Aanwezig bij den aanvang der zitting 27 leden. Afwezig de heeren : Hesselink, Elias, Karsten en v. Oldenborgh. Voorzitter de Burgemeester. Aan de orde is: Artikelsgewijze behandeling van het: „ONTWERP-REGLEMENT voor de werklieden in dienst bij de openbare werken, de gasfabriek, den reinigingsdienst en de telephoon-inrichting der Gemeente Arnhem." De heer Goedhart meent dat wel een vreemden indruk gewekt moet worden van de kosten aan de aanname van 't amendement -de Haan verbonden. Immers B. en W. behoeven niet alle loonen te verhoogen en dus is de rekening van den wethouder niet goed. De heer de Haan stelt nu zijn amendement aldus voor : f 416 voor den werkman beneden 25 jaar, f 500 voor den werkman daarboven en f 364 voor de werkvrouw. De Voorzitter zegt dat aan B. en W. de loonsregeling is overgelaten en wanneer 't amendement-de Haan wordt aangenomen, dan wordt iets teruggenomen van 't geen vroeger besloten is. De heer van Verschuer zegt dat die opmerkir.g volkomen waar is, maar de opmerking wordt met gemaakt uit wantrouwon tegen B. en W., doch omdat uit de discussie gebleken is, dat 't wenschelijk is dat de Raad het minimum bepaalt. De Voorzitter zegt dat 't hier niet gaat om 't wantrouwen, maar om de moeilijkheid van de uitvoering. De heer P. van Nispen zal tegenstemmen omdat voorgesteld wordt f 450 en niet f 442, want nu wordt de regeling lastig. Het amendement d e Haan wordt aangenomen met 15 tegen 14 stemmen. De heeren Treffers en Zoestbergen trekken hun voorstel, 't loon per uur te bepalen op 17 cent, in. Art. 6. wordt daarna z. h. s. aangenomen (Artt, 7 en 8 behandeld in de vorige zitting.) Art. 9. De regeling der werktijden geschiedt bij eiken tak van dienst door den directeur, onder goedkeuring van Burgemeester en "Wethouders of van de daarvoor bij verordeding aangewezen Commissie. De werktijd mag in den regel niet meer bedragen dan elf uren per etmaal, daaronder niet begrepen de gebruikelijke rust- of schafttijden. Op artikel 9:
Door den heer Mos om in de 2de alinea in plaats van „elf uren" te lezen: tien uren. Door den heer de Haan , om „elf uren per etmaal" te vervangen door zestig uren per week; Door den heer Liethof , om den maximum-werktijd vast te stellen op 10 uren. Door de heeren Treffers, Zoestbergen en Borgardijn om in de le alinea tusschen de woorden „geschiedt" en „bij" in te voegen: „met inachtneming van het bepaalde omtrent de schafttjjden; om in de 2e alinea het woord „elf' te vervangen door: tien; en om aan het artikel toe te voegen: „De werktijd wordt onderbroken door een middagschafttijd van minstens anderhalf uur en door een morgen- en namiddagschafttijd, elk van minstens één kwartier. De namiddagschafttijd vervalt, zoolang de werktijd in de wintermaanden eindigt ten vijf uur namiddags of vroeger. Gedurende dezen tijd kan de duur van den middagschafttijd tot één uur worden ingekort. Een door den directeur onderteekende rooster der werktijden moet steeds, duidelijk leesbaar, zijn opgehangen in de verschillende werkplaatsen, wacht- en schaftlokalen en worden medegedeeld aan Burgemeester en Wethouders. Op de artikelen 9, 10 en 11: Door de heeren de Wilde en Goedhart om deze artikelen te vervangen door de volgende 5 artikelen (art. 11, 12, 13, 14 en 15 van ontwerp -ïellegen): a. De regeling der werktijden geschiedt, met inachtneming van de bepalingen van dit Reglement, door den betrokken Directeur. Wanneer de aard der werkzaamheden dit onvermijdelijk maakt, wisselen de werktijden naar gelang van het jaargetijde. De werktijd vangt niet aan vóór 6 uur voorm. en eindigt des Zaterdags niet later dan 7 uur nam. en op de andere dagen der week niet later dan 7^ uur nam. De werktijd wordt onderbroken door een middagschafttijd van minstens 1| uur en door een morgen- en een namiddagschafttijd, elk van minstens één kwartier.
De namiddagschafttijd vervalt,^ zoolang de werktijd in de wintermaanden eindigt om 5 uur nam. of vroeger. Gedurende dezen tijd kan de duur van den middagschafttijd tot één uur worden ingekort. Een door den Directeur onderteekende rooster der werktijden moet steeds duidelijk leesbaar zijn opgehangen in de verschillende werkplaatsen, wacht- en schaftlokalen en orden medegedeeld aan Burgemeester en Wethouders. b. Van den vastgestelden werktijd mag niet worden afgeweken en eene afwijking kan van den werkman niet worden verlangd dan op bepaalde lastgeving van dengene, die daartoe volgens de speciale voorschriften voor de verschillende diensttakken gemachtigd is, wanneer volgens zijn oordeel daartoe bepaalde noodzakelijkheid bestaat. Het voor dat overwerk te betalen loon zal alsdan per uur bedragen: lo. wanneer een werktijd van twaalf uren per dag niet is overschreden en niet voor 0 uur voorm. is gewerkt, het gewone uurloon; 2o. wanneer een werktijd van 14 uren per dag niet is overschreden en niet vóór 0 uur voorm. is gewerkt, vijf cent per uur boven het gewone uurloon; 3o. wanneer een werktijd van 14 uren per dag is overschreden en niet vóór 6 uur voorm. is gewerkt, tien cent per uur boven het gewone uurloon; 4o. wanneer tusschen 4 en 6 uur voorm. is gewerkt, vijf cent per uur boven het gewone uurloon; 5o. wanneer vóór 4 uur voorm. is gewerkt, tien cent per uur boven het gewone uurloon. In de gevallen 4 en 5 wordt over de 12 werkuren, volgende na 6 uur voorm. het gewone uurloon berekend, eerst na verloop van dezen werktijd treden de bepalingen 2 en 3 in werking. c. Het houden van wacht of toezicht op Zondagen of algemeene erkende Christelijke feestdagen geschiedt alleen vrijwillig, Het voor het verrichten van deze diensten te betalen loon wordt, onafhankelijk van het gewone loon, door den betrokken Directeur vastgesteld. d. Werken op Zondagen of op algemeen erkende Christelijke feestdagen geschiedt, behalve bij dringende noodzakelijkheid, alleen vrijwillig, en wordt per uur met tien cent boven het gewone, of het volgens sub b, verhoogde uurloon betaald. e. De bepalingen hiervoren sub a, b, c en d omschreven zijn niet toepasselijk op hen, die voor tijdelijke bewaking op weekloon, op dagloon, of voor doorloopende dag- en nacht-, of zondagsdienst zijn aangenomen. Voor de tijdelijke bewaking zal ieder voorkomend geval door den betrokken Directeur afzonderlijk worden geregeld, terwijl voor hen, die op weekloon, op dagloon, of voor doorloopenden dag- en nacht-, of zondagsdienst zijn aangenomen, in de bewijzen van aanstelling tevens de werktijd en het loon voor overuren zullen worden geregeld.
De heer Mos houdt den duur van den arbeid voor een der belangrijkste punten van het geheele reglement. Spr. hoopt dat de Baad in dezen even bereidwillig zal wezen voor den werkman als in andere opzichten. De heer Portheine wil het amendement Mos ondersteunen. De wethouder van Nispen zegt dat bij de Gemeentereiniging maar gewoonlijk 10 uur gewerkt wordt, maar dat 't den directeur lastig voorkomt te bepalen dat er niet meer dan 10 uur gewerkt mag worden. Immers d» voerlieden kunnen bij het vervoer hunne maaltijden gebruiken maar daarom moeten ze wat vroeger komen dan de andere werklieden om de paarden in orde te maken. Wordt algemeen de werktijd op 10 uren gesteld, dan zal de werktijd van vele arbeiders op 9 uur gebracht moeten worden. De heer de Haan zegt dat men in theoretische beschouwingen zou kunnen treden over de wenschelijkheid van verkorting van cien ar beidsdag. De heer de Haan omschrijft den toestand zooals die aan de gasfabriek heerscht. De middagschafttijd geeft den werklieden, die IOV2 uur per dag werken, geen voldoenden tijd en door dien te korten tijd zijn zij van 's morgens vroeg tot 's avonds laat uit hun huis. Spr. ge looft dat aanneming van zijn amendement wel eenige verbetering in den toestand zal brengen. En spr. heeft voorgesteld 60 uren per week met 't oog op den Zondag. Wanneer 't onoverkomelijk is niet langer te laten werken, dan moet dat als overwerk beschouwd worden. De wethouder van Nispen wijst er op dat overuren bij sommige categorieën wel degelijk voorkomt; wordt 't amendement-de liaan aangenomen, dan zal toch voor enkele catagorieön een werkregeling getroffen moeten worden, die langer is dan de gereglementeerde. Men kan daaraan niet ontkomen. De heer Zoestbergen zegt dat hij nog liever een arbeidsdag van 8 uur had voorgesteld, want men ziet 't weer in de practijk: hoe korter arbeidsdag, hoe grooter productiviteit. Spr. verheugt zich dat van een zijde, waarvan spr. 't heelemaal niet verwacht had, (de heer Mos) er iemand genoeg geavanceerd is eindelijk te begrijpen dat 11 uur werken te lang is. Verder, wat de wethouder van Nispen gezegd heeft, geeft spr. aanleiding te zeggen dat de kwestie van de voerlieden bij de gemeentereiniging eenvoudig een centenkwestie is. De voerlieden zijn in slechter conditie dan alle andere werklieden. Zij doen 't werk van een ander (tonnendrager) en 't hunne, zij werken een
half uur langer en krijgen minder loon. De wethouder van Nispen zegt dat de directeur ook vindt dat de voerlieden slecht betaald worden, en dat daarom een verbetering van hun loon zal worden voorgesteld, maar wanneer men ze nu minder laat werken, dan zal die verhooging natuurlijk uitblijven. De Voorzitter zegt dat een van de beide gehoorde werkliedenvereenigingen het geheel eens is met B. en W. De heer Zoestbergen zegt dat de bepalingen die vroeger golden, nu niet meer van kracht behoeven te zijn. En op die oudere bepalingen beroepen B. en W. zich voortdurend. Spreker zegt, dat de lijfeigenen vroeger wel tegen hun eigen meestors opstonden, dus dat nu de werklieden dat ook wel eens konden doen. De Voorzitter protesteert er ten sterkste tegen, dat de werklieden in dienst der gemeente vergeleken worden met lijfeigenen. Verder verzoekt hij den den heer Zoestbergen niet telkens te zeggen, wanneer 't oordeel van de gehoorde werkliedenvereenigingen niet overeenkomt met dat van den heer Zoestbergen, dat de werklieden er geen verstand van hebben. De wethouder E v e r t s verdedigt den toestand van de regeling van den duur van den arbeid. Wat werklieden 's avonds voor hen zelf werken, vindt spreker niet erg. Dat doen heel veel menschen, die overdag even goed hard werken als de werklieden. Willen de werklieden des avonds niet voor zich zelf werken, dan zijn ze den heelen avond vrij, een voordeel wat ook maar weinigen hebben. Er kan in redelijkheid geen bezwaar worden gevonden in de voorgestelde regeling. Wel in de amendementen, want daar het minimum-loon verhoogd is, zal, wanneer 't aantal werkuren nog vermindert ook, de verhooging per uur en per man nog meer vermeerderd worden en dat meent spreker te moeten ontraden. De heer van Verschuer vraagt naar de bedoeling van art. 20 (de werklieden mogen zonder vergunning geen loonarbeid voor anderen verrichten.) De Voorzitter zegt dat niet de bedoeling is den arbeider niet wat extra's te laten verdienen, maar alleen dat de directeur weet waar en bij wien de werklieden werken. Het amendement van de heeren Liethof (maximum-arbeidstijd 10 uur) wordt verworpen met 15 tegen 13 stemmen. Het amendement-de Haan vervalt daarmee. In behandeling komt het amendement Treffers c. s. De heer Zoestbergen zegt, dat de door B. en W. voorgestelde regeling den arbeiders weer een kwartier beknibbelt. Men kan wel zeggen dat 't voor de voerlieden bij de Gemeentereiniging aangenaam is op de wagen hun brood te gebruiken, maar spr. betwijfelt het. De wethouder van Nispen zegt, dat de aibeiders bij de Gemeentereiniging een half uur schafttijd hebben, behalve de voerlieden, en die kunnen 't niet krijgen, als men de zaken wil laten marcheeren. De heer Zoestbergen zegt, dat de werklieden dat half uur tegenwoordig niet meer mogen gebruiken. De wethouder van Nispen ontkent dit ten stelligste. De heer B o r g a r d ij n wijst er op, dat 't niet aangaat de voerlieden geen schafttijd te geven. Het amendement in stemming gebracht, wordt verworpen met 19 tegen 8 stemmen. Art. 9 wordt z. h st aangenomen.
Art. 10. Overwerk, waaronder wordt verstaan arbeid, verricht buiten do vastgestelde werktijden of op Zon- en algemeene erkende Christelijke en hiermede door Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen feestdagen, wordt beloond tot een door Burgemeester en Wethouders vast te stellen bedrag. Deze bepaling geldt niet voor de werklieden, wier taak het verrichten van Zondagsof nachtarbeid medebrengt, dan voor zooverre zij arbeid verrichten buiten hun gewonen diensttijd. Op artikel 10: Door den heer Liethof , om het laatste gedeelte van alinea 1 te laten vervallen en te lezen als volgt: wordt beloond voor overwerk met 25 °/ 0 , voor nachtwerk met 50 °/ 0 en op Zon- en algemeen erkende Christelijke feestdagen met 100 °/ 0 boven het gewone loon. Door de heeren Treffers, Zoestbergen en Borgardijn , om de le alinea te lezen als volgt: Het loon der werklieden wordt verhoogd met vijf en twintig percent per uur voor den arbeid, buiten de vastgestelde werktijden verricht tot des avonds tien uur; met vijftig percent voor nachtarbeid en met honderd percent voor arbeid op Zon- en algemeen erkende christelijke- en hiermede door Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen feestdagen. Onder nachtarbeid wordt verstaan de arbeid, verricht tusschen des avonds tien en des morgens zes uur. • Voor de vaste werklieden wordt als uurloon gerekend het een-zestigste deel van het weekloon." De heer Zoestbergen zegt dat overwerk en arbeid op Zondag zoo hoog mogelijk betaald moeten worden. Spr. zal over deze zaak niet veel meer zeggen, daar er reeds meermalen in dezen Kaad over gesproken is De heer Liethof kan kort zjjn. Hij meent dat, waar een zekere werktijd wordt voorgeschreven, ook bepalingen omtrent overwerk en nachtwerk moeten worden opgenomen. Nachtwerk vooral, meent spr, moet voldoende gehonoreerd worden. De V oorzitter had de bepaling van het
loon voor die soort werk liever overgelaten gezien aan B en W. en niet de cijfers in het reglement opgenomen. Waar nergens de getallen van minimum en maximum loon worden opgenomen, daar had 't ook hier niet moeten gebeuren De heer Liethof trekt zijn amendement in, daar het 't zelfde zegt, als dat van de heeren Treffers c. s ; 't amendement Treffers in stemming gebracht wordt verworpen met 17 tegen 10 stemmen. (De vergadering wordt hierna V uur geschorst). Na heropening der zitting wordt voortgegaan met: Art. 11. Aan den werkman, wiens loon per uur is vastgesteld en die op een der in de eerste alinea van het vorige artikel bedoelde dagen geen werk heeft te verrichten, wordt op die dagen, voorzooverre het geen Zondagen zijn, zijn loonen uitbetaald. Art 11 wordt z. h. s. aangenomen. Art. 12. In geval van ziekte, minstens elke week geconstateerd door eene naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders voldoende geneeskundige verklaring, zal aan de vaste werklieden het loon worden uitbetaald gedurende hoogstens zes maanden en aan de tijdelijke werklieden het vier-vjjfde van het loon gedurende de helft van het aantal volie weken, dat zij in dienst der Gemeente zijn werkzaam geweest: wordende de tijdelijke werklieden, die minstens één jaar, aan het ziektegeval onmiddellijk voorafgaande, onafgebroken in dienst der Gemeente zijn geweest, voor dit geval gelijk gesteld met vaste werklieden. Voor een werkman, die na ziekte den arbeid heeft hervat en binnen één maand daarna weder ziek wordt, zal de tweede ziekte, voor zooveel betreft de toekenning der uitkeering, worden aangemerkt als eene voortzetting der eerste. Bij weigering van den geneesheer, die den werkman behandelt, om eene verklaring als hierboven bedoeld af te geven, of wanneer Burgemeester en Wethouders de in het eerste lid bedoelde verklaring niet voldoende achten, wijzen zij een anderen geneesheer aan tot het instellen van een onderzoek, waaraan de werkman verplicht is zich te onderwerpen. Op artikel 12: Door den heer de Haan , om het laatste lid te wijzigen als volgt: Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd een geneesheer aan te wijzen tot het instellen van een onderzoek, waaraan de werkman verplicht is zich te onderwerpen. Door de heeren Treffers, Zoestbergen en Borgardijn : om in de le alinea te doen vervallen de woorden „het viervijfde van het loon"; aan de 2e alinea toe te voegen de woorden: tenzij de geneesheer verklaart, dat deze ziekte in geen verband staat met de eerste; en aan het artikel toe te voegen een nieuw artikel, luidende: Art. 12a. Aan de werklieden worden, ingeval van ziekte, van gemeentewege gratis genees- en heelkundige hulp en geneesmiddelen verstrekt. Door den heer Liethof , om in de 2e alinea bij te voegen: tenzij de geneesheer verklaart, dat deze ziekte in geen verband staat tot de eerste.
In behandeling komt eerst het amendement Treffers. De heer Borgardijn vindt de tegenwoordige regeling niet billijk. Spr. vindt dat er eene verscherping moest zijn voor de voorgewende ziekten van losse werklieden. Er wordt bij de regeling van B. en W. een weinig gerekend op het feit dat alle werklieden bijna in een ziekenfonds zijn. Maai het komt vaak voor dat de ziekenfondsen, zooals ze tegenwoordig zijn ingericht, niet altijd voldoende de bedragen kunnen uitbetalen. Daarom wil spr. in geval van ziekte het volle loon uitbetaald zien. De Voorzitter licht toe hoe B. en W. tot deze regeling gekomen zijn. B. en W. hebben deze regeling voorgesteld in het belang der werklieden. B. en W. hebben gedacht, dat al maken enkele werklieden misbruik van voorgewende ziekte, alle werklieden daaronder niet mogen lijden. Wanneer dat zou gebeuren dan zou de termijn van 6 maanden in het voorstel van B. en W. spoedig verkort moeten worden. De bepaling van 6 maanden is een unicum in Nederland en spr. zou het jammer vinden, wanneer deze uiterste gunstige bepaling zou moeten vervallen door 't misbruik dat sommigen er van maken. Het amendement: al. 1 (te doen vervallen in het voorstel van B. en W. de woorden: „vier vijfde van het loon ') wordt in stemming gebracht en verworpen met 18 tegen 7 stemmen. Al. 2 (toe te voegen: tenzij de geneesheer verklaart, dat deze ziekte in geen verband staat met de eerste). De heer Borgardijn zegt dat de zaak hem vrij eenvoudig voorkomt. Wanneer een werkman een tijdlang ziek is geweest en het volle loon heeft gehad en hij gaat weer aan het werk en wordt opnieuw ziek, dan moet in dat tweede geval weer gedurende 6 maanden het volle loon worden uitbetaald, De Voorzitter zegt dat in dezen de theorie en de practijk weer in tegenspraak zijn.
Wanneer een werkman 6 maanden vol en 6 maanden half loon heeft gehad en dus 1 jaar onderhouden is door de Gemeente, en hij wordt weer ziek, dan kan de Gemeente bij de groote moeilijkheid van uit te maken of de tweede ziekte in verband staat met de eerste, niet weer opnieuw het volle loon gaan uitbetalen. De heer T h ij s s e n zegt dat 't gewoonlijk voor een dokter onmogelijk is uit te maken of een tweede ziekte in verband staat met een eer9te. De Voorzitter zegt dat bij een exceptioneel geval toch nog altijd een voorstel gedaan kan worden, om van 't reglement af te wijken. De heer Borgardijn meent dat altijd wanneer een werkman ten tweede male ziek wordt, 't volle loon moet worden uitbetaald gedurende 6 maanden. De heer Zoestbergen vindt 't zeggen van dr. Thijssen eerder een argument voor 't amendement dan daartegen. Spr. gelooft dat 't beter is dat eene bepaling dienaangaande in 't reglement wordt opgenomen. Het amendement al. 2 in stemming gebracht wordt verworpen met 16 tegen 10 stemmen. In behandeling komt 't amendement-de Haan. De heer de Haan meent dat wanneer voor werklieden een geneeskundige verklaring geeischt wordt, dit ook het geval moet zijn voor alle ambtenaren. Bovendien willen B. en W. de controle maar in twee bijzonder omschreven gevallen en dat vindt spr. niet billijk. De redactie die spr. aan dit lid gegeven heeft, lijkt hem daarom beter. De Voorzitter zegt dat de controle over ziektegevallen ten allen tijde moeilijk is en daarom hebben B. en W. de controle tol de kleinste grenzen teruggebracht. En wanneer men niet zeer voorzichtig is met al dat controleeren, dan kan zeer licht een dokter gedisqualificeerd worden. Wanneer een dokter de bedoelde verklaring niet wil afgeven of er is simulatie, wat de dokter vermoeden maar vaak niet bewijzen kan, dan moet een tweede geneesheer in consult komen en als die de zieke niet kent, dan zal hij eerst observaties willen doen en dan duurt de geheele geschiedenis veel te lang, Spr. zegt dit alles om er met nadruk op te wijzen, dat de kwestie een zeer delicate is. En daarom willen B. en W. alleen in de beide omschreven gevallen de controle uitgeoefend zien Het amendement-de Haan wordt verworpen met 18 tegen 9 stemmen. Art. 12 wordt daarna z h. st goedgekeurd De heer Zoestbergen heeft het bezwaar van B. en W. tegen de hooge kosten ondervangen, door zijn voorstel terug te brengen tot alleen geneeskundige hulp. Maar die oordeelt spr dan ook beslist noodig voor alle werklieden. Ze kunnen in fondsen gaan, maar straks is reeds gezegd, dat die fondsen niet altijd betalen kunnen en dat daarom vaak van armenkaarten gebruik wordt gemaakt. Nu wordt gratis geneeskundige hulp gegeven als een gunst; spr wil het zien als een recht. En er kan volgens spr. geen bezwaar zijn tegen zijn voorstel, omdat nu toch reeds de meeste werklieden van gratis hulp gebruik maken. De heer Wieringa zegt dat, wanneer de gemeente hare arbeiders goed betaalt, zij zelve geneeskundige hulp kunnen betalen Nu kan dat niet. De eenige geneeskundige hulp, die goed werken kan, is volgens spreker te verkrijgen bij vrije keuze van arts. Spreker wil daarom inlasschen een ander artikel, waarin bepaald wordt, dat er onder toezicht van het gemeentebestuur een ziekenfonds zal worden opgericht, waaraan ieder arbeider betalen moet, terwijl door B. en W. eene regeling zal worden ontworpen in welke mate dat gebeuren zal. De heer Van Verschuer zegt, dat het voorstel-Zoestbergen een gewonen toeslag op het loon bedoelt; wat de heer Wieringa wil is veel te ingrijpend om nu in eens behandeld te worden. Niet alleen de werklieden, maar alle ambtenaren kunnen dan wel een ondersteuningsfonds willen. En dan, 't voorstel-Wieringa is een geheel ander dan dat van den heer Zoestbergen. 't Laatste bedoelt een loonsverhooging, 't eerste wil de arbeiders laten betalen. En hoe wil de heer Zoestbergen zijn plan uitvoeren? Een of twee gemeente-geneesheeren aanstellen? Dan wil spreker uit ondervinding, bij het burgerlijk armbestuur opgedaan, mededeelen, dat bij eene dergelijke regeling de arbeiders er erger aan toe zijn. Ze krijgen dan doctoren, die ze niet hebben willen, en daarom was 't een uitstekende verbetering, dat alle arbeiders (houders van armenkaarten) kosteloos geneesmiddelen kunnen krijgen wanneer ze het recept ontvangen hebben bij kosteloos consult van welken geneesheer ook. Spr. verwerpt daarom 't voorstel-Zoestbergen en meent dat 't voorstel-Wieringa met de aanhangige zaak niets te maken heeft. De heer Zoestbergen is tegen het voorstel-Wieringa omdat 't de werklieden wil laten betalen. Dit mag niet gebeuren, omdat, waar de Gemeente in principe besloten heeft niet bij te dragen in 't pensioenfonds, enz., de Gemeente de werklieden niet mag dwingen om te betalen voor geneeskundige hulp. En wanneer men 't de arbeiders vrijwillig wil laten doen, dan zullen zeer weinigen slechts toetreden. Spr. releveert ten slotte, dat alle werklieden om vrije geneeskundige hulp gevraagd hebben. De Voorzitter zegt, dat slechts een van de gehoorde vereenigingen gevraagd heeft om vrije geneeskundige hulp. Bovendien vindt spr. de conclusie van den heer Zoestbergen niet juist. De gemeente geeft vol loon om zoodoende den werkman in staat te stellen de geneeskundige hulp te betalen. En dat men in Utrecht geneeskundige hulp gratis heeft, dat haalt men wel aan, maar vergeet dat daar 3/4 van het loon wordt uitbetaald gedurende 6 weken, terwijl bovendien een door den Raad aangewezen medicus eene verklaring af moet geven. De regeling zooals B en W. die willen, is veel gunstiger en veel vrijer voor de arbeiders En wanneer men de werklieden vrije geneeskundige hulp verleent, waarom dan niet alle andere ambtenaren in
dienst der Gemeente ? Spr. ontraadt de aanneming van beide amendementen. De heer Zoestbe'rgen wijst er nogmaals op, dat de meeste arbeiders toch al vriie hulp hebben, dus dat 't eenvoudig een kwestie van vorm is ; de gunst wordt veranderd in een recht. De Voorzitter zegt, dat er ook wel werklieden zijn, die geen gebruik maken van de vrije hulp en dat dus de bewering van den heer Zoestbergen in dezen niet opgaat De heer van Verschuer zegt dat 't beslist de kleine minderheid is die van armenkaarten gebruik maakt. Spr. heeft dezen loop der discussies niet voorzien, anders had hij gezorgd hier opgaven te kunnen doen. De heer Thijssen zegt 26 jaar gemeentegeneesheer geweest te zijn en uit zijn praktijk te weten, dat 't de uitzonderingen zijn {die van de gemeentewerklieden vrije geneeskundige hulp erlangen en nu wil men als een recht vrije geneeskundige hulp geven; maar waarvoor zijn dan de ziekenfondsen ? In ieder geval meent spr. dat wanneer men 't de gemeente-werklieden vrije hulp geeft, men 't alle ambtenaren zou doen moeten. De heer Zoestbergen zegt een onderzoek ingesteld te hebben. Van de 52 aan de Gemeentereiniging verbonden werklieden maken er 36 van de armenkaarten gebruik. Blaar de angst dat spreker er in den Raad ge bruik van zou maken, heeft de werklieden verhinderd hem verdere gegevens te verschaffen. De heer P. van N i s p e n is 't geheel eens met den heer van Verschuer. De heer Wieringa zegt dat zijn voorstel dient om 't de werklieden gemakkelijker te maken. De weth. van Nispen zegt dat op de weekstaten van de Gemeentereiniging gewoonlijk een 100 werklieden voorkomen. Hoe de heer Zoestbergen zijne berekening gemaakt heeft, weet hij niet, maar deugen doet ze in ieder geval niet. De heer Zoestbergen zegt dat hij alleen afgaat op de bij de organisatie aangeslotenen. 't Amendement-Zoestbergen wordt verworpen met 22 tegen 5 stemmen. Het voorstel-Wieringa komt in behandeling. De heer Wieringa wil zijn voorstel ook wel uitstellen tot over een tijd latèr, mits het niet van de baan geschoven wordt. Art. 12 wordt z. h. s. aangenomen. Art. 13. Indien de ziekte langer dan zes maanden duurt, kunnen Burgemeester en Wethouders in bijzondere gevallen bepalen, dat nog gedurende hoogstens zes maanden het halve loon zal worden uitbetaald. Op artikel 13: Door de heeren Treffers, Zoestbergen en Borgardijn , om bij te voegen een nieuw lid, luidende: Indien echter de werkman op het tijdstip van zijn ziekte voldoet aan een voorwaarde waarop hem pensioen kan worden verleend, wordt laatstgemelde termijn verlengd tot den dag waarop het pensioen intreedt. De heer Treffers licht zijn amendement toe. Het zou kunnen gebeuren, dat een werkman, die in de termen valt om pensioen te krijgen, maar dat nog niet heeft aangevraagd, zonder inkomsten zal zijn tusschen den tijd waarop hij zijn pensioen later aanvraagt en den tijd, waarop het zal worden verleend. De V oorzitter acht het niet noodig om hierin te voorzien bij een afzonderlijke alinea. De uitbetaling van het pensioen zal altijd zooveel mogelijk aansluiten bij die van het loon. De heer Zoestbergen zegt dat zulk een geval, als door den heer Treffers vermeld, onlangs aan de gasfabriek is voorgekomen. De wethouder C o r d e s antwoordt dat het bedoelde geval aan de gasfabriek op een misverstand berustte; den betrokkene is echter later volkomen recht wedervaren. Het amendement Treffers c.s. wordt verworpen met 24 tegen 4 stemmen. Artikel 18 wordt daarna ongewijzigd aangenomen. Art. 14. Onder ziekte is mede begrepen elke ongeschiktheid tot werken ten gevolge van een ongeval. Indien deze ziekte recht geeft op eene uitkeering krachtens de Ongevallenwet 1901, wordt het loon uitbetaald onder aftrek van de bedoelde uitkeering. Art. 14 aangenomen. Art. 15. De in art. 12 bedoelde uitkeeringen vervallen bij het intreden van pensioen. Art. 15 aangenomen. Art. 16. Het in artikel 12 bedoelde loon wordt niet uitgekeerd indien : le. de ziekte of de ongeschiktheid tot werken het gevolg is van drankmisbruik of eenige andere buitensporigheid van den werkman. In geval van twijfel beslissen Burgemeester en Wethouders, na een door hen aan te wijzen geneesheer te hebben geraadpleegd ; 2e. de werkman de hem gegeven geneeskundige voorschriften niet in acht neemt; 3e. de werkman weigert om, met behoud van zijn loon, andere dan zijne gewone werkzaamheden, hem in overleg met een geneesheer opgedragen, te verrichten; 4e. de werkman in de week, waarvoor hij loon zou ontvangen, bij een anderen werkgever werkzaam was; 5e. de werkman weigert zich te onderwerpen aan het onderzoek, bedoeld bii art. 12 al. 3.
Op artikel 16: Door de heeren Treffers, Zoestbergen en Borgardijn , om aan dit artikel toe te voegen: „Van de gevallen, genoemd onder lo, 2o, 3o en 4o kunnen de werklieden binnen vijf dagen nadat hun de beslissing hieromtrent door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld, in hooger beroep komen bij het scheidsgerecht, bedoeld in art. 236, dat alsdan een beslissende uitspraak doet. Wenschen de werklieden hiervan gebruik te maken, dan geven zij daarvan schriftelijk kennis aan Burgemeester en Wethouders en aan het scheidsgerecht, dat van zijn uitspraak mededeeling doet aan Burgemeester an Wethouders en aan den werkman. De heer de Haan heeft bezwaar tegen de weinige controle, welke er is op het navolgen van geneeskundige voorschriften. Hij vraagt of de geneesheer opname in het stadsziekenhuis kan gelasten. De Voorzitter antwoordt dat dit niet de bedoeling van B en W. is. Hij wijst er op dat er personen zijD, die gemoedsbezwaren hebben tegen de opname. Dc wethouder E v e r t s merkt op dat de medicus kan voorschrijven, dat een werkman in een ziekenhuis moet worden opgenomen, niet speciaal in het stedelijk ziekenhuis, maar daarin, of in een andere inrichting van dien aard. De heer van Verschuer sluit zich aan bij de woorden van den heer de Haan. Een middel van afdoende controle is het voorschrift tot verblijf in een ziekenhuis. In het buitenland heeft men daaromtrent verrassende resultaten opgedaan. Overigens is spr. het eens met den wethouder Everts; maar toch zal het wel neerkomen op een verblijf in het stedelijk zieken huis, omdat de patiënt het verblijf in een particuliere inrichting niet zal kunnen bekostigen De Voorzitter vraagt of men aan al. 2 wil toevoegen de woorden : „waartoe behoort het voorschrift tot verblijf in een ziekenhuis" en daarover stemming verlangt. De wethouder Everts hecht niet zooveel aan die gemoedsbezwaren en wijst den heer van Verschuer er op dat ook andere ziekeninrichtingen een klasse voor gratis patiënten hebben. De heer Goedhart zou achter al. 2 willen lezen: dit „ter beoordeeling van B. en W." De Voorzitter bestrijdt dit voorstel ; de geheele naleving van dit artikel is ter beoordeeling van B. en W. De heer K n o o p s laat de gemoedsbezwaren daar, maar vindt dat het niet te pas komt een werkman te dwingen in een ziekenhuis te gaan. De heer T h ij a s e n zegt dat geen chirurg een operatie van beteekenis in een werkmanswoning zal doen. Hoe kan men verder een typhuslijder goed behandelen in een huis, dat uit een of twee kamers bestaat. De heer Borgardijn wijst er op, dat erin arbeiderskringen vaak nog ouderwetsche be grippen heerschen omtrent verpleging in gestichten. Het is echter in het belang van den patiënt, dat hij zijn bekrompen woning verlaat en in een ruime, frisscha omgeving komt. De heer Zoestbergen herinnert er nog aan dat er minder misbruiken zullen zijn, wanneer de zieken weten dat er mogelijkheid bestaat dat ze in een ziekenhuis zullen komen. Met 20 tegen 8 stemmen wordt besloten tot de toevoeging aan al. 2 betreffende de opname. Het artikel 16 wordt daarop goedgekeurd. Het amendement daarop van de heeren Treffers c. s, waarin van het scheidsgerecht wordt gesproken, wordt aangehouden. Art. 17. Overeenkomstig door Burgemeester en Wethouders vast te stellen regelen zal, ingeval van verzuim, indien hiervoor gegronde reden bestaat en vooraf vergunning is verleend, of het plotseling ontstaan dier reden het vooraf vragen van vergunning onmogelijk maakte, het loon worden betaald. Wordt behandeld na art 18. Art. 18. Bovendien kan aan de vaste werklieden en aan de tijdelijken, die minstens één jaar onafgebroken in dienst der Gemeente zijn geweest, op de wijze door Burgemeester en Wethouders nider te regelen, elk jaar hoogstens drie dagen verlof worden verleend met behoud van het loon. Op artikel 18: Door den heer de Haan , om „drie" te veranderen in: vijf. Door de heeren de Wilde en Goedhart om het artikel te lezen als volgt: Yaste werklieden en tijdelijke, die minstens één jaar onafgebroken in dienst der Gemeente zijn geweest, hebben elk jaar recht op zes dagen verlof met behoud van loon. Dit verlof moet vooraf, zoo mogelijk minstens 8 dagen te voren, worden aangevraagd aan den betrokken Directeur en wordt alleen verleend, indien de werkzaamheden en de reeds toegestane verloven dit toelaten (zie art. 20b ontwerp-TEi, legen). Door den heer Liethof om het getal verlofdagen vast te stellen op zes. Door de heeren Treffers, Zoestbergen en Borgardijn , om het artikel te wijzigen als volgt: Bovendien wordt aan de vaste werklieden en aan de tjjdelijken, die minstens één jaar onafgebroken in dienst der gemeente zijn geweest, op de wijze door Burgemeester en Wethouders nader te regelen, elk jaar
zes dagen verlof verleend met behoud van het loon. De heer de Wilde meent dat het een recht is voor den werkman om jaarlijks eenige dagen verlof te hebben. Men moet dit verlof niet facultatief stellen. De heer Liethof sluit zich daarbij aan Hij zegt dat alle ambtenaren in dienst der ge meente jaarlijks verlof hebben. Ook houdt hij rekening met de R. C. werklieden, die hun verlof kunnen aanvragen op hunne kerkelijke feestdagen. De heer Borgardijn wil dat de dagen, dat verzuimd is, niet van het verlof zullen worden afgetrokken, omdat men soms tegen zijn wil moet verzuimen. De heer de Haan wil niet dat het verlof een recht zal zijn. De verhoudingen in deze gemeente zijn niet van dien aard, dat een werkman, die zijn plicht doet, verlof zal worden geweigerd. De Voorzitter wijst er op dat de regeling, zooals B. en W. die willen, gunstiger is voor den werkman, dan die te Utrecht, Amsterdam en elders. Waar hier een werkman zijn Zondagen en verzuimdagen voluit betaald krijgt, meenen B. en W. dat 3 verlofdagen voldoende zijn. De heer Portheine zegt dat de werklieden in dienst van den rijkswaterstaat acht dagen verlof hebben. Hij vindt het dus billijk als men de werklieden zes dagen verlof geeft. De V oorzitter wil eerst stemmen, over de vraag of het verlof is een recht, dan wel een aanspraak. De heer Borgardijn zegt dat hij en zijn medevoorstellers zich kunnen vereenigen met het amendement van de heeren de Wilde en Goedhart. Hy wil echter weten wat die heeren er mee bedoelen d:it de werkzaamheden de toegestane verloven moeten toelaten. De heer Goedhart antwoordt dat men moet zorgen voor den goeden gang der werkzaamheden. De Voorzitter brengt het amendementde Wilde-Goedhart (behoudens den tijd van zes dagen) in stemming. Dit wordt verworpen met 17 tegen 10 stemmen Met 15 tegen 12 stemmen wordt aangenomen het amendement, om het verlof op zes dagen te brengen. Art. 19. De werklieden zijn verplicht te allen tijde de hun opgedragen werkzaamheden met ijver en nauwgezetheid te volbrengen en daarbij stiptelijk de bevelen, hun door de boven hen gestelden gegeven, op te volgen. Zij verrichten de hun opgedragen werkzaamheden overeenkomstig de voor eiken tak van dienst door Burgemeester en Wethouders of door de daarvoor bij verordening aangewezen Commissie, den directeur gehoord, vast te stellen instructiën. Deze instructiën worden op door Burgemeester en Wethouders te bepalen wijze ter kennis van de werklieden gebracht. Op artikel 19: Door de heeren de Wilde en Goedhart om het artikel te vervangen door de volgende 3 artikelen (artt. 9, 9a en 9 b ontwerpTellegen) : a. De werkman is gehouden de hem opgedragen werkzaamheden met ijver en nauwgezetheid te volbrengen en daarbij stiptelijk de hem gegeven bevelen op te volgen. Wanneer hij door onvoorziene omstandigheden verplicht is van deze bevelen af te wijken, geeft hij daarvan zoo spoedig mogelijk kennis op de wijze als in de speciale voorschriften voor de verschillende takken van dienst is aangewezen; b. De werkman waakt bij de uitvoering van de werkzaamheden steeds voor de veiligheid in het algemeen en voor die van het openbaar verkeer in het bijzonder. Alhoewel iederen werkman zooveel mogelijk een bepaalde werkkring is aangewezen, zijn de werklieden van de verschillende diensttakken verplicht, ook buiten dien werkkring, elkander wederkeerig hulp en raad te verleenen, wanneer dit in het belang der gemeente en van de veiligheid noodig is. Eveneens zijn de werklieden verplicht werkzaamheden te verrichten in andere diensttakken, wanneer dit in buitengewone omstandigheden, naar het oordeel van den Directeur van hun eigen diensttak in het belang der gemeente noodzakelijk wordt geoordeeld. Iedere werkman, die toelaat, dat de belangen der gemeente of van de veiligheid worden benadeeld, terwijl hij zulks door gepaste maatregelen had kunnen voorkomen, is strafbaar, om het even of het eene aangelegenheid betreft, die tot zijn werkkring, dan wel tot den werkkring van een ander behoort. Van alle door een werkman waargenomen schade, aan gemeente-eigendommen toegebracht, hetzij door ongeluk of door moedwil, geeft hij zoo spoedig mogelijk kennis. c. Den werkman wordt zedelijkheid, matigheid en orde, — eene betamelijke houding, beleefdheid en voorkomendheid jegens het publiek, met vermijding van onnoodige gesprekken, — welwillendheid jegens ondergeschikten, — verdraagzaamheid en hulpvaardigheid jegens gelijken, en eerbied en gehoorzaamheid jegens meerderen tot plicht gesteld. Door de heeren Treffers, Zoestbergen en Borgardijn , oni in de 2e alinea de woorden „den directeur gehoord" te vervangen door:
, den directeur en de werklieden gehoord, De heer Treffers betreurt het, dat ook in dit opzicht bij de werklieden geen informati#n zijn genomen. De wethouder Everti vraagt, hoe de heer Treffers zich voorstelt, dat de werklieden moeten worden gehoord, zooals men b.v. een college hoort. De^ heer Treffers heeft het oog op de organisatie van de werklieden Hij wil de werklieden hun oordeel over concepten van instruc • ti*n laten uitbrengen. De wethouder E v e r t s bestrijdt deze meening Men schenkt op die wijze een privilege aan een paar vereenigingen, waarbij zich niet alle werklieden aansluiten De heer Zoestbergen acht samenwerking van patroons en werklieden ook hier zeer gewenscht. Het is in het belang van de gemeente en de werklieden zien er een bewijs van waardeering in. De heer Treffers merkt op dat de wethouder Everts geen principieele bezwaren heeft aangevoerd. De bepaling zal voorts de arbeiders aansporen tot aansluiting bij de organisaties De Voorzitter herinnert er aan, dat hij met zeer veel genoegen geconfereerd heeft met de vertegenwoordigers der arbeidersvereenigingen. Het zal echter niet aangaan om bij iedere kleine wijziging van een instructie de werklieden te raadplegen. Het amendement-Treffers c. s. wordt hierna verworpen met 20 tegen 7 stemmen. De heer Middelkoop zegt dat uit het artikel niet blijkt, dat de bevelen, waarvan in al. 1 wordt gewag gemaakt, overeenkomstig moeten zijn met de instructies, waarvan al. 2 spreekt. Spr. wil daarom in het le lid toevoe gen, „ overeenkomstig de bestaande instructies" en in het tweede lid wil hij nog bepalen, dat de instructiSn niet mogen zijn in strijd mét de bepalingen van dit reglement. De Voorzitter vreest voor practische bezwaren. Artikel 19 wordt hierna ongewijzigd goedgekeurd Art. 20. De werklieden mogen zonder vergunning van den directeur geen loonarbeid voor anderen verrichten. Op artikel 20: Door den heer de Haan , om achter „werklieden" te voegen: bedoeld in art. 6, 3e lid, Door de heeren Treffers, Zoestbergen en Borgardijn en door den heer Liethof , om het artikel te doen vervallen. De heer de Haan trekt zijn amendement in, en wil, evenals de heeren Treffers c.s. het artikel doen vervallen. Do Voorzitter meent dat er controle zijn moet. Een werkman zou al wel eens overwerkt kunnen zijn, als hij zijn werk voor de gemeente begint. De heer v. Verschuer zou willen bepalen, dat een werkman mededeeling moet doen aan den directeur, als hij ander werk doet. Men kan niet over zijn vrijen tijd beschikken. De heer Liethof meent dat hier ernstig wordt ingegrepen in de vrijheid van den werkman. Een timmerman, die 's avonds een klein werkje wil doen voor een familielid of vriend, moet daarin vrij zijn. De wethouders Everts zegt dat dit geen bijzondere bepaling is voor de werklieden. Ook alle gemeente-ambtenaren moeten verlof hebben van B. en W. om werk voor anderen te ver» richten. Hij meent dat men recht heeft te eischen, dat de werkman 's morgens met frissche krachten zijn werk begint. De heer B o r g a r d ij n zegt dat een arbeider in dienst der gemeente wel eens ander werk moet doen, omdat hij niet voldoende bezoldigd wordt. Wat de ambtenaren betreft, dezen worden beter gesalarieerd. De Voorzitter waarschuwt er tegen, dat men te veel zal toegeven aan den drang om de werklieden te helpen; deze mag niet hiertoe leiden, dat men bestaande toestanden omver werpt. De directeur van gemeentewerken mag zonder toestemming van B. en W. ook geen ander werk doen De heer B o r g a r d ij n zegt dat 't loon hier de alles beheerschende kwestie is. Een directeur van gemeentewerken verdient genoeg. De werklieden doen niet voor hun pleizier nog ander werk. De Voorzitter zegt dat het allen werklieden verboden is om voor anderen te arbeiden. Klachten heeft hij daaromtrent nooit gehoord. De heer van Verschuer merkt op dat zijn bezwaren niet dezelfde zijn als van zijn •collega Borgardijn. De loonkwestie is geregeld, maar hij ziet in art 20 een noodelooze dwang. Een werkman, die zoo gelukkig is dat hij een stukje grond heeft, is vrij om dat te bewerken. Een ander mag in zijn vrijen tijd wel een werkje voor een ander doen. Het is hier een druk, welke ongelijkmatig is. Spr. wil de woorden „vergunning van" veranderen door „kennisgeving aan". De wethouder Everts zegt dat men na zooveel rechten aan de arbeiders te hebben ge schonken, ook wel eens mag rekenen met het recht van de gemeente. Zij mag aanspraak maken op de krachten van de door haar betaalde werklieden en behoeft zich niet tevreden te stellen met vermoeide krachten. Men heeft gezegd dat de werkman tijd moet hebben om zich te ontspannen. Die gelegenheid heeft hij niet wanneer hij, na zijn werktijd, dadelijk weer voor anderen begint. In de toepassing zal het vragen van vergunning we meestal het doen van een mededeeling zyn. cr^ 61 " Z 0 6 8 1 b e r g e n zegt dat het wel " 60n werkman > «adat zijn werk gedaan is, nog een opdracht krijgt van oen
anderen hoofdambtenaar. Het artikel wordt hierna aangenomen, met lb tegen 10 stemmen. Art. 21. "Wegens plichtverzuim kunnen de werklieden, na deswege te zijn gehoord, door den directeur gestraft worden. De straffen bestaan in: 1. boete tot hoogstens drie gulden, te verhalen op het loon; 2. schorsing tot hoogstens één week met verlies van loon; 8. terugzetting tot lager gesalarieerden werkkring; 4. ontslag. Van het opleggen dor straffen, waarvan by het volgende artikel hooger beroep is toegelaten, wordt door den directeur binnen tweemaal vier en twintig uur, met opgave van redenen, sch'iitelijk kennis gegeven aan Burgemeester en Wethouders en aan den gestrafte. Op artikel 21: Door den heer de Haan , om het artikel te lezen als volgt: Wegens plichtverzuim kunnen de werklieden, na deswege door den directeur te zijn gehoord, gestraft worden. Door de heeren Treffers, Zoestbergen en Borgardijn , om het artikel te wijzigen als volgt: Wegens plichtverzuim kunnen de werklieden, na deswege te zijn gehoord, gestraft worden door degenen, die overeenkomstig artikel 22b, bevoegd zijn tot het opleggen der straf. Op de artikelen 21 en 22: Door de heeren de Wilde en Goedhart om deze te vervangen door de 4 volgende artikelen (artt. 26, 27, 27a en 27b, ontwerpTellegen) : a. Wegens overtreding van eene of meer der bepalingen van dit Reglement, of van de speciale voorschriften van den tak van dienst, waarbij de werkman is geplaatst, of om eene der in het volgende artikel genoemde redenen, kunnen den werkman straffen worden opgelegd, bestaande in: 1. schorsing gedurende den loopenden werkdag; 2. schorsing gedurende hoogtens eene week; 3. schorsing gedurende meer dan eene week tot hoogstens vier weken; 4. berisping door den betrokken directeur met inschrijving in het strafregister; 5. boeten van 10 cent tot het bedrag van het loon voor één dag; 6. terugzetting op de ranglijst voor bevordering; 7. terugzetting tot lager gesalarieerden werkkring; 8. ontslag zonder of met gedeeltelijke toekenning van de uitkeering bedoeld in het lid van art. en eventueel met ontzegging van het recht op aangenomen gemeentewerken werkzaam te zijn. b. De redenen, bedoeld in het vorige art., waarom straffen kunnen worden toegepast, zijn: 4. misdrijf, bij rechterlijk vonnis geconstateerd ; 2. oneerlijkheid; 3. het doen ontstaan van gevaar of het toebrengen van letsel of schade; 4. insubordinatie; 5. het door voordeelen of beloften zich laten verleiden tot ongeoorloofde handelingen of tot begunstiging; 6. ergerlijk gedrag of ergerlijke taal; 7. dronkenschap in den dienst of het medebrengen of doen brengen van sterken drank bij het werk; 8. verzuim van dienst zonder verlof, tenzij wegens gegronde redenen; 9. aansporing of verleiding van den werkman tot het plegen van een der bovengenoemde feiten. c. De straf, genoemd in art. onder 1 kan worden opgelegd door den onmiddellijken chef van den werkman en door de ambtenaren, die boven dezen gesteld zijn. De straffen, genoemd in art. onder 2, 4 en 5 kunnen worden opgelegd door den betrokken Directeur, doch niet dan na den werkman in de gelegenheid te hebben gesteld zich voor hem te verantwoorden. De straffen, genoemd in art. onder 3, 6, 7 en 8 kunnen worden opgelegd door Burgemeester en Wethouders op voorstel van den betrokken Directeur. d. Schorsing gaat gepaard met inhouding van het loon gedurende den tijd der schorsing, tenzij de schorsing geschiedt als voorloopige maatregel vóór het opleggen van de straf. In dit geval kan, gedurende den tijd dat de zaak in behandeling is, het loon geheel of gedeeltelijk worden ingehouden. Volgt geene bestraffing, dan wordt het ingehouden loon, na opheffing der schorsing, onmiddellijk uitbetaald. Op artikel 22: Door den heer de Haan , om het te vervangen door: De straffen bestaan in: 10. schorsing gedurende den loopenden werkdag;
2o. berisping door den betrokken directeur; 3o. boete tot hoogstens het bedrag van het loon van eenen dag: 4o. schorsing tot hoogstens eene week met verlies van loon; 5o. schorsing van meer dan eene week tot hoogstens 4 weken; 6o. terugzetting tot lager bezoldigden werkkring; 7o. ontslag. Het opleggen der straffen sub 1 a 6 genoemd geschiedt door den directeur, die van de straffen sub 4, 5, 6 genoemd binnen twee maal vier en twintig uur, met opgave van redenen, schriftelijk kennis geeft aan Burgemeester en Wethouders en aan den gestrafte. Het opleggen der straf sub 7 genoemd, geschiedt door Burgemeester en Wethouders, of door de daarvoor bij verordening aangewezen Commissie, op voorstel van den directeur. Door den heer Liethof , om het artikel te lezen als volgt: De straffen bestaan in: io. boete tot hoogstens vijftig cent; 2o. conform; 3o. intrekking der verlofdagen ; 4o. conform; Van alle straffen hebben de betrokken werklieden beroep op het door den Raad samen te stellen scheidsgerecht. Door de heeren Treffers, Zoestbergen en Bobgardijn , om het artikel te wijzigen als volgt: De straffen bestaan in: lo. schorsing van af een uur tot hoogstens een dag; 2o. berisping door den betrokken directeur met inschrijving in het strafregister; 3o. schorsing tot hoogstens een week; 4o. schorsing van meer dan een week tot hoogstens vier weken, met terugzetting op de ranglijst ter bevordering; 5o. terugzetting tot lager gesalarieerden werkkring; 6o. ontslag. Na artikel 22: Door de heeren Treffers, Zoestbergen en Borgardijn , om bij te voegen de volgende artikelen: Art. 22a. Schorsing gaat gepaard met inhouding van het loon gedurende den tijd der schorsing, tenzij de schorsing geschiedt als voorloopige maatregel, vóór het opleggen van de straf. In dit geval kan, gedurende den tijd dat de zaak in behandeling is, het loon geheel of gedeeltelijk worden ingehouden. Volgt geen bestraffing, dan wordt het ingehouden loon, na opheffing der schorsing, onmiddelijk uitbetaald. Art. 22b. De straf, genoemd in artikel 22, lo. kan worden opgelegd door den onmiddelijken chef der werklieden en door de ambtenaren die boven dezen gesteldzijn; de straffen, genoemd in artikel 22, 2o en 3o door den directeur; die, genoemd in artikel 22, 4o, 5o en 6o door Burgemeester en Wethouders, op voorstel van den directeur. Art. 22c. Van het opleggen der straffen, bedoeld in artikel 22, 4o ,5o en 6o geven Burgemeester en Wethouders schriftelijk kennis aan den directeur en den gestrafte, met opgave van redenen. Art. 22d. Van het opleggen der straffen door den onmiddelijken chef van den werkman, door den boven dezen chef gestelden ambtenaar of door den directeur, wordt door laatstgenoemden binnen tweemaal vier en twintig uren, met opgave van redenen, schriftelijk kennis gegeven aan Burgemeester en Wethouders en aan den gestrafte. De Voorzitter stelt voor eerst art. 22 te behandele.i en te beginnen met de bespreking van het artikel, zooals het door B. en W. is voor gesteld. De heer de Wilde gelooft dat er, wat de schorsing betreft, een leemte in dit artikel is. De heer Treffers bepleit het laten vervallen van het opleggen van boeten omdat dit zoo dikwijls tot willekeur kan aanleiding geven. Het opleggen van een boete werkt altijd meer verbitterend dan een schorsing. Bij een overtreding moet men z. i. altijd beginnen met een berisping, waarvan aanteekening moet geschieden in een strafregister. De Voorzitter verwijst naar het ontwerpDrucker, waaruit blijkt, dat men, na een enquête tot de conclusie gekomen is dat men het boetestelsel niet kan missen. Zonder dat stelsel zullen de werklieden veel eerder worden geschorst of ontslagen. De wethouders Everts wijst er op dat men zich de toepassing van het boetestelsel niet als zoo verschrikkelijk moet voorstellen. Het is een groote uitzondering, wanneer bij publieke werken straf wordt opgelegd Een berisping door den directeur en aanteekening daarvan in het strafregister is eigenlijk geen straf. Aan een straf zal altijd wel een berisping voorafgaan. De heer Liethof meent, wanneer, zooals de wethouder gezegd heeft, er bijna nooit mot boete gestaft wordt, dat men dan ook niet behoeft te dreigen met zulke hooge boeten. De heer Treffers vindt het verkeerd dat een directeur het recht zal hebben, om voor elke overtreding een boete op te leggen. Spr.
betoogt voorts dat men wel degelijk een onderscheid moet maken tusschen eene gewone berisping en eene welke in het strafregister wordt aangetéekend. Kaar de laatste kan later altijd verwezen worden, wanneer men tot straffen overgaat. De wethouder Everts bestrijdt het amendement Liethof. Wordt dit aangenomen, dan moet men na een boete van slechts vijftig cents te hebben opgelegd, dadelijk, zonder tusschenstraffen tot schorsing komen. Artikel 22 van B. en W. wordt aangenomen met 16 tegen 8 stemmen' De amendementen op art. 21 vervallen, waarop art. 21 wordt aangenomen. Art. 23. Van de straffen, indien deze bestaan in boete boven de twee gulden, schorsing voor langer dan één dag, terugzetting of ontslag, hebben de werklieden beroep op Burgemeester en Wethouders, schriftelijk in te stellen binne n vijf dagen na ontvangst van do kennisgeving, in het vorig artikel bedoeld. [Alle amendementen betreffende de invoering van een scheidsgerecht zijn ingetrokken ] De. heer Treffers betoogt dat een werkman ten allen tijde het recht moet hebben zich te beroepen op B. en W. De meerdere, die dan straf oplegt, zal daarbij voorzichtig te werk gaan. De heer de Haan heeft veel respect voor de hoofden van dienst. Hij acht het gelukkig, dat zij jonge mannen zijn, maar die omstandigheid doet bij hem de vraag rijzen of ze altijd wel met voldoende bedachtzaamheid zullen te werk gaan. De heer Scheidius vraagt of in art 23 de bedoeling ligt dat, wanneer de directeur te licht heeft gestraft, B. en W. die straf kunnen verzwaren. De heer Knoops wil niet dat het kleine tuchtmiddel aan de directeuren zal worden ontnomen. De persoonlijkheid van de directeuren waarborgt uitsluiting van willekeur. De heer Treffers meent dat men niet van kleine tuchtmiddelen kan spreken, waar een werkman gestraft kan worden met een boete, die een vierde gedeelte van zijn werkloon bedraagt. De wethouder Everts zegt dat een van de waarborgen tegen willekeur is, dat de directeur tevoren den te straffen werkman hoort. De opzichter rapporteert de overtreding en daarna onderzoekt de directeur, alvorens te straffen. Men moet er aan denken dat elke daad van een der directeuren onder toezicht staat van B. en W. Wat de vraag van den heer Scheidius betreft, deze meent spr. toestemmend te moeten antwoorden, zooals ook de Nederlandsche wetgever dat doet. De heer van Verschuer vereenigt zich met het denkbeeld van B. en W. Hij zou echter willen dat van alle straffen, ook van die, waarvan geen hooger beroep bestaat, mededeeling werd gedaan aan B. en W. De heer de Wilde bestrijdt de meening van den wethouder Everts, dat B. en W. het recht zouden hebben straffen van den directeur te verzwaren De heer Scheidius vindt dat het recht van appèl meebrengt verzwaring, evengoed als verlichting van straf en wil zulks in een nieuwe alinea opnemen, B. en W. nemen dit amendement van den heer Scheidius over, dat aangenomen wordt met 16 tegen 8 stemmen. De heer Liethof stelt voor in art. 23 in plaats van twee, één gulden te lezen. B. en W. nemen dit voorstel over, waarna het gewijzigde artikel z h s wordt aangenomen. Art. 24. Iedere directeur vaceert minstens één uur per week tot het aanhooren en in ontvangst nemen van mededeelingen of klachten van onder hem dienende werklieden. Aangenomen z h. s. Art. 25. Waar in dit reglement sprake is.van het loon, wordt bedoeld het volle loon, berekend naar den tijd dos jaars. Aangenomen z. h. s. Art. 26. Waar in dit reglement wordt gesproken van werklieden, zijn hieronder de werkvrouwen begrepen. Na artikel 26: Door de heeren de Wildé en Goedhart om tusschen de artt. 26 en 27 in te voegen als nieuw artikel: Bij iederen tak van dienst wordt aangehouden : lo. een stamboek der vaste werklieden; 2o. een stamboek der tij delijke werklied en ; 3o. een loonregister; 4o. een verzuimregister; 5o. een verlofregister; 6o. een strafregister. De modellen van deze registers worden vastgesteld door Burgemeester en Wethouders op gemeenschappelijk voorstel der betrokken directeuren. (Art. 31Z>, ontwerp-TELLEGEN). Idem een tweede artikel: Jaarlijks in de maand Maart wordt door de betrokken directeuren een gemeenschappelijk verslag over de werking van het Reglement aan Burgemeester en Wethouders uitgebracht; dit verslag wordt opgenomen in het Gemeenteverslag. Idem een derde artikel: Het Reglement wordt op de in dienst zijnde werklieden van toepassing verklaard. Wijzigingen in dit Reglement kunnen door
den Raad niet in behandeling worden genomen dan nadat zij minstens 14 dagen te Toren duidelijk leesbaar zijn opgehangen in de verschillende werkplaatsen, wacht- en schaftlokalen; onder deze wijzigingen zijn niet begrepen amendementen op voorstellen tot wijziging, tenzij de Raad anders beslist. (vgl. artt. 30 en 31 d, ontwerp-TELLEGEN). Door de heeren Treffers, Zoestbergen en Borgardijn , om te doen volgen een nieuw artikel, luidende: Ingetrokken. Art. 26a. De werklieden ontvangen bij hunne indiensttreding een exemplaar van dit reglement. Aangenomen z h. s. Art. 27. Dit reglement treedt in werking op 1902. Het loon der werklieden, hetwelk op dat tijdstip minder bedraagt dan het in art. 6 al. 3 bepaalde minimum, wordt terstond daarop gebracht. Met betrekking tot het maximum-loon, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, wordt de tijd, vóór het in werking treden van dit Reglement onafgebroken in dienst der Gemeente doorgebracht, voor de helft in rekening gebracht. Tijdvakken van-of langer dan zes maanden worden daarbij voor een vol jaar gerekend; die beneden de zes maanden worden verwaarloosd. Het amendement de Wilde — Goedhart (drie artikelen) wordt ingetrokken. Het artikel 26a, voorgesteld door de heeren Treffers c.s. wordt door B. en VV. overgenomen en door den Raad aangenomen. De eindstemming over het werklieden-regl. zal in de volgende vergadering worden gehouden. 2. Voorstel van Burg. en Weth. tot wijzi" ging van een Raadsbesluit betreffende het aangaan eener geldleening. B. en W. stellen voor hen te machtigen de den len September 1901 aangegane geldleening, groot f 30,000 tegen 4 pet. 's jaars, met het oog op de sedert dat tijdstip verlaagde rentestandaard, aan te gaan tegen hoogstens 4 pet. en op dit besluit de goedkeuring van Gedep. Staten te vragen. Conform. 3. Ontwerp-Raadsbesluit tot het doen van af- en overschrijvingen op de gemeentebegrooting voor 1902. B. en W. deelen mede, dat enkele posten van de Gemeentebegrooting voor 1902 zullen behooren te worden aangevuld door afschrijving van den post Hoofdstuk XV art. 1, tot een gezamenlijk bedrag van f 4380. Conform. 4. Idem tot aanvulling dier begrooting. B. en "VV., gehoord de Commissie van financiën, deelen mede, dat de Gemeentebegrooting voor 1902 in ontvangst en uitgaaf zal behooren te worden aangevuld, tot een totaal bedrag van f 67400,23 5 . Conform. 5. Voorstel van Burg. en Weth. tot aanvulling der gemeentebegrooting voor 1901. B. en W., gehoord de Commissie van financiën, stellen voor de gemeentebegrooting over 1901 in ontvangst en uitgaaf aan te vullen met een bedrag van f 8873,21, en op dit besluit de goedkeuring van Gedep. Staten te vragen. Aangehouden tot de volgende vergadering 6. Ontwerp-raadsbesluit tot het doen van betalingen uit den post voor Onvoorziene Uitgaven der begrooting voor 1901. B. en W. stellen voor eenige kleine bedragen te doen betalen uit den post van onvoorziene uitgaven der begrooting voor 1901. Conform. 7. Voorstel van Burg. en Weth. tot aanvulling der gemeentebegrooting voor 1901. B. en W., gehoord de Commissie van financiën, stellen voor de gemeentebegrooting voor 1901 aan te vullen in ontvangst en uitgaaf tot een bedrag van f 28000 en op dit besluit de goedkeuring van Gedep. Staten te vragen. Conform. 8. Idem tot het aangaan eener geldleening om te strekken als bedrijfskapitaal ten behoeve van het magazijn der gemeentewerken. B. en W., gehoord de Commissie van financiën, stellen voor: lo. hen te machtigen eene geldleening aan te gaan om te strekken als bedrijfskapitaal ten behoeve van het magazijn der gemeentewerken, tot een bedrag van f 28000, tegen eene rente van hoogstens 4 pet. en met bepaling, dat de betaling der rente zal geschieden uit de gewone middelen der gemeente, terwijl ten aanzien der aflossing eene regeling zal getroffen worden bij eene door de gemeente voor andere doeleinden aan te gane geldleening; 2o. op dit besluit de goedkeuring van Godep. Staten te vragen. De heer Oz inga wil dit punt aanhouden omdat hij er nog enkele inlichtingen over wilde hebben. De wethouder C o r d e s is daar beslist tegen. De heer O z i n g a kan dan zijn stem niet aan het voorstel geven. De heer de Haan spijt het dat B. en VV. de zaak niet willen uitstellen, 't Is een voorstel van vèr strekkende gevolgen.
De heer v. d. Schooren verwondert er zich zeer over, dat de zaak niet bij de commissie van bijstand is geweest. De wethouder Everts noemt de geheele kwestie een vrij eenvoudige Hij licht toe hoe 't kwam dat er in Dec. j 1 een groot getal materiaal aanwezig was en die hoeveelheid was oorzaak dat nu door B en W, geld gevraagd wordt De kosten verdeelen zich over drie jaar, de rekeningen moeten over 1901 betaald worden. De heer O z i n g a vindt dit antwoord niet voldoende. De wethouder C o r d e s zegt dat hij niet zeggen kan of steeds zooveel kapitaal noodig zal zijn Maar nu is 't in ieder geval noodig, want de administratie over 1901 moet in orde komen, 't Materiaal is gekocht in 1901, maar niet gebruikt en omdat de Baad indertijd besloot het geheele werk in eens uit te voeren, moet nu kapitaal gegeven worden om te zorgen dat de administratie voor 1901 in orde komt De heer v. d. Schooren zal na deze inlichtingen vóór stemmen. De heer O z i n g a had misschien 't woord niet gevraagd wanneer de nu door den wethouder gesproken woorden in de toelichting hadden gestaan. De voordracht wordt conform praeadvies goedgekeurd. De vergadering werd daarna te 6 uur gesloten. (Het meer uitgebreid verslag wordt later aan de daarop geabonneerden in de stad verzonden.)