker openbaren. Voor Euterpe''s plan en vooral voor de noodlijdenden wenschen wij dit van harte. Volgens eene mededeeling van de N. R. Ct. heeft de vermaarde schilder, de heer Burgers te Parijs, door een val ten gevolge der gladheid, zijn arm gebroken. * Wageningen , 18 dec. Heden avond gaf de heer H. G. Stumpf, leeraar in de gymnastiek aan de Rijkslandbouwschool, eene uitvoering met zijne leerlingen, die door tal van belangstellenden werd bijgewoond. Evenals vorige jaren gaven de leerlingen blijk van de gemaakte vorderingen — een gevolg van het degelijk onderwijs van den heer Stumpf. Vooral de oefeningen der kleinen met zang en van de meergevorderden aan rekstok en ringen, mogten ieders goedkeuring wegdragen. Na afloop werden eenige brevetten uitgereikt — aan jongelui die heden hunne behendigheid op stok of sabel hadden getoond — waarna de heer Jongkindt Coninck zijn dank bragt aan den heer Stumpf voor het genot heden avond aan zoo velen verschaft, benevens aan het muziekgezelschap Apollo (gevormd uit leerlingen der Rijkslandbouwschool) voor de welwillende medewerking. Ook de heer H. J. Haas bedankte onzen leeraar , namens het Burgerlijk Armbestuur, ten bate waarvan de opbrengst
strekt, voor zijne edele bedoelingen, het ook voor het vervolg in zijne belangstelling aanbevelende. * Tielerwaard, 18 dec. Tot dijkgraaf van het polderdistrict Tielerwaard is in plaats van wijlen den heer van Everdingen benoemd de heer W. van Pallandt van Neerijnen. * Heilouw, 18 dee. nam. 2 uur. Het ijs op de rivier heeft zich heden nacht tot de bekende krib vastgezet. Hooger op tot Hurwenen open water met wat drijfijs. Het water blijft sterk vallen. Te Hurwenen en Brakel passeert men het ijs te voet. Te Amsterdam is op negen en zestigjarigen ouderdom overleden de heer Jan van Heukelom, directeur der Nederlandsche Bank. Een vergelijkende staat omtrent de bevolking onzer vier hoogescholen geeft de volgende cijfers : L'jiden. Utr. Gron. Amst. Letteren 57 17 19 13 Geneeskunde 191 119 103 101 Regten 459 154 80 24 Wis- en natuurk. 44 41 24 22 Godgeleerdheid 38 202 30 21 789 533 256" 181 Te Amsterdam is tot arts bevorderd de heer A. Butner, kand.-arts , en toegelaten voor het lste gedeelte de heer G. Haas , rned. doctor. Door de tegenwoordigheid van geest van den heer Tonrniaire is woensdag avond het tooneel van het Grand Théatre te Amsterdam aan een groot gevaar ontsnapt. In het laatste bedrijf van Amerikaansch of niet, was een spirituslamp, onder een waterketel geplaatst, omgevallen en de voorloop in vlam geraakt. Genoemde heer doofde met zijn jas de vlam even alsof dit in het stuk behoorde, en speelde daarna door, als ware er niets gebeurd. Het publiek bemerkte van het voorgevallene weinig of niets, anders ware zeker groote paniek in de zaal ontstaan. ( Hbl.)
In het Rott. Nieuwsblad wordt hulde gebragt aan dr. L. Mulder, als penningmeester van de nederlandsche hoofdcommissie voor de wereldtentoonstelling te Parijs , wegens de groote naauwkeurigheid , waarmede hij zijn veelal moeijelijke taak heeft vervuld. Het resultaat der rekening is, dat er een batig slot blijft van f31,500, dus 13.4 pet. van het geld dat voor de tentoonstelling was beschikbaar gesteld. Het kapitaal der Rotterdamsche Tramwegmaatschappij zal van een half op een heel millioen gebragt worden. De drie bestuurders zijn in functie gebleven. Een voorstel om den presidentdirecteur geen 9 pet. van het dividend uit te keeren alvorens hij het bewijs heeft gegoven beter op de hoogte van de zaken te zijn, is niet behandeld wegens gebrek in den vorm. Woensdag morgen heeft men op den Loosduinschen weg een dood paard gevonden, dat tevens deerlijk verwond was. Bij nader onderzoek is gebleken, dat het dier toebehoorde aan den stalhouder Starrenburg in den Haag. Waarschijnlijk heeft het paard, dat tegen de duinen aan zijn voedsel moest zoeken, door den honger gedreven over een sloot willen springen en daarbij den dood gevonden. Een ander paard, dat ook buiten zijn maal moest ophalen en aan denzelfden S. toebehoorde, is op last van de politie naar hem teruggebragt. * De uitslag van de op 18 december te Utrecht gehouden hardrijderij op schaatsen van de Studenten-IJsclub is als volgt: le prijs eenpmichbowl, behaald door den heer de Neufville van Gelder; 2e prijs een sigarenkist, behaald dooiden heer van Son; 3e prijs Jeen gemakkelijke stoel, behaald door den heer van Beekom; en 4e prijs, rookbenoodigdheden, behaald door den heer van Basten Batenburg. Het N. v. d. D. bevat het volgende verhaal: »Het gebeurde dezer dagen in een van de koudste nachten, dat de postkar van Utrecht naar Breda met conducteur en postiljon ongeveer half een Vreeswijk bereikte. Op den weg van het dorp naar het veer , waar de conducteur en postiljon met de postpaketten per roeiboot worden overgezet, brandt geen licht, ofschoon er, merkwaardig genoeg, wel lantaarns zijn. Die toestand had thans bijna menschenlevens gekost. Kort voor het veer stortte op eens de kar met paard en conducteur en postiljon van den zeer hoogen Lekdijk. Rollende en buitelende kwam men op het met een dikke laag sneeuw bedekte ijs teregt. De conducteur lag onder den wagen, zonder zich eenigzins te kunnen bewegen, terwijl hij bovendien als begraven lag onder de sneeuw. De postiljon was er eenigzins beter aan toe en wist zich, hoewel geheel ontsteld, vrij te maken van de op hem rustende boomen. Zijn eerste werk was , naar den conducteur te kijken en te beproeven hem er onder uit te krijgen. Er werd geduwd, getrokken en gewrongen, wat men kon, maar het ging niet. Het was hem onmogelijk met zijn half verkleumde ledematen iets goeds voor den gevangene te doen, die zelf hem al heel weinig in de hand kon werken. Er bleef den postiljon niets anders over dan ergens hulp te gaan zoeken, en conducteur en paard tijdelijk aan hun lot over te laten. Ongeveer 15 minuten moesten zij zich met hun beiden in hun lot schikken. De postiljon , die , zoo goed en kwaad als het ging , tegen den steilen weg door een zeer dikke sneeuwlaag was opgeklauterd, wendde zich dadelijk naar het wachthuisje van de brug en riep de hulp in van de daar aanwezige twee schippers. Deze gingen oogenblikkelijk mede , om met vereende krachten een einde te maken aan de treurige positie van het tweetal. Twee tilden de kar op, terwijl de derde den conductem er onder uittrok. Men kan ligt begrijpen, hoe deze er aan toe was: geheel verkleumd en verstijfd. Hoewel niet ernstig, had hij zich toch hier en daar bezeerd. Vooral
de borst, die door de kar het meest was geworden , deed hem pijn, evenwel niet zoodSmg, of de dienst kon nog wel vervolgd worden. Na eenige vermoeijende pogingen gelukte het, ook het paard weêr op de been té krijgen." Ds schipper Eise Bootj i, liggende met zijn vaartuig te Wartena, was op 5 dec. 11. per schaats naar Gorredijk gegaan, om daar de ouders zijner vrouw te bezoeken. Zijn vrouw, zijn vader en de knecht waren aan boord gebleven. Tejeu den avond gingen beide laatstgenoemden aan wal, en hetzij ze te lang vertoefden, hetzij ze zaken hadden, in den tijd dat ze van boord waren, vertoonde zich op het schip een onbekend persoon, die aan de vrouw vroeg om wat eten. Dit gekregen hebbende, vraagt hij ook om wat drinken, en terwijl de vrouw van plan is, om hem ook dit te geven, volgt hij haar naar 't vooronder, sluipt er in en schuift de grendel digt, zoodat niemand er in kan komen en ook de vrouw de gelegenheid wordt benomen om te ontkomen. Van schrik geeft de vrouw hem een borrel, daarna nog een en ten laatste was hij zoo vrijpostig om zich zelf te bedienen. Hij vraagt de vrouw inmiddels om eenig geld, waarop zij hem onder het oog brengt, dat het een te slechte tijd is, maar geeft zij hem 10 cents. Hiermede niet tevreden zijnde, biedt zij hem een 25centstuk aan. Doch de boef, die een zak om het hoofd had en zwart in zijn aangezigt was, verlangde op het minst een bankje van f 25, dan zou hij haar verlaten, en een mes op tafel ziende liggen, zegt hij : »zoo'n mes heb ik ook in mijn zak." De vrouw aarzelt, doch geeft hem het' gevraagde. Toevallig ontdekt hij in een kastje, dat tegenover hem staat, een trommeltje, voorzien van twee sloten, hetwelk hij eveneens medeneemt, de vrouw verlatende met de woorden : »nu wordt 't mijn tijd, dat ik heenga." Men kan zich de ontsteltenis der vrouw voorstellen, die met een 4tal kleinen, waarvan het jongste 4 weken is, daar alleen met zulk een onbekende te doen had. De in het trommeltje aanwezige gelden waren 2 bankbiljetten ad f 40 en een van f 25, zoodat dit bezoek den schipper op f 130 te staan kwam. (Ban.) Onder Rottevalle zijn de lijken gevonden van een grijsaard en zijne dochter. Beiden waren gestorven ten gevolge van wonden. De uitslag van een onderzoek pleit voor het vermoeden, dat de dochter tegen den zin van haar vader schaatsen heeft willen rijden, dat hieruit een twist is gevolgd en de vader in drift zijne dochter heeft gedood, waarna hij een einde maakte aan zijn eigen leven. Woensdag 10 december werd te Maastricht het kind van M. Vanderove gekist; men dacht, dat het bezweken was aan een der ziekten, die aldaar heerschtea. Het moest binnen de 24 uren begraven worden. Toen donderdag de doodkist in St. Mathyskerk stond, hoorde men eensklaps een gerucht: de doodkist werd geopend en het kind lag wakker; het was slechts schijndood geweest. Het kind was den volgenden dag bijna geheel hersteld. (Oriafh.) Aan winkeliers wordt tot het voorkomen van het bevriezen der ruiten de raad gegeven om porceleinen bakjes met stukjes kalk of chloorkalium néér [te zetten. Bevroren vensters kan men doen ontdooijen door een in alcohol gedoopte spons. Deze weldadige werking van alcohol op bevroren ruiten verklaart misschien eenigzins, waarom de vloeistof ook wel op andere wijze door velen aangewend wordt. Een nieuwe soort van vélocipède, een voor vier personen, werd onlangs door den heer J. Postema bedacht en vervaardigd. De heer R. Huizenga, te Den Ham, die er een welgelukte proef mede nam, zegt er in de Prov. Gron Gt. het volgende van: »Wij reden naar Niekerk (Westerkwartier) en van daar naar Ikeburen, en ik verzeker u , het was regt prettig er in te zitten, in de draisine — met dezen naam is de nieuwelinge gedoopt — een rijtuig op vier wielen en voor vier personen geschikt, ofschoon ook twee personen met alle gemak en zonder veel inspanning er meê rijden kunnen. De beweging is precies gegelijk die eener tweewielige vélocipède, met dit onderscheid evenwel, dat hier acht, in plaats van twee voeten kunnen treden. Twee canapézittings achter elkaar, rustende op solide stalen veeren, en deze vastgeschroefd op het onderstel, bieden een zeer comfortable plaats aan vier personen om op te zitten. De beide voorwielen zijn vastgemaakt aan een ijzeren as met vier kwartbogten en op eenigen afstand achter deze as eene tweede met gelijke bogten, welke aan elkaar verbonden zijn door middel van vier koppelstukken, zoodat de respective voor- en achterrijders eene zuiver gelijke beweging moeten maken. Twee vertikale hefboomen voorop, en leidende naar het draaibare achterstel, geven den stuurlieden gelegenheid aan de equipage alle mogelijke rigtingen te geven. In hoeverre dit rijtuig de voorkeur verdient boven de tweewielige vélocipèdes kan men eenigzins begrijpen, als men weet dat men nu geen gevaar heeft van te vallen; dat het zich even gemakkelijk laat voorwaarts duwen, en dat de schoonen , die anders altijd t'huis moeten blijven , nu mede van de partij kunnen zijn. Het stoomschip Prinses Amalia, van Batavia naar Amsterdam, passeerde 18 december ten negen ure Dungeness. De Schiedam , kapt. E. M. Chevalier, vertrok 18 december van Nieuw-York naar Rotterdam.