Burgemeester en Wethouders der gemeente Arnhem ; Brengen ter algemeens kennis, dat met het rondbrengen der beschrijvingsbiljetten voor de volkstelling, welke biljetten door de hoofden der huisgezinnen moeten worden ingevuld, door heeren Wijkmeesters en de agenten een aanvang is gemaakt en noodigen de ingezetenen uit om den goeden afloop der telling te bevorderen door tijdig de biljetten in te vullen , waardoor oponthoud wordt voorkomen. Arnhem , 29 December 1879. Burgemeester en Wethouders voornoemd, H. J. Kronenberg , l. B. De Secretaris , H. H. Vitringa. De Burgemeester der gemeente Arnhem; Gelet op art. 21 der wet van 4 December 1872 ( Staatsblad No. 134); Brengt ter algsmeene kenn's, dat in de week van 21 tot en met 27 December jl. geene personen aan de mazelen zijn overleden. Arnhem, 29 December 1879. De Burgemeester voornoemd, H. J. Kronenberg, l. B.
Arnhemsche courant
- 30-12-1879
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Geen auteursrecht. Er rusten geen rechten meer op dit object.
- Krantentitel
- Arnhemsche courant
- Datum
- 30-12-1879
- Editie
- Dag
- Uitgever
- C.A. Thieme
- Plaats van uitgave
- Arnhem
- PPN
- 400337789
- Verschijningsperiode
- 1814-2001
- Periode gedigitaliseerd
- 1851 - 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 7988
- Jaargang
- 66
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
BEKENDMAKINGEN.
Binnenland.
ARNHEM, 29 December. Omtrent de stemming der b eurs op zaturdag zegt de Amsterdamsche Courant : De beurs had algemeen een zeer vast aanzien, het meest trokken Peruaansche fondsen do aandacht, waarin zich, door hoogers parijsche en londensche koersen, een levendige handel ontwikkelde, de prijzen van beide soorten liepen per saldo 1 pet. op. Russische, Oostenrijksche en Hongaarsche Staats-effeeten waren op vaste buitenlandsche noteringen 1 / i a V 2 pet. hooger en Egyptische monteerden 3 / 4 pet.; overigens was de markt, ook in de Europesche Spoorwegwaarden, ferm prijshoudend. In Amerikaansche waarden ging weinig om, daarin was tevens weinig variatie, hoewel de koersen zich goed bevestigden. Geld was gevraagd en op prolongatie op nieuw V 2 pet. hooger, nu 5 pet. genoteerd. De receptie bij den heer Commissaris des Konings zal, tengevolge familieomstandigheden, maandag den 5 januarij niet kunnen plaats hebben. Op Samarang blijft men zich, blijkens de jongste berigten per mail ontvangen , amuseren met de executies onmogelijk te maken door voortdurend op te bieden. De Regering heeft nu een maatregel daartegen genomen , door de bevoegdheid te geven, schriftelijk een bod te doen. Hoe dat werkt was nog niet bekend. Men zegt nu, dat de samarangsche handel vooral tot dit verzot gebragt is , omdat op de gegronde reclames tegen den aanslag geen acht werd gegeven, daar er geen hooger beroep bestaat. Maar draagt de samarangsche handel zelf niet de schuld van die onbillijke aanslageu ? Ieder handelaar heeft geweigerd zitting te nemen in de commissie die de aanslagen vaststelde; men heeft dus de gelegenheid laten voorbijgaan om langs wettigen weg de hooge aanslagen te voorkomen. Thans draagt men er de gevolgen van. Toen de Standaard, over de bemoeijing van het Nut sprekende, met betrekking tot de wering van het drankmisbruik vroeg: » welke is de reden", bedoelde het blad niet welke de reden was dat genoemde Maatschappij zich daaraan liet gelegen liggen, maar — » waarom zij aan de Vereeniging tot Afschaffing het werk uit de handen nam?" Wij zien niet in dat hierdoor de zaak veel verandert. Wanneer eene Vereeniging een kwaad wil bestrijden en meent daartoe de middelen te bezitten, dan behoeft er geen verborgen reden gezocht te worden , waarom zij zich niet bij eene andere Vereeniging aansluit. Zeer velen zijn leden van 't Nut, die geen lid zijn van de Afschaffing en zoo het Nut de pogingen van de Afschaffing, steunt, door naar hetzelfde doel te streven , dan moest dit veeleer eene reden zijn om zich er over te verheugen dan om achterdocht op te wekken door de vraag: waarom het Nut dit doet en niet liever — volgens de nadere verklaring — aan de Afschaffing alleen het werk overlaat. Bij onze opmerking omtrent den ongunstigen finantielen toestand van Wieniawski teekent het Dagblad het volgende aan, dat wij niet wisten, maar gaarne door ons wordt overgenomen. »Indien ons geheugen ons niet bedriegt, dan
vernamen wij vóór eenigen tijd, dat een dier finantiele rampen , als waardoor hier te lande menigeen zwaar werd getroffen (men denke aan Mozes Anker en Pincoffs), ook Wieniaws ki ruïneerde. En voorts : de groote violist is misschien geen zuinig en overleggend man, maar veel van hetgeen hij verdiende ging ook weder weg aan hulpbehoevenden." Namens de bevelhebbers in de militaire afdeelin gen zijn de plaatselijke en garnizoenskommandanten gelast om bij eventuelen watersnood, even als in vroegere jaren , het burgerlijk bestuur in alle mogelijke opzigten ran dienst te zijn. De Orde van Advokaten, ingeschreven bij het Geregtshof te Arnhem , thans 41 leden tellende , hield den 27n dezer de bijeenkomst , voorgeschreven bij het koninklijk besluit van 1 jnnij jl. Tot haren deken benoemde zij den aftredenden deken mr. W. H. Dullert; ook de aftredende leden van den raad van toezigt en discipline werden herkozen, te weten de heeren mrs. G. Everts P.Pz., J. U. de Kempenaer, jhr. L. 0. C. O. M. van Nispen tot Sevenaer, L. J. van Gelein Vitringa en H. H. van Cappelle. In de zaturdag gehouden vergadering van de commissie van werkverschaffiing, waarbij ook de armbesturen waren vertegenwoordigd, werd besloten voor alsnog geene bekendheid te geven aan het bedrag der ingekomen giften, in de hoop dat dit nog zal worden verhoogd. Voorts is ten aanzien van den werkkring zeiven der commissie besloten, om vooreerst alle hoofden van gezinnen of kostwinnende zonen, welke zich tot het verkrijgen van arbeid mogten aanmelden, na ingewonnen berigten aan 't werk te stellen. Vooreerst zal worden voortgegaan met het wegruimen van sneeuw en ijs in de straten en zal men trachten grondwerk aan te nemen. De gebroken ruiten in de woningen der armen, door de politie aan te wijzen, zullen worden gestopt: de heer A. E. Cohen had de welwillendheid daarvoor kosteloos glas en stop ver w beschikbaar te stellen. Aan het Gemeentebestuur zal het verzoek worden gerigt tot het beschikbaar stellen van het lokaal der voormalige school in de Hommelstraat, ten einde daar eene tijdelijke werkinrigting te vestigen. De arbeid zal bestaan in het plakken van zakken. De heer P. Noppen heeft zich bereid verklaard voor dat lokaal een kagchel met toebehooren gratis af te staan. Tevens zal er zoo noodig een loods worden opgeslagen om de menschen, die met het kloven en zagen van dennen- en beukenhout belast zijn, te beschutten. Ook dat kloven van blokjes is een der werkzaamheden door de commissie voor de noodlijdende arbeiders bepaald. Die blokjes zullen verkrijgbaar zijn tegen denzelfden prijs als bij de houtverkoopers. Uit deze mededeelingen blijkt, dat de commissie flink en oordeelkundig te werk gaat en dat de gelden haar toevertrouwd op doelmatige wijze besteed worden. Moge dit eene aansporing zijn om de giften te doen toenemen. * Om gelijke reden als de vorige, week was de ^aanvoer van vet rundvee slechts 160 stuks. Prijzen onveranderd. Het Burgerlijk Armbestuur verzoekt ons te melden, dat het een bedrag van f 64.45 heeft ontvangen als opbrengst der op den eersten Kerstdag ten behoeve der algemeene armen bij het ijsvermaak op de rivier gehouden collecte. Die gelden zullen met eene bereids voor hetzelfde doel ingekomen gift van f 20 en welligt eerlang nog in te komen giften onder de diakeniebesturen der verschillende gezindten worden verdeeld. Door den heer Ebbeler is aan de afdeeling Hulp in Nood van de Arbeiders-Vereeniging »Hoop op Geregtigheid" twintig gulden toegezonden, op afrekening van de opbrengst zijner letterkundige voordragten Nu de dooi is ingetreden blijkt het van hoeveel nut de arbeid der werklieden geweest is door de commissie voor werkverschaffing in dienst gesteld: de hoofdstraten zijn zeer goed begaanbaar. Zoo alle bewoners het voorbeeld volgden van sommigen, om ook de trottoirs te doen afschrobben, zou de toestand nog beter zijn. In het begin der volgende maand, waarschijnlijk den 8sten, zullen de voorstellingen aanvangen van het circus van den heer Corty, dat op het Velperplein thans is opgeslagen. De tent zal behoorlijk worden verwarmd door kagchels , terwijl de 500 gasvlammen het hare zullen bijdragen om de bezoekers tegen koude te vrijwaren.
: Ook de tent zelve is met het oog op het jaar: getijde ingerigt en bestaat uit dubbel houten j wanden. Niet minder dan 3000 personen kunnen er piü?Ms vinden. Wij waren in de gelegenheid een zeer fraai met de pen geteekend portret te zien van den heer W. H. Dullert. Zoo de gelijkenis allergelukkigst is — een weinig ouder en dus meer overeenkomstig de waarheid nog dan dat hetwelk voorkwam in Eigen Haard en waarnaar het genomen werd, het heeft nog eene andere opmerkelijke eigenschap. In plaats van uit lijnen is het zamengesteld uit regels : de omtrekken zoowel als de schaduwen, en die regels [bevatten den tekst van het geheele artikel dat indertijd Eigen Haard als bijschrift er van gaf. Wij meenen dat die tekst tien duizend woorden telde, en nogtans is het niet grooter dan het origineel in genoemd tijdschrift. De maker van dit kunstwerk is de heer Blaise, burgemeester van Duiven , die het aan den heer Dullert vereerde. Uit no. 38 van het letterkundig weekblad de Portejeuïle blijkt nader, dat de tegenwoordige redactie van het Magazin filr die Literatur des Auslandes den heer Taco H. de Beer heeft uitgenoodigd, zijne artikelen over de nederlandsche letteren ie dit blad weder voort te zetten. Met den lsten januarij zal de Amsterdamsche Courant eiken dag twee bladen geven. De Zwolsche Courant , de Prov. Drentsche en Asser Courant en de Deventer Courant zullen in grooter formaat worden uitgegeven. Bij den uitgever L. D. Landmeter te Lemmer is een vlugschrift verschenen over »de Prostitutie van een algemeen zedelijk standpunt beschouwd, door Philanthropos." De schrijver heeft blijkbaar ernstig over het onderwerp nagedacht, al komt hij ook tot eene conclusie , die vele andere bevoegden hem niet toegeven. * Wageningon , 28 dec. Naar wij vernemen heeft de Raad dezer gemeente gisteren besloten afwijzend te beschikken op een voorstel van het Veluwsch Lokaalspoorweg-comité , hetwelk van Rhenen , Wageningen en Ede waarborging vraagt van de jaarlijksche rente , ad 5 pet. van een kapitaal groot f 550,000 of storting in ee» van een kapitaal groot f 275,000. Daar, blijkens bekomen [informatien, Rhenen en Ede hiertoe niet zullen medewerken en genoemd bedrag de krachten der gemeente Wageningen te boven gaat, is goedgevonden het comité in dien geest te antwoorden. Ochten , 27 dec. Het ijs in de Rivier langs deze gemeente heeft de verbazende dikte van 2.40 tot 3.00 meter, blanke schollen van 0.25 tot 0.30 meter. Algemeen is men hier en in de omstreken zeer beducht voor een watervloed , omdat zich in jaren zooveel ijs niet in de rivier opeen hoopte; bijna ieder neemt reeds maatregelen tot opklossing en ophooging voor have en vee, en er worden reeds roeibooten gehuurd of in besprek genomen om ingeval van nood te dienen tot redding van menschen en vee. Slechts enkele woningen zijn zoo hoog gebouwd, dat ze zoogenaamd vloedvrij staan. {N. li. C.) De jury bestaande uit de heeren dr. J. Bosscha, directeur der polytechnische school te Delft, Ph. Lindo , directeur der Cementfabriek te Delft, H. A. Ravenek en J. A. Snijders C.Jzn., hoogleeraren aan de Polytechnische school te Delft, H. L. Woltersom , technoloog en steenfabrikant te |Arnhem, heeft uitspraak gedaan in de proef met de brandkast door den heer Chatwood afgelegd. Zij verklaart dat de eischen in het programma en bij de proefnemingen te Arnhem gesteld voor eene op juiste beginselen goed vervaardigde kast geenszins te zwaar waren, en dat naar alle waarschijnlijkheid de brandkast van den heer Chatwood aan zwaardere vuur-, val en inbraakproeven had kunnen voldoen. In het rapport der commissie wordt voorts geconstateerd, dat het vuur waaraan de brandkast van den heer Chatwood werd blootgesteld, sterker was dan dat bij de proefnemingen te Arnhem. De heer Noppen deelt in zijne advertentie mede , dat de kast honderden kilo's zwaarder en dus ook wel zooveel duurder zal zijn dan de nederlandsche. Men schrijft aan de Leidsche Ct .: Mist doet geen dooi verwachten , zooals dan ook telkens blijkt, dat bij ophelderend weêr de vorst zich weer verheft. De winter bragt nu menigen dag wolkeloozen zonneschijn en windstilte, eigenschappen die den geheelen zomer ontbroken hebben. Bij een barometerstand, die dikwijls eene buitengewone
hoogte bereikt en, kenmerk van eene drooge lucht, nergens merkbaar daalt, vermeerdert de strenge koude, die vooral in Midden-Europa voortdurend heerscht, weinig of niet. Met een zuidelijken wind vriest het hevig; uit het noordoosten neemt de koude af, uit het noordwesten kan zachte temperatuur verwacht worden* Doch bij het raadplegen van den barometer, kan de winter nog lang duren. Gelijk in den eenigen strengen nacht van 8 december 1871 veel groenblijvend geboomte bevroor, na een nat najaar, waarbij ook de wijnstok niet aan de vorst ontkwam, zoo heeft de vroeg begonnen felle vorst van deze maand, niet van eenen nacht alleen , schade gedaan in alle kweekerijen aan Rhododendrons, Aucuba's en eenige andere groenblrjvenden. Het hout, dat na een zoo natten, zonneloozen zomer als van water doorweekt was, liep nu nog meer gevaar dan in 1871 te bevriezen en daartoe bragt de nacht van den 9., toen de thermometer 4° Fahrenheit teekende, het zijne bij. Het zal later blijken dat er veel verloren is gegaan of door gemis aan groeikracht bezwijkt, wat nu nog schijnbaar trisch zich staande houdt. De historische tentoonstelling van Friesland heeft een overschot gehad van f 17,000. Men heeft een huis daarvoor aangekocht, ten einde er de bibliotheek en de oudheden van het Priesch Genootschap van geschied-, oudheiden taalkunde in te plaatsen. (Asser Ct.) Een kruidenier te 's Hertogenbosch heeft de onvoorzigtigheid gehad zich met een brandende lamp naar den kelder van zijn huis te begeven, waaruit sedert eenige dagen een sterke gaslucht opsteeg. Het gevolg hiervan was een gasontploffing , zóó hevig, dat de vloeren van het geheele benedenh uis ingestort en de ramen en glasruiten verbrijzeld zijn. Gelukkig is de bewoner, die alleen t'huis was, er met den schrik en eenige ligte verwondingen afgekomen. Wanneer onvoorziene omstandigheden daarin geene verandering brengen , zullen de volgende zeeofficieren aan de derde espeditie met de Willem Barents deelnemen , als : de luitenant ter zee 1ste kl. A. P. J. Frackers en de luitenants ter zee 2de klasse L. A. H. Lamie en J. H. Calmeijer. Ook de bekende schilder Apol heeft verzocht aan den togt te mogen deelnemen. Het stoomschip Drenthe, kapt. J. de Jong, van Batavia naar Rotterdam , arriveerde te Vlissingen den 27sten dezer des voormiddags. De Prins Hendrik, kapt. Braat, vam Amsterdam naar Batavia, is 25 dezer te Port Said aangekomen en heeft onmiddellijk de reis voortgezet. De Celebes, kapt. Bakker, van Amsterdam naar Batavia, is 26 dezer van Southampton vertrokken. De Djemnah, van Yokohama naar Marseille, met de mail uit Indie, is 24 dezer van Suez via Port-Said en Napels naar Marseille vertrokken en wordt aldaar den 2en januarij 1880 verwacht.
Rivierberigten.
29 december , voormiddags 8 ure. Keulen. 1.69 M., in 24 uur 6 cM. was, weinig drijf ijs. Lobith. 12.84 M. boven AP., in 24 uur 7 cM. val, ijs vast. Westervoort. 9.92 M. boven AP., in 24 uur 5 cM. val, ijs vast. Arnhem. 9.69 M. boven AP., in 24 uur 4cM. val. Berigten van den 28sten dezer : Overal toestand onveranderd.
BENOEMINGEN, enz.
Z. M. heeft met ingang van 1 januarij 1880 , aan B. de Poorter, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als hoogleeraar-directeur der Rjjks Akademie van Beeldende kunsten , en in zijne plaats tot hoogleeraar-directeur van voormelde Akademie benoemd den hoogleeraar bij die instelling Aug. Allebé. Z. M. heeft aan J. W. Putman Cramer op zijn verzoek eervol ontslag verleend als burgemeester van Wierden , ingaande 31 december 1879. Z. M. heeft W. J. F. P. Lanzing, ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Knijpe c. a. , benoemd tot ontvanger derzelfde middelen te Vlijmen c. a. en C. G. van Huls, ontvanger der directe belastingen en accijnsen te St. Anna Parochie c.a., benoemd tot ontvanger derzelfde middelen te Appingedam c. a.
Brieven uit de hofstad.
* 's Gravenhage, 26 december 1879. De Tweede Kamer heeft alle voor afdoening vatbare wetsontwerpen , waaronder de begrooting voor 1880 , afgedaan en is »op reces gescheiden", gelijk de geijkte term luidt. Men vatte dit woord vooral op in de overdragtelijke, parlementaire beteekenis en niet in den gewonen zin, alsof hier een door de aangenaamste banden
naauw vereenigd ligchaam door het onverbiddelijk noodlot voor eene korte poos tot algemeene droefheid vaneengereten werd. De onderlinge cohaesie der leden van onze bij uitstek dispu- ; terende Staatsvergadering is zeer gering; niet ! alleen heeft men de onderling vijandige partijen, tusschen welker leden de grenslijn soms scherper getrokken is dan de oningewijde wel meenen zou, maar zelfs laat de cohaesie in het partijverband nog dikwijls veel te wenschen over ; er bestaan afgevaardigden uit hetzelfde district en hetzelfde politieke geloof, die niettemin a couteaux tivés tegenover elkander staan, andere partijgenooten weder, kamers bewonende in hetzelfde huis en een onderlingen oorlog voerende, waarvan ik de vermakelijke détails wel eens door Labiche op het tooneel gebragt zou willen zien. Onder deze omstandigheden doet het iemand goed , wanneer hij nu en dan eens in de Tweede Kamer eenstemmigheid ontmoet in de appreciatie van een persoon ; en wanneer die persoon iets anders is dan een sollicitant naar het Nederlanderschap , maar een medelid van de vergadering, dan wordt het geval bijna hartroerend. Die eenstemmigheid nu trof ik in den laatsten tijd vrij algemeen onder de Kamerleden aan ten opzigte van hun medelid Elout, die nu zijn ontslag genomen heeft, en als Kamerlid aftreedt evenals Sam Weller als getuige in het proces Bardell contra Pickwick, na der tegenpartij zooveel kwaad gedaan te hebben als mogelijk was, nu hij eenmaal de zaak zijner eigen partij niet redden kon. Meen niet, dat ik den heer Elout en Sam Weller op dezelfde lijn stel! Hun genre loopt daartoe te veel uiteen, en ik wil dat van den afgetreden afgevaardigde in de verste verte niet versmaden, ofschoon ik Boileau te hulp kan roepen om mijne keuze te wettigen, die mij drie, vier bladzijden van Dickens, waarop Sam Weller sprekende wordt ingevoerd, doet stellen boven de vele kolommen, waarin het tot «Handelingen" verdoopt Bijblad de welsprekendheid van den afgevaardigde over Nederland heeft uitgegoten. Dit neemt niet weg, dat ik volkomen vrede heb met de waarlijk ornerende epitheta, waarmede de laatste in de Kamer en in de pers overladen werd. Edele figuur, nobel karakter, — uitstekend ; maar men vergunne mij hier eene opmerking en eene vraag. Mijne opmerking is : dat de werktuigen, waarmede Kamer en pers aan adel, karakter en eerlijkheid lof toemeten geijkt noch gewaarborgd zijn , en er dus nog al eens ongelijk gemeten wordt. Wilt ge een voorbeeld: geen staatsman werd in de laatste drie maanden hooger door alle partijen geprezen dan wijlen de minister van der Brugghen, niet als de schrijver van een dik boek over den eed, van een christeljjk standpunt beschouwd (een christen schijnt dei eed al heel lang aan één stuk te kunnen beschouwen !), dat iedereen mooi vindt, doch niemand leest, maar in zijne hoedanigheid van president-minister van 1856. Wat heeft nu de heer v. d. B. in dat jaar gedaan ? Op het kussen gebragt door de petitie-beweging tegen het schoolwet-ontwerp van den minister van Beenen, was v. d. B., een der steunpilaren van de anti-revolutionaire partij , eerlijk genoeg om, na eenigen tijd aan het bestuur te zjjn geweest, openlijk in de Tweede Kamer te erkennen, dat er met de beginselen dier partij niet te regeren was, en dat zijn ministerie dus geen wetsontwerp in haren geest zon indienen. Hoewel er waren die deze handelwijze afkeurden, en volhielden dat de minister dan had behooren af te treden , beoordeelde men den minister van 1856 over het algemeen gunstig , en blijkens de van alle kanten gehoorde loftuitingen , deelt de tegenwoordige Kamer dit gunstig oorheel over den oom van den minister Six. Maar wat heeft nu in het jaar 1879 de minister van Lynden gedaan om door dezelfde monden , nog dampende van van der Brugghens lof, gehoond en beleedigd , voor een renegaat en corrupt politiek man uitgemaakt te worden ? Opgetreden nadat de kaarten van de tegenpartij baldadig door een speelschen jongen door elkander waren geworpen, omdat, zoo hij de bank niet nam, lieden van een verdacht allooi zich van het spel zouden meester maken, heeft hij de uitvoering ondernomen van eene wet, — versta mij wel: van eene wet , geen wetsontwerp ! — die, in spijt van eene groote petitiebeweging onder de oude vlag van 1856, door de beide Kamers aangenomen, door den Koning bekrachtigd en reeds afgekondigd was. Hoe kan hierom de heer van Lynden den hoon verdienen, waarmede de sdevoote liön" hem overladen ? Grooten lof wil ik er hem niet over toebrengen, omdat hij niets meer gedaan heeft dan wat goede trouw en pligt van hem eischten, en het, wèl beschouwd, een» beleediging is , iemand te prijzen omdat hij zijn pligt gedaan en te goeder trouw gehandeld heeft. Maar dat de heeren liberalen , of eenigen van hen althans , en vooral zij die met de schoolwet van 1878 en haren ontwerper het hoogst waren ingenomen , in dit koor van verwijten medezongen, strekt waarlijk niet tot eer van hun gezond doorzigt. En nu mijne vraag: hoe denkt men over de edele figuur, Elout, na de uitdrukkelijke verklaring van den minister Six, dat aan die andere edele figuur, van der Brugghen, door zijne hatelijke bejegeningen de dood is aangedaan ? Deze verklaring is in de zitting | van (n. f.) 28 november geuit. Sla het Bijblad ... neen de Handelingen (ik kan nog maar niet aan den nieuwen naam wennen : de Tweede Kamer handelt nog zoo weinig!) op, en ge zult haar... niet vinden. Met eigen ooren heb ik haar toch gehoord, en ook den haar Elout schijnt ze niet ontgaan te zijn, want daarna knoopte hij met den minister een ernstig gesprek aan. Misschien is juist aan dit gesprek het gemis der verklaring in de Handelingen te wjjten. Geen wonder toch, dat de heer Rutgers van Rozenburg den lof zong van het officieel verslag der zittingen, dat wel wat later verschijnt, maar zooveel juister is dan de zittingverslagen der couranten. Voor dat officieel verslag zien de leden hunne redevoeringen nog eens na, voegen er bij en schrappen er af wat hun
lust, en zoodoende verschijnt in dat stuk, waïrop de nakomelingschap zich uitsluitend zal kunnen beroepen, niet zoozeer dat wat de leden in de zitting hebben gesproken, als wel hetgeen zij na eenig nadenken het liefst zouden hebben gezegd. Dat het onderling verband der redevoeringen hierbij wel eans verloren gaat, kan eene naauwlettende lezing van eenig belangrijk of geanimeerd debat aantoonen, en menig incident is vaa deze gewoonte het gevolg geweest. Er is voor haar veel te zeggen; een hooger beroep van de drift der improvisatie op de kalmte van het nader overleg kan slechts gunstig werken voor de uiterlijke waardigheid en den goeden naam van een Parlement. Maar met alle bescheidenheid geloof ik toch, dat de heer Rutgers van Rozenburg dwaalt, wanneer hij het verslag van de couranten, welker verslaggevers er naar streven om naar hunne krachten een getrouw overzigt te geven, onjuist noemt, en het ad usurn publici omgewerkt, aangevuld of besnoeid officieel verslag prijst als naar waarheid het werkelijk gezegde weder te geven.